Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen (1711)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen
Afbeelding van Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysenToon afbeelding van titelpagina van Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.65 MB)

Scans (20.10 MB)

ebook (3.83 MB)

XML (1.36 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schatkamer der Nederlandsse oudheden. Of woordenboek, behelsende Nederlands steden en dorpen, kasteelen, sloten en heeren huysen, oude volkeren, rievieren, vermaarde luyden in staat en oorlogh, oudheden, gewoontens en lands wysen

(1711)–Ludolph Smids–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Spreekwoorden]

SPREEKWOORDEN; van deese sou men een besonder werkje konnen opmaaken, tot vergrootinge van de geheele Adagia, of Proverbiorum Collectio van onsen Rotterdammer, Desiderius Erasmus; in Folio, 1670, in Duitsland uitgegeven. Doch hier alleen eenige weinige staaltjes, tot uw vermaak:

I. 'T is een manneken om op een prauw te setten. Dat is; een mooye jongen, Een Haarlemmer spreekwys. Boven, uit Screvelius, 53 bl.

II. Hy heeft al wel geturft. Dat is; hy kan leven; hy heeft het verre gebracht, op syn muiltjes op en neergaande en van syn opkomsten levende. Schookius, de Turfis, 20 cap. 169 bl.

III. 'T komt op een turf niet aan, als men in het veen is. Dat is; daar overvloed is, kan men lichtelyk iets mede deelen. Deselve, 170 pag.

IV. Hy weet een turf in drieën te kloven. Dat is; het is een

[pagina 319]
[p. 319]

vrek, een Warner met de Pot, of een Gierige Gerrit. Deselve, 170 pag.

V. Dat was in Marten van Rossum tyden. Dat is; in een tyd van de hedendaagsse wereld seer verschillende. Van Marten van Rossum boven, 223 en 298 bl.

VI. Hy suipt als een Tempelier. Screvelius, Haarl. 17 bl. spreekende van den Hout. Dit spreekwoord heeft syn oorsprong van de Tempeliers, seekere geestlyke, bewaarders van de kerk van het H. Graf te Jerusalem, A. 1308, met goedvinden van Klemens de V, paus van Rome, en Philip de Schoone, koning van Vrankryk, door geheel Europa, gedood en uitgeroeid; meer uit baatsucht ontrent haar swaare middelen, als om eenige groote misdaad. Heda, in bisk. Guido, 231 pag. AEmilius, de Gestis Francor. 361 pag. Guicciardin. XVII. Provinc. in Traject. ad Mosam, 267 pag. Polydor. Virgil. Rerum Invent. 7 lib. 5 cap. W. Goeree, Geestl. en Wereldl. Histor. 577 bl. behalven de opgetelde, by Buchelius 237 pag. &c. echter meest alle deese van suipen en ontuchtigheden beschuldigende.

VII. Ik wil 'er om kampen; Een spreekwyse, de duellisten of tweevechters ontleend, welke, of om een prys te winnen, of om een beklaagde te verdedigen, malkanderen, in campo, dat is, in het veld, beriepen. Boven, 67 bl. Siet Stoke, in Jan den I, 161 bl. by Alkemade, Kamprecht, 93 bl.

VIII. Al konje kallen als Bruchman. Deese was, ontrent A. 1464, een Franciskaner monik te Groningen; van soo een welspreekenheid, dat hy syn geselschap of order, binnen Amsteldam, daar mede voerde Slichtenhorst, Gelders. G. 9 B. 254 bl. Kommelyn, in de Aanteekening. over Amsteldam, &c.

IX. Mechelen my, Heusden dy. Soo spreekt een inhaalige gierigaart, het beste voor sich selven uitkiesende. Boven, 139 bl.

X. Muiden sal wel Muiden blyven. Uit Antonides, boven, 236 bl.

XI. Naa hooge vloeden komen laage ebben. Dat is; naar groote voorspoed komt wel tegenspoed. Hooghmoed komt voor den val. W. à Winschootens Zeeman, 55 bl.

XII. Eerst in de boot, keur van riemen. Dat is; die eerst komt die eerst maald; die heeft de voortogt. Deselwe, 33 bl.

[pagina 320]
[p. 320]

XIII. Het anker achter de kat setten. Dat is; syn schaapjes op het droogh hebben. Een kat is hier een paal op de kaai, om de touwen van de schepen daar aan te beleggen. Roemer Visser heeft het dan niet wel gevat, in syn 2de Schok, een anker, nevens een kat, aan den haard leggende. Weder deselve. 8 bl.

XIV. Hy ligt in Jassa. Dat is; hy ligt in onmagt. Jassa of Joppe is een zeesteedjen in het Heilighe Land; alwaar de reifigers, by gebrek van vaartuigen en vracht, tot haar leedweesen, seer lang somwylen worden opgehouden. Ondertussen de vrienden, synde gevraagd waar is die of die, antwoorden, niet sonder ongeduld: waar sou hy weesen, hy leit in Jaffa. Noch deselve, 91 bl.

XV. Hy siet of hy Wieringen in sou; tegens iemand, seer te onvreden synde dat hy niet tot syn oogmerk kan geraaken. Want die uit Tessel naar Amsteldam willen, komt het ongelegen op de reê van Wieringen te moeten koomen. Noch eens deselve, 360 bl.

XVI. Hy sal je de loef afsteeken. Dat is; hy sal u overtreffen; want die de loef heeft, is boven de wind en kan ten allen tyden syn vyand op het lyf komen; daar die geene die in ly is, door rook en damp niet kan sien, wat hem te doen staat. Weder Winschoten, 142 bl.

XVII. Dat is een klouwer van een os. Dat is; meer als gemeen. Klouwen is by den scheepstimmerluiden, slaan, breeuwen, kalfaaten. Klouwer is een breeuwer, ja ook de klavaat of de kalfaathamer. Soo seggense, al pocchende, tegens haar medebreeuwers: Dat is een wakkere klouwer. Winschoten, 108 bl.

XVIII. Onder de Huik getrouwd. Huik of falie is by de Neerlanders, soo hier als in Braband, geweest een vrouwe mantel, van het hoofd tot de voeten haar overdekkende. Een gewaad, dat ik, in myn jonge jaaren, te Groningen, langs de straat noch heb sien gebruiken.

Siet hier nu een oude gewoonte. Een mooje meit, met haar tegenwoordigen bruigom in onecht hebbende geleest, was genoodsaakt die kindertjes, by hem ter wereld gebracht, te voorschyn te brengen (in facie ecclesiae) op den trouwdagh. Dit was een harde saak voor een bedroogen maagd. Wat raad? onder het trouwen wierd het kind of de kinderen, met den huik gedekt, en soo voor echt erkent. Winschoten, 90 bl.

XIX. Hy vreet als een dykker; teweeten een delver, aan

[pagina 321]
[p. 321]

de dykken arbeidende, alsoo die luiden een swaar werk doende ook hartigh in het eeten syn. Winschoten, 43 bl.

XX. Hy siet 'er uit of hy uit een gieter had gedronken. Dat is, hy siet 'er uit als de bittere dood: om dat men nooit op zee uit een gieter sal drinken, soo lang 'er, binnen scheepsboort, soet water of andere dranken syn. Winschoten, 68 bl.

XXI. Sy sullen dat geld moeten opdokken. Dat is, voor den dagh brengen, wedergeven. Dok, is een kom of beslooten plaats, daar schepen gemaakt worden. Dokken, is de schepen in een kom op het droogh setten. Winschooten, 45 bl.

XXII. Hy quam ons dwars voor de boeg. Dat is eigentlyk; hy quam vaaren voor ons schip over; hy ontmoete ons. Boeg (van buigen) is de borst van het schip. Winschooten, 28 bl.

XXIII. Hy stond bekaaid. Bekaajen is schande behaalen. De vis is bekaaid; Dat is, de vis heeft soo lang op de kaai, of de wal gelegen, dat se begint te sterven. Bekaaide vis is een slecht onthaal. Winschoten, 18 bl.

XXIV. Hy heeft de kost by S. Joris. Dat is; hy heeft de onbesorgde kost; syn kost is gekocht. Dit is louter Amsteldams; synde de Doelen van S. Joris (patroon van hand- en voet boog) hier tot een Proveniers-huys gemaakt. Winschooten, 243 bl.

XXV. Ik heb hoek. Dat is; ik heb al een vis aan den hoek bytende. Hoek is een weerhaak, daar men mede hengeld. Winschooten, 84 bl. Hoeks te syn, wat dat is te seggen, schrevenwe boven, 139 bl.

En dit soo verre, tot een proef je; want moogelyk sal hier een Tweede Druk een meerder getal van Spreekwysen bybrengen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken