Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg) (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)
Afbeelding van De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)Toon afbeelding van titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (12.07 MB)

Scans (1039.26 MB)

ebook (8.46 MB)

XML (1.58 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)

(1982)–C. Smits–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

Hoofdstuk 4
Elf brieven van ds. H.P. Scholte aan S.M. Scholte-Brandt

De brieven in dit hoofdstuk opgenomen, door ds. H.P. Scholte geschreven aan zijn echtgenote, omvatten het tijdvak 7 oktober 1834 tot 7 juni 1836. Zij behelzen weinig persoonlijke gegevens, maar zoveel te meer van kerkhistorische aard.

De eerste twee doen ons belangrijke zaken aangaande ‘Ulrum’ kennen. Wij kunnen niet anders concluderen dan, dat toen de Afscheiding aldaar begon op maandag 13 oktober 1834, het tijdstip in zekere zin onverwacht was. Immers, Scholte schrijft nog donderdag 9 oktober, dat ds. H. de Cock zich - alvorens eventueel tot afscheiding over te gaan - met zijn kerkeraad zal wenden ‘aan de Synodale Commissie... en aan den Koning.’Ga naar voetnoot1

Als Scholte 9 oktober 1834 te Ulrum aankomt, is de situatie daar, wat het kerkelijke leven betreft, als volgt.

Ds. Hendrik de Cock werd reeds 19 december 1833 geschorst door het Classicaal bestuur van Middelstum. De godsdienstoefeningen in de Hervormde kerk worden na deze datum, geleid door de consulent ds. N. Smith van Leens, of door een andere predikant uit de omgeving.

De schorsing van De Cock werd 1 april 1834 bekrachtigd en verlengd door het Provinciaal kerkbestuur van Groningen. Op 29 mei 1834 werd De Cock afgezet door genoemd bestuur, maar na het indienen van verweerschriften door hem en zijn kerkeraad bij de synode, wordt het vonnis van de afzetting gewijzigd in een hernieuwde schorsing met zes maanden ‘tijd voor bezinning’. De Cock leidt gedurende deze tijd voortdurend samenkomsten ten huize van zijn medestanders te Ulrum.

Bij al deze wederwaardigheden staatde gehele kerkeraad steeds aan zijn zijde.

1. Groningen, (dinsdag) 7 oktober 1834

Hartelijk Geliefde

 

Naar mijne belofte schrijf ik u deeze weinige regelen in haaste.

Mijn reis is zeer gelukkig tot hier toe afgeloopen, ik heb goed kunnen slapen

[pagina 34]
[p. 34]

want ik had eene geheele bankGa naar voetnoot2 voor mij. Ik heb te NiekerkGa naar voetnoot3 CallenbachGa naar voetnoot4 gesproken en op reis eene oude kennis ontmoet de Luit. NottenGa naar voetnoot5 - hij ligt in Nimwegen doch denkt spoedig van dienst af te komen. Bij Do. de Cock is gisteren een kindje gestorven;Ga naar voetnoot6 hij is dus zelf niet hier doch er zijn 4 menschen uit Ulrum om mij af te halen; het heeft hier den geheelen dag niet stil gestaan met bezoekers, en op het oogenblik zit er een geheel gezelschap na mij te wachten. Zoo even is er ook een Dominé geweest 3 uuren van de CockGa naar voetnoot7 om mij Zondag een beurt aan te bieden, met het blijkbaar doel om mij van Ulrum af te trekken. Ik heb hem gezegd dat als Do. de Cock het goedvond, ik des voormiddags bij hem zou kunnen (prediken) en des namiddags te Ulrum; ook in de nabijheid van deeze stad kan ik een beurt krijgen doch dewijl dat te ver van Ulrum is heb ik dit afgeslagen; ik ben hier met zeer veel belangstelling ontfangen en blijf heden nacht alhier om morgen vroeg na Ulrum te vertrekken, ik zal deeze week nog nader schrijven wanneer ik uwe brief heb, die reeds na Ulrum is vertrokken. De Heere onze God make verder mijn verblijf alhier dienstbaar tot verheerlijking van Zijnen Naam; en blijve ook u nabij. Ik hoop uit uwen brief de beterschap van onzen DanielGa naar voetnoot8 te vernemen; groet alle de broeders, moeder en Daniel hartelijk van mij. De Heere zij met u.

Denk veel in uwe gebeden aan uwen liefhebbenden man

 

H.P. Scholte

2. Ulrum, 9 oktober 1834

Hartelijk Geliefde!

 

Gij ontvangt deeze een dag later als gij gedacht had, de oorzaak is dat ik gisteren niet dadelijk na Ulrum ben gegaan; ik ben hier heden morgen ten 12 uure aangekomen,Ga naar voetnoot9 en heb de Cock en zijne vrouw in goeden welstand aangetroffen. Zij zijn bijzonder gesterkt in het verlies van hun kindje, de Cock is bijzonder welgemoed in de omstandigheden, en hij zoowel als zijne vrouw zijn door genade bereid voor de ergste gevolgen; de vijandschap is hier hevig, doch de opwekking groot; de Cock heeft nog eens met den kerkeraad beproefd om

[pagina 35]
[p. 35]

voor het Provinciaal Kerkbestuur verhoord te worden, doch alle onderhandeling is geweigerd;Ga naar voetnoot10 hij moet ootmoed en berouw toonen zonder van schuld overtuigd te zijn, en zich verbinden om zich stiptelijk te onderwerpen aan alle reglementen en besluiten zonder aantooning dat ze op Gods Woord gegrond zijn; dat is onmogelijk en derhalve kan er niets anders volgen als afscheiding. De Cock zal nu nog eerst beproeven om in vereeniging met de Kerkeraad aan de Synodale Commissie zich te wenden en aan den Koning; indien dan na uitputting van alle middelen alles te vergeefs is, wenscht de Kerkeraad met de gemeente getrouw te zijn en met openbaar protest zich van de vervolgers af te zonderen; vrijdag middag denk ik hier voorbereiding te preeken en te doopen, en Zondag middag avondmaal te bedienen;Ga naar voetnoot11 God de Heere schenke eene ruime mate van Zijnen H. Geest; ik hoop dat het met de ongesteldheid spoedig beter zal zijn en dat bovenal Zijne genade in alles algenoegzaam moge bevonden worden tot verheerlijking van Zijnen naam; ik heb gister avond voor een zeer talrijk gezelschap in Groningen oefening gehouden en onderscheidene broeders ontmoet. Ds. de Cock moet in de aanstaande week des donderdags te Appingedam voor de regtbank verschijnen omdat hij weekelijksch in de gemeente in een particulier huis oefening houdt met de geloovigen; het is blijkbaar dat men het hem moeijelijk wil maken - er zijn hier in de laatste tijd wel 20 vervolgingen geweest om de onderlinge oefeningen; als ik dit vergelijk bij onze streken dan hebben wij het nog stilletjes; doch ook daar zal zich wel spoedig wel meer openbaren, mogt de Heere ons maar genade geven om getrouw te zijn tot den dood, om alles in Zijne handen over te geven, en te midden der versmading en verdrukking en vervolging om Christi wil te roemen in de hoope der heerlijkheid; eenmaal zal de gemeente des levendigen Gods toch zegepralen boven alle geweld.

Groet moeder, DaanGa naar voetnoot12 en allen die gij spreekt hartelijk van mij. Zoen onze SaraGa naar voetnoot13 eens voor mij, en denk veel in uwe gebeden aan uwen hartelijk liefhebbenden man

 

H.P. Scholte

[pagina 36]
[p. 36]

P.S. Van de bevestiging van Van Velzen zal wel niets komenGa naar voetnoot14 daar het voor mij onmogelijk is om binnen zoo korten tijd nog eens te reizen; als hij bij u komtGa naar voetnoot15 groet hem dan hartelijk - veele groeten van Do. de Cock en zijne vrouw.



illustratie
H.P. Scholte aan zijn vrouw S.M. Scholte-Brandt, Ulrum (woensdag) 8 oktober 1834


[pagina 37]
[p. 37]

3. 's-Gravenhage, 5 november 1834

Zoals bekend werd ds. H.P. Scholte 29 oktober 1834 door het classicaal bestuur van Heusden ‘provisioneel’ geschorst. Hij en zijn kerkeraad (Doeveren, Genderen en Gansoyen) alsmede nagenoeg zijn gehele gemeente beantwoordden deze daad met zich op staande voet af te scheiden van het Hervormde kerkbestuur.Ga naar voetnoot16
De grote zorg zowel van de Afgescheidenen als van de (hogere) kerkbesturen betreft dan aanstonds de kerkelijke goederen. De eerste groep meent in het bezit van het kerkgebouw etc. te kunnen blijven; de kerkbesturen denken er niet over - zij hebben het laatste woord.
De kerkeraad voornoemd richt zich gedateerd 2 november 1834 tot de Koning met een request waarin vrije uitoefening van godsdienst wordt gevraagd en wel ‘in onze kerken’.Ga naar voetnoot17
In onderstaande brief wordt het wedervaren van Scholte in 's-Gravenhage beschreven. Zijn voornemen was zèlf het request aan de Koning te overhandigen. Toen dit onmogelijk bleek, schreef hij gedateerd 5 november 1834, een brief aan de Koning, waarin hij het request van de kerkeraad zocht te ondersteunen.Ga naar voetnoot18

Hartelijk Geliefde!

Het eigenlijke doel mijner reis dat ik mij voorgesteld had, heb ik niet kunnen bereiken; door de dood van den eenigsten zoon van Prins FrederikGa naar voetnoot19 is de audiëntie afgezegd; ik heb dus zoo even eene uitvoerige brief opgesteld ter begeleiding van het request; de broeders alhierGa naar voetnoot20 wilden mij eene personeleGa naar voetnoot21 gang tot den Koning afraden; ik was daardoor echter niet afgeschrikt maar in tegendeel nog meer versterkt om alles in de hand des Heeren over te geven wetende dat in dien hand ook het harte des Konings is; toen ik echter het berigt ontving dat er geen audiëntie was, moest ik dat als een wenk des Heeren aanmerken; de broeders alhier zijn zoo als ik wel verwacht had zeer bevreesd voor eene afscheiding; zij zijn echter zeer hartelijk en belangstellend; HogendorpGa naar voetnoot22 bij wien ik gelogeerd ben neemt vooral hartelijk deel in het lot der verdrukte gemeente des Heeren; na alles wat ik verneem zal er binnen kort wel meer voor den dag koomen; volgens berigten uit Groningen, heeft Do. de Cock 12 militairen in zijn huis die veel hebben vernield, zijn papieren zijn ook in

[pagina 38]
[p. 38]

beslag genomenGa naar voetnoot23 en alle aan hem gerigte brieven worden dus bekend; ten mijnen opzichte ben ik blijde dat zij daaruit zien zullen dat ik in het verborgen nooit anders gesproken heb als in 't openbaar; doch er zal wel vervolging op komen, zoo men ons echter van geene burgelijke misdaad kan overtuigen, is er niets over als vrijheid van Godsdienst of binden der conscientie; wat de uitkomst zal zijn dit weet ik niet; maar dit is zeker, dat de Heere Zijne gemeente nooit zal begeven of verlaten - die gemeente kan wel gelouterd worden door zware beproevingen maar vergaan kan ze nimmer; mogten wij maar meer in alles onderworpen zijn aan zijnen altoos heiligen en wijzen wil. Ik ben nu meteen bezig om de stukken voor de drukpers gereed te maken en hoop morgen daarmede klaar te komen, ik denk dan vrijdag na Gorcum te vertrekken en Zaterdag morgen na huis te komen; Arie moest dan maar zorgen dat hij of iemand anders met het paard tegen 9 uur te WoerkumGa naar voetnoot24 was dan ben ik zoo veel vroeger te huis, terwijl ik anders op de bootGa naar voetnoot25 moet wachten. Van RheeGa naar voetnoot26 kan ik dan naderhand wel spreken.

Hier verwacht men dat het gouvernement hevige tegenstand zal bieden; het is mogelijk, doch ik (kan) nog maar niet zien dat zoo wij ons burgerlijk stil gedragen men ons iets zou kunnen doen of men moet de vrijheid der conscientie willen binden, en dat kan niet anders als de schrikkelijkste gevolgen hebben, doch waartoe zoo vooruitgelopen; de Heere toch heeft Zijnen Koning gezalfd over Zion den berg Zijner heiligheid, ik voor mijn persoon ben overtuigd dat ik in oprechtheid voor God heb gehandeld uit belangstelling in het duurzame heil van Zijne Gemeente. De uitkomst zij en blijve Hem aanbevolen die alle dingen werkt naar Zijn welbehagen. Hij zal het voor onze harten ook wel maken, en ook nu zijn alle de haren onzes hoofds geteld. Groet alle de broeders en vrienden; de Heere zij met u; zoen onze kleine en denk veel in uw gebeden

aan uwen liefhebbenden man

H.P. Scholte

4. Groningen, (vrijdag) 28 november 1834

In de volgende brief lezen we dat Scholte op weg is naar Appingedam. Hij zal daar zaterdag 29 november worden verhoord door de rechter van instructie bij de rechtbank van eerste aanleg aldaar, inzake zijn optreden te Ulrum vrijdag 10 oktober 1834.

Hartelijk Geliefde!

 

Daar ik gisteravond eerst ben aangekomen en de post reeds vertrokken kon ik

[pagina 39]
[p. 39]

niet meer schrijven; ik ben Dinsdag nacht te Hattem geweest - de diligence bleef tot woensdag morgen in Zwol. En BrummelkampGa naar voetnoot27 was aan de wagen om mij af te halen, ik ben met zeer veel genoegen bij hem geweest en staat zeer goed onder hetgeen er gebeurt; te Meppel heb ik ter LooGa naar voetnoot28 nog gesproken van wien gij waarschjnlijk een brief zult ontfangen hebben, waarin hij zoo veel hem bekend was het geen er sinds en elders isGa naar voetnoot29... De woede en razernij is in deze provincie en ook te Drenthe groot; allerwege scheiden de gelovigen zich af; aan de Smilde zijn de ouderlingen en diakenen bevestigd door Do. de Cock,Ga naar voetnoot30 en een CatechiseermeesterGa naar voetnoot31 aangesteld om te oefenen, deeze is reeds voor de regtbank geweest en veroordeeld tot gevangenis; Do. de Cock heb ik in Groningen ontmoet, hij is gisteren voor de regtbank geweest en veroordeeld tot een boete van ƒ 50Ga naar voetnoot32 - heden is hij weder om te appelleren van het tweede vonnis 3 maanden zitten en ƒ 150 boete. Het is wel te denken dat zoo er geen merkelijke verhindering komt Do. de Cock moet zittenGa naar voetnoot33. Gods volk is echter gemoedigd in de omstandigheden; alhier is gister avond het kleine afgescheiden hoopje als gemeente geinstalleerd, een ouderling en diaken benoemd en bevestigd,Ga naar voetnoot34 dat moet Zondag op een andere plaats weder gebeuren indien de Cock niet wordt vast gezet; ik vertrek heden middag na Appingadam; hoe het daar zal gaan kan ik natuurlijk niet vooruitzien; indien zij naar de lust van hun harte te werk gaan zullen zij mij wel provisioneel in bewaring nemen, ik heb reeds de nodige getuigen bij de hand die zeer goed bekwaam zijn om te zeggen wat er gezegd is in mijne preek; ik heb van van der KempGa naar voetnoot35 vernomen dat zoo zij mij crimineel willen vervolgen het nog niet zeker is of ik wel te Groningen zal moeten teregtstaan, daar dit afhangt van de keus van den procureur generaal in den Haag. Ik mag echter de geheele zaak stil en vertrouwend aan den Heere overgeven; hoe of het ook gaa dit staat voor mij vast en onwrikbaar dat God zijn kerk zal verlossen en de vijanden beschamen; ik ben verlangende te weten hoe de vijanden zich in onze streken zullen gedragen - ik hoop dat de gemeente standvastig zal blijven in het aankleven der Waarheid; en dat de Heere u vooral

[pagina 40]
[p. 40]

mag sterken in de uure der beproeving door zijn alvermogende genade, opdat gij standvastig en gemoedigd moogt weezen wat zij ook over mij zullen besluiten; dat is zeker zoo zij maar eenigsints naar waarheid zoeken en oordelen, dan moet ik geheel vrij want er is geen enkel artikel te vinden hetgeen zij op mij kunnen toepassen, en daar mijn geweten voor God die harten kent geheel vrij is, kan ik ook gerust de toekomst te gemoet gaan, en laat de Heere het toe dat ik door de vijanden verdrukt worde dan zal Hij ook deze verdrukking aan mij heiligen en ten goede doen uitlopen voor Zijne ware gemeente, en als ik in de gevangenis moet, als dan van de gemeente maar een gedurig gebed tot God mag gedaan worden, dan zal er ook van Hem wel kracht uitgaan, opdat Zijn volk ook zonder mij en de Cock, het ampt der gelovigen uitoefene. Groet alle vrienden hartelijk van mij en de Cock en van de broeders zoo hier als elders; morgen middag hoop ik dadelijk te schrijven zoo er tijd is...Ga naar voetnoot36 de post en anders Zondag, en zoo ik weg mag kom ik zelf dadelijk terug.

De Heere onze getrouwen en onveranderlijke Verbonds God schenke u veel vrijmoedigheid in de toenadering tot den troon der genade om alle uwe bekommernissen op den Heere te werpen. Hij zal het wel maken; en het zal ook aan ons bevestigd worden dat het voor (ons) goed is verdrukt te zijn geweest, het zal ons losser maken van de wereld en ons vaster verbinden aan Hem die alles in allen zal weezen voor zijn volk in de grootste nood ja zelfs in den dood; schrijf morgen dadelijk onder couvert aan O. (L.) Schildkamp koekebakker in de oude boteringestraat te Groningen - ben ik dan dinsdag weg dan kan hij de brief terugzenden; morgen zal ik u wel iets naders kunnen melden, nogmaals de zegen van den Drieëenigen Verbonds God - gedenk in uwe gebeden

aan uwen hartelijk liefhebbenden man

H.P. Scholte

5. Appingedam, (zaterdag) 29 november 1834Ga naar voetnoot37

Op bovengenoemde dag werd Scholte van 's morgens tot 's avonds half acht verhoord door de rechter van instructie. Daarna werd hij naar de gevangenis gebracht, waar hij donderdag 4 december ‘provisioneel’ werd ontslagen.Ga naar voetnoot38
In de ‘Officiëele stukken’ vermeldt Scholte: ‘Te Groningen aangekomen, werd mij aldaar een boekje getoond, opgevuld met lasteringen tegen mij en anderen, doch hetgeen mij opmerkelijk voorkwam, was dit, dat dit schandschrift, ten opzichte van mijn persoon, bijna woordelijk overeenkwam met het, te Ulrum, tegen mij opgemaakte proces-verbaal’.
[pagina 41]
[p. 41]
Bedoeld is het kleine geschrift van één van de inwoners van Ulrum, namelijk Marten Douwes Teenstra ‘Ulrum, zooals het is en deszelfs toenemende volksbewegingen in October 1834’. Het verscheen te Groningen in november 1834. Merkwaardig is dat eerst in deze eeuw de naam van de schrijver werd gevonden. Immers, het werd anoniem uitgegeven.Ga naar voetnoot39
Te Appingedam getuigden tegen ds. Scholte: ds. A.P.A. de Cloux, Vierhuizen; M.D. Teenstra, Ulrum; A.J. Sleuver, idem; Jan T. Koster, veldwachter, idem; Jan Jans Rietema, Leens; A.J. Buiringe, Ulrum en J.K. Loots te Vierhuizen. Vóór Scholte getuigden: Joost Simons van Ham, Winsum en Roelf Pieters Medema, Adorp.Ga naar voetnoot40
In verband met onderstaande brief merken wij nog op dat ds. H. de Cock op 3 december 1834, terwijl Scholte dus nog gevangen zit, aan zijn vrouw schrijft: ‘Ds. Scholte heeft gelijk ik hoor al die getuigen die daar te Appingedam tegen hem getuigd hebben voor meinedigen verklaard en moet nu getuigen der waarheid hebben...’.Ga naar voetnoot41
Negen jaar later, namelijk in 1843, heeft de advocaat van Scholte, mr. J. Potter van LoonGa naar voetnoot42 naar aanleiding van het proces tegen eerstgenoemde te Appingedam aan ds. H.J. Wind te Leens het volgende geschreven:
‘..dat... de opsluiting in de gevangenis geenszins het gevolg is geweest van valsche getuigen maar van de beschouwing van den Regter, dat de aan den heer Scholte te laste gelegde daden, aanleiding en regt gaven, om den beklaagde reeds voorlopig in hegtenis te nemen, uit welke hij eerst ook alleen ten gevolge van borgstelling is ontslagen.
De vrijspraak van den heer Scholte is dan ook geenszins gegrond geweest op eenige daadzaak of het getuigenis van goede getuigen, maar op regtskundige beschouwingen, dat hier geen misdrijf aanwezig was.
...De beschuldiging was niet hoon of laster tegen den Koning of schampere en beleedigende uitdrukkingen vanGa naar voetnoot43 Willem den eersten met koning Achas, maar de beschuldiging tegen den Heer Scholte ik geweest dat hij een rede had gehouden behelzende eenige bestraffinge of berisping van eenige daad van het openbaar gezag, volgens Art. 203Ga naar voetnoot44 van het Wetboek van Strafregt’.Ga naar voetnoot45

Hartelijk Geliefde!

Daar ik eenige oogenblikken vrijheid heb zoo neem ik dezelve waar om u iets van mij te melden, daar ik anders heden en misschien morgen ook geen gelegenheid zal hebben. Het verhoor is afgeloopen, alle de lasteringen welke ik

[pagina 42]
[p. 42]

in het proces verbaal heb gelezen kwamen op de been; ze waren reeds allen met eeden bevestigd; hetwelk ijsselijk was voor mij om te hooren, daar het een bewijs was van de verschrikkelijke verharding des harten der vijanden van God en Zijn volk; ik heb alle de lasteringen zoo als gij wel kunt begrijpen gaaf weg ontkend.

Nú kan het verdere proces geduchte gevolgen hebben; worden de valsche eedzweerders geloofd dan word ik veroordeeld als oproermaker en dan zal ik voor eenige tijd gevangen moeten zitten; doch behaagd het de Heere om in deeze de waarheid aan het licht te brengen, dan kan het niet anders of de valsche eedzweerders zullen nog zwaarder gestraft worden, en ik kom geheel op vrije voeten,Ga naar voetnoot46 en dan zal het zeker van eene zeer gunstige uitkomst zijn voor Gods volk; ik ben gedurende het verhoor zeer bedaard geweest, en ik mag door Gods genade berusten in den wil des Heeren wat ook de uitkomst mooge weezen. Ik moet nu zoo aanstonds weder naar den rechter van instructie om voor hem de zaak te bepleiten, opdat hij daarna zijne aanklacht tegen mij kan inrichten; kan ik nu morgen schrijven, dan spreekt het van zelven dat gij dinsdag weder een brief hebt; en zoo ik onverhoopt niet zou kunnen of mogen schrijven dan zal ik zorgen dat een der broeders alhier aan u schrijft. God de Almachtige schenke u door Zijne genade te berusten in Zijne altoos wijze en heilige beschikking, hoe het ook gaan moge, de uitkomst zal heerlijk zijn, en aan het einde des wegs zullen wij overvloedige stoffe hebben om den Heere te danken dat Hij ons verwaardigde om voor Zijn naam en zaak te lijden.

Groet alle de vrienden en denk veel in uwe gebeden aan uwen hartelijk liefhebbenden man

H.P. Scholte

6. Groningen, 18 februari 1835Ga naar voetnoot47

Hartelijk Geliefde.

Ik ben in welstand alhier aangekomen, doch de weg tusschen Meppel en Assen is genoegzaam onrijdbaar, ik heb die weg op een boerewagen gemaakt omdat ik (de) diligence te gevaarlijk rekende; te Zwolle heb ik de vrienden met genoegen ontmoet; Brummelkamp was aan het veer en is mede na Zwolle gegaan, hij is bijzonder wel en de vijandschap begint tegen hem hevig te ontbranden - Te Groningen zijn de broeders ook zeer gemoedigd in de verdrukking die nog hevig woedt. Hier is men algemeen bevreesd dat men mij zal veroordeelen, hoe weinig schijn van regt er ook mag wezen; ik heb gisteren avond van LoonGa naar voetnoot48 gesproken die ook nog al bedugt is wegens de personele haat die men tegen mij heeft; de Heere regeert en wat ook de menschen besluiten, Zijn raad zal

[pagina 43]
[p. 43]

bestaan; de verwachting van 't volk alhier heeft mij niet ter nedergeslagen; hoe of het ook uitvalt, hiervoor heeft de Heere reeds gezorgd dat ik niet behoef te lijden als een kwaaddoener. God sterke u ook in deeze weg, om 't alles aan Hem overtegeven wiens Naam is Raad, Kracht, Sterke God. Hij schenke u genade om in elke verdrukking in Hem gerust en gemoedigd te zijn, de uitkomst is toch heerlijk.

Ik heb heden de ouden man gezien en gesproken die door de beschuldiging van ds. Smit(h) gevangen was.Ga naar voetnoot49 Hij moet voor de assises te regt staanGa naar voetnoot50 en is daarom na Groningen vervoerd, hij is bijzonder sterk in 't geloof en hoewel zijn lichaamskrachten door de gevangenis verzwakt zijn juicht hij in den Heere als een oude Simeon.

Het verhaal van den arbeider is waarheid, hij heeft niets meer gedaan als aan de voet van den preekstoel geroepen ‘Wolf kom af’ - daarop is de predikant zoo bevreesd geworden dat hij zijn steek en preek in de loop heeft gelatenGa naar voetnoot51 en bij de meester in huis gevlucht is met bevel van alle deuren digt te houden.Ga naar voetnoot52 Voorleden Zondag was men hier bevreesd van die zelfde man,Ga naar voetnoot53 en toen zijn de soldaten in de wapenen geweest met geladen geweren, en in elke kerk bij de preekstoel politiedienaren; de Heere zal wel opstaan om zijne vijanden te beschamen; groet de vrienden hartelijk van mij en schrijf een klein lettertje na Genderen;Ga naar voetnoot54 ik verwacht met de omgaande post een brief van u onder couvert van Schildkamp; de advocaat denkt dat er in elk geval een appel zal komen, hoe ik dan doen zal moet ik naar de omstandigheden besluiten; mochten wij maar veel leeren aanhouden aan den troon der Genade om uitredding der verdrukte gemeenten; wij kennen van de verdrukking bij ons nog niets als ik reken naar deze streken; de Heere zelve wekke Zijne kinderen allerwege op door Zijnen H.Geest, om niet achter te blijven, maar vrijmoedig zich te openbaren met wien

[pagina 44]
[p. 44]

zij het houden, God of Baal en het zich eene eere rekenen om de versmaadheid Christi te dragen, de overwinning is zeker want Christus zit aan 't roer der zaken en Hij bestuurt alles tot heil van Zijne duurgekochte Gemeente.

Zoen de kleine eens van mij, en groet de gemeente. Zaturdag hoop ik weer te schrijven, maar zorg dan toch dat de tijding spoedig te Genderen is, ik ben zeer benieuwd of men gedurende mijn afwezen iets beginnen zal; de God van alle genade zij u nabij met Zijne almachtige vertroosting en geve u in alle omstandigheden kracht om het kruis te dragen tot verheerlijking van Hem Die eenmaal alle zijne en onze vijanden verpletteren zal onder eenen ijzeren scepter.

Nu lieve nogmaals hartelijk gegroet, denk veel in uwe gebeden aan

uwen liefhebbenden man

H.P. Scholte

7. Appingedam, (zaterdag) 21 februari 1835

Hartelijk Geliefde!

Het proces heeft gisteren geduurd van 's morgens 11 tot 's avonds 8 uur. Van Loon heeft uitmuntend gepleit en zoo er maar een greintje rechtschapenheid bij de rechters bestaat dan is de vrijspraak zeker, want de geheele grond van veroordeling, moet daarop rusten dat het kerkbestuur autorité publique dat is volgens de Grondwet publiek gezag is.Ga naar voetnoot55 Elk die maar eenigsints gezond denken kan zal dit wel ontkennend beantwoorden; en daarom is er naar de strengste rechtvaardigheid geen vonnis te verwachten; de verdediging van den officier van den rechtbank was zeer bescheiden en niet zeer sterk; de uitspraak is 8 dagen uitgesteld; de rechtbank heeft mij gezegd dat ik daarbij niet behoefde tegenwoordig te zijn en dus hoop ik, maandag morgen op de diligence te gaan dan ben ik dingsdag middag in Gorcum; wanneer Gij dus zoo lang in Gorcum wilt blijven dan gaan wij woensdag te zamen na huis, doch zend dan een boodschap na Veen opdat ArieGa naar voetnoot56 daar niet te vergeefs wacht; het is echter misschien noodig dat (gij) maandag vertrekt, dan behoeft Arie mij woensdag niet te halen, ik zal bij 't HooftGa naar voetnoot57 wel een paard krijgen. De eisch van den officier is gevangenis van 2 tot 5 jaren; dit verschrikte mij echter niet want hoe doller de eisch is hoe moeijelijker de veroordeling is.Ga naar voetnoot58 Van Loon denkt dat er ook in geval van vrijspraak appel zal volgen na Groningen en daar ik niet zeker ben van de uitspraak, heb ik besloten om maar dadelijk naar huis te komen; ik ben

[pagina 45]
[p. 45]

zeer welgemoed, wil men mij op deeze beschuldiging veroordelen dan is het voor de wareld duidelijk en openbaar dat men de waarheid niet wil hooren maar met geweld onderdrukken en dan zal dit zekerlijk dienen tot opening van veeler oogen en tot grooter val van de vijanden; de Heere regeert - Ik las daar zoo even nog Ps 33 vs 11-22 hetgeen mij bijzonder verkwikte; er is hier in de provincie op sommige plaatsen veel opwekking, de Heere werkt en wie zal 't dan keeren. Ik ga straks na Groningen; groet alle de vrienden hartelijk van mij - als gij blijft zorg dan dat ze te Genderen weten dat de uitspraak is uitgesteld; ik verlang al weder na huis en ben zeer nieuwsgierig of er in dien tusschentijd niets is gekomen; de vijanden zullen zich wel weren zoo lang zij kunnen.

Wat is het goed dat de Heere machtiger is dan allen die tegen ons zijn, en dat het lijden om Zijns Naams wil Zaligheid medebrengt reeds hier op aarde; nu lieve ik moet afbreken. God de Heere sterke u in alles en geve u goeden moed in Hem die het hoofd is der Gemeente; zoen onze kleine voor mij, groet de broeders en denk veel in uwe Gebeden aan

Uwen liefhebbenden man

H.P. Scholte

8. Gorinchem, (woensdag) 13 april 1836

De vier nu nog volgende brieven zijn geschreven nadat het proces te Appingedam en dat in hoger beroep te Groningen, zijn afgelopen.
Zij behelzen voornamelijk mededelingen en bijzonderheden aangaande de ontplooiing van het werk der Afscheiding, de vervolging, onderlinge verdeeldheden en de toepassing der kerkelijke tucht.

Hartelijk Geliefde!

Volgens belofte zend ik u heden eenige letteren; ik heb met blijdschap uwe brief ontfangen,Ga naar voetnoot59 en de Heere heeft de verwachting van Hem niet beschaamd; Appeltere was bitterGa naar voetnoot60 doch hij heeft er niet veel schik van gehad; wij hebben alle drie kort gesproken, ten 2 uure was alles afgelopen, aanstaande Woensdag den 20 April zal de uitspraak zijn.

Ik heb Do. MolenaarGa naar voetnoot61 nog gesproken bij Hogendorp, hij meende goed te

[pagina 46]
[p. 46]

weeten dat de Koning met ons laatste adresGa naar voetnoot62 zeer verlegen is, als ook de minister van Eeredienst. Wat er van zij zal de tijd leeren, ik maak er echter niet veel staat op. Te Rotterdam heeft de rechtbank de Schiedamsche aangeklaagden vrijgesproken,Ga naar voetnoot63 op grond dat de afgescheiden gemeente geene associatie vormde, er zal door het publiek ministerie wel geappelleerd worden, en dan moet het hooggerechtshof weer uitspraak doen, en hoe men daar denkt weeten wij.

Maandag nademiddag hebben de Schiedammers mij medegenomen,Ga naar voetnoot64 en ik heb te Schiedam eene lieve eensgezinde Gemeente aangetroffen en meteen nog een kind gedoopt;Ga naar voetnoot65 gij kunt denken dat ik toen niet vroeg naar bed gegaan ben; gister tegen den middag hebben zij mij naar Rotterdam gebracht, alwaar ik de gemeente zeer in de war heb bevonden;Ga naar voetnoot66 ik heb alle moeite aangewend om de tegen elkaar verbitterde gemoederen weder tot een te brengen, doch te vergeefs. Ik heb daarom ook geweigerd de H.Doop in die gemeente te bedienen; van Akkeren was de stugste en wil zijne bediening laten varen. ZwanenburgGa naar voetnoot67 zal het een en ander wel vertellen. Ik ben van de nacht ten 3 uur op de boot gegaan, en tot Gorcum geslapen. Hier heb ik alles wel gevonden, dus al weder, tot hier toe heeft de Heere geholpen; Do. MeerburgGa naar voetnoot68 is op reis naar Beijerland en Middelharnis enz. De tijding van Do. BuddinghGa naar voetnoot69 is stellig waar - de kerkeraad is dadelijk mede afgescheiden. Thands is hij op reis naar Rheenen en zal wellicht over Gorcum terug gaan; ik verlang zeer hem te zien en te hooren of zijn voornemen is om in Zeeland te blijven. De beslissing is spoedig geweest; dit had ik echter verwacht; als wij maar niet vooruitlopen dan zien wij dat de Heere in een oogenblik doet, waaraan wij anders lang arbeiden. Hij schenke ons maar genade om getrouw te zijn opdat wij arbeidende in Zijnen wijngaard

[pagina 47]
[p. 47]

Zijne Naam moogen verheerlijken. De Heere sterke u in de moeijelijke post die voor u hoe langer hoe nader komt,Ga naar voetnoot70 en doe U vooral door Zijnen H.Geest de kracht ondervinden van Zijn Woord bij het ondervinden van de moeijelijkheden der verlossing: zij zal zalig worden door kinderen baren zoo zij blijft in het geloove. De vrienden groeten u hartelijk; groet Moeder en Daan en alle broeders, zoen onze Sara en gedenk in uwe gebeden aan uwen u hartelijk liefhebbenden

 

Hendrik

9. Gorinchem, 24 mei 1836

Uit deze en de volgende brief blijkt onder meer, dat Scholte in deze tijd te Gorinchem vertoefd heeft en dat hij er op toeziet dat een gedeelte van het huis van Aarnaut Hasselman aan het ‘Eind’Ga naar voetnoot71 voor zijn gezin wordt gereedgemaakt.
De gegevens over de woonplaats van Scholte gedurende de jaren 1835 tot 1837 samenvattende, kunnen we zeggen, dat het gezin Scholte in 1835 enige tijd te Gorcum heeft gelogeerd (augustus tot november); dat daarna mevrouw Scholte naar haar ouderlijk huis te Amsterdam is gegaan, terwijl ds. Scholte te Gorinchem is gebleven. Van ongeveer juli 1836 tot begin september 1837 heeft het gezin in laatstgenoemde plaats gewoond. Daarna werd te Utrecht de ‘huizinge Domselaarspoort’ betrokken.Ga naar voetnoot72

Hartelijk Geliefde!

Het is vandaag zoo druk geweest dat ik bijna geen tijd heb om te schrijven; doch ik wil toch aan mijne belofte voldoen, daar gij ook getrouw de uwe vervuld hebt; hoe het te Loosdrecht gegaan is zult gij van Jufvr. Obbes wel gehoord hebben.Ga naar voetnoot73 De Heere heeft mij bijzonder gesterkt, en mijn ongeloof beschaamd. Wanneer zullen wij leeren ons geheel en al aan de Heere toe te vertrouwen. het klagen in uwen brief is mij geene vreemde zaak; mocht het ons meer uitdrijven om onze vastigheid dagelijks te vinden in Christus het eenige fundament, om uit Hem krachten te ontfangen ter verheerlijking van den drieëenigen VerbondsGod; dagelijks vragende om gevoed en verkwikt en getroost te worden door Zijne gemeenschap.

De Heere schenke ons genade om met eene vernieuwde keuze met ons huis Hem te dienen, en tot voorbeelden der gemeente te zijn in al onzen handel en wandel.

Ons goedGa naar voetnoot74 is redelijk wel overgekomen zoo ver ik kan bespeuren. Zij zijn druk

[pagina 48]
[p. 48]

aan het schoonmaken. In deze week heb ik het druk met schrijven. Aanstaande zondag hoop ik te Willige Langerak onder het gebied van Utrecht te preken. De eigenaar van de wooning aldaar heeft zelfs een permissie-brief van zijn burgemeester gekregen.Ga naar voetnoot75 Dit zal eenigsints ten troost zijn voor de gemeente van Langerak en de omstreken.Ga naar voetnoot76 Ik zal denkelijk ook binnenkort te Utrecht moeten prediken om tevens de Christelijke ban in de Naam des Heeren te leggen op het jonge paar, waarbij ik een groote mate van verharding ontdekt heb.Ga naar voetnoot77 Heden wordt van Halen en vrouw gecensureerd,Ga naar voetnoot78 anders gaat het hier goed, er is hier een kerkediaken afgescheiden,Ga naar voetnoot79 een tweede staat te volgen; er is een vierde gezelschap aangelegd,Ga naar voetnoot80 te Werkendam neemt het ook zeer toe. Ook verder op in Zuid Holland, alsmede in Zeeland. De Heere werkt, de oogst is groot, mocht het den Heere behagen om arbeiders uit te stoten, want ik zie er geen doorkomen aan.

De vrienden alhier groeten u allen, groet ook van mij alle betrekkingen en vrienden. Zoen onze kleinenGa naar voetnoot81 voor mij. Sara wordt vermaand om zoet te zijn. Nu lieve, de Heere sterke u naar lichaam en geest, en geve u in stilheid tot Hem te roepen, het gebed is toch in stilte tot God uit Sion, gedenk in uwe verzuchtingen aan uwen

u hartelijk liefhebbenden

Hendrik

 

P.S. Er wordt donderdag een mandje met pijpen meegegeven met de schipper, laat Daan vrijdag iemand aan het veer sturen om het af te halen. vaarwel.

[pagina 49]
[p. 49]

10. Gorinchem, (dinsdag) 31 mei 1836Ga naar voetnoot82

Hartelijk Geliefde!

Omdat gij niet te lang zoudt wachten, haast ik mij u nog eenige letteren toe te zenden. Gaarne zou ik zelf reeds koomen, ja ik heb noodig de genade des Apostels toen hij betuigde ik bedwinge mijn vleesch en breng het tot dienstbaarheid. De Heere God schenke ons door Zijnen H.Geest om onderworpen te zijn aan Zijne leidingen en in die verlo(o)chening van ons zelf Hem te dienen en te verheerlijken met lichaam en geest.

Ik heb Zondag met zegen tweemaal mogen prediken te Willige Langerak voor een ontelbare schaare,Ga naar voetnoot83 het was binnen en buiten vol doch allen konden goed hooren, 's middags heb ik 7 kinderen gedoopt, doch het verhaal van die burgemeester was weer een praatje,Ga naar voetnoot84 die man is integendeel zeer vijandig, doch kon niets uitvoeren, hij heeft 's morgens de vergadering nog opgenomen en Koen de JongGa naar voetnoot85 naar zijn naam en woonplaats gevraagd, en toen dadelijk weggelopen. Morgen middag moet ik alhier van de buitendorpen belijdenis afnemen, (een) kerkeraadslid bevestigen en trouwen. In de volgende week moet ik naar Aalst, Gameren, Zuilichem en Herwijnen om kerkeraden te bevestigen en te doopen.Ga naar voetnoot86

De Broer van Hasselman te AalstGa naar voetnoot87 is geschorst voor 6 weken als meester en verwacht na dien tijd zijne geheele afzetting. In Aalst staat een groot gedeelte der Gemeente op afscheiden.Ga naar voetnoot88 Do. Meerburg is nu bepaald beroepen voor en verbonden aan N.Braband, dus daarvanGa naar voetnoot89 kan ik nu niet veel hulp meer verwachten. Ik zal nu mijne losmaking van Genderen verzoeken, om dan ook uitsluitend in Z. en N.Holland en Utrecht werkzaam te zijn,Ga naar voetnoot90 hoopende dat de Heere mij in die streken medearbeiders toeschikt, want anders zie ik geen mogelijkheid om al het werk af te doen. De predikantenGa naar voetnoot91 beginnen al in den kuil

[pagina 50]
[p. 50]

te vallen die zij voor ons gegraven hebben - op onderscheidene plaatsen koomen zij onder het getal, en zijn dus in de onmogelijkheid dat art. 291 enz. op hun toegepast wordt.Ga naar voetnoot92 Het gaat hier te Gorcum stilletjes voort. Het stuk van belijdenis en doop wordt meer en meer een stuk waarover menigeen niet te vreden is; veelen zijn benaauwd dat de kerk van Christus vervallen zal wanneer men aan de zich indringen(de) wareld de bondzegelen niet geven wil, en dit is een treurig bewijs dat het zuurdesem van het Babel waarvan wij zijn uitgegaan, nog niet is uitgevaagd.

Do. de Cock schijnt sterk voor den algemeenen doop te zijn, van Raalte heeft daardoor veel moeijelijkheid doch staat zeer vast.Ga naar voetnoot93 Do. Meerburg wordt er door geslingerd; wat de uitwerking zal zijn wensch ik aan den Heere over te laten; ik heb aan DuyserGa naar voetnoot94 gezegd, dat hij zoo hij meende voor zijn gevoelen grond te hebben in het Woord van God en in onze formulieren van eenigheid, hij dan mij ten minsten moest aanklagen aan eene kerkvergadering; dewijl ik dan schuldig zou zijn aan inkrimping van Gods verbondsbeloften, en dat ik dat zelf voor zeer zondig reken, en zoo men mij met het Woord overtuigd ik gaarne zou veranderen van praktijk, doch dat ik anders wenschte getrouw te zijn aan de duidelijke leer der Gereformeerde Kerk, zonder mij te laten afleiden door de kwade praktijk van vroegere dagen. De Heere God beware Zijn Sion voor de letter en sleurdienst waardoor wij ten val zijn gekomen.

Het huren van het huis van Jufvr. van Velzen vindt ik niet goed, want als er alleen al bij Couprie 70 menschen koomen, hoe zullen dan allen te samen in dat huis geborgen worden.Ga naar voetnoot95 Ik behoor echter niet tot de kerkeraad en geef het derhalve over. De Heere zal wel toonen wanneer wij niet in Zijne wegen wandelen, doch als wij eerst moeten zien dat wij dwalen, is de smart ook des te gevoeliger. Demper gaat nu bij hem niet meer door, maar gaat Zondags met de gemeente over de Lek onder de Prov.Utrecht.Ga naar voetnoot96

Het huis begint schoon te worden, het beneden kamertje is klaar, de studeer-

[pagina 51]
[p. 51]

kamer gedeeltelijk doch ik laat nog een rek maken voor de boeken; de zolders zijn bijna schoon. In de zijkamer zijn zij aan het plafon bezig, het schuurwerk is gedaan, de kelder is klaar, ook de keuken; als de zijkamer gereed is zullen wij het kleed meten, als er volstrekt een loper moet wezen is deze hier wel goed te krijgen. Ik heb al bij het nazien en aanzien en verzorgen van het goedGa naar voetnoot97 gedacht dat wij er het gemakkelijkst zouden afkomen; wanneer de deurwaarder het eens voor boeten en proceskosten op de markt verkocht, dan zouden wij nooit zoo veel te verliezen hebben. In de zijkamer zullen linnen gordijnen moeten wezen, omdat de menschen dat allen zoo hebben voor aan de straat, zoo moet het een na het ander zijn. Ik hoop dat wij van de zomer die mooije zijkamer maar niet ontzien zullen.

Uw hoed is naar de schoonmaakster doch ik heb niet veel trek om een hoededoos mee op reis te neemen daar ik onderweg nog wel zal vertoeven; de wind is nog al schraal, zoudt gij het met de zwarte hoed kunnen redden tot Gorcum. De menschen weeten toch wel dat wij vreemd zijn en misschien zien zij het toch wel voor een zomerhoed aan.

Ik weet nog niet waar ik de volgende Zondag moet prediken, ik kan het dus ook niet schrijven. Vraag aan Daniel hoe het met de pleidooien is.Ga naar voetnoot98 Ik heb een brief van GolverdingeGa naar voetnoot99 gehad van 26 Mei; toen had hij de copieën nog niet, dat is niet volgens afspraak, de uitgave zal nu een maand vertraagd zijn. Gaarne zou ik ook deeze week het prospectus van intekening hebben van Lodensteyns Beschouwingen SionsGa naar voetnoot100 alsmede proeven van de Catechismus van...Ga naar voetnoot101 - verzoek aan Daniel dat hij eens bij HövekerGa naar voetnoot102 aangaat. Ik verlang ook te weten wanneer en hoe de uitspraak is van de rechtbank in het appel van Arnhem.Ga naar voetnoot103 Do. Budding zal denkelijk wel voor de Leydsche en Haagsche rechtbank moeten verschijnen, hij is gedurig werkzaam en reizende; ik heb nog geen brief gehad want hij heeft geen tijd om te schrijven.

Het verschil over den doop zou wellicht eene bijeenkomst der predikanten noodzakelijk maken. Dat zou zeer goed kunnen geschieden bij Mevr. Zeelt;Ga naar voetnoot104 bij gelegenheid kunt gij haar wel eens vragen of zij 7 predikanten zou kunnen

[pagina 52]
[p. 52]

logeren.Ga naar voetnoot105 Ik heb nog van niemand eenige bijdrage voor het tijdschrift ontfangen, en ik zal het dus nog maar een maand uitstellen, want alleen kan ik het niet beginnen.Ga naar voetnoot106

Ik weet geen raad met al het werk; want ik kan niet reizen en schrijven tegelijk. Mocht ik maar meer onderworpen zijn, en doende wat mijne hand vindt, de besturing aan den Heere over laten, onze dwaasheid komt zoo gedurig aan den dag, en wij weten het dikwijls zulk een schoonen glimp te geven. Eenmaal zal het morren ophouden als onzen ouden adam in het graf daald, doch ook dat geschied op 's Heeren tijd; en als het verlangen naar dien tijd alleen voortvloeit om van de moeijelijkheid ontslagen te wezen, is het verlangen zeker niet zeer Gode welbehagelijk. Als Christus niet de getrouwen en onveranderlijken Borg en Middelaar was, dan was het buiten hoope.Ga naar voetnoot107

11. Gorinchem, 7 juni 1836

Hartelijk Geliefde!

Daar ik wellicht in de volgende dagen geene gelegenheid zal hebben om te schrijven, zoo neem ik nu nog even de pen op, opdat gij niet te lang zoudt behoeven te wachten; ik verlang hartelijk bij u te zijn; dagelijks ondervind ik de kracht van het woord die twee zullen tot één vleesch zijn, de bewustheid alleen dat ik bezig ben ik het werk van onzen eeuwigen Koning, voor Wien ook de banden des vleesches moeten onderdoen, en, Die ook daarin Zijne Koninglijke heerschappij verheerlijkt dat Hij mij stille maakt. Hij schenke ons genade om elkander weder te moogen ontmoeten tot verheerlijking van Zijnen naam als zaamgevoegden in het huwelijk door Zijnen hand, opdat ook zaad moge kunnen zeggen tot den Heere: op U ben ik geworpen van den baarmoeder aan. Wij hebben heden 1o. Classicale vergadering over de verkoren kerkeraad van Tricht,Ga naar voetnoot108 2o. vergadering der commissie wegens Joh. van Rhee,Ga naar voetnoot109 heden avond bediening des H.Doops. Morgen denk ik met Do. Meerburg na Zuilichem te gaan waar het ook niet best in orde isGa naar voetnoot110; van daar denk ik de gemeente te Aalst

[pagina 53]
[p. 53]

te vestigen,Ga naar voetnoot111 en hoop Zaturdag na Utrecht te kunnen gaan, en dan in de volgende week dingsdag of woensdag te Amsterdam te koomen.

Misschien kan ik dan aanstaande rustdag over 8 dagen op de boerderij van Mevr. Zeelt prediken.Ga naar voetnoot112

Ik heb Zondag weder te Willige Langerak gepredikt. Mijne komst was zeer onverwacht doch wellekom; de prediking van den vorigen rustdag heeft door 's Heeren genade bijzonder veel mogen achterlaten! Er is eene banier opgericht welke de vijanden niet zullen kunnen weg krijgen.

Hier is alles stil; woensdag moet Demper met eenige anderen weer voor de rechtbank komen.Ga naar voetnoot113

Er zal in deeze omtrek wellicht eene hamansgeschiedenis in 't klein gebeuren.Ga naar voetnoot114 De officierGa naar voetnoot115 had aan de burgemeester van Nieuwland geschreven om inlichting of hij een paar jonge lieden had getrouwd en daarvan bewijs afgegeven, het was het paar dat ik in de voorledene week in den huwelijken staat had bevestigd; het bewijs was afgegeven en aan mij ter hand gesteld. Doch de Burgemeester vermoedende wat het oogmerk was, is nu opmerkzaam gemaakt op de artikels uit het Strafwetboek, en zal aan den officier schrijven dat hij gelegenheid heeft om een hervormde predikant te vervolgen en na de wet te doen straffen die reeds meermalen en nog zeer onlangs, huwelijken had ingezegend zonder bewijs van den burgerlijken stand. Hier kan letterlijk vervuld worden RijmPs. 119 vs 59. De Heere is recht en doet gerechtigheid op aarde.

Van harte wensch ik dat de poging des kerkeraads te Amsterdam met 's Heeren goedkeuring bekroond worde;Ga naar voetnoot116 en dat de verlossing der Kerke Gods in mijne geboorteplaats een aanvang mag nemen, en dat de Koning der Kerk de Gemeente aldaar spoedig eenen Herder en Leeraar mag geven;Ga naar voetnoot117 want bij meerder vrijheid wordt het werk in deeze groote Provintie alleen te zwaar. De Heere zal 't maken; groet alle de vrienden, Moeder, Daan, Obbes ook van de vrienden alhier. De Heere onze God zij u nabij in en tot alles. Zoen onze kleinen. Ik verwacht vrijdag een brief van u. Gedenk in uwe gebeden

aan uwe u hartelijk liefhebbenden

Hendrik

voetnoot1
Breder over de gebeurtenissen te Ulrum in oktober 1834: J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Groningerland I, 48-57.
voetnoot2
Vermoedelijk in de trekschuit, waarmee een deel van de reis werd gemaakt.
voetnoot3
Nijkerk.
voetnoot4
Ds. C.C. Callenbach (1803-1873) sympatiseerde enigszins met de latere Afgescheidenen: H. de Cock, G.F. Gezelle Meerburg (zwager) en H.P. Scholte.
voetnoot5
D.T. Notten; men zie voor hem hoofdstuk 2.
voetnoot6
Jantje de Cock geboren te Ulrum 21 maart 1831 en aldaar overleden zondag 5 oktober 1834, 's avonds om 9 uur.
voetnoot7
Drie uur gaans van Ulrum.
voetnoot8
Bedoeld is de zwager van Scholte, Jan Daniel Brandt te Amsterdam. In de volgende zin is sprake van Scholte's schoonmoeder Sara Brandt-Koopman.
voetnoot9
Het origineel heeft als datum 8 oktober; dit moet een verschrijving zijn. Dinsdag 7 oktober kwam Scholte in Groningen, bleef, zoals hier in substantie staat, woensdag in deze stad en ging donderdag 9 oktober naar Ulrum; men zie ook Wesseling, Afscheiding in Groningerland I, 48.
voetnoot10
2 oktober 1834; vergelijk Wesseling I, 48.
voetnoot11
Inderdaad preekte Scholte vrijdagavond in de Hervormde kerk te Ulrum voor een grote menigte. Hij doopte zeven kinderen en kondigde aan een bediening van het heilig avondmaal op zondag 12 oktober. Zijn tekst was Jesaja 8 vers 11-15, dezelfde als van zijn preek op zondag 5 oktober te Doeveren en Genderen. Meer bijzonderheden over deze dienst: Wesseling I, 49-50.
Zoals bekend werd op 12 oktober door Scholte niet gepreekt in het kerkgebouw, maar ‘in het grasland van de pastorie’. Tekst: Hebreeën 10 vers 19-22. In de middag vertrok hij uit Ulrum.
Op grond van het optreden (vrijdagavond) van Scholte zonder toestemming van de consulent, werd hij 29 oktober geschorst door het classicaal bestuur van Heusden. Naar aanleiding van bepaalde uitlatingen in zijn preek werd hij gedaagd voor de rechtbank te Appingedam, maar (evenals in hoger beroep te Groningen) vrijgesproken. Men zie voor de procedures: DERDE DEEL 66-76.
voetnoot12
Daniel; de vrouw van Scholte bevond zich te Amsterdam.
voetnoot13
Sara Johanna, geb Doeveren 9 november 1833.
voetnoot14
Na enige verwikkelingen werd Simon van Velzen 9 november 1834 te Drogeham bevestigd als Hervormd predikant. Scholte had zich toen reeds afgescheiden. De bevestiger was de consulent ds. L.D. Westerloo. Wormser, Schat in aarden vaten IV, 11.
voetnoot15
Namelijk te Amsterdam.
voetnoot16
DERDE DEEL 42-61.
voetnoot17
Bos, Archiefstukken II, 68-108, speciaal (voor het request) 73-74.
voetnoot18
Bos, Archiefstukken II, 80-81.
voetnoot19
Op 2 november 1834 overleed op de leeftijd van 1⅓ jaar Prins Willem Frederik Nicolaas Karel (kleinzoon van Koning Willem I), zoon van Prins Willem Frederik Karel (1797-1881).
voetnoot20
Bedoeld zijn leden van de Haagse Réveil-kring.
voetnoot21
persoonlijke.
voetnoot22
Mr. Dirk graaf van Hogendorp (1797-1845); vergelijk DERDE DEEL 77-81.
voetnoot23
Bos II, 28-44; Wesseling I, 62, 64. Het huisarrest van De Cock werd spoedig opgeheven, de in beslag genomen papieren hem terug gegeven; één en ander op last van de gouverneur van de provincie. Van vernielingen lezen we in de literatuur niet; evenwel moet de familie De Cock aan geen geringe kwellingen hebben blootgestaan: twaalf soldaten waren in de pastorie gelegerd, bovendien werd de wacht er ondergebracht.
voetnoot24
Bedoeld zal zijn Arie Baaijens, diaken te Doeveren; Woerkum = Woudrichem.
voetnoot25
Vermoedelijk over de Maas van Woudrichem naar Veen of Heusden - en vandaar te voet naar Doeveren.
voetnoot26
J. van Rhee, Hervormd predikant te Veen (N.-Br.) 7 juli 1834 tot 10 nov. 1835; scheidde zich af, maar werd reeds in 1836 afgezet als (Afgescheiden) predikant.
voetnoot27
Ds. A. Brummelkamp scheidde zich te Hattem af 7 oktober 1835.
voetnoot28
L. ter Loo, één der ondertekenaars van een request door C. Hanau e.a. te Meppel, gezonden aan de Koning, 16 mei 1834; gevraagd werd recht te doen aan ds. H. de Cock. Bos II, 329, 339.
voetnoot29
Na deze woorden zal moeten volgen: ‘vermeldt’.
voetnoot30
19 november 1834.
voetnoot31
D.J. van der Werp, Bos II, 110.
voetnoot32
Donderdag 27 november; vonnis wegens het leiden van een ongeoorloofde godsdienstoefening.
voetnoot33
Inderdaad werd ds. H. de Cock op 28 november in hoger beroep te Groningen veroordeeld wegens het verstoren (beter: beletten) van een godsdienstoefening te Ulrum, zondag 19 oktober. Vergelijk Wesseling I, 59-61,68. Hij werd aanstonds in hechtenis genomen en werd 26 februari 1835 uit gevangenschap ontslagen.
voetnoot34
Op 27 november 1834 werd de gemeente te Groningen geïnstitueerd. Twaalf personen waren de eerste lidmaten. R. Kema werd ouderling, O.L. Schildkamp diaken. Wesseling III, 124-125. Vergeleken bij de gemeente van Scholte, met ruim 400 zielen, was het begin van die te Groningen inderdaad een ‘klein hoopje’.
voetnoot35
Mr. Carel Maria van der Kemp (1799-1862) behoorde tot de kring van het Réveil in 's-Gravenhage.
voetnoot36
Eén woord onleesbaar.
voetnoot37
Boven de brief staat ‘Appingedam 29 Oktober 1834’, maar dit moet een vergissing zijn. Scholte werd zaterdag 29 november verhoord. Vergelijk Officiëele stukken betreffende den uitgang uit het Nederl. Herv. Kerkgenootschap I, 73.
voetnoot38
Men zie voor zijn gevangenschap Officiëele stukken I, 73-87. Scholte reisde via Groningen, Amsterdam, Den Haag en Gorcum terug naar Doeveren.
voetnoot39
De eer van deze vondst komt toe aan J.S. van Weerden. Men zie de belanrijke en uitvoerige beschouwingen van laatstgenoemde over het pamflet ‘Ulrum, zooals het is...’ in zijn Spanningen en Konflikten - Verkenningen rondom de Afscheiding van 1834, Groningen 1967, 55-80.
voetnoot40
J.S. van Weerden 62.
voetnoot41
G. Keizer, De Afscheiding van 1834, 544.
voetnoot42
DERDE DEEL 66-76.
voetnoot43
Men zou hier kunnen tussenvoegen de woorden ‘vergelijking van’.
voetnoot44
DERDE DEEL 66. Wij menen de artikelen 201 en 202 te moeten noemen. Men vergelijke ook de tekst van het (vrijsprekende) vonnis door de rechtbank te Appingedam, 27 februari 1835, Bos II, 59-61.
voetnoot45
Keizer, Afscheiding 547.
voetnoot46
Scholte heeft in dit opzicht niet gelijk gekregen. Hij werd vrijgesproken, maar van een aanklacht tegen, laat staan veroordeling van de getuigen, wegens meineed of valse verklaring, is niets bekend.
voetnoot47
Scholte is dan op weg naar de rechtszitting te Appingedam op vrijdag 20 februari. Vergelijk DERDE DEEL 68-69.
voetnoot48
Mr. J. Potter van Loon, de advocaat van Scholte.
voetnoot49
Klaas de Wit uit Grootegast en Freerk Hendriks Stoit wonende onder Ulrum zouden 12 oktober 1834 ds. N. Smith in de Hervormde kerk te Ulrum hebben gemolesteerd. Zij werden bij arrest van het hof van assises in de provincie Groningen en Drenthe van 2 maart 1835, ieder tot een gevangenisstraf van 18 maanden en ƒ 10,- boete veroordeeld. Vergelijk Bos I, 318-321; II, 53.
voetnoot50
Hof van assises is in het algemeen een rechtbank die oordeelt over zware misdrijven.
voetnoot51
Iets in de(n) loop laten = iets verliezen, van iets afzien, achterlaten.
voetnoot52
Meerten Jans Niewold, 30 jaar, dagloner, wonende te Houwerzijl gemeente Ulrum, verstoorde 1 februari 1835 een Hervormde godsdienstoefening te Zuurdijk, door de op de kansel staande predikant J.H. Warmolts toe te roepen ‘Wolf, kom af’. Ds. Warmolts verliet na enig verder rumoer de kansel, waarna Niewold deze beklom en ‘ofschoon het lezen en schrijven niet verstaande, onverstaanbare gebeden deed en psalmen liet zingen, waarmee hij en een groot aantal van zijnen aanhang zich bijna twee uur hebben bezig gehouden’ - Bos II, 228-230. Er zijn aanwijzingen dat De Cock c.s. zich van zulk een optreden distancieerden. Vergelijk Wesseling I, 121-122.
Op 15 maart riep Niewold opnieuw ‘Wolf, kom af’ en wel tot ds. A.P.A. de Cloux uit Vierhuizen, toen deze in Ulrum preekte.
Niewold werd voor deze vergrijpen tot gevangenisstraffen en boeten veroordeeld.
voetnoot53
Bos II, 226-227. Met ‘hier’ wordt bedoeld in de stad Groningen.
voetnoot54
Mevrouw Scholte logeerde, zoals de volgende brief leert, in die dagen te Gorinchem. Ongetwijfeld is dit geweest ten huize van A. Hasselman (men zie voor hem EERSTE DEEL, naamregister).
voetnoot55
Vergelijk DERDE DEEL 66-67.
voetnoot56
Een persoon uit Genderen of Doeveren die Scholte met paard (en wagen?) zou komen afhalen van de boot, die te Veen aanlegde. Mogelijk de diaken Arie Baaijens. Vergelijk brief no. 3 van dit hoofdstuk.
voetnoot57
Arie 't Hooft, één der eerste Afgescheidenen te Veen (N.-B.). Volgens ds. C.W. Pape, te Heusden, de grote tegenstander van Scholte, was 't Hooft een ‘onberispelijk, onkundig, vrij vermogend landbouwer’ etc.; Bos III, 37-38, 44.
voetnoot58
Wellicht dat de zwaarte van de straf bij veroordeling van Scholte - minstens twee jaar gevangenisstraf - de rechtbank zeer voorzichtig heeft gemaakt de betreffende artikelen van het Franse wetboek van strafrecht toepasselijk te verklaren.
voetnoot59
Zoals het slot van deze brief ons leert, verbleef mevrouw Scholte in die dagen opnieuw te Amsterdam, ten huize van de weduwe S. Brandt-Koopman en Jan Daniel Brandt (Daan).
voetnoot60
Deze passage heeft betrekking op het rechtsgeding voor het hooggerechtshof te 's-Gravenhage tegen H.P. Scholte en Cornelis Gros te Bodegraven, naar aanleiding van een samenkomst gehouden ten huize van laatstgenoemde. In eerste instantie werden Scholte en Gros veroordeeld tot respect. ƒ 100,- en ƒ 25,- boete (rechtb. s G, inv. no. 16). Mr. A.W. van Appeltere (1798-1841) was de substituut-procureur-generaal bij het hof. Mr. J.W. Gefken verdedigde Gros; Scholte zichzelf; alle drie voerden het woord. Bij vonnis van woensdag 20 april werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De kosten bedroegen ƒ 107,71 (hooggerechtshof 's-Gravenhage, inv. no. 295).
voetnoot61
Ds. D. Molenaar (1786-1865).
voetnoot62
Adres door de synode van de Afgescheiden kerken - Amsterdam 2 tot 12 maart 1836 - opgesteld en 16 maart 1836 aan de Koning overhandigd. Vergelijk J.C. Rullmann, De Afscheiding 165-168. Het adres leidde tot het koninklijk besluit van 5 juli 1836; EERSTE DEEL 34-36; Bos III, passim.
voetnoot63
Op 8 april 1836 sprakde rechtbankte Rotterdam Jacob de Gorter (63) en Simon van Jeveren (32) beiden wonende te Schiedam, vrij (Bos III, 200-201). Zij hadden 20 maart 1836 een samenkomst gehouden van meer dan twintig personen. In hoger beroep werden beiden op 25 april 1836 veroordeeld in een boete van ƒ 12,- (hooggerechtshof 's-Gravenhage, inv. no. 295).
voetnoot64
De ‘Schiedammers’ waren blijkbaar, wellicht in verband met hun eigen geding, te 's-Gravenhage.
voetnoot65
Maandag 11 april 1836.
voetnoot66
Scholte tekende aan (Lijst der texten): ‘(1836) 12 April. Vergadering met de gemeente te Rotterdam over de aldaar bestaande verwarring’. De bewaard-gebleven gegevens over de eerste jaren van het bestaan van de aanvankelijk kleine gemeente te Rotterdam zijn zeer schaars. De notulen beginnen met het jaar 1843. De eerste ouderlingen waren Gt. van Akkeren en N. van de Coever(r)ing. In HO (provincie Zuid-Holland) lezen we: 15 april 1836 - Gt. van Akkeren heeft zijn bediening neergelegd; 14 maart 1837 - Niemand verschenen. Er zijn bezwaren zowel tegen Van Akkeren als tegen Van de Coevering. Grote ‘oneenigheden’. Verder in dit boek worden hier en daar nog gegevens over Rotterdam vermeld (men zie het plaatsnamen-register).
voetnoot67
Niet duidelijk wie is bedoeld.
voetnoot68
G.F. Gezelle Meerburg, afgescheiden predikant te Almkerk.
voetnoot69
Op 1 april 1836 brak H.J. Budding, predikant te Biggekerke, met de Hervormde kerk. Drie van de ouderlingen en één van de diakenen volgden hem.
voetnoot70
Mevrouw Scholte beviel in het ouderlijk huis te Amsterdam 3 mei 1836 van haar tweede dochter Maria; het kindje overleed te Amsterdam in juli 1836.
voetnoot71
EERSTE DEEL 71.
voetnoot72
Deze opmerkingen betekenen een kleine correctie inzake de vermeldingen aangaande het domicilie van de Scholte's in het EERSTE DEEL 60-62. Men zie verder voor dit onderwerp hoofdstuk 18.
voetnoot73
Scholte preekte 22 en 23 mei 1836 - eerste en tweede Pinksterdag - te Oud-Loosdrecht. Tijdens één van de diensten werd proces-verbaal opgemaakt; EERSTE DEEL 104-105. N. Obbes Dzn. was één van de eerste diakenen van de gemeente te Amsterdam.
voetnoot74
Onze inboedel.
voetnoot75
Zondag 29 mei preekte Scholte zowel 's morgens als 's middags te Willige Langerak, gelegen ten noorden van de Lek. G. Lekkerkerk de Hoop, landbouwer, die zijn huis en erf voor de bijeenkomsten had beschikbaar gesteld, was niet in het bezit van een vergunning van het gemeentebestuur. Scholte preekte opnieuw tweemaal te Willige Langerak zondag 5 juni. Deze vier samenkomsten leidden niet tot gerechtelijke vervolging. Zou dit wel zijn gebeurd, dan zou toch via een vonnis van de rechtbank te Utrecht, te Amsterdam in appèl vrijspraak zijn gevolgd. Men zie ook TWEEDE DEEL 61-64.
voetnoot76
In Langerak, Tienhoven en Noordeloos - ten zuiden van de Lek - zijn de Afgescheidenen bij herhaling beboet. Men trok dan wel naar Willige Langerak, om godsdienstoefening te houden.
voetnoot77
Nadere gegevens ontbreken. De notulen van de gemeente te Utrecht beginnen met 1837.
voetnoot78
Reinier van Halen en zijn vrouw Neeltje Cornelia Spaan behoorden tot de eerste Afgescheidenen (eind 1835) te Gorinchem. De notulen over 1836 ontbreken. Wij vinden beide personen na 1836 nog wel bij de gemeente. EERSTE DEEL naamregister - Van Ha(a)len.
voetnoot79
Laurens de Bruin, loodgieter. EERSTE DEEL 26, naamregister.
voetnoot80
Dit betekent dat er meer dan driemaal twintig kerkgangers waren. In den regel kon men namelijk niet met meer dan twintig personen in één huis bijeenkomen. EERSTE DEEL 112.
voetnoot81
Het echtpaar Scholte heeft op dit tijdstip twee kinderen: Sara Johanna, dan 2½ jaar, en Maria, geb. mei 1836.
voetnoot82
Bij het origineel van deze brief - groot vier bladzijden - ontbreekt het slot.
voetnoot83
De burgemeester van Willige Langerak schrijft in zijn proces-verbaal: ‘Dat niet alleen het geheele woonhuis, zoo onder als boven, vol menschen was, maar dat ook het geheele erf en de hooiberg opgevuld waren met eene verbazende menigte, die zeker vele honderden in getal bedroeg. Dat de wijd openslaande deuren van het achterhuis geheel open stonden en dat daardoor de menigte binnen- en buiten het huis als ware ééne vergadering uitmaakte’. J.G.M. Boon e.a. Gereformeerde kerk van Lopik - honderd jaren (1871-1971), Lopik/-Woerden (1971) 9.
voetnoot84
Scholte bedoelt: de burgemeester had geen vergunning gegeven; zie vorige brief.
voetnoot85
Te Tienhoven; men zie voor hem: naamregister in EERSTE en TWEEDE DEEL.
voetnoot86
Volgens de ‘Lijstder texten’ doopte Scholte te Gorinchem 7 juni 1836 en doopte hij te Aalst donderdag 9 juni. In laatstgenoemde plaats werd ook de kerkeraad bevestigd.
voetnoot87
Jan Hasselman, schoolmeester te Aalst (Bommelerwaard). Heeft, op hoge leeftijd, tevergeefs getracht predikant te worden. Men zie voor hem naamregister in EERSTE, TWEEDE en DERDE DEEL.
voetnoot88
Deze verwachting is niet in vervulling gegaan. Een request in 1839 door de kleine gemeente van Aalst-Poederoyen aan de Koning gezonden, bevat uit Aalst achttien namen van belijdende leden.
voetnoot89
van hem.
voetnoot90
DERDE DEEL 15-16, 26, 35.
voetnoot91
Hervormde predikanten.
voetnoot92
Vergelijk Bos I, xiii: ‘Geenerlei genootschap (of gezelschap) van meer dan twintig personen, met oogmerk om dagelijks of op zekere bepaalde tijden bijeen te komen, ten einde zich met voorwerpen van godsdienst, letterkunde, staatkunde of andere zaken bezig te houden, zal opgerigt mogen worden, dan met toestemming van de Hooge Regering, en onder zoodanige voorwaarden, als het openbaar gezag zal goedvinden het gezelschap op te leggen.
Onder het getal van personen, bij dit Artikel uitgedrukt, zullen niet begrepen zijn, die hunne woonstede hebben in het huis, waar het gezelschap bijeenkomt’.
voetnoot93
In deze passage komt naar voren dat Scholte slechts kinderen van belijdende leden der gemeente wilde dopen. De Cock aanvaardde na de Afscheiding de toestand die in het noorden van het land heerste, namelijk dat velen, uit allerlei oorzaak, eerst op gevorderde leeftijd belijdenis van hun geloof deden. Hij meende dat de kinderen van zulke leden gedoopt mochten worden. Deze zaak is een belangrijk twistpunt geweest in de eerste tijd na de Afscheiding.
voetnoot94
Cornelis Duijser, dan wonende te Veen, gewezen student in de theologie te Utrecht. Stond ten aanzien van de leer van de doop tegenover Scholte. Later bierbrouwer te Heusden. Bos II, 416; EERSTE DEEL 294.
voetnoot95
Zal een reactie zijn op hetgeen mevrouw Scholte had geschreven. De woning van de weduwe N.J. van Velzen-Geselschap werd verbouwd tot het eerste kerkgebouw van de Afgescheiden gemeente te Amsterdam. J.C. Couprie was één van de eerste ouderlingen aldaar.
voetnoot96
Gerrit Demper (42), landbouwer, wonende te Langerak. EERSTE en TWEEDE DEEL, naamregister. Men zie ook noot 76 van dit hoofdstuk.
voetnoot97
De inboedel. Wellicht had de eerste, eenvoudige inboedel vande Scholte's tengevolge van de twee verhuizingen en het opgeslagen-zijn, enigszins geleden.
voetnoot98
Bedoeld zal zijn: hoe staat het met het drukken van de pleitrede, uitgesproken door mr. A.M.C. van Hall; of van een geschrift van Scholte, betreffende de vervolgingen.
voetnoot99
J. van Golverdinge, boekhandelaar en uitgever te 's-Gravenhage.
voetnoot100
Jodocus van Lodenstein, Beschouwinge(n) van Zion. Scholte gaf dit werk opnieuw uit; in twee delen, Amsterdam 1839.
voetnoot101
Eén woord onleesbaar.
voetnoot102
H. Höveker, boekhandelaar en uitgever te Amsterdam; één der eerste diakenen.
voetnoot103
Vermoedelijk naar aanleiding van processen tegen de Afgescheidenen te Vuren in het jaar 1836; vgl. EERSTE DEEL 223. De betreffende archiefstukken zijn verloren gegaan. In ieder geval volgde er geen vrijspraak.
voetnoot104
Vrouwe J.J. Zeelt te Baambrugge. Men zie voor haar VIERDE DEEL, hoofdstuk 22 en 23.
voetnoot105
De vergadering van predikanten werd gehouden te Zwolle van 5 tot 8 juli 1836. (Lijst der texten). Van deze vergadering is nagenoeg niets bekend. Vermoedelijk waren aanwezig: Brummelkamp, De Cock, Van Raalte, Scholte en Van Velzen. Op grond van de acta van de synode Utrecht 1837 moeten we aannemen dat de predikanten geen overeenstemming aangaande de leer van de doop bereikten.
voetnoot106
Bedoeld is het tijdschrift De Reformatie. Het kwam tot stand krachtens het besluit van de synode te Amsterdam 1836 (art. 68 der Handelingen). Het eerste nummer verscheen begin 1837.
voetnoot107
Hier eindigt het manuscript. Zoals reeds vermeld, ontbreekt van deze brief het slot.
voetnoot108
Een afschrift van de notulen van deze vergadering is bewaard gebleven. Hierin wordt niet gesproken van een classicale vergadering, maar van een ‘Vergadering van de opzieners der gemeente’. Aanwezig waren afgevaardigden van Gorinchem, Leerdam, Tricht, Vuren en Herwijnen. (HO, provincie ‘Beneden-Gelderland’, EERSTE DEEL 289).
voetnoot109
De notulen van deze vergadering zijn niet bewaard. Men zie voor ds. J. van Rhee, Handelingen synode 1836 Amsterdam, art. 25-27 etc.
voetnoot110
EERSTE DEEL passim.
voetnoot111
Vergelijk noot 86 van dit hoofdstuk.
voetnoot112
Scholte preekte zondag 12 juni op het landgoed Postwijk van vrouwe J.J. Zeelt te Baambrugge. (Lijst der texten)
voetnoot113
Gerrit Demper (Langerak) en Pieter de Mik (Gouda) werden 11 juni 1836 veroordeeld door de rechtbank te Gorinchem; TWEEDE DEEL 60-61.
voetnoot114
Haman, boek Esther.
voetnoot115
Bij de rechtbank te Gorinchem, mr. P.L. Begram.
voetnoot116
Gedateerd 10 juni 1836 zond de kerkeraad van de Afgescheiden gemeente te Amsterdam - na enige vrijsprekende vonnissen van de rechtbank te Amsterdam - een adres aan het gemeentebestuur, waarin onder meer werd gevraagd ongehinderd te mogen samenkomen in het kort daarvoor gehuurde kerkgebouw Bloemgracht 42; Bos III, 237-245.
voetnoot117
Scholte werd 16 november 1835 te Amsterdam beroepen; circa augustus 1836 drong de kerkeraad van Amsterdam aan op het nemen van een beslissing; gedateerd 26 december 1836 gebeurde dit opnieuw. Scholte heeft echter nimmer een beroep van Amsterdam aangenomen. DERDE DEEL 19, 22-25, 30-31.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Henricus Petrus Scholte


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • brief aan S.M. Scholte-Brandt

  • brief van Henricus Petrus Scholte

  • brief aan S.M. Scholte-Brandt

  • brief van Henricus Petrus Scholte

  • brief aan S.M. Scholte-Brandt

  • brief van Henricus Petrus Scholte

  • brief aan S.M. Scholte-Brandt

  • brief van Henricus Petrus Scholte

  • brief aan S.M. Scholte-Brandt

  • brief van Henricus Petrus Scholte

  • brief aan S.M. Scholte-Brandt

  • brief van Henricus Petrus Scholte

  • brief aan S.M. Scholte-Brandt

  • brief van Henricus Petrus Scholte

  • brief aan S.M. Scholte-Brandt

  • brief van Henricus Petrus Scholte

  • brief aan S.M. Scholte-Brandt

  • brief van Henricus Petrus Scholte

  • brief aan S.M. Scholte-Brandt

  • brief van Henricus Petrus Scholte

  • brief aan S.M. Scholte-Brandt

  • brief van Henricus Petrus Scholte


datums

  • 7 oktober 1834

  • 9 oktober 1834

  • 5 november 1834

  • 28 november 1834

  • 29 november 1834

  • 18 februari 1835

  • 21 februari 1835

  • 13 april 1836

  • 24 mei 1836

  • 31 mei 1836

  • 7 juni 1836