Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het Nederlandse renaissance-toneel (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het Nederlandse renaissance-toneel
Afbeelding van Het Nederlandse renaissance-toneelToon afbeelding van titelpagina van Het Nederlandse renaissance-toneel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.56 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het Nederlandse renaissance-toneel

(1991)–Mieke B. Smits-Veldt–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

II Voorbeelden en voorgangers

1. De Helicon in Leiden

In 1616 zag de Leidse geleerde Petrus Scriverius maar één Nederlandse rederijkerskamer die de klassieke dramakunst in de moedertaal had doen herleven. Over het algemeen bestond het toneel van de Hollandse kamers alleen uit misbaksels, maar ‘D'Eglentier, in liefde bloeiende’, was de uitzondering. Lof en prijs vielen het ‘kunstig Amsterdam’ ten deel in Scriverius' voorrede tot de editie van Daniël Heinsius' Nederlandse gedichten:

 
Op uw tonelen heeft de kunst, die was verloren,
 
Haar adem weer geschept. Bij u is zij herboren.
 
Het Hoofd dat steekt gij op. Ik zie uit uw moeras
 
Iets rijzen in de lucht: ik zie een nieuw Parnas.
 
(In: D. Heinsius. Nederduytsche Poemata. Ed. B. Becker-Cantarino. Bern enz. 1983, 14-15).

Het hoofd (‘Hooft’ in Scriverius' spelling) dat zich verhief op deze nieuwe aan de klassieke Muzen gewijde plaats, was natuurlijk dat van de dichter-toneelschrijver Pieter Cornelisz. Hooft. Vooral hij werd waardig geacht om in de voetsporen van de zo uitermate geleerde Heinsius te treden, maar, voegde Scriverius eraan toe: de Amsterdammers moesten dan nog wel wat leren van de grote meester. Die zetelde immers op de Leidse Helicon, de vaste woonplaats van Apollo en de Muzen!

 

In het laatste kwart van de zestiende eeuw was de jonge universiteitsstad Leiden door de geleerde dichter-historicus Janus Dousa en stadssecretaris Jan van Hout tot het centrum van de beoefening der bonae litterae (schone letteren) gemaakt. Daarbij wilde men zich ook bewust toeleggen op renaissancepoëzie in de moedertaal. De jeugdige Daniël Heinsius, die

[pagina 31]
[p. 31]

na 1600 grote faam verwierf door zijn edities en commentaren van klassieke literaire teksten, schreef behalve hogelijk bewonderde Neolatijnse lyriek ook fraaie Nederlandse renaissancepoëzie. Dat was wel een overtuigend bewijs van de waardigheid en poëtische uitdrukkingsmogelijkheden van de zoete Nederlandse taal! De bundel uit 1616 zou dan ook een belangrijke prestige-steun in de rug zijn van de jonge in het Nederlands dichtende generatie, die zich inmiddels in Amsterdam had geconcentreerd.

Maar al eerder, in 1602, had Heinsius de drama-auteurs die het Latijn machtig waren een eveneens zeer bewonderd voorbeeld gegeven van een klassieke tragedie van eigen, Nederlandse bodem. Dit was zijn Auriacus, een Neolatijns treurspel in de geest van de tragedies van Seneca, over de dood van Willem van Oranje. Dit stuk was zijn eerste bijdrage aan een programma dat hij samen met het net volwassen wonderkind Hugo de Groot (Grotius) had opgesteld als bijdrage aan het nationaal zelfbewustzijn van de jonge Nederlandse Republiek. Zelfbewustzijn dus dank zij de beoefening van de klassieke literaire kunst, zij het nog niet noodzakelijkerwijs in het Nederlands.

Franse en Engelse humanisten hadden al eerder Seneca als model genomen voor eigen tragedies, soms in het Latijn, soms in hun moedertaal. Een beroemd voorbeeld dat verschillende auteurs en later ook Vondel zou inspireren, was de Neolatijnse tragedie Jephthes sive votum (Jephtha of offerbelofte) van de Schots-Franse geleerde Buchanan (uitgegeven in 1554). Grotius gebruikte voor zijn - eveneens op Senecaanse leest geschoeide - Adamus exul (1601) en Christus patiens (1608) bijbelse stof. Heinsius pleitte in eerste instantie voor vaderlandse onderwerpen, maar zou daarna met zijn Herodes infanticida (daterend uit ca. 1608; gedr. 1632) toch ook een bijbelse tragedie schrijven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • Hugo de Groot

  • Samuel Coster

  • P.C. Hooft

  • DaniĆ«l Heinsius