Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen (1711)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen
Afbeelding van Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysenToon afbeelding van titelpagina van Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.65 MB)

Scans (20.10 MB)

ebook (3.83 MB)

XML (1.36 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen

(1711)–Ludolph Smids–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Boomen]

BOOMEN; dat van ouds Europa, en wel bysonderlyk voor het stedenbouwen en het dorpstichten, seer boomryk en vol swaare bossen is geweest, kan men sonder moeite bewysen, alleenlyk met het Hercynia Sylva, of het Swarte wald; volgens Cesar (Gall. oorl. 6 B. 25 H.) beginnende op de grenspalen van Switserland, en loopende Oostlyk, langs de Donau, naar de Daciërs, en Noordlyk door Duitsland tot aan de volkeren ontrent de Belt. Cesar, by Van Royen, Oudh. 146 bl.

Maar laaten we liever, onse reise in krimpende, in Holland blyven; alwaar we vinden dat Noord-Holland in de alleroudste tyden was enkel bosch en meir. Soo, dat ook de veelvoudige bossen en wouden de naamen aan de dorpen hebben gegeven; naamen seg ik, eindigende in wouw of woude, als; Hoogh-woude, Oost- West- Suyer- en Noord-wouden, Oude en Nieuwebux-woude, &c. Saanl. Arkad. 383 bl.

Het selve seg ik van Suid-Holland, het Sticht van Uitrecht, Rhynland, Tessel en de geheele Noordwyker strand. Boxhorn. Stedeb. 32 bl. spreekende van Holtland; by sommige de rechte benaaminge van Holland.

En stap ik tot in Friesland over en Groningen; aldaar weder het selve. Daar dragen ook de Dorpen noch een litteeken van de nu allang verdweene wolden en bosschagien; Krops-wolde, Schil-wolde, Pater-wolde, Eelder-wolde, Garmer-wolde, &c. gelyk ik verder toonde in de Aanteekeningen op Groningens Waternood, van den 22 Nov. A. 1686; te vinden of in myn Poesye, 7 bl. of in de Neerlandsse Watervloeden van Sim. Abbes Gabbema, met de Aanteekeningen van myn hooghgeachte neef, Tobias Gutberleth, verrykt.

[pagina 37]
[p. 37]

Nu bespeur ik verder van deese bossen en wouden een dubbel gebruik; ik segge, een geestlyk en een wereldlyk betrêen der selver.

Wegens het geestelyke, onderrecht ons Tacitus (Germ. 9 H.) spreekende van onse voorvaderen: lucos ac nemora consecrant. Sy wyden wouden en boschagien. Het geen onse Hoofd in syn grootsse Bato heeft overgebracht; alwaar hy, in het 2de Bedr. de Druïde Segemond deese woorden doet uitboesemen:

 
Ook syn wy ongewoon, 't geen dat sich niet begrypen
 
Van al de wereld laat, in tempels te benypen:
 
Maar wyen wel, tot eer der heilighêen, in 't woudt,
 
Een levendige kerk van ongekorven hout,
 
't Welk, met syn telgen breed en hemelhooge toppen,
 
Het dartelmakend licht bestaat de wegh te stoppen,
 
En stelt van binnen toe een' akelygen dagh
 
Die 's menssen hert bestelpt, met ootmoed en ontsagh.

Maar dit is een hooftstuk het geene seer uytstekend is behandeld van Kirchmayer, over gemelde plaats van Tacitus. Kluverius, Germ. Antiq. 34 B. Scedius, Germ. Deor. 2 Part. 23 cap. G. Brand, over Batoos vertooningen, 313 bl. en eindelyk Flud. à Ghilde, over Kluverius, 2 D. 58 bl.

Sodaanigen woud was het lucus Baduhennae, by Tacitus (4 Jaarb. 71 H.) mogelyk (want het syn maar gissingen, en deese veeltyds missingen) van eene Paduenna, een Lar vialis, of wegengod; stellende Rykius dit woud heden in de Sevenwouden, maar Alting het selve by Holtpade, ontrent Padeslo; beide in Friesland: ondertussen setten Andere het by Wannepervenne, in het landschap Drenthe; en weder Andere, te Bedum of Beêm, in Groningerland.

Soodaanige was het nemus Sacrum, weder by Tacitus, 4 Jaarb. 14 H. in het welke Civilis syn gastmaal had aangesteld. Beneden sal hier afgesprooken worden.

Dit Sacrum Nemus is nu by 's Gravenhage, by de hedendaagsse Verklaarders der Roomsse schriften, nu by ter Tolen, nu by Nimmegen, nu by Kuilenborg, nu by Alkmaar'en nu weder elders. Siet Bokkenberg. in Klaud. Civilis. 13 pag. Smetius, Oppid. Batav. 3 H. Kluverius, Rynstr. 16 H. 51 bl. Pars, in de Voorrede van Catw. 17 bl. Handvest Chron. 2 D. 51 bl. V. Leeuwen, Batav. 155 bl. Matheus, Analector. VI Tom. 105 bl. &c.

[pagina 38]
[p. 38]

Andere, als Merula, willen dat sacrum hier niet heilig beteekend, maar liever onheiligh en vervloekt; als of dit woud, wegens syn onveilige toeganglykheid, wierd verfoeid. Gemelde Kluverius, 52 bl. van het 2 D. en daarom het Woud sonder Genade. Gouwenaars Toetssteen. 204 bl.

Wat my aangaat, ik verwerp het Schakenbosch van deese Schryveren en geloof dat Civilis, onverschilligh en sonder keur, tot syn avondmaal, het allernaaste en veiligste woud heeft uitgekosen.

Dit soo verre; maar in het algemeen deese bossen beschouwende, merk ik dat de oude, ook de Romeinen en Grieken, bysonderlyk den eikeboom onder alle andere hebben geëerd en uitgekipt. Cicero, 2 lib. van de Wetten, 1 cap. gewagende van de stad Arpinum. Plinius, H.N. 16 lib. 44 cap. Lukaan, Pharsal. 3 lib. Silius, Pun. Bell. 3 lib. &c. ja dit liep soo verre, dat de Celten, onder de benaaminge van Jupiter, een eik hebben aangebeden. Maxim. Tyrius, 38 Dissert. by Scedius, 2 part. 24 cap.

Hier had ik nu wel een open veld om te spreeken van de plechtigheden in deese wouden, van der Duitsen (in het breede genoomen) seldsaame Godheden, en van hunne Bardes en Druyden; maar dit sou te langen sop worden en u, myn goede Leeser, verdrietelyk. Sie dan liever beneden, in P. en R.

Ga dan over tot het wereldlyke gebruik der selver. Dit waaren landsdagen en hagespraken der grooten, onder den blooten hemel, of over een keur van opperhoofden, of over de belangens van staat en oorlogh.

Hier toe gebruikte gemelde Civilis het naaste en veiligste nemus, de grooten nevens het gemeen over tafel, in syn nachtbanket, aanmoedigende om der Romeinen overlast en moetwil, ontrent het pressen van het Batavis manschap, in te toomen. Handvest Chronyk, 2 D. 1 H. 51 bl. Somerens Batav. 12 H. 306 bl. en Janius, Batav. 12 cap. 249 pag. behalven Bokkenberg, &c.

Hier toe wierden gebruikt het hout by Blasdal en Staleke, in het sticht van Bremen. Schildius, de Chaucis, 12 cap. 90 en 91 pag.

Hier toe, het Groller-hout in Drenthe, Pikard, Drents. Chronyk, 154 bl.

Hier toe, 't Engelander-hout, by Arhnem. J. de Laat, XVII Provinc. vertaald. 79 bl.

[pagina 39]
[p. 39]

Hier toe, de eike en lindeboom, ontrent 's Grevenhof, selv' binnen de stad Zutfen. Slichtenhorst, Geld. Geschied. 1 B. 67 bl. spreekende van het uitwysen der leensaaken.

Eindlyk hier toe de Op- of Upstallesboom, of de 3 eiken, in een open veld, staande by Aurik in Oost-Friesland. Pikard, in de aangetogene Chron. 164 bl. Alting, Frisiae, 191 pag. Matheus, over J. van Leidens Egmonder Chron. 218 bl. over Emo, Analector. III Tom. op A. 1232. 85 pag. en Beneden, in O.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken