Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen (1711)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen
Afbeelding van Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysenToon afbeelding van titelpagina van Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.65 MB)

Scans (20.10 MB)

ebook (3.83 MB)

XML (1.36 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen

(1711)–Ludolph Smids–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Friesland]

FRIESLAND; het land der Frisii, Firèsen of Friesen; welke mede naar onse landstreeken uit Europaas Noorderdeel syn opgetogen. Syn niet alleenlyk Saxen van afkomst (immers siet mense dikmaals door malkander gemengeld) maar ook Sweden; uit Wester-Gotland met sich brengende de naamen van Geten, Anslo, Norch, Fries, Dalen, Ruinen, &c. en deese de plaatsen van het lanschap Drenthe mededeelende Pikardt, Drents. Oud. 4 H. 16 bl.

Deese, hedendaags met de naam van Oost-en West of Groot en Kleene Friesen bekent, hebben in den eersten oord, de steden; Stavoren, Sneek, Franiker, Harlingen en Leeuwarden, en weder in den tweeden; Hoorn, Enkhuysen, Scha-

[pagina 94]
[p. 94]

gen en Medemblik. Dus word Embderland, onder de klee ne Cauchi behoorende, uitgeslooten, by den gemeenen man oneigentlyk Oost-Friesland genoemt. Junius, Batav. 3 cap. 51, 60 en 61 pag. Saanl. Arkad. 193 bl.

Onder deese Frisii mengen onse luyden ook de Frisiabones. Doch ik sou liever denken, dat by Plinius (4 lib. H.N. 17 cap.) iets anders moet worden geleesen, als met de goede Junius (3 cap. 48 pag.) te geloven, dat deese menssen Friese aapen, hunne gewoontens in alles naa aapende, syn geweest Joh. Isak. Pontanus, by Boxhorn. Stedeb. 17 bl. wiens redengevinge van deese benaaminge ik ook niet durf aanneemen. Maar, wat dunkt u van Friesse-Aawoners of anders Eewoners? Sie Alting. Notit. 1 D. 71 pag.

De Friesen hadden dan hunne bepaaling, tussen den Rhyn en den Eems. En hierom magh men ook met recht gelooven, dat Drenthe het middelpunt van het oude Friesland is geweest, en dat alle 't geene de aaloude schryven, niet by de hedendaagse Friesen, maar by de Drenthers is voorgevallen. Ten minsten, soodanigh is het gevoelen van Pikart, Drenth. 128 bl.

Dus hebben de Schryvers van de middeleeuw, soo mense noemt, by naar deselve verdeelinge; betrekkende onder deese naam, Holland, het Sticht van Uitrecht, en ten deele Gelderland. Hoe klinkt u dit, myn Leeser, in uw ooren. Heemskerk segt het, in de Aanteekingen over de Batav. Arkad. 186 bl.

Dus is, A. 76, Rhynsburg; A. 1009, Tiel; A. 1010, Uitrecht; en A. 1048, Flardingen, in Friesland geplaatst. Van Leeuwen, Batav. 43 bl.

Soo behoorde toen het eiland van Dordrecht en Maasland en Tessel, onder de benaaminge van Friesland; alle synde graafschappen. Mattheus, Analector. V Tom. 491 pag. Siet ook Eindius, in Zeel. Chron. Korn. van den Woude, Alkm. beschryv. behalven Lambert van Asschaffenburg, op A. 1071. laat het niet verveelen syn eigene woorden aan te hooren: Tandem advertens sic infeliciter sibi cedere, quamcunque viam tentasset, amplicandae glorie suae, deinceps in perpetuum ab oppugnatione exterarum gentium animum avocavit, atque in Frisiam, quae confinis est Flandrie, cui Thidericus quondam comes & post hunc Florentius, frater ejus imperaverat, irruptionem fecit. Dat is. De Griekse keiser eindlyk merkende dat, aan welk een kant hy het wende, alles ongelukkigh uit viel, tot verbreidinge synes roems, soo heeft hy voortaan voor altyd het

[pagina 95]
[p. 95]

bevechten van vreemde volkeren uit syn sin geset, en hy heeft een inval gedaan in Friesland, welk aan Flaandere is grenssende, waar over gr. Diderik de IV en Floris de I, syn broeder, onlangs hadden geheerscht.

Soo word ook, in Oude papieren, Ostende een Friesse stad geheeten, en self worden de Friesen tegens Antwerpen geplaatst. Alting. Notit. 2 part. 62 pag.

Van der Friessen kleedinge, soo der mannen als der vrouwen te schryven, sou te langwyligh vallen. Sie Scotanus, Fries. Geschied. op A. 1203. 105 bl.

Van de taal sal ik ook weder swygen. Dit is myn werk niet. Maar echter kan ik niet laaten verby gaan eenige Friesse woorden, welke in de Saxisse oorlogs-tyden, ontrent A. 1500, waaren de toets der vreemdelingen in het uitspreeken.

Ik seg, de gevangen wierd een kleene sinspreuk voorgesteld; die se sonder haperen kon uitten, wierd voor inboorling gehouden; maar die stamelde, was een uitlander en die moest te water; al waar hy met springspietsen wierd onder gehouden, tot dat het leven was verhuyst. En dit heette wapeldje pinga. Gabbema, Verhaal van Leewaard. 20 bl. Scotanus, Friesse Geschied. 475 bl.

Eindlyk kom ik tot de Naamreeden. Friesen spruit uit het woordeken, frisch; vers en nieuw. Frissche landen, dat is, door het overvloeyen der zee, met versse slibbe en kley vernieude landen. Gemelde Gabbema, in de Voorrede van het genoemde Verhaal. Maar het lust de Hr. Alting te seggen (Notit. 1 part. 73 pag.) frye of vrye Friesen; aan welk gevoelen ik niet schroom myn segel te hangen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken