Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Afscheiding van 1834. Deel 1. Gorinchem en 'Beneden-Gelderland' (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 1. Gorinchem en 'Beneden-Gelderland'
Afbeelding van De Afscheiding van 1834. Deel 1. Gorinchem en 'Beneden-Gelderland'Toon afbeelding van titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 1. Gorinchem en 'Beneden-Gelderland'

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.10 MB)

Scans (842.76 MB)

ebook (10.01 MB)

XML (1.15 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Afscheiding van 1834. Deel 1. Gorinchem en 'Beneden-Gelderland'

(1971)–C. Smits–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 108]
[p. 108]

Hoofdstuk 7
Vonnissen 1837 tot 1 oktober 1838 Kerkdienst ten huize van Jacob den Dekker in de Zusterstraat, Gorinchem

‘De Regtbank van Eersten Aanleg, zitting houdende als Regtbank van Correctionele Politie’ is gedurende 1837 en een deel van 1838 bijna steeds als volgt samengesteld: mr. Rijk Petrus de Ruuk, president; mrs. Van der Colff, Der Moeijen Leemans en De Bordes, rechters; mr. P.L. Begram, officier, mr. J. Dijckmeester, substituut en A.J. ten Hagen Jz., griffier.

Het jaar 1837 gaat voorbij zonder vonnissen, gericht tegen de Afgescheidenen. In Gorinchem - zo schreef Scholte, naar wij zagen - bepaalt men zich voor de gewone bijeenkomsten tot hoogstens 20 personen. Ook op andere plaatsen zal men voorzichtig zijn geworden. Wij horen na 1836 niet meer van ‘hagepreken’, waar honderden aanwezig zijn.

Uit het jaar 1837 willen wij nog een tweetal vonnissen vermelden, die bijzonder onze aandacht trokken. Eén betreffende een nogal luidruchtige nieuwjaarsviering, één betreffende diefstal.

 

Op 14 januari 1837 wordt een vonnis uitgesproken tegen Pieter Cornelis C., 18 jaar en Martinus Adriaan B., 24 jaar, beiden geboren en wonende te Gorinchem. Goede kennissen van elkaar; beiden waren namelijk notarisklerk.

Zij zijn beklaagden ‘wegens het verbreken van sluitingen’.

Beklaagden hebben gezamenlijk ‘in de nacht van den 31n December 1836 op de 1n Januarij Jl. bij de Heeren Schultze, van Tilborgh, van der Colff, Blom, Begram, Mevrouw de weduwe de Jongh en bij nog andere ingezetenen dezer stad baldadiglijk een aantal glasruiten ingeslagen en verbrijzeld’.

Het is me nogal wat; bij onder anderen twee leden van de rechterlijke macht ruiten ingeslagen. De beklaagden laten zich wijselijk verdedigen door de procureur Gerard Blom.

Beklaagden hebben gehandeld ‘vergezeld van verzachtende omstandigheden’. Welke deze zijn, worden we uit het vonnis niet gewaar.

Het vonnis luidt: voor elk der beklaagden 8 dagen gevangenisstraf, ƒ 25,- boete + de kosten.

5 juli 1837

Maagje van O, 12 jaar (!) en Jannigje van O., 13 jaar (!) beiden ge-

[pagina 109]
[p. 109]

boren en wonende te Ameide, beklaagden, de eerste ‘wegens diefstal en de laatstgenoemde wegens medeplichtigheid aan hetzelfde wanbedrijf’. Maagje heeft ‘op den 16 Junij Jl. op de jaarmarkt te Meerkerk vanaf eene uitstal van Willemijntje Notekamp, inlandsch kraamster, wonende te Utrecht, arglistig weggenomen een houten doosje, waarin ongeveer zeventig centen, haar niet toebehoorende en de medebeklaagde Jannigje van O., (heeft) des bewust, hetzelve doosje en gereedgeld onder haren voorschoot verborgen en van het gestolenen vijf en twintig centen genoten’. De beklaagden, hoewel beide beneden de 16 jaar, hebben met oordeel des onderscheids gehandeld. Jannigje is reeds op 23 april 1836 wegens diefstal tot een gevangenisstraf van een jaar veroordeeld. Zij was dus op het ogenblik van haar daad te Meerkerk, eerst sedert korte tijd weer op vrije voeten.

Vonnis: Maagje van O. EEN JAAR GEVANGENISSTRAF.

Jannigje van O. moet nu maar eens goed worden aangepakt. Vonnis: TWEE JAAR GEVANGENISSTRAF.

Heeft ze deze 2 jaar overleefd?

 

Ziezo; het wordt nu weer veilig in Gorinchem en in de Alblasserwaard. De klerken, die bij minstens acht burgers van Gorinchem de ruiten insloegen acht dagen achter slot en grendel; Maagje en Jannigje voor 1 en 2 jaar naar het gevang.

 

Gedurende het jaar 1838 zijn er door de rechtbank te Gorinchem 4 vonnissen geveld inzake ‘ongeoorloofde samenkomsten’.

Bij het laatste van de vier, betrekking hebbende op de Afgescheidene gemeente te Gorinchem, zullen wij wat langer stilstaan.

Aangezien de kerkeraadsnotulen eerst beginnen met 4 juni 1839, zijn we dankbaar voor alle kennis aangaande bedoelde gemeente. En inderdaad komen wij uit het proces van 1838 heel wat te weten.

Vonnis van 16 mei 1838

Krijn de Haas, 58, g. en w. (= geboren en wonende te) Neder-Hardinxveld, van beroep griendbaas;

Dirk Verhey, 50, g. Werkendam, w. Neder-Hardinxveld

‘beklaagden van overtreding der wetten op het houden van ongeoorloofde bijeenkomsten’.

Er is op 15.4.1838 een bijeenkomst gehouden ten huize van Krijn de Haas, van veel meer dan 20 personen.

De Haas krijgt een boete van ƒ 50,-, Verhey een boete van ƒ 30,-, alsmede de kosten.

13 juni 1838

Gerrit Hendrik Overkamp, 38, g. 's-Gravenhage, wonende te Leerdam, verwer en glazenmaker, wordt aangeklaagd wegens het houden van een onge-

[pagina 110]
[p. 110]

oorloofde bijeenkomst, op zondag 13 mei j.l. te zijnen huize (te Leerdam). Er waren meer dan 20 personen; beklaagde was ‘hoofdleider’.

Boete ƒ 80,- + de kosten.

12.9.38. Ook dit is nog een merkwaardig vonnis.

Zes jongens, in leeftijden van 12 tot 15 jaar, van wie er vier reeds een beroep hebben - ‘bakkersknegt’ etc. - hebben op 12 augustus laatstleden vanuit de boomgaard van..., gelegen onder Nieuwpoort, ‘eenige afgevallen peeren weggehaald en zich toegeëigend’. Zij staan nu terecht, schuldig aan ‘oogstdieverij’.

De eis van de officier van justitie is: 14 dagen.

Het vonnis luidt: één dag gevangenisstraf en veroordeling in de kosten.

29.9.1838.

Hendrik Peter Scholte, 30, g. Amsterdam, w. Utrecht, van beroep ‘reeder’;... N.B. Deze bijzonderheid: van beroep ‘reeder’ verdient even onze aandacht. Wellicht wilde de rechtbank ook deze maal niet (zie vonnis 13 juli 1836) door de griffier laten schrijven ‘predikant’. Het is niet onmogelijk, dat Scholte de vermelding ‘zonder beroep’ al te gortig vond en dat hij zelf ‘reeder’ heeft voorgesteld. In die tijd was hij ook werkelijk ‘reeder’, aangezien hij samen met o.a. Maurits van Hall ten behoeve van Scheveningse vissers een pink exploiteerde.

Bart Pellikaan, 37, g. en w. Nieuwland, bouwman;

Klaas Middelkoop, 58, g. Heicoop, w. te Hoog-Blokland, bouwman;

beklaagden wegens het houden van een ongeoorloofde bijeenkomst op 23 mei j.l. ten huize van Klaas Middelkoop te Hoog-Blokland.

Pellikaan is daarbij opgetreden als diaken.

Scholte krijgt ƒ 100,- boete, Pellikaan ƒ 50,-, Middelkoop ƒ 30,- + de kosten.

 

Op dezelfde dag, namelijk op 29 september 1838, wordt het vonnis uitgesproken tegen Jacob den Dekker, wonende te Gorinchem.

Wij zullen hieronder kennisnemen van de processtukken.

No. 1

Op heden den tweeden September achttienhonderd acht en dertig, compareerde voor ons Wouter van Eden, Commissaris van politie der stad Gorinchem, Abraham de Jong, Agent van politie te dier stede. Dewelke aan ons te kennen gaf, dat hij heden morgen, omnen, waaronder eenige kinderen, terwijl hij in het bijzonder onder had bevonden in den Zustersteeg te dezer stede, alwaar hij had bemerkt dat in het huis, bewoond door Jacob Dekker in Wijk C, no. 314, godsdienstige bijeenkomsten werden gehouden, hetgeen hij konde afleiden, uit hoofde hij onderscheidene malen in hetzelve huis psalmen hoorde zingen. Dat hij ook ruim half twaalf uur, deze vergadering heeft zien scheiden, bestaande uit twee en veertig perso-
[pagina 111]
[p. 111]
nen, waaronder eenige kinderen, terwijl hij in het bijzonder onder deze personen herkend heeft, Martinus de Rouville met deszelfs zoon Hermanus, Van Halteren, Jan Valke, Roelof Heijmans, Leendert Bergeijk, Jan de Man benevens zijn huisvrouw, de Bruin Loodgieter en de Vries, meesterknecht in de mouterij van de Heeren Van Breda. En hebben wij hiervan opgemaakt dit procesverbaal, en met den comparant na gedane voorlezing onderteekend.

w.g. Van Eden
Abr. de Jong

Uit dit stuk leren wij reeds verscheidene dingen betreffende de Afgescheiden gemeente te Gorinchem.

In de eerste plaats, dat er godsdienstoefeningen werden gehouden ten huize van Jacob den Dekker. Gelukkig bestaat het betreffende pand thans nog en kunnen wij een foto ervan afdrukken. Het is thans niet Zustersteeg, maar Zusterstraat no. 21, bewoond door de Heer G. Struik. Het achterhuis, waarin vergaderd werd, en de schuur zijn afgebroken. In een notariële akte van 3 en 10 maart 1856 wordt het perceel als volgt omschreven: ‘een woonbouwhuis met achterhuis, afzonderlijke schuur, gang met poort en erf, staande en gelegen aan de zuidzijde der zusterstraat...’

Ook uit andere bronnen, o.m. de kerkeraadsnotulen, weten wij, dat door de Afgescheidenen jarenlang - en na 1 april 1841 met goedkeuring van de zijde van de overheid - is vergaderd ten huize van Jacob den Dekker. Bij Den Dekker is wel met tegen de honderd personen vergaderd. Vergissen wij ons niet, dan was er vanaf het erf van Den Dekker nog wel een paadje, dat leidde naar Revetsteeg of Molenstraat en naar de Boerenstraat...



illustratie
Het woonhuis van Jacob den Dekker, thans Zusterstraat 21, Gorinchem
Foto G.J. Waltheer, Gorinchem


De verkoop - veel later - van een strook grond, lopende achter het be-

[pagina 112]
[p. 112]

lendende perceel, bevestigt dit vermoeden. Al deze uitpaden hadden uiteraard hun voordeel, in een tijd, dat de bijeenkomsten der Afgescheidenen ijverig werden bespied. In den regel vergaderde men, zoals Scholte schreef, in een aantal groepen, geen van alle boven de twintig. Maar nu op zondag 2 september 1838 meent agent A. de Jong toch beet te hebben. Hij telt bij het uitgaan van de ‘vergadering’ 32 personen. Maar daaronder zijn enige kinderen. Deze tellen niet mee, want naar de letterlijke tekst van artikel 291 van de Code Pénal, kan men die niet het daarbedoelde ‘oogmerk’ toeschrijven. We zullen uit de verdere processtukken zien, dat het nog een hele toer wordt tot het getal van 20 volwassenen te komen. De leden van de familie Dekker, voor zover woonachtig in het huis, waarin werd vergaderd, telden ook al niet mee!

Terloops merken we op, dat wij enige personen, zo juist vermeld, reeds eerder in dit boek hebben ontmoet. Aangezien er in volgende stukken nog meer aanwezigen worden genoemd, zullen wij straks op de leden van het gezelschap terugkomen.

 

In processtuk no. 3 verklaart Abraham de Jong voor mr. A.J.T. de Bordes, rechter van instructie, geassisteerd door de ‘commis-griffier’ J.A. van Nieuwland, onder meer, dat het hem bekend is, dat er meermalen des zondags bij Jacob Dekker vergaderingen worden gehouden, dat hij op deze laatste zondag niets anders gehoord heeft dan het zingen van psalmen, doch er niet op gelet heeft of de uit die woning komende personen, kerkboeken bij zich hadden, ja dan neen.

‘Dat hij behalve de in het procesverbaal genoemde personen nog enige vreemden en hem onbekenden gezien heeft, welke alle met de daaronder begrepen kinderen het getal van twee en dertig uitmaakten’.

‘Dat hij niet juist kan opgeven hoe groot het getal der volwassen mensen was, meenende hij echter dat dit wel twintig zal bedragen hebben, terwijl de ouderdom der kinderen tusschen de zes en negen à tien jaren zal bedragen hebben’.

Jacob (den) Dekker moet maar eens verschijnen voor de rechter van instructie en wel op dinsdag 11 september 1838.

No. 5

Jacob den Dekker verklaart te zijn, weduwnaar, oud 45 jaar, bouwman van beroep, geboren en wonende te Gorinchem.

Uit andere bronnen weten wij, dat Jacob den Dekker geboren werd 14.1. 1793, dat hij gedoopt werd op 16.1.1793, en dat doopgetuige was: Elsje Goes.

Zijn vrouw Teuntje Bras is in 1838 reeds overleden.

Zijn vier dochters heten: Aagje, Willemke, Adriana en Henderijntje.

Jacob stemt toe, dat er regelmatig bij hem vergaderingen worden gehouden, zo ook op zondag 2 september l.l.

Maar nu komt het tere punt: hoeveel personen waren er in die vergadering tegenwoordig?

[pagina 113]
[p. 113]

Den Dekker meent dat er in totaal - volwassenen en kinderen - meer dan 20 personen waren.

Maar hoe groot was het aantal volwassenen?

Den Dekker zegt dit niet te weten.

Zijn die vergaderingen van te voren bepaald?

Antwoord: ‘In zoverre dat degenen, die bij mij hunnen godsdienst willen houden, daartoe ten mijnen huize of bij Hasselman gelegenheid kunnen vinden’.

Wij hebben hier dus het belangrijke gegeven, dat de plaatsen van samenkomst waren bij Jacob den Dekker in de Zusterstraat (thans no. 21) of bij Aarnaut Hasselman op het Eind (thans 6 en 8).

Verder vernemen wij, dat bij Den Dekker ook wel eens personen komen, die niet afgescheiden zijn.

De beklaagde beaamt, dat de personen in het procesverbaal van De Jong genoemd, aanwezig waren. Verder waren nog aanwezig: Cornelis van 't Hof, Cornelis Havelaar, vrouw de Koning en Klaas Leenders, van der Schild, de vrouw van Havelaar en een hem onbekende haringboer.

Of hij weet, hoeveel kinderen aanwezig waren?

Zou hij nu met stelligheid moeten en kunnen verklaren: 10, dan begrijpen wij - op grond van de telling van agent De Jong - dat er dan 32 min 10 = 22 volwassenen geweest moeten zijn.

Den Dekker is blijkbaar met zijn gedachten sterk bezig geweest met zijn te houden ‘leerrede’. Hij zegt, niet te weten hoeveel kinderen er waren; wel weet hij ‘dat het wel eens gebeurt, dat er meer kinderen dan volwassen(en) zijn’.

Het is duidelijk, dat mr. De Bordes zo in het ongewisse blijft.

Tenslotte horen wij nog, dat J.M.J. de Rouville ouderling is; dat er wel diakenen zijn in de gemeente, maar dat deze ‘echter niet ten zijnen huize geweest zijn’. Den Dekker is voorganger geweest ‘door het lezen eener leerrede, het doen van gebeden en het opgeven van psalmen’.

Toestemming van de overheid voor het houden van de vergadering had hij niet.

Jacob den Dekker kan vertrekken.

No. 6

In naam der wet en des Konings worden tegen zaterdag 15 september 1838 Cornelis van 't Hoff en Van Halteren gedagvaard.

No. 8

Cornelis van 't Hof(f), gehuwd, 48 jaar, kleermaker van beroep, wonende te Gorinchem is ook niet in staat op te geven hoeveel personen zich in de vergadering hebben bevonden. Hij herinnert zich te hebben gezien: Cornelis Havelaar en vrouw, vrouw de Koning, Klaas Leenders, Bergeijk, Catarina den Boef, de Vries, Rouville de vader, Rouville de zoon, Van Halteren, Jan Valke, Roelof Heijmans, Jan de Man en vrouw, de Bruijn en vrouw, vrouw Pol en Dirk Goes. Toch weet van 't Hoff niet zeker of Jan

[pagina 114]
[p. 114]

de Man en vrouw aanwezig waren - maar geen nood, die beiden zijn gezien door agent De Jong en Jacob den Dekker.

Er is in de vergadering een bus rondgegaan voor de armen, ‘doch dat er geen diakenen waren’.

‘Dat er verscheidene kinderen waren, waarvan hij het getal niet weet’.

Ook Cornelis van 't Hoff kan nu teruggaan naar zijn werkplaats; hij heeft het er kwaad mee gehad - wellicht is het de enige maal in zijn leven geweest, dat hij de eed moest afleggen - zijn handtekening zet hij met bevende pen.

De tweede getuige van deze morgen, Benjamin van Halteren, weduwnaar, 51 jaar, van beroep melkboer, wonende te Gorinchem ‘verklaarde wijders conform den voorgaanden getuige, met deze wijziging, dat hij onder genoemde personen, niet weet gezien te hebben Bergeijk, Roelof Heymans en de Bruijn en vrouw, terwijl hij daarentegen buiten die personen nog gezien heeft Tonia van Es en een vreemdeling’.

Maar dan zijn we er! Ieder kan het narekenen. Cornelis van 't Hoff heeft 19 personen opgenoemd, hemzelve meegeteld. Maar Benjamin van Halteren noemt nog Antonia van (H)Es(t), die zich blijkbaar zo onopvallend bewoog, dat niemand zelfs haar naam precies kende; Den Dekker en Van 't Hoff hadden niet zo gauw aan haar gedacht. En vergeten wij de ‘vreemdeling’ niet. Den Dekker sprak reeds van een hem onbekende haringboer. Mr. De Bordes en zijn staf hebben er na het vertrek der getuigen eens een extra foliof-vel aan gewaagd. Wij achten dit stuk (no. 7) wel zo singulier, dat wij het hier willen reproduceren. Gelukkig, dat dit ‘kladje’ is bewaard gebleven.

 

In de rechter kolom is duidelijk door de griffier beschreven, dat men komt tot 21 personen. Van der Schild wordt niet genoemd. Als we één en ander nauwkeurig nagaan, blijkt dat deze slechts genoemd is door de beklaagde J. den Dekker. Het is juridisch net aan, maar als men met 20 personen een preek mag lezen, mag men het daarom nog niet met 21 mensen. Oppervlakkig gezien kan men wel zeggen, dat ieder der personen de 21e is, maar de ‘onbekende haringboer’ (no. 20 in de telling) komt er op de keper beschouwd, het meest voor in aanmerking. Het is een droeve zaak, maar zonder onze haringboer zouden wij deze processtukken wellicht nooit hebben gekend.

 

Van 7 van deze 21 personen hoorden wij nog niet eerder. Wij zullen ze allen voor zover mogelijk met hun volledige naam de revue laten passeren, en zo mogelijk enige bijzonderheden noemen. Een (e) achter de naam betekent, dat hij of zij reeds eerder in dit boek werd genoemd.

1.Cornelis van 't Hoff (e), kleermaker, overlijdt in 1841 of 1842.
2.Benjamin van Halteren. Wij treffen hem in geen enkel ander stuk betreffende de Afgescheidene gemeente te Gorinchem aan.
[pagina 115]
[p. 115]


illustratie

[pagina 116]
[p. 116]
3.J.M.J. de Rouville (e). Ouderling van 1835-1839. Bakker van beroep; en
4.H.H. de Rouville (e). Van beroep tabakskerver.
De familie De Rouville hier bedoeld, woonde aan het einde van de Westwagenstraat, het hoekhuis bij de Pompstraat, oostelijk.
Dit gegeven omtrent het juiste adres berust op nasporingen op het kadaster.
5.C. Havelaar en zijn huisvrouw:
6.Neeltje Havelaar geboren Versteeg.

Bij deze personen moeten we even stilstaan.

Neeltje Versteeg is geboren in 1789 te Zegveld bij Woerden. Havelaar en zijn vrouw vertrekken op 30 juni 1840 met attestatie naar Spijk (Z.-H.). Op 28 juli 1844 keert de vrouw als ‘weduwe Havelaar’ naar Gorinchem terug. Zij overleeft haar man vele jaren, want nog in de notulen van 1863 wordt zij vermeld. Voor zover wij weten, is uit het huwelijk één kind geboren.

In één van de eerste jaargangen van ‘De Reformatie’ - het blad onder redactie van ds. H.P. Scholte - wordt over Havelaar en zijn vrouw gesproken.

Wij nemen het ‘bericht’ hieronder grotendeels over.Ga naar voetnoot1

De jeugd opgestookt. Te Woudrichem woonden een paar arme luitjes. C. Havelaar en huisvrouw, de eenige Afgescheidenen in die plaats.Ga naar voetnoot2 Zij hielden met niet-Gescheiden geloovigen godsdienstige bijeenkomsten... En in den namiddag van 12 Maart 1837... (liepen)... bijna al de jongens van de stad, zelfs van twintig jaar, de kinderen van den beschaafden stand niet uitgezonderd, te hoop voor het huis van Havelaar, waar het godsdienstig gezelschap gehouden werd. Herhaaldelijk openden zij de deur, totdat die van binnen op slot werd gedaan. Toen werkten zij een paal door den ring van de deur, en bonden dien vast, zoodat na het eindigen van het gezelschap C. Havelaar het schuifraam moest uitklimmen om de deur open te maken. Ieder der aanwezigen werd bij het naar huis gaan begeleid met straatdeuntjes, scheldwoorden en ketelmuziek. Ouders, wier kinderen hiermee bezig waren, stonden er met den grooten hoop om te lachen.
's Avonds zou men samenkomen bij H. Hello. Maar vanwege het vreeselijk rumoer voor de deur kon men daar elkaar bijna niet verstaan, waarom men besloot ten huize van H. Tjeenk te vergaderen. Op weg daarheen werd men begeleid met stooten en steenworpen. Toen men binnen was, begonnen de oproermakers steenen uit de straat te breken en tegen de deur en ruiten te werpen. Nu ging Tjeenk naar den burgemeester, om bescherming te vragen tegen den overlast. Maar dit had geen gevolg. In plaats toch, dat het rumoer ophield, had men dien avond ook nog hinder van de in garnizoen liggende kanonniers, die bij afwisselende groepjes in huis kwamen om te spotten. Intusschen had een heer, anders berucht om zijn gierigheid, onder de baldadige jongens centen uitgedeeld.
[pagina 117]
[p. 117]
Sedert heeft het echtpaar Havelaar zich genoodzaakt gezien, het ongastvrije Woudrichem te verlaten en naar Gorinchem te vertrekken, waar zij tenminste veilig over straat konden gaan.
7.Vrouw de Koning ‘van Arkel’. Wij vinden haar verder niet. Het kan wezen, dat zij in Arkel woonachtig was. Niet onmogelijk is, dat zij dezelfde is als Neeltje Sleeuwenhoek, huisvrouw van Gijsbert de Koning (pag. 39).
8.Nicolaas Leenders (e). Gehuwd met Franske de Looij. Wij horen nog wel van beiden, evenals van anderen van de ‘21’.
9.Leendert van Bergeijk (e). Met zijn verloofde:
10.Catharina den Boef. Als ze gaan trouwen, zullen wij nog enige bijzonderheden noemen.
11.Adrianus de Vries (e). Zoals we reeds vernamen: ‘meesterknecht in de mouterij van de Heeren van Breda’.
12.Jan Valk (e). Geboren 22 december 1797. Gehuwd met M. Jacobs. In december 1853 met attestatie naar Dordrecht, met vrouw en kinderen.
13.Roelof Heymans (e). Wij meldden reeds (pag. 27), dat deze op 19 juni 1839 tot de Hervormde kerk terugkeerde.
14.Johannes Hendrikus de Man (e) en zijn vrouw:
15.Jannigje de Man geb. Storm (e).
16.Laurens de Bruin (e) en zijn vrouw:
17.Anna M. de Bruin, geb. Duppe (e).
Laurens de Bruin was mr. loodgieter. Hij woonde in de Arkelstraat, het tweede huis van de hoek Eendvogelstraat/Arkelstraat in de richting van de ‘Arkelpoort’. Jaren later was daar gevestigd het loodgietersbedrijf van firma P. van de Genugten & Zn.; thans Arkelstraat no. 12, waarin gevestigd de winkel/showroom van dezelfde firma.
18.‘Vrouw Pol’, vermoedelijk Pieternella (van der) Pol, geb. van Eck; haar man sluit zich eerst begin 1842 aan. Later wordt zij ook wel ‘Pol’ in plaats van ‘van der Pol’ genoemd.
19.Dirk Goes (e). Gehuwd met Mietje van der Ster.
20.-
21.Antonia van Es(t) (e). Op het ‘kladje’ (stuk no. 7) wordt zij Tonia van Hest genoemd. Ook over haar is verder niets bekend.

Keren we terug naar het proces.

No. 10

‘De Regtbank van Eersten Aanleg’ vindt thans in het rapport van ‘Mijn Heer den Regter ter Instructie’ voldoende aanleiding met de procedure voort te varen. Gezien ook het requisitoir van de substituut officier van justitie mr. J. Dijkmeester, wordt de zaak verwezen naar de ‘Regtbank van Correctionele Politie’ te Gorinchem.

 

Op woensdag 26 september 1838 worden Abraham de Jong, agent van politie, Cornelis van 't Hoff en Benjamin van Halteren opnieuw gehoord en thans door de rechtbank van eerste aanleg.

In dezelfde zitting houdt mr. P.L. Begram zijn requisitoir. Wij drukken

[pagina 118]
[p. 118]

het betreffende stuk (no. 13), geschreven door mr. Begram, hier af, teneinde iets van het handschrift, alsmede de handtekening van de gevreesde officier van justitie te kunnen vastleggen.

De inhoud van het stuk luidt als volgt:

N 85
Conclusien
Het Officie Eischer
contra
Jacob den Dekker, Beklaagden wegens overtreding der wetten op het houden van ongeoorloofde bijeenkomsten.

De Officier.

Aangezien ten processe is bewezen, dat in de Gemeente Gorinchem sedert eenige jaren een groot aantal personen zich hebben afgescheiden van het hier te lande bestaand en erkend hervormd kerkgenootschap; dat vele dezer lieden in het na te melden huis des zondags regelmatig bijeenkomsten hebben gehouden aan deze hunne vereenigingen en tezamenkomsten vorm en regeling gevende, door het aanstellen van kerkeraadsleden en het bijeenbrengen van geldsommen; - dat bepaaldelijk op den 2 der loopende maand ten huize van den Beklaagden is gehouden eene vergadering van meer dan twintig personen, daaronder niet begrepen degenen, de tot het huisgezin van den beklaagden behooren, ten einde zich met godsdienstige onderwerpen en plegtigheden bezig te houden, en zulks zonder daartoe eenige voorafgaande toestemming der Hooge Regering te hebben verkregen.
2o. dat de Beklaagde bij die vereeniging is geweest de hoofdleider als zoodanig eene voorlezing heeft gedaan en Godsdienstige plegtigheden gehouden, - en eindelijk dat hij zonder daartoe vooraf vergunning van het plaatselijk Bestuur te hebben bekomen voor bovengezegde vergadering het gebruik van zijne woning heeft afgestaan en verleend.
Aangezien de Beklaagde daardoor zich heeft schuldig gemaakt aan overtreding der wetten op het houden van ongeoorloofde bijeenkomsten.
Doet akte en concludeert in den naam van Z.M. den Koning
Dat bij vonnis dezer Regtbank in het eerste ressort en naar aanleiding van art. 291, 292 alinea 2 en 294 van het wetboek van Strafregt de Beklaagde zal worden veroordeeld tot betaling eener geldboete van vijftig gulden benevens in al de kosten ten behoeve van den Staat.
Gedaan ter teregtzitting den 26 September 1838.

BEGRAM

Conform deze eis wordt Jacob den Dekker op 29 september 1838 veroordeeld.

Boete ƒ 50,- en kosten 5,35½.

[pagina 119]
[p. 119]


illustratie

voetnoot1
Vergelijk dr. J.C. Rullmann, de Afscheiding, pag. 194 en 195. Ook Rullmann ontleent dit bericht aan ‘De Reformatie’.
voetnoot2
Het tabellarisch overzicht inzake de aantallen separatisten van 1 april 1836 geeft voor Woudrichem 3 Afgescheidenen; Bos, Archiefstukken, III, pag. 180.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Henricus Petrus Scholte


plaatsen

  • over Gorinchem


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 1837

  • 1838

  • 1 oktober 1838

  • 5 juli 1837

  • 16 mei 1838

  • 13 juni 1838

  • 12 september 1838

  • 29 september 1838