Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gallerije ofte proef van syne dichtoeffeningen (1685)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gallerije ofte proef van syne dichtoeffeningen
Afbeelding van Gallerije ofte proef van syne dichtoeffeningenToon afbeelding van titelpagina van Gallerije ofte proef van syne dichtoeffeningen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.42 MB)

ebook (3.38 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gallerije ofte proef van syne dichtoeffeningen

(1685)–Ludolph Smids–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 22]
[p. 22]

15. Didoos Dood;
Door G. Lairesse.

Tristius est letho lethi genus. Martial. 11. L. 92. Ep.
 
PEls leerde DIDOGa naar eindnoot+ (soo tuygd Huygens) sierlijk sterven,
 
Toen hy dat Dicht schreef dat het haast bewoogen hert
 
Eens ted'ren leesers, door onlijdelyke smert,
 
In een doet krimpen, en van schrik sijn warmte derven.
 
 
 
Veel sierelykerGa naar eindnoot+
 
Haar boesem sweet, en is ten uittersten benart:
 
Haar oogenGa naar eindnoot+ staan met kracht en arbeyd opgespart;
 
Als ofse noch den draad haar's levens moet sien kerven,
 
 
 
Terwyl een traane vliet, by dropp'len, daar uit lekt;
 
En het gewrichte sich verdraaid, en kromd, en rekt,
 
En d' aders spand; en de verslapte spieren lillen.
 
 
 
De Pen is dan te swak om tegen het Pinceel
 
Te worstelen: een VeersGa naar eindnoot+ strykt voor een Tafereel:
 
Doch het sijn sustersGa naar eindnoot+; sacht! haar passen geen geschillen.

Op de weenende ANNA:
Gesprek met den Schilder.

 
S:
 
T'is niet genoegh, dat ANNA weend en klaagd,
 
En DIDO, met haar boesem, onderschraagd:
 
Maal haar ook hellend'Ga naar eindnoot+ over 't swaard.
 
L:
 
Neen. ANNA word hier van 't Geval gespaard;
[pagina 23]
[p. 23]
 
Dat jaagd, en werpt haar op LaurentisGa naar eindnoot+ boord,
 
Daar sy sich in Numicius versmoord.
 
S:
 
Ah! soo sy doch in't water sterven moet,
 
Waarom terstond niet in een traanevloedGa naar eindnoot+?

Op 't selve.

 
De Peer'lenGa naar eindnoot+ glinst'ren op 't Scharlaken van een Vorst,
 
En Annaas traanen op het bloed aen DIDOOS borst.
eindnoot+
Soo wierdse genoemd, na haar Dood; om datse soo mannelijk sich hadde omgebracht: want Dido beteekend Virago. Servius ad 4. aeneid. Haar rechte Naam is Elise. Siet deselve by Justinus, 18 L Hist. en Virgilius, Silius, Statius, en Ausonius.
eindnoot+
Didoos Dood leverd ten minsten drie Tafereelen uit. 1. Waarin sy gereed is om sich te doorsteeken, leggende op haar knyen, en spreekende, met den degen inde vuyst, deese laatste woorden.
 
Dulces exuviae, dum Fata, Deus que, sinebaut,
 
Accipite hanc animam. &c.
2. Waar in sy sich doorsteekt. 3. Waar in sy doorstooken ligt: en in deese laatste merk ik ses omstandigheden aan.
1.
Een seer hoogen houtmijt: En dien heeft A. Bosse voor de 4 aeneid. in een Print vertoond, siende misschien op Silius, 8. L. Bel. Punic.
 
Pyram, cujus de sede dabatur
 
Cernere cuncta freta, et totam Carthaginis urbem.
Ia, die self op zee, van aeneas, kon gesien worden. Silius segt het 12. L.
 
Ardentemque rogum mediâ spectabat ab undâ
 
Dardannus.
2.
Seer kostelijk gewaad, met Phyrgiaansch borduursel: ongetwyfeld een geschenk van aeneas. Silius:
 
Hic Phrygiam vestem, et baccatum indut a monile,
 
Postquam. &c.
3.
Hangend' hair: weder volgens Silius:
 
Resolut a que crinem
 
Evasit – incelsam – pyram.
En, wat verder:
 
In portus amens rorantia lumina flexit,
 
Atque haec, sparsa comam, divis in morte profudit.
4,
T' Liggen in Annaas schoot. na Virgil:
 
Semianimemque sinu germanam amplexa sovebat
 
Cum gemitu.
5.
T' Leunen op den elleboog. na Virg:
 
Ter sese attollens, cubitoque innixa levavit;
Ter revolut a toro est.
6.
Het sweerd van aeneas: waar voor eenige Schilders een stilet of een pookjen nemen: noch na den selven.
 
altos
 
Conscendit furibunda rogos, ensemque recludit
 
Dardanium, non hos quaesitum munus in usus.
En, een weynigh verder, wederom:
 
illam media inter talia ferro
 
Collapsam aspiciunt comites, ensemque cruore
 
Spumantem.
Hem volgd Silius (behalven in't 8. B) in't 1. B. beschreyvende het marmeren beeld van Dido:
 
Ante pedes ensis Phrygius jacet.
eindnoot+
Dit is ook na den selven Virgil:
 
Illa graves oculos conata attollere, rursus
 
Deficit.
eindnoot+
Lees de Sielroerende veersen van Virgilius, Silius, Alex. Hardy, Nicod. Frischlinus, Vondel, Pels, vander Does, &c.
eindnoot+
Van dit maagschap getuygd de jonge Philostratus in Proëm. Iconum; en Pacatus in Panegyr. en Cornelis de Bye in het Gulden Cabinet des Schilderkonstes.

eindnoot+
Want soo spreekt Anna self by Silius:
 
Ter diro fuer am conata incumbere ferro, Ter cecidi. &c.
eindnoot+
Anna, na Didoos dood, uit Carthago, door Hiarbas, haar Susters Minnaar, en uit Cyrenen, door Pygmalion, haar Broeder, gejaagd, quam endelyk voor Laurentum schipbreuk te lyden. Gestrand sijnde, wistse niet waar se was, als wanneer haar aeneas, met Ascanius, en Achates, onvoorsiens ontmoet. De ontroer'nis in beyder aansichten is licht af te meeten na de reeden, die yder daar toe had. aeneas brengd haar, een weynig bedaard sijnde, in het Hof: maar Lavinia, sijn Gemalin, legt aanstonds Anna lagen. Dies sy, gewaarschuuwt van haar Susters schim, by nacht ten venster uit springt: doch aan de rievier Numicius komende, en nergens heul of troost vindende, werpt sy sich in de selve. Siet Ovidius 3. Fast. en Silius. 8.L. seer beweeglyk dit alles verhalende.
eindnoot+
Soo doet de Hr. Const. Huygens sijn Thyrsis, ofte den Hr. van Wassenaar (in het Tetradakryon) tot Maria de Mathenes, Vr. van Haaserwouw (sijn Bruid, verdronken 1618. soo als hy self haar, met een sleetjen, over het ys wilde schuyven.) onder andere, spreeken:
 
Unda tuos necat; unda meos submerget ocellos,
 
Et poterunt Lacrymae quod potuistis, Aquae!

eindnoot+
Siet een gesangh van diergelyke Perelen by P.C. Hoofd, beginnende: Sal nimmermeer gebeuren my &c.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken