Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg) (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)
Afbeelding van De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)Toon afbeelding van titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (12.07 MB)

Scans (1039.26 MB)

ebook (8.46 MB)

XML (1.58 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Afscheiding van 1834. Deel 5. Documenten uit het archief ds. H.P. Scholte, bewaard te Pella, Iowa, U.S.A. (vervolg)

(1982)–C. Smits–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]

Hoofdstuk 7
Acht brieven over diverse onderwerpen, 1835-1838

Het uiteenlopend karakter van deze brieven laat niet toe dat het geheel door een algemene inleiding wordt voorafgegaan. Daarom is bij de acht paragrafen van dit hoofdstuk afzonderlijk enige toelichting geplaatst.

1. Verklaring van 47 personen uit Varsseveld en (wijde) omgeving, november 1835

De oudste Afgescheiden kerken in de Graafschap (Achterhoek)Ga naar voetnoot1 zijn die te Aalten (1844), Geesteren-Gelselaar (1839), Varsseveld (1837)Ga naar voetnoot2 en Winterswijk (1841).

In het eerste Jaarboekje voor de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk in NederlandGa naar voetnoot3 lezen we, dat de classis Varsseveld in 1-856 omvat de gemeenten: Varsseveld (345 zielen), Aalten (335), Winterswijk (80), Geesteren (85) en Zutphen (54).

De meeste van de ondertekenaars van de onderstaande verklaring voegden zich aanvankelijk bij de Afgescheiden kerk te Varsseveld, de oudste en ‘moeder’-gemeente in de Graafschap. Deze omvatte in de eerste jaren na 1834 een groot gebied. Nog in 1840 is sprake van leden woonachtig in de burgerlijke gemeenten Wisch, Gendringen, Aalten, Bredevoort, Winterswijk, Groenlo en Borculo (Borkelo).Ga naar voetnoot4

 

Het onderstaande stuk is een verklaring getekend door of voor 47 personen. Dezen stellen zich onder ambtelijk toezicht van ds. H.P. Scholte en hopen op diens bearbeiding.Ga naar voetnoot5 Van dit laatste is, zover wij kunnen nagaan, nimmer iets gekomen. Het betreffende gebied viel al gauw onder de zorgen van ds. A. Brummelkamp en van de studenten die door hem en ds. A.C. van Raalte werden opgeleid.

[pagina 92]
[p. 92]

De verklaring is - zoals we reeds schreven - gedateerd november 1835. In dit verband dient te worden opgemerkt, dat in de literatuurGa naar voetnoot6 abusievelijk wordt vermeld, dat enige ondertekenaars, onder wie B. Groot Nibbelink en L. Rademaker zich eerst 4 oktober 1837 afscheidden. Deze datum moet zijn 4 oktober 1835.Ga naar voetnoot7

 

De zesde ondertekenaar is Gerrit Jan Groot Nibbelink. Hij verschijnt als ‘lidmaat’ op de synode van de Afgescheiden kerken, Amsterdam 1840. In het ‘Verslag’ lezen we: ‘Dewijl G.J. Groot Nibbelink geen Ouderling was, is zijne stem bij de beslissing der zaken niet in aanmerking genomen.’Ga naar voetnoot8

De eerste ondertekenaar Berent Groot Nibbelink is ongetwijfeld één der voormannen van de Afscheiding in de Graafschap geweest. Hij diende te Varsseveld enige malen als ouderling. Omstreeks 1852 begeerde de gemeente aldaar hem als predikant. Maar door allerlei omstandigheden is het zover nooit gekomen.Ga naar voetnoot9

 

Teneinde nog enige bijzonderheden te kunnen geven aangaande sommige der ondertekenaars, vermelden we een tweetal vonnissen, bewaard in het archief van de rechtbank van eerste aanleg te Zutphen.

17 mei 1837.Ga naar voetnoot10 A. Brummelkamp; B. Groot Nibbelink wonende te Bredenbroek, gemeente Gendringen; L. Rademaker, wever wonende onder Varsseveld; H. te Ronde, klompenmaker, wonende te Bredenbroek en A.J. Klompenhouwer, landbouwer, wonende onder Varsseveld, worden veroordeeld wegens het houden van een godsdienstige samenkomst op 27 en 28 maart 1837 ten huize van Groot Nibbelink, tot het betalen van respectievelijk ƒ100,- ƒ50,- en (de laatste drie) ƒ25,- boete.

1 augustus 1838,Ga naar voetnoot11 A. Brummelkamp en Derk Jan Navis, oud 37 jaar, landbouwer, geboren en wonende te Aalten worden beboet - respectievelijk ƒ 100,- en ƒ 25,- wegens het houden van een samenkomst ten huize van Navis op 1 juli 1838.

 

Wij geven nu eerst de tekst van het stuk alsmede de ondertekening. Wij laten daarbij de spelling der namen ongewijzigd.

Vervolgens geven we opnieuw de lijst der ondertekenaars, gecorrigeerd en aangevuld met gegevens door ons gevonden in het oudste lidmatenboek van de

[pagina 93]
[p. 93]

Gereformeerde kerk te Varsseveld, alsmede in de acten van de Burgerlijke stand van de betreffende plaats.Ga naar voetnoot12

 

Aan H.P. Scholte

Veel geachte Dienaar des Heeren Jezus Christus

Wij ondergetekende persoonen woonachtig in de Provinsie Gelderland in de Gemeenten Gendringen, Dinxperloo, Aalten en WischGa naar voetnoot13 vinden ons gedrongen onze belangens en verzoeken UEd bekend te maken. Doordien wij sedert eenigen tijd door berichten en door meer nauwkeurig te overwegen met den toeleg en doel der tegenwoordige kerkbestuurders zijn bekend geworden, hebben wij niet anders kunnen besluiten als dat hun handelwijs strijdig met Gods Woord was. En vinden ons derhalven verplicht ons met Ulieden (te) hereenigen in de terugkeering tot de oude op Gods Woord gegronde gereformeerde leer en kerkverordeningen. En zoo hebben wij onze namen en ouderdommen hieronder elk in het bijzonder getekend - de kinderen naast en door hunne ouders, verzoekende bij UliedenGa naar voetnoot14 op en aangenomen te worden en dat zoo moogelijk de kerkelijke plichten bij ons mogten bediend worden, waarna de ouders van een heden reeds nog ongedoopt kind zeer zijn verlangende. Zeer genoegelijk zou het ons zijn dat UEd zoo moogelijk ons daaromtrent zelfsGa naar voetnoot15 met een bezoek moogt begunstigen. En wat zullen wij meerder melden - schoon wij nog al veel van de omstandigheden zijn bevreest zijn wij nogtans zeer verlangende hoe het verder toegaat te weeten, vreezende zeer dat de Heere ter beproeving en om onzer zonden donkere tijden en smartelijke lotgevallen over ons zal doen koomen en toelaten. Dat Hij de zwakheid Zijns volks moge vierenGa naar voetnoot16 en Zijn kerk zichtbaar mooge bouwen en bevestigen en onze handelwijs in dezen onder Zijn bestier en leiding en Zijn gunst en naar Zijn welbehagen mooge zijn, is onzen wensch.

Den...Ga naar voetnoot17 November 1835

(1)B. Groot Nibbelink oud 30 jaren
(2)H. Krienen oud 18 jaren
(3)H.S. Groot Nibbelink oud 3 jaren
(4)G. Groot Nibbelink oud 1½ jaren
(5)W. Groot Nibbelink oud 6 weeken ongedoopt
(6)G.J. Groot Nibbelink oud 33 jaren
(7)H. te Ronde 32 jaar
(8)Johanna Gertruit Hofs 35 jaar
(9)Johanna Gertruit 7 jaar
(10)Gertien 5 jaar
[pagina 94]
[p. 94]
(11)Christina 1 jaar
(12)Johanna Gertruit Kleinhesselink
(13)Gt. Gesink oud 35 jaar
(14)HMiena Westerveld 33 jaar
(15)J. Gesink oud 4 jaar
(16)Aleida Teodora Gesink oud 1 jaar onmondige kinderen van L. Geurink(:)Ga naar voetnoot18
(17)J.G. Geurink Geb 1812
(18)Everdina Grademina Geurink Gebooren in t jaar 1816
(19)Mintjen Geurink Gebooren in t jaar 1820
(20)Arent Jan Geurink Gebooren in t jaar 1822
(21)Hendrikka Geurink Gebooren in t jaar 1823
(22)Hendrik Jan Geurink Gebooren in t jaar 1825
(23)Reinier Geurink Gebooren in t jaar 1828
(24)A.J. Klompenhouwer oud 33 jaar
(25)Christiena Rekswinkel oud 28 jaar
(26)G.H. Klompenhouwer oud 8 jaar
(27)H.J. Klompenhouwer oud 7 jaar
(28)HD Johanna Klompenhouwer oud 5 jaar
(29)Hermienaa Klompenhouwer oud 2 jaar
(30)Antonij Knuivers out 43
(31)H. Wevers oud 49 jaar
(32)B. Goorhuis oud 40 jaar
(33)G.J. Wevers 14 jaar
(34)H.J. Wevers oud 12 jaar
(35)Johannaa Wevers oud 1 jaar
(36)L. Rademaker oud 29
(37)J.G.E. Naves oud 27
(38)H. Rademaker oud 3 jaar
(39)A.J. Rademaker oud 1 jaar
(40)H.J. te Kotte out 45 jaar
(41)A. Nagel 43 jaar
(42)Gert Jan te Kotte out 14 jaar
(43)Berent te Kotte 12 jaar
(44)Geertruyt te Kotte out 9 jaar
(45)Wylem te Kotte out 4 jaar
(46)C. Reusink out 30 jaar
(47)Gerharda Caspers oud 28 jaar

Gendringen

1.Berent Groot Nibbelink, geb. 1805, en zijn echtgenote
2.Hendrika Krienen
huwden te Gendringen 1 augustus 1833. Voor no. 1 was dit het tweede huwelijk.
[pagina 95]
[p. 95]
Hij was eerder gehuwd met Gerritje(n) Rexwinkel. Het echtpaar woonde op de boerderij Holderslag.
Hun kinderen:
3.Hendrika Sandrina, geb. 1832 (uit eerste huwelijk)
4.Gertjen (Geeritjen) geb. 1834
5.Willemina, geb. 1835

Wisch

6.Gerrit Jan Groot Nibbelink, geb. 1802, broer van no. 1

Gendringen

7.Hendrik te Ronde, geb. 1803, en zijn echtgenote
8.Johanna Geertruid Hofs, geb. 1799
huwden te Gendringen 23 augustus 1827.
Hun kinderen:
9.Johanna Geertruid, geb. 1828
10.Gerritjen, geb. 1830
11.Christi(e)na Willemina, geb. 1834

Gendringen(?)

12.Johanna Geertruid Kleinhesselink, moeder van Hendrik te Ronde (no. 7).

Gendringen

13.Gerrit Ge(e)sink en zijn echtgenote
14.Harmina Westerveld
huwden te Gendringen 15 juli 1829.
Hun kinderen:
15.Jan, geb. 1831
16.Aleida Theodora, geb. 1834

Aalten

Onmondige kinderen van Lammert Geurink, weduwnaar van Mijken Voerman (overl. sept. 1835):
17.J.G. Geurink, geb. 1812
18.Everdiena Grademiena, geb. 1816
19.Mientjen, geb. 1820
20.Arent Jan, geb. 1822
21.Hendrika, geb. 1823
22.Hendrik Jan, geb. 1825
23.Reinier, geb. 1828

Wisch

24.Arent Jan Klompenhouwer, geb. 1802, en zijn echtgenote
25.Christina Rexwinkel
huwden in de gemeente Wisch 23 februari 1832.
Hun kinderen:
26.Gerrit Hendrik, geb. 1827
27.Hendrik Jan, geb. 1828
28.Hendrika Johanna, geb. 1830
29.Harmina, geb. 1833

Aalten

30.Antonij Knuvers, geb. 1792; huwde te Aalten 6 maart 1818
Zandriena Bievink.

Wisch

31.Hendrik Wevers, geb. 1787, en zijn echtgenote
32.Berendina Goorhuis, geb. 1793 huwden in de gemeente Wisch 11 okt. 1821.
Hun kinderen:
33.Gerrit Jan, geb. 1822
34.Hendrik Jan, geb. 1824
35.Johanna, geb. 1834
36.Lammert Rademaker, geb. 1806, en zijn echtgenote
37.Johanna Geertruit Elisabeth Navis, geb. 1808
huwden in de gemeente Wisch 25 augustus 1831.
[pagina 96]
[p. 96]
Hun kinderen:
38.Hendrik, geb. 1832
39.Arent Jan, geb. 1834
40.Hendrik Jan te Kotte, geb. 1789 en zijn echtgenote
41.Aaltjen Nagel, geb. 1791
Hun kinderen:
42.Gerrit Jan, geb. 1821
43.Berent, geb. 1823
44.Johanna Geertruid, geb. 1828
45.Dirk Willem, geb. 1830

Dinxperlo (?)

46.Cornelis Reusink, geb. te Dinxperlo 1799
47.Gerharda Caspers, geb. te Dinxperlo 1807

2. Brief van de kerkeraad van de Afgescheiden gemeente te 's-Gravenhage aan C. Duijser te Veen, 16 april 1837

Cornelis Duijser is enigszins bekend uit de brieven van ds. C.W. Pape te Heusden.Ga naar voetnoot19 In 1835 woont hij te Veen (N.-Br.) en is, na zijn studie aan de Utrechtse hogeschool, candidaat in de theologie. Hij voegt zich dan bij de Afgescheidenen, maar onderhoudt nog enige tijd contacten met de zojuist genoemde predikant.

Gedateerd 7 juni 1837 schrijft Pape aan de adviseur van het departement van de erediensten J.D. Janssen: ‘De gewezene candidaat Duijser te Veen schijnt zoowat de amanuensisGa naar voetnoot20 van Van Hall te zijn en het parool van hooger hand aan de anderen over te brengen’.Ga naar voetnoot21

Het is niet onwaarschijnlijk dat Pape - die van elke beweging van de Afgescheidenen in zijn omgeving op de hoogte werd gesteld - te weten was gekomen dat Duijser een brief van mr. A.M.C. van Hall - de onderstaande - had ontvangen. Evenwel betrof dit schrijven een voor Duijser persoonlijke aangelegenheid.

 

In de notulen van de provinciale vergadering van ‘Beneden-Gelderland’ gehouden 8 maart 1837 te ZuilichemGa naar voetnoot22 lezen we:

‘Art. 19. Werd door Ds. Scholte de candidaat Duijser opmerkzaam gemaakt op den dringenden nood der kerk en de groote behoefte aan Herders en Leeraars, met de hartelijke toewensching dat die zaak hem zoo zwaar mogt worden, dat hij niet langer in zulk eenen werkeloozen toestand in de gemeente zou kunnen verkeeren. Voornoemde candidaat verklaarde, dat de begeerte wel bij hem bleef, om nog eenmaal in de H.Dienst gebruikt te mogen worden; doch dat hij tot hiertoe altijd gemoedelijk bezwaar had, of hij wel door de Heere tot dat gewigtige werk geroepen was. Het besprokene werd ter opmerking en overdenking aan de opzieners der gemeente aanbevolen’.
[pagina 97]
[p. 97]

En in de notulen van de provinciale vergadering van Zuid-Holland, gehouden te Gorinchem 14 maart 1837:Ga naar voetnoot23

‘Art. 9. Daar de behoefte in deze provincie zoo dringend is, en Ds. Scholte, uit hoofde der menigvuldige en algemeene werkzaamheden in onmogelijkheid is, het zoo noodig te bezoeken der gemeente en de bediening der Sacramenten in de onderscheidene plaatsen uit te oefenen, maakte Zijn Eerw. de broeders opmerkzaam op den Candidaat Duyser te Veen, ten einde hem als een tweeden Predikant in deze provincie te roepen, of het den Heere behagen mogt, hem tot een Herder en Leeraar in deze provincie te stellen. Over het een en ander zal in de eerst te houdene classicale vergadering gehandeld worden, en de classicale correspondent zal van het verhandelde daaromtrent aan Ds. Scholte kennis geven’.

Deze bespreking heeft tot gevolg gehad, dat de kerkeraad te 's-Gravenhage zich tot Duijser wendt. De brief is van de hand van de scriba, tevens diaken, mr. A.M.C. van Hall; vermoedelijk is de door ons gevondene een afschrift voor ds. H.P. Scholte - althans het stuk is niet getekend. Gezien de doorhalingen kan beter gesproken worden van het ‘klad’.

 

Cornelis Duijser is geen predikant geworden. Pape schrijft 29 juni 1838 aan Janssen: ‘Te Veen zijn thans twee partijen. De voorstander der eene is de ex-candidaat Duijser, die evenwel het oefeningschap zal opgeven en - brouwer in Heusden worden, waar hij geen aanhang vinden, maar al de Scholtianen gemakkelijk in een oxhoofd stoppen kan’.Ga naar voetnoot24 Inderdaad, Duijser is te Heusden gaan wonen; hij was daar één van de voormannen van de kleine Afgescheiden gemeente, zoals moge blijken uit een request aan de Koning van 21 februari 1843, waarin erkenning van de gemeente wordt gevraagd.Ga naar voetnoot25 Duijser is de eerste van de 19 belijdende leden, verspreid wonende over Heusden en de dorpen Heesbeen en Aalburg, die het verzoekschrift tekenen.

 

De kerkeraad der gemeente Jesu Christi te 's-GravenhageGa naar voetnoot26 aan den Weleerwaarden Heer Duijser candidaat tot den H.dienst.

's Hage 16 April 1837

 

Weleerwaarde Heer!

In de bediening waartoe de Koning der kerk ons in deze gemeente geroepen heeft gevoelen wij ons ten duurste verpligt het welzijn der Eéne Algemeene kerk, waartoe wij behooren, niet alleen aan deze plaats, maar in het algemeen te behartigen, wetende dat het ligchaam der kerke één is, en dat zoo eenige lidmaten lijden allen aan dat lijden deel hebben. Het is daarom dat wij UWeleerw. zoo wel in het belang der Gereformeerde kerk in het algemeen als van deze gemeente in het bijzonder, met ons verzoeken acht te slaan op den nood der kerk, die dringende behoefte heeft aan arbeijders in het Woord en vooral aan zoodanige herders en leeraars, welke zonder aan eene bepaalde

[pagina 98]
[p. 98]

plaats gebonden te zijn, de hun van het hoofd der kerk geschonkene gaven ten nutte der verschillende gemeentens besteden.

Wij verzoeken UWeleerw. dan met allen ernst aan de roeping van alle de gemeenten Jesu Christi in de Prov. Zuid-Holland, welke door de laatste provinciale vergadering te Gorinchem gehouden, aan UWeleerw. is kenbaar gemaakt, gehoor te geven. Wij zijn tog overtuigd, dat die roeping van den Heere is, omdat de twee voorname zaken, waaruit van de wettigheid van zulk een beroep blijken kan, hier aanwezig zijn; namentlijk 1o. het bezit der gaven tot den Heiligen dienst noodzakelijk, 2o. de erkenning van die gaven door hen, die als opzieners der gemeente geroepen zijn, om rond te zien onder de kudde naar geschikte voorgangers, en wier pligt het is, de zoodanigen middelijkerwijze te roepen. Als lid der gemeente Jesu Christi heeft UWeleerw. plechtig beleden, dat UWeleerw. met lijf en ziel niet Uwes, maar des getrouwen Zaligmakers Jesu Christi eigen waart. UWeleerw. geschonkene gaven behooren UWeleerw. alzoo niet meer toe, maar zij zijn des Heeren en der Kerke eigendom. Daarom mogen wij dan UWeleerw. dan ook broederlijk vermanen om die gaven ten nutte aan het ligchaam aan te wenden, waarvan UWeleerw. lid zijt.

Over de bijzondere leidingen des Heeren in dit opzigt zult UWeleerw. best zelve kunnen oordeelen. Maar dit eene mogen wij u dien aangaande niet verbergen, dat de bijzondere omstandigheden UWeleerw. deszelfs betrekkingen en toestand betreffende, voor zoo verre ons die ter kennisse kwamen, alle schijnen mede te werken, om UWeleerw. en de gemeentens volkomen te overtuigen, dat UWeleerw. in waarheid geroepen zijt tot het werk der bediening.Ga naar voetnoot27

Mocht Hij Die machtig is om ons gewillig te maken in het hooren Zijner stemme, Die UWeleerw. van de vereeniging met de vijanden des Heeren heeft losgemaakt en bewaard voor de aanvaarding van een ongoddelijk beroep in het bloot-menschelijke Hervormd Kerkgenootschap, uwe harte buigen, om tot eere Zijns Naams en tot Heil van Sion mede te werken.

Uwe heilwenschende broeders in den Heere

De kerkeraad der gemeente Jesu Christi te 's-Gravenhage

3. Schrijven van de kerkeraad te Utrecht, 23 augustus 1837

In het DERDE DEEL publiceerden wij een aantal ‘beroepsbrieven’ door ds. H.P. Scholte ontvangen.

Dit stuk is geen beroepsbrief. Scholte werd te Utrecht eerst beroepen 26 april 1838.Ga naar voetnoot28

In het onderhavige schrijven wordt slechts gevraagd te Utrecht te komen wonen. Hoewel Scholte zijn domicilie - de jure - reeds midden juli 1836 naar Utrecht had overgebracht, blijft hij toch de facto te Gorinchem gevestigd.

Eerst begin september 1837 besluit hij naar Utrecht te verhuizen. Al heel

[pagina 99]
[p. 99]

spoedig daarna wordt aldaar de ‘huizinge Domselaarspoort’ betrokken.Ga naar voetnoot29

 

De WelEd. Heer H.P. Scholte te Amsterdam

Hartelijk Geliefde Leeraar

Daar ons aller begeerte al voor lange was dat UE met er woon tot ons overkwam, zoo is deze dien(en)de om UE er als nog ernstig tot te verzoeken om tot een spoedig besluit daartoe over te gaan - te meer daar UE huisselijke omstandigheeden het laater welligt niet zoo goed zouden voegenGa naar voetnoot30 en wij nog eenige verbeteringen aan het huisGa naar voetnoot31 dienen te doen. Zoo wenschen wij dat UE in deze ook eene keuze mooge doen die mooge het loopenGa naar voetnoot32 ter Eere Gods en tot heil Zijner Gemeente.

Zoo dra moogelijk UEs antwoord wachtende hebben wij de Eer te zijn

 

UEDW Dienaars en BroedersGa naar voetnoot33

H.G. Klijn
E. Takken
J. Veldhuizen
A.M. van Beugen
W. Horst Jr

P.S. het adres heeft Burgemeester gelegalizeert en aan den Goeverneur toegezonden met nog 2 adressen 1 uit Hilversum en 1 uit Linschoten.

Zoude het beter zijn om degene die niet gelegalizeert zijn nog te wachten hoe de Goeverneur met het onze zal handelen.Ga naar voetnoot34

4. Brief van A.J. Mulder, Assen 14 mei 1838Ga naar voetnoot35

In Assen ontstond één van de eerste Afgescheiden gemeenten. Reeds 24 november 1834 tekenden 25 belijdende leden een acte van afscheiding. Op dezelfde dag werden twee ouderlingen en twee diakenen gekozen. Door de

[pagina 100]
[p. 100]

gevangenschap van ds. H. de Cock (28 november 1834-26 februari 1835) konden deze ambtsdragers niet terstond worden bevestigd; dit geschiedde 2 april 1835.Ga naar voetnoot36

De eerste kerkeraad - de vier leden, alsmede Geert Buining Dalman worden in onderstaande brief genoemd - bestond uit de volgende personen.Ga naar voetnoot37

Jan Jans Koetsier (geboren 1805), ouderling, van beroep spekslager en kuiper. Hij is jarenlang ambtsdrager geweest. Tevens diende hij in de eerste tijd de gemeente als oefenaar.

Jan Arens SmedesGa naar voetnoot38 (1807-1883), ouderling, schrijnwerker (‘kastenmaker’), evenals zijn vrouw afkomstig uit Emden. Hij moet iemand van meer dan gewone kennis zijn geweest. In 1845 werd hij door zijn gemeente op een viertal voor de verkiezing van een predikant geplaatst. Zowel vóór als na zijn afscheiding trad hij op als oefenaar. In 1840 wordt hij genoemd ‘boekhouder’ en in 1842 ‘opzichter’.

Alje Jacobs Mulder (geboren 1800), van beroep kaarsenmaker, de schrijver van de brief, was één der eerste diakenen. Hij overleed te Assen 29 januari 1842.Ga naar voetnoot39

Roelof Jans Veeninga (1806-1839), diaken, klerk. Hij wordt beschreven als een man met ‘singuliere gaven’. Reeds vóór zijn afscheiding schreef hij, samen met J.A. Smedes, een tweetal brochures tegen P. Hofstede de Groot.Ga naar voetnoot40

 

J.A. Smedes is als afgevaardigde aanwezig op de eerste synode van de Afgescheidenen, 1836 Amsterdam. Voor de tweede synode - 1837 Utrecht - fungeert hij niet als lid, maar hij komt op verzoek ter vergadering, teneinde zijn bezwaren tegen de lastbrief van Drenthe toe te lichten. Men zou daar ‘de praktijk van vroegere dagen ten regel (willen)... stellen’. De afgevaardigden van Drenthe (en van Groningen) verklaren echter ‘dat zij als regel van geloof en wandel stellen Gods Woord en de daarop in alles gegronde Formulieren van eenigheid onzer Kerk’.Ga naar voetnoot41

Uit verschillende gegevens blijkt, dat de kerkeraad te Assen rond 1838, moet worden gerekend tot de ‘Scholtiaansen’. Er is verzet tegen de doop-practijk van ds. H. de CockGa naar voetnoot42 en tegen de Dordtse kerkenorde. Reeds eerder, namelijk eind 1836 was ‘Assen’ een eigen weg gegaan bij het adresseren aan de Koning. Men wilde het request van tal van Afgescheidenen in de provincies Groningen en Drenthe niet ondertekenen, maar zond een verzoekschrift dat in veel geleek op dat, ingediend door Amsterdam en een aantal gemeenten in

[pagina 101]
[p. 101]

Utrecht en Zuid-Holland. Eén en ander heeft tot gevolg gehad dat de kerk te Assen -althans een groot deel ervan - een tijdlang buiten het kerkverband heeft gestaan. Deze troebelen hebben zelfs tot nà 1850 geduurd.Ga naar voetnoot43

Merkwaardig is, dat Smedes c.s. zich bleven verzetten tegen de Dordtse kerkenorde, en dat zij in de tijd dat de onderhavige brief werd geschreven, bijzonder sterk vasthielden aan de synodale Utrechtse kerkenorde 1837. Hun leermeester, Scholte, daarentegen was al spoedig geheel los van dit stuk, zij het ook dat de vijf inleidende artikelen - ‘Alleen die belijdenis des geloofs afleggen, en die overeenkomstig wandelen, moeten met hunne kinderen als lidmaten der Gemeente Christi erkend worden’ etc. - wèl het gevoelen van Scholte, maar niet dat van H. de Cock en anderen uitdrukten.

 

Tenslotte: in de brief is sprake van ‘de laatstgehoudene provinciale Sinode te Dwingelo’. Hoewel in het actaboekGa naar voetnoot44 juist de notulen van de vergaderingen van het jaar 1838 ontbreken, weten we uit andere bronnenGa naar voetnoot45 dat deze synode werd gehouden 10 april 1838.

 

Veel geliefde Herder, Leeraar en broeder in onzen

Heere Jezu Christi

 

Het lang stille zijn in de correspondentie tusschen UEW en onze gemeente is geensins voortgevloeid uit liefdeloosheid omtrent UEW, maar zo ik meen omdat het schijnt, dat zich alles meer tot orde en waarheid keert - de laatst gehoudene provinciale Sinode te Dwingelo, is volgens berigt van onzen ouderling Koetsier buitengewoon en boven verwagting uitgevallen - des morgens om 10 Uur begonnen zijnde, verscheen aldaar een Oefenaar uit last van de Gemeente te Beilen,Ga naar voetnoot46 toch buiten last der ouderlingen dier gemeente,Ga naar voetnoot47 om kragtig tegen de nieuwe kerkeördeningGa naar voetnoot48 te protesteren, hoewel onbevoegd verklaard wordende, werd hem egter vergunt zijn last te volvoeren, waarop hij betuigde dat die kerkenordening niet deugde. Van Do. KokGa naar voetnoot49 gevraagd zijnde, waarom dezelve niet goed was, antwoord(d)e hij om dat hij anders was dan die

[pagina 102]
[p. 102]

van Dordrecht. Do vroeg hem weder, in welke stukken dezelve niet goed was, antwoord(d)e hij dat hij het niet wist en dezelve niet gelezen had. Waarop hij zeer ernstig door Do. bestraft is geworden wegens zijne vermetele, dwaze en zondige onderneming, en ten gevolge daarvan door Do. voorgesteld werd, om de beide kerkenordeningen tegen elkander bij Gods Woord te overwegen, al duurde het ook 2 dagen, welk onderzoek dadelijk begonnen zijnde, met het gelukkig gevolg de volgende morgen om 3½ Uur is volbragt geworden, dat ieder lid, ja zelf(s) dien oefenaar, rondborstig bij ieder onderscheid getuigden, dat de Utrechtse telkens de beste en soms verre weg de beste wierd bevonden, hoe wel het punt, ik meen de belijdenis des geloofs, onze Leeraar door eenen ouderling zo kragtig bestreden werd, dat Do. zich niet uitredden konde, welk tot een volgende prov.Sinode is onbeslist gebleven, als wanneer Do. van Velzen, Brummelkamp en van Raalte zo ik meen verzocht worden die vergadering bij te wonen.Ga naar voetnoot50 Wij zijn nu zo als het ons voorkomt Do. de Koks beste vrienden, en hij laat zich met alle redelijkheid overtuigen. Eenen Ouderling van de SmildeGa naar voetnoot51 is naar elders als oefenaar beroepen met tractement, waarover wij ons ongenoegen in particuliere gesprekken tegen de broeders sterk en onbewimpelt hebben te kennen gegeven - of hun dat in hunne plannen heeft doen veranderen weten wij niet - ten minsten vernemen wij tansch dat zijne beroeping nu niet meer als oefenaar is maar als ouderling.

Wat dunkt u van deze zaak, moeten wij er ook tegen protesteren. Ook hadden wij graag berigt hoe het met Do. Budding gaat in zijne bediening. Wij (vooral ik en Broeder Diacon VeeningaGa naar voetnoot52), worden vrijwat ongerust over het stigten der gemeente door Broeders bij wijze van verklaring en toepassing van Gods Woord, en stemmen in met BrakelGa naar voetnoot53 over de oevenaars, zo dat Broeder

[pagina 103]
[p. 103]

Veeninga welk andersins na zijne stand het Woord Gods bescheidentlijk bediend, daardoor zeer in zijn werk menigmaal geschud wordt, ook Ouderling Koetsier deelt in mindere mate in die schudding, hoe wel hij vast verkleefd is van te oefenen, graag zouden wij hieromtrent van UEW eenige inlichting verwagten, daar wij de door de kerkenordenig aangehaalde text uit Cor.Ga naar voetnoot54 niet anders kunnen 't huis brengen, dan op buitengewone openbaringen aan Gods volk ten tijde der Apostelen, gelijk ook Brakel het zelve verklaard, en blijft er mijns inziens voor ons niets overig in het stigten der gemeente, dan onderling te spreken over Gods Woord en 't werk des Heiligen Geestes in onze harten, lezen, bidden en zingen, zonder form van Predicatie. En vooral bidden dat de Heere arbeiders mag schenken, daar er bij ons grote behoefte aan begint gevoelt te worden. Ik moet hier mede afbreken, om het navolgende te melden. Tot onze verbazing vinden wij in ons tijdschriftGa naar voetnoot55 een voorrede van G. ter Steeg(en), uit een boek van eene de Lovingnij, genaamt ‘Het verborgen leven met Christus in God’. Daar wij onlangs bij geval dat boek in handen kregen, vonden wij dat zelve onzes inziens zo ongegrond, dweepzuchtig, ja pestigGa naar voetnoot56 voor velen, vooral voor die genen, welke geneigt zijn tot het gevoelen der Quietisten, door Brakel beschreven in zijn 1(ste) Deel pag. 1082, dat het zelve door ons zeer veroordeelt is geworden als de pest, waardoor wij ons gedrongen gevoelden de Redactie of Ueerwaarde op de gemelde voorrede opmerkzaam te maken, maar gedagtig zijnde aan het besluit der Sinode dat het de pligt van onze leeraars was, het tijdschrift te beoordelen en bij bevinding dat er iets gevonden werd strijdig met de gereformeerde leer en dus ook met Gods Woord het zelve te wederleggen, hoopten wij in een volgend nommer daar van iets aan te treffen, toch vonden onze hoop niet bevestigd. Wel is waar dat de redactie in zijne aanmerking agter dat stuk de voorrede in alles niet volkomen goedkeurde, als ook het boek zelve, zo bleef het slechts bij weinig of niets beduidende opmerkingen, ten minsten op verre na niet zo als we meenden te behoren, waardoor onzes inziens velen nieuw voedsel voor hun bijgeloof verkrijgen,

[pagina 104]
[p. 104]

eenvoudige zielen ligt verleid worden, de vijanden der gemeente Gods door het opnemen van die voorrede van het boek van Lovignij, stoffe tot lastering der gemeente kunnen geven. Ook moesten wij reeds tot onze smart opmerken dat van onze partij in de gemeente, met welke wij tansch weer in grond of in schijn vereenigd zijn, altijd menen dat het tijdschrift enkel een orgaan van Do. Scholte is, in weerwil van onze wederleggingen, dat Ueerwaarde verdagt gehouden wordt in het wangevoelen van de Lovignij te delen, daar ik niet twijfel of de Redactie is zeer geblinddoekt geworden door dien de voorrede in het tijdschrift zeer veel verschilt van de voorrede in het boek zelve en de redactie denkelijk weinig met het boek zelve bekend is. Waarom wij Ueerw. dringend verzoeken, om toch vooral het genoemde boek en voorrede nauwkeurig te onderzoeken en bij bevinding van het verkeerde in een volgend nummer uwe aanmerkingen publiek te maken - toch zo wij dwalen ons vooral onze verkeerde oordeelvellingen onder het oog te brengen door eenen brief. Wij menen dat er gesproken word in de voorrede van vromen welken niet worden buiten gesloten en evenwel niet zijn weder(ge)boren, en de wet niet in harte is ingeschreven, en dat dezen gesteld worden onder de geroepenen toch die roeping niet opvolgen, in tegenoverstelling de uitverkorenen, welke ter Steegen uitgelezenen noemt- ook komt het ons voor, dat de leer der verkiezing er gemist en verduisterd word. Zo komt ons ook het werk van Lovignij voor, waar onzes inziens de aard en natuur van 't geloof en de plaatsbekledende geregtigheid Christus voor Zijn volk gemist wordt, ook steld hij Folij 73 dat Jezus den rechtvaardigen toorn Zijns Vaders welke voor alle zondaren was, geheel heeft uitgedronken, ziet ook Folij 155, F. 335, maar verzoeke vooral te zien Folij 156 Kap. 17 en 18 welke voorstellingen wij geheel verwerpen met Brakel, als ook de noot (+) van Folij 158, alwaar Gods Woord volgens ons inzien geheel misbruikt word tegen de meening des Geestes. Geliefde Broeder ik acht niet nodig meer over het zelve te schrijven, latende de beoordeling liefst aan UEerw. over en wenschen dat de Heere u licht, lust en kragt gelieve te verlenen om te waken en te strijden tegen alle listen des satans die niet ophouden zal de gemeente des Heeren te verderven of door ongeloof of bijgeloof, als is het ook onder de schijn van grote heiligheid. De Grote Koning Zijner duur gekogte gemeente storte een ruime mate Zijnes Geestes over dezelve uit, geve vele getrouwe wagten in dezelve, en doe ze bekleden met heil, op dat wij, verstrooijde schapen, gestadig bewaakt en geleid mogen worden aan de grazige weiden Zijnes dierbaren Woords, verkwikt worden door het water des levens, veel vrugten dragen mogen tot verheerlijking onzes drieënigen verbonds Gods. Ik ben U heilwenschende en liefhebbende Broeder in onzen Heere Jezu Christi.

A.J. Mulder, Diacon

 

De hartelijke groeten van Smedes, Veeninga, G. Dalman als mij zelven, betuigende onze innige begeerte, dat het de Heere mogte behagen UEerw niet alleen te mogen spreken maar ook eens 't Evangelium uit u mond te horen verkondigen - bijzondere banden trekken ons tot UE, ja velen der gemeente verlangen zeer sterk of (van) UEerwaarde of van onze andere zeer geliefde Leeraars en Broeders eens gestigt te worden; de Heere laat zich niet onbetuigd

[pagina 105]
[p. 105]

aan ons, Hij is de getrouwe verbondsGod.Ga naar voetnoot57

Gelieve ingeslotene na dezelve gelezen te hebben, van een ouweltjeGa naar voetnoot58 te voorzien, het adres er op te zetten, en vervolgens aan den Heer Advocaat van Hall te verzenden. Wij weten ZWEd. adres niet.
Uwe liefhebbende broeder in hoope.

R.J. Veeninga

5. P. Barnhoorn c.s. te Noordwijk aan Zee, 20 augustus 1838

Te Noordwijk aan Zee begint de Afscheiding op 23 augustus 1835. Op deze dag breken aldaar 19 mannen en vrouwen met de Hervormde kerk.Ga naar voetnoot59 Cors Noorduyn (1780-1852), Cornelis Waasdorp en P. Barnhoorn zijn de voormannen. Behalve door de laatstgenoemde twee personen - de eerste ouderlingen - is de nu volgende brief getekend door diaken K. van de Vliet. Cors Noorduyn is reeds vóór de Afscheiding oefenaar. Op 27 november 1835 komt ds. Scholte te Noordwijk en bevestigt de kerkeraad. Hij weigert echter - op eigen gelegenheid - Noorduyn te ordenen tot predikant. Deze zal eerst moeten worden geëxamineerd. Evenwel wordt Noorduyn 20 november 1836, zeer duidelijk in strijd met hetgeen op de eerste synode van de Afgescheidenen, gehouden te Amsterdam in maart 1836, is bepaald, door de eigen kerkeraad als predikant bevestigd.

De gemeente zendt Cornelis Waasdorp, als afgevaardigde, naar de provinciale vergadering van de Afgescheiden kerken (Utrecht en een gedeelte van Zuid-Holland), welke 16 en 17 maart 1837 te Utrecht wordt gehouden. Behalve Scholte zijn daar de predikanten A. Brummelkamp en A.C. van Raalte aanwezig.

We lezen in de artikelen 12 (16 maart) en 3 (17 maart) van de notulen van deze vergadering,Ga naar voetnoot60 dat de handelingen van de Noordwijkse gemeente, als zijnde in strijd met Gods Woord, worden verworpen. De roeping van Cors Noorduyn wordt voor onwettig verklaard; gemeente en kerkeraad worden vermaand tot terugkeer en verootmoediging. De gang van zaken zal worden openbaar gemaakt in het Tijdschrift De Reformatie.Ga naar voetnoot61

 

In de vergadering van 2 en 3 augustus 1837 wordt opnieuw gesproken over Noordwijk aan Zee. Er is dan geen afgevaardigde van de gemeente meer

[pagina 106]
[p. 106]

aanwezig. In een naschrift wordt geconstateerd dat Cors Noorduyn voortgaat ‘zich voor te doen als Herder en Leeraar’. Aan de opzieners der gemeente Leiden en 's-Gravenhage wordt verzocht een commissie naar Noordwijk te zenden ‘ten einde, zoowel de Gemeente als Cors Noorduyn, nogmaals te vermanen om terug te keeren van hunne eigenmagtige scheurzieke handelwijs, en tevens, uit naam dezer vergadering, hun aan te zeggen, dat, bijaldien zij mogten voortgaan en volharden, de kerkvergadering betrekkelijk Cors Noorduyn zoowel als betrekkelijk de geheele Gemeente, de sleutelen des Hemelrijks zal moeten gebruiken’.

Het heeft niet mogen baten.

De provinciale vergadering van 19 en 20 april 1838 verklaart in artikel 16 van haar handelingen, dat Cors Noorduyn voor een indringer en scheurmaker moet worden gehouden. Verder: ‘De brief aan Noorduyn, aan den Kerkeraad en aan de Gemeente zal geschreven worden door Ds. Scholte, nevens de Commissie daartoe benoemd’.

Blijkbaar is deze brief niet direct geschreven. Want pas gedateerd 20 augustus 1838 reageert de kerkeraad van Noordwijk met het onderstaande schrijven. Op 10 november 1838 breekt de gemeente van Noorduyn definitief met het verband van de Afgescheiden kerken. De provinciale vergadering van 7 maart 1839 is de laatste, die over de toekomstige ‘Kruisgezinden’ van Noordwijk aan Zee handelt; ook deze bijeenkomst constateert de algehele breuk. De gemeenten te Katwijk en Leiden ontfermen zich over de ‘terugkeerenden’. Tenslotte, in het Tijdschrift De Reformatie lezen we onder meer:Ga naar voetnoot62 ‘De opzieners hadden geweigerd, om hem’ - bedoeld is Cors Noorduyn - ‘tot die bediening toe te laten, dewijl zij de overtuigendste bewijzen in handen hadden van zijne onbekwaamheid’.

 

En verder:

‘Nadat nu alle zoo mondelinge als schriftelijke vermaningen der broeders vruchteloos bevonden zijn, zoo is op de bovengenoemde provinciale Kerkvergadering van 19 en 20 April (1838)... eindelijk besloten in den naam des Heeren: om 1o. Cors Noorduyn te verklaren als een indringer en scheurmaker; 2o. den Kerkeraad van Noordwijk te vermanen, hem te verwerpen en voortaan hem niet meer als leeraar te erkennen, en zoo die Kerkeraad zich mede verhardt, denzelven voortaan niet meer als opzieners te erkennen; 3o. de gemeente van Noordwijk te vermanen, om niet in de scheuring te volharden, maar tot de gemeenschap der Kerk terug te keeren, en eindelijk volgens het vroeger besluit in 1837, bij de openbaar geworden volharding van Cors Noorduyn, het geval ter kennisse te brengen van al de gemeenten in ons vaderland, door middel van het Tijdschrift de Reformatie’.

De brief van P. Barnhoorn c.s. luidt als volgt.

 

Noordwijk aan zee den 20 Augts 1838

 

Met verwondering hebbe wij u brief ontfange en geleeze maar daar t alzoo

[pagina 107]
[p. 107]

langeleede was dat Kors Noorduyn al in t tijd Schrift bekend gemaakt was als een scheurmaaker en indringerGa naar voetnoot63 zoo dagte wij dat gij u met ons niet meer bemoeit zou hebbe maar nu zien wij dat gij ons nog komt vermaane tot weeder keere van onse voorige daade. Wij kunne daar nog geen verkeertheid in zien en daarom blijve wij bij de zaak staan maar als wij dan u daade en handelinge dan zoo eens bezien dan moete wij wel vraage, zijn dit daade en handelinge van dienaars van koning Jezus, die zijn verpligt zijn lesse en beveele op te volge en die zijn oordeelt niet op dat gij niet ge oordeelt wort en veel meer andere die zij zoude kanne bijbrenge gelijk Jakoobus zegt spreekt niet kwaalijk van malkander en daarom scheide wij ons zoo wel af van de afgescheide kerk als wij ons hebbe afgescheide van de andere voor zoo ver wij in vereeniging verkeere en wense dat de Heere zijn volk mag verwaardige met ligt en inzien om met de breuke van zion biddende te verkeere dat Hij se heele - en og mogt Gij met onse en wij met uwe zoo den Heere biddende aanloope - Verder wense wij u toe wat gij noodig heb voor tijd en eewigheid.

 

P. Barnhoorn } oudling

C. Waasdorp } oudling

K. van de Vliet diaken

6. Schrijven van Pieter den Boer, Ouderkerk aan den IJssel 22 augustus 1838, aan Klaas van Wijk

In het DERDE DEEL publiceerden wij een brief van Klaas van Wijk, één der eerste ouderlingen van de Afgescheiden gemeente te Bodegraven.Ga naar voetnoot64 Het schrijven gewaagt van moeilijkheden in de gemeente te Gouda. Deze waren reeds in 1837 ontstaan.Ga naar voetnoot65

Op de vergadering van de classis Leiden, gehouden 7 februari 1838, werd ouderling Pieter van Wagtendonk door de gehele kerkeraad en gemeente beschuldigd ƒ 430,- aan kerkelijke gelden te hebben gebruikt om eigen schulden af te lossen. De beschuldigde, gesteund door L. den Hollander, beweerde dat toen hij een half jaar tevoren, vanwege zijn schulden, dreigde te worden gevangen gezet, de gemeente hem was bijgesprongen. Dit werd echter door de andere partij ten stelligste ontkend.

Na enige verwikkelingen komt er toch een verzoening tot stand, waarna in aanwezigheid van Klaas van Wijk en Cornelis Gros, respectievelijk ouderling en diaken te Bodegraven, op 16 augustus 1838 een nieuwe kerkeraad wordt

[pagina 108]
[p. 108]



illustratie

P. Barnhoorn c.s., Noordwijk aan Zee 20 augustus 1838


[pagina 109]
[p. 109]

gekozen. Deze bestaat uit Pieter van Wagtendonk (schrijnwerker), Pieter den Boer, ouderlingen; Jacob van Dam (‘stadsdieper’ = baggerman), Arie van Eyk (pijpen- en mandenmaker).

Drie leden, namelijk C. Bouter, J. Droog en P. de Mik protesteren echter tegen de herverkiezing van Van Wagtendonk, daar hij ‘gevallen’ was. Pieter den Boer heeft bezwaren tegen zijn eigen verkiezing. Daarvan spreekt nu de volgende brief. Toch heeft hij zijn ambt aanvaard. Op 3 december 1840 tekent hij, als ouderling, een brief van zijn kerkeraad aan Scholte.Ga naar voetnoot66

De hierná komende brief - no. 7 - bevat het afscheid van P. van Wagtendonk. Hij gaat afzonderlijk vergaderen en voegt zich bij de Kruisgezinden. Maar circa 1852 is hij weer ouderling bij de Afgescheidenen, nu te Rotterdam.Ga naar voetnoot67

 

Zeer Geliefde broeder en ouderling K. van Wijk

met de verdere ouderlinge en leeraars aan wien de zorge der Kerk is opgedrage als hoofde van het Klassiekaal Bestuur dezer gemeenten, dat allis na den Woorde Gods gerigt worde - tot wien ik mijn hene wende met mijne bezwaringe en verzoeke ernstig dat gij mijne bezwarenis ten beproeven brengt bij den Woorde Gods. Want dat is tog alleen den regel waarna dat allis in den Kerke Gods moet gehandelt worde - het zal tog niet genoeg zijn Broeders dat men na den letter der waarheit handelt en de betragting der waarheit uit het oog verliest. Mijn eerste bezwaring is

betrekkelijk mijn roeping uit de gemeente als ouderling of dezelfve niet in strijd staat met den Woorde Gods want de Here wilt niet dat dat i(e)mant in een weg geroepen wort, of hij kan dezelve door de hulpe des Almagtige en door Zijne bijstant des Heiligen Geestes ook op zig neme - ik bedoel het opzigt op de gemeente dien een i(e)gelijk ouderling als van Godswege op zig neemt met de meer moeijlijk omstandigheden daar de Kerke tans in verkeerd - daar ik 2½ uur van de gemeente daar de godsdienst word uitgeoevent woonagtig benGa naar voetnoot68 en daar der tot nog toe geen een woont dien tot de afgescheide gemeente van gouda, behoord en daarenboven de menigvuldige samenkomste dien men tans moet houde van wegen de omstandigheit daar de Kerke tans in verkeerd soms niet in de gelegentheit zou kunne zijn om dezelve na behore te betragte

mijn 2 bezwaar is daar ik in een zware zorge van wege mijn huiselijke betrekking met kindere geplaast welke zorge van Gods wege mijn ook is aanbevole want daar de waarheit ons tot de ene pligt ons komt te verbinde mag met de andere niet in strijd kome en dat alles is nog het zwaarste niet - mogt ik maar gelove dat ik van Gods wege in dien weg geroepen was dan mag ik geloven dat de Here wel kragt na kruis zal geve.

maar daar heeft ik tot nog toe geen gronde voor het is tog zoo een ligte zaak niet om voor God en de ganse gemeente te betuige dat ik gevoel van Gods wege wettig van de gemeente te zijn geroepe - daar heeft ik tot nog toe geen gronde voor - dan zouwe ook al de bezware bij mij wegvalle dan zou ik geen voet uit de

[pagina 110]
[p. 110]

weg durve gaan want ik heeft bij eige ondervinding het geen men hier om Zijn naams wil verduurd dat men het hier in de tijd en hier naamaals in de ewigheit het hondert vout zal weervinde en geve verder mijne bezwaringe aan Uliede over

de God aller genade dien uliede in de heilige bediening geroepe heeft binde door Zijne Heilige Geest de zake van Zijne Kerk op uliede harte en verwaardige uliede dat gij om Christus wil opregte kruisdragers moogt worde - dat was Paulus als hij moest getuige al hoewel ik na den lighame afwezig ben nogtans ben ik na den geest bij uliede - Zo bont de Here door Zijne Heilige Geest de zake van Zijne Kerke op zijn harte og mijne broeders mogt daar in onze dage eens meer kenmerke van gevonde worde dan was de Kerk geret maar nu word het tegendeel dagelijks zigbaar

ik ein(d)ige met de bede de Here schenke mij en uliede Zijn ligt en waarheid in onze harte

en noeme mij uliede vrient en Broeder in den Here

Ouderkerk aan den IJssel den 22 Augustis 1838

 

Pr. den Boer

7. P. van Wagtendonk, Gouda 23 augustus 1838Ga naar voetnoot69

Waarde Leeraar

Ik hoop dat U deze in gezondheid zult ontvangen met de Uwen, en de reden van mijn schrijven is deze. Gelijk UE weet of te weten zult krijgen dat ik weder gekozen ben als ouderling nogtans ik U moet verklaren en doen weten ik hetzelve bij zulke menschen niet aanvaart, daar ik aan mij(n) zijde niet beter weet en de Heere getuige van is alles in het werk gesteld tot vereeniging en Broederschap, en ten alle tijde voorgedragen om met malkander voor God te vallen, in de schuld. Nogtans ik het hebt moeten getuigen van mij zelve dat eene zonde genoegzaam was die Adam bedreef, hij nam van zijne vrugt en hij at. Waardoor het gansche menschelijk geslagt verdoemelijk voor God gesteld was. Alzoo wel ik mij in geen in de minste dele verschoond hebt met een volkomen hart voor God en menschen waarover zij alle schenen verblijd te wezen, en ook te bukken. Maar nu bij het einde bezien was het maar een blijdschap, omdat ze maar in de hoogte gedreven zijn in zonderheid in zommige om opnieuw weder de menschen in oproer te brengen als gelijk van te voorenGa naar voetnoot70 en menigteGa naar voetnoot71 weder met dezulke instemd. En de diaken die gekozen is namelijk van Eyk - toen ik de andere dag bij hem kwam, om nog twee diacone te kiezen, dat zou(den) er dan vier zijn en twee ouderlinge, het is goed wanneer ze er zijn.Ga naar voetnoot72 Ik hebt altijd be-

[pagina 111]
[p. 111]



illustratie

Pieter den Boer aan Klaas van Wijk, Ouderkerk aan den IJssel 22 augustus 1838 - fragment


[pagina 112]
[p. 112]

zwaard gestaan in zoo veel, maar daar was het toen om te doen geweest en nu nog - dat een ieder een pos(t)je wil bekleden, en dus Dom. ik laat die menschen voor u over om ze op de regte wijze te royeren en de Heere geven u daar toe ligt, genade en wijsheid en ik wensch met degene die komen in mijn huis Godsdienst te houden en op des Heeren tijd wagten. En volgens ik op de Klassis en Provinciale vergadering verklaard hebt en nog verklaard om in geen dingen meer in te stemmen of te theekenenGa naar voetnoot73 buiten de Sienode van DordregtGa naar voetnoot74 en indien tot dezelve gekeerd mogt worden zoo ben ik bereid willig zonder uitstel en zeker meerder(en) met mij tot U weder te keren en te erkennen.

 

Ik noem mij UE Heil toewenschende Broeder

P. van WagtendonkGa naar voetnoot75

Spreuken 22 vers 28Ga naar voetnoot76

8. P. Carton, J. Carton en P. Bouman te Rotterdam, oktober 1838Ga naar voetnoot77

Hoewel de inhoud van onderstaande brief niet geheel duidelijk wordt, doordat we weinig weten van de eerste jaren van de Afscheiding te Rotterdam - de notulen van de kerkeraad beginnen eerst met 13 juni 1843Ga naar voetnoot78 - menen we juist vanwege dit feit, dat de schaarse gegevens die het schrijven ons geeft, verder onderzoek zullen kunnen steunen.

 

Zoals we reeds zagenGa naar voetnoot79 werden te Rotterdam op 19 november 1835, de ambten

[pagina 113]
[p. 113]

ingesteld door ds. Joh van Rhee te Veen.Ga naar voetnoot80 Reeds 17 januari 1836 treden de Rotterdamse ouderlingen Gt. van Akkeren en N. van de Coeverring op in de zaak tegen de zo juist genoemde predikant.Ga naar voetnoot81

Als spoedig zijn in deze gemeente onenigheden en verdeeldheden ontstaan. Want, volgens de ‘Lijst der texten’ vergadert ds. Scholte 12 april 1836 met de gemeente te Rotterdam ‘over de aldaar bestaande verwarring’. Kort daarna moet op de provinciale vergadering worden gerapporteerd, dat ‘Rotterdam’ geen afvaardiging heeft gezonden. Ouderling Van Akkeren heeft zijn bediening neergelegd ‘door de aldaar plaats hebbende verdeeldheden’.Ga naar voetnoot82 Over de aard hiervan wordt niets medegedeeld. Enige tijd later fungeert Van Akkeren opnieuw als ouderling. In maart 1837 blijkt het dat de verdeeldheden in de gemeente eerder zijn toegenomen dan verminderd. Ds. Scholte heeft bij zijn laatste bediening van het avondmaal te 's-Gravenhage (8 februari 1837) de leden van Rotterdam moeten weren

‘uit hoofde der plaats hebbende oneenigheden. Uit een aantal brieven gaf de President een kort verslag van derzelver inhoud, bestaande in bezwaren en beschuldigingen tegen den kerkeraad, inzonderheid tegen van (de) Coeverring,Ga naar voetnoot83 als handelende tegen den Woorde Gods in het behandelen van bekommerde zielen; zoo ook van trouweloosheid in het behartigen van zijn ambt en de verzorging zijns huisgezins.
Tegen Van Akkeren werden beschuldigingen van verwaarloozing en nalatigheid in het ambt des ouderlingschaps ingebragt. Op de classicale vergadering zal deze zaak nader verhandeld worden, en de Predikant zal, indien mogelijk, in die vergadering zelve tegenwoordig zijn’.Ga naar voetnoot84

Niet onmogelijk is, dat Cornelis van den Oever - daarna predikant van de Kruisgezinden - bij deze conflicten is betrokken geweest.Ga naar voetnoot85 Op 19 juli 1837 is J. Carton - één van de schrijvers van de brief - als diaken aanwezig. Hij spreekt

[pagina 114]
[p. 114]

van de gewezen ouderling Van de Coeverring. Laatstgenoemde heeft ernstige bezwaren tegen zijn afzetting, maar zijn zaak wordt niet behandeld.Ga naar voetnoot86

In de provinciale vergadering van 24 juli 1838 is aanwezig J. (H.) Markus, ouderling. Wij lezen inzake Rotterdam:

‘Art. 41... Eenige verschillen, die er bestaan, hebben voornamelijk betrekking op de verkiezing van den nog niet in de dienst bevestigde Ouderling en Diaken. Die bezwaren zullen door Ds. Scholte personeel in de gemeente onderzocht worden, en zal Z.Eerw. naar bevind van zaken ten aanzien der bevestiging handelen; zullende daarvan op de volgende vergadering verslag worden gedaan’.Ga naar voetnoot87

Volgens de ‘Lijst der texten’ heeft ds. Scholte 13 september 1838 te Rotterdam

‘gehandeld met de gemeente over de bestaande verdeeldheden; de beroeping van een ouderling en een diaken vernietigd wegens strijdigheid met Gods Woord. Bepaling van eene gemeentelijke Vast- en Bededag’.

Het zijn deze zaken waarover de kort na 13 september geschreven brief handelt.

 

Zien wij het goed, dan waren er te Rotterdam al spoedig drie groepen: de latere Kruisgezinden onder wie Cornelis van den Oever,Ga naar voetnoot88 ‘Scholtianen’ met als voormannen A.C. Kuijper en J.G. van Hees (beiden zijn geëmigreerd; de eerste naar Pella, Iowa, de tweede naar Michigan);Ga naar voetnoot89 en degenen die (vanaf 1842 onder leiding van ds. S.O. Los) het verband van de Afgescheiden kerken zijn trouw gebleven. Midden 1839 telt deze Afgescheiden gemeente te Rotterdam ‘92 zielen en 8 gecensureerden’.Ga naar voetnoot90

 

Wat onderstaande brief betreft - zoals gezegd wordt de inhoud niet geheel duidelijk - wij krijgen de indruk, dat daarin aan de orde komt de verkiezing of herkiezing van N. van de Coeverring. Beschuldigingen tegen hem worden door een bepaalde groep in de gemeente niet aanvaard. Aangezien wij Van de Coeverring in 1843 opnieuw aantreffen als ouderling in de ‘kerkeraad ds. S.O. Los’,Ga naar voetnoot91 is het niet gewaagd te veronderstellen, dat hij zich omstreeks 1838 heeft verzet tegen de gevoelens van ds. Scholte en diens volgelingen.

 

Rotterdam den...Ga naar voetnoot92 October

WelEerwaarde Herder en Leeraar!

Volgens afspraak met UEerwe. is Woensdag den 17 septemberGa naar voetnoot93 den dag huise-

[pagina 115]
[p. 115]

lijk afgezonderd van de leden onzer Gemeente.Ga naar voetnoot94 Waarop wij Vrijdag den 21 do.Ga naar voetnoot95 des avond bij elkander zijn vergaderd in opzien tot den Heere ten einde met elkander over de zaken te handelen. Waarvan wij bevonden na onderzoek gedaan te hebben, wel toegang tot de Heere gehad te hebben, maar geen bijzondere aanwijzing en allen bezwaard zijnde in de verkiezing op dat wij weer niet vle(e)schelijk mogte te werk gaan. Want de ondervinding leert dat wij dan verberging van 's Heeren aangezigt moeten ondervinden indien wij naar onze eigen wil handelen. Zoo dat de zaken noch even duister blijven waarop Carton de diaken voorstelde de volgende Vrijdag Septr. 28 weder bij elkander te vergaderen, met die vermaning de(n) Heere te mogen vragen indien het in Zijn raad bestaan konde, de zaak als hoofd van Zijn Kerk ten beste te besturen. Volgens het besluit dan ook bij elkander vergaderd te zijn maar met weinige leden zijn vergaderd - waarin wij tot onze blijdschap en verwondering Roreis den SmidGa naar voetnoot96 in ons midden hebben gehad om reden hij in UEerws. tegenwoordigheid niet is vergaderd geweest. Waarvan Roreis nader gezegd heeft dat hij er spijt van had om dat het met de zaken zoo bedaard is afgelopen.

Wij hebben dan met elkander in een bedaarde zin mogen spreken, dat de verkiezing niet door kon gaan van wegen de bezwaren die er ingebragt werden daar van HartenGa naar voetnoot97 het stuk heeft ontvangen uit het Notaboek, maar niet voldoendeGa naar voetnoot98 - welk van Akkeren ook betuigde het stuk van weinig aanbelang was, terwijl de gecenzureerde leden zich gaarne tot de gemeente willen voegen maar ook alleen op die voorwaarde van belijdenis te doen volgens de beschuldiging van haren Cenzureerbrief of anders overtuigd te worden van Van den Coeverring zijn beschuldiging dat die naar waarheid is, het welk zij noch niet beloven kunnen dewijl zij voorgeven in hem zulks niet bevonden te hebben noch in leven noch in leer waar buiten ons na(ar) geinformeerd zoude kunnen worden, waar wij natuurlijk de gevolgen van smertelijk ondervinden, maar indien zij wettige overtuiging kunnen bekomen, gaarne wenschen in schuld te vallen, maar zij geven voor dat hij uit nijdigheid is overgeleverd! Wat de overige gecenzureerde leden betreft welke MarcusGa naar voetnoot99 onder Cenzuur heeft gelegd, vragen wij ook UEerws. inligting of die Cenzurering van kracht is of hoedanig met die personen zal moeten gehandeld worden?

Verder wenschen wij dat God U geeft Geesteslicht over deze zaken en blijven U nochtans manen op UEerw. beloften dat Uw toch tot ons noch eens weder mogt komen om mocht de Heere UEerw. opgewektheid schenken een woord

[pagina 116]
[p. 116]

tot de Gemeente te spreken het welk een middel zou kunnen zijn in 's Heeren Hand tot zamenbinding der Gemeente - indien wij van UEerw. komst weten zouden wij ons van een goeden plaats voorzien waar er wel gelegenheid toe zoude zijn.Ga naar voetnoot100 Tot ons leedwezen moeten wij UEerw. mededeelen dat Van der KooghGa naar voetnoot101 en zijn huisgezin (en) Van der GrientGa naar voetnoot102 met de zijnen zich blijven ont(t)rekken.

G. van Akkeren blijft zich ook noch ont(t)rekken; de eerste vergadering is hij tegenwoordig geweest maar in de Godsdienst laat hij zich niet vinden - hij laat zich in met bezwaren tegen Uw persoon aangaande Uw leer van voorstellingGa naar voetnoot103 het welk ook slingering onder de Gemeente geeft - dus zouden wij hartelijk verlangen UEerw. in ons midden te zien om nader kennis van die zaken te ontvangen. Verder wenschen wij de Hartelijke toegenegenheid in het Heil van Sions belang,Ga naar voetnoot104 of de Heere langs die weg Zijn Zegen beliefde te schenken. En blijve UEerw. als onderdanige leden van Christus Kerk tot hier toe als herder en leeraar erkennen.

 

P. en J. Carton Diaken

P. Bouman

voetnoot1
Men zie: Ds. J. van der Sluis, Gods werk in de Graafschap, geschiedenis der Gereformeerde kerk te Varsseveld (1837-1890) en van hare dienaren des Woords Ds. J. Wildebeest en Ds. J.F. Bulens, Aalten s.a. (circa 1912); dezelfde: Het independentisme in de Graafschap van Gelderland, gedurende de eerste jaren der Afscheiding, Arnhem 1905; Ds. J. Scholten, Opnieuw in vrijheid, Woord ter herdenking na een eeuw van reformatie s.l. en a. (Varsseveld 1937).
voetnoot2
Instituëring 27 maart 1837; Scholten 16-17.
voetnoot3
Kampen 1856.
voetnoot4
Scholten 22-24. De burgerlijke gemeente Wisch omvat de dorpen Silvolde, Terborg en Varsseveld.
voetnoot5
In het DERDE DEEL 62-65, zijn enige dergelijke verklaringen opgenomen.
voetnoot6
Van der Sluis 1; Scholten 18.
voetnoot7
Gemeentearchief Wisch (Varsseveld). Archief Hervormde gemeente Varsseveld. Inv. no. 21 Notulen kerkeraad 1818-1839. Op 4 oktober 1835 scheiden zich af: B. Groot Nibbelink, L. Rademaker, A.J. Klompenhouwer en zijn vrouw Christina Rexwinkel; op 11 oktober G.Ge(e)sink en J.G. Hofs.
De eerste kerkeraad had de volgende samenstelling: A.J. Klompenhouwer, L. Rademaker, ouderlingen; H. te Ronde, diaken.
voetnoot8
Verslag synode 1840 Amsterdam 2-3.
voetnoot9
Van der Sluis, 3, 5, 10-13.
voetnoot10
R.A. Arnhem, Rechterlijke archieven 1811-1838, inv. no. 1079.
voetnoot11
Idem, inv. no. 1080.
voetnoot12
Rijksarchief Arnhem.
voetnoot13
Vergelijk noot4; wie vande ondertekenaars te Dinxperlo woonde(n) kon niet met zekerheid worden vastgesteld.
voetnoot14
Bedoeld is de Afgescheiden gemeente te Genderen.
voetnoot15
zelf.
voetnoot16
ontzien.
voetnoot17
Niet ingevuld.
voetnoot18
Lammert Geurink, wonende te Aalten, werd eerst 11 juni 1838 lidte Varsseveld. Zijn vrouw Mijken Voerman overleed in 1835 (acte 3 september). Vermoedelijk heeft laatstgenoemde zich kort voor haar overlijden met haar kinderen te Aalten afgescheiden.
voetnoot19
Men zie voor C. Duijser: Bos, register.
voetnoot20
Amanuensis, hier; klerk, bediende.
voetnoot21
Bos IV, 139.
voetnoot22
HO, provincie Gelderland.
voetnoot23
Idem.
voetnoot24
Bos IV, 307.
voetnoot25
Men vindt het request in archief Hervormde eredienst, 18 mei 1843, no. 2
voetnoot26
Deze bestond uit J.Toet, ouderling en A.M.C. van Hall, diaken (vgl. blz. 268-269).
voetnoot27
Niet duidelijk waarop het in deze zin vermelde slaat.
voetnoot28
DERDE DEEL 27-29
voetnoot29
Vergelijk de bladzijden 47 en 394; VIERDE DEEL 228.
voetnoot30
Mevrouw Scholte was in blijde verwachting; 30 nov. 1837 werd Sara Maria geboren (overleden febr. 1838).
voetnoot31
Huizinge Domselaarspoort aan de Oude Gracht. Uitvoerig over dit huis: VIERDE DEEL, hoofdstuk 15.
voetnoot32
wezen.
voetnoot33
Het stuk is geschreven door W. Horst Jr. Men zie voor de vijf ondertekenaars: VIERDE DEEL, register. De eerste twee waren ouderlingen, de laatste drie diakenen.
voetnoot34
Uitvoeriger hierover: VIERDE DEEL 241-243. Gedateerd 18 augustus 1837 zonden 51 leden van de Utrechtse gemeente een request aan de Koning. Toch was dit meer een begeleidend schrijven bij de, onder meer in Zuid-Holland en Utrecht aangenomen ‘provinciale kerkenorde 1837’, dan een verzoekschrift. In de provincie Utrecht werden gelijkluidende brieven gezonden door Amersfoort, Hilversum-Baarn, Kockengen, Linschoten en Loenersloot.
voetnoot35
Enige gegevens verwerkt in de inleiding en annotatie van deze brief werden ons welwillend verstrekt door drs. S.J.Th. Homan te Tolbert.
voetnoot36
B.A. Bos, Wat God heeft gedaan in de Gereformeerde kerk van Assen, Assen 1934. Bijlage II en andere plaatsen. Aan dit werkje ontlenen we nog enige bijzonderheden in de inleiding tot de onderhavige brief.
voetnoot37
Men zie voor hen tevens: Bos, register.
voetnoot38
Hier en daar vinden we de spelling Smeedes. Men zie voor hem ook DERDE DEEL 320-322.
voetnoot39
Vermoedelijk bedoelt het Provinciaal kerkbestuur van Drenthe (Hervormd) hém, als het 26 dec. 1834 schrijft over ‘een mennoniete Groningerlandsche kaarsemaker’; Bos II, 253-254.
voetnoot40
Bos II, 161.
voetnoot41
Handelingen synode 1837 Utrecht 16-17.
voetnoot42
Tijdschrift De Reformatie I (1837) 323-335: ‘Belijdenis van J.A. Smeedes aangaande de kinderdoop en deszelfs bediening’.
voetnoot43
B.A. Bos, Wat God heeft gedaan 113-125.
voetnoot44
HPK Dr.
voetnoot45
Namelijk de kerkeraadsnotulen van enige Afgescheiden gemeenten in Drenthe. Op bedoelde provinciale synode kwam de classicale indeling in Drenthe tot stand.
voetnoot46
Gerrit Veldman, geboren te Hoogeveen in 1795. In 1835 was hij landbouwer te Spier. Hij huwde 19 mei 1838 voor de derde maal. Dit huwelijk mocht volgens de vergadering van de classis Beilen d.d. 9 mei 1838 niet kerkelijk worden voltrokken, tenzij de bruid zich bij de gemeente aansloot. De notulen van de Hervormde kerk te Beilen van 14 dec. melden dat Gerrit Veldman is teruggekeerd naar deze gemeente.
voetnoot47
Bij de bedoelde provinciale vergadering was een brief ingekomen van enige leden van de gemeente te Beilen, onder wie Gerrit Veldman, met de opwekking zich af te scheiden van allen die ‘niet bij de oude wetten en regels wenschten te blijven’.
voetnoot48
Namelijk, zoals wij reeds aanduidden, de kerkenorde - een sterk gewijzigde Dordtse - aangenomen op de synode van de Afgescheiden gemeenten, gehouden te Utrecht van 28 september tot 11 oktober 1837. Deze kerkenorde bevatte vijf inleidende artikelen, die een bron van twist werden.
voetnoot49
Bedoeld is ds. Hendrik de Cock, praeses der vergadering.
voetnoot50
Op de provinciale vergadering werd de herziene kerkenorde inderdaad artikel voor artikel vergeleken met de Dordtse, met als resultaat dat zij door alle aanwezige ouderlingen werd aangenomen. Echter werden de voorbereidende artikelen verworpen. Ds. H. de Cock kwam met het voorstel over enige weken opnieuw een provinciale vergadering te houden in tegenwoordigheid van drie andere predikanten, teneinde te spreken over de vraag of de voorbereidende artikelen met de gereformeerde leer zijn te verenigen. (Notulen classis Beilen 30 juli 1838).
voetnoot51
Harm Hendriks Knol (1790-1865), oefenaar, later predikant, uit Smilde.
De kerkeraad van Ruinerwold besloot 20 december 1837, de ouderlingen naar Smilde te laten gaat om H.H. Knol als ‘voorganger in de Godsdienst’ te vragen. Op 18 april 1838 werd te Ruinerwold voor het eerst kerkeraadsvergadering gehouden met ‘de broeder ouderling H.H. Knol die op verzoek van de gemeente den 10 April tot ons van de Smilde als voorganger in de Godsdienst is overgekomen’. Knol ontving als voorganger een tractement van ƒ 100,- per jaar.
voetnoot52
Er staat één en andermaal Venenga.
voetnoot53
De schrijver volgt Wilhelmus à Brakel op de voet, waar deze spreekt over ‘oefeningen’ - Redelijke Godtsdienst, 19e druk s.a., Rotterdam, eerste deel 653: ‘Ik en ben niet tegen de particuliere t'samenkomsten der Ledematen, ik hebbe eenen grouwel van zulke Predikanten, die Godtsaligen van het Heylige Avondtmaal af houden, om datse particuliere t'samenkomsten hebben, ofte de t'samenkomsten tegen loopen... Men moet daer geen meesterschap toonen; maer alle even gelijk sich aenstellen; 't moet geschieden door onderlinge t'samensprekingen, een Capittel uijt Godts Woord lezen, malkanderen ondervragen ende antwoorden, in welke een magh voorgaen om te vragen - Een Psalm ofte geestelijke Liederen met malkanderen singen, een Predikatie herhalen; Malkanderen opwekken ende vertroosten, met malkanderen bidden’.
voetnoot54
Artikel 81 van de Utrechtse kerkenorde begint als volgt: ‘Een iegelijk lidmaat zal vermaand worden, naar de gave der Profetie te ijveren, volgens 1 Cor. 14’.
voetnoot55
De Reformatie III (1838) 223-235. ‘Bijzondere aanspraak aan zielen, die zich zelven Gode en Zijn inwendig verborgen leven reeds overgegeven hebben’. In een noot (223) wordt medegedeeld: ‘Genomen uit de voorrede voor het Verborgen Leven van J. de Bernières-Louvigny, door Gerrit ter Steegen’. De ‘Aanmerkingen van den inzender’ (wiens naam niet wordt vermeld) beslaan de bladzijden 231 tot 233. Tenslotte laat de redactie van het Tijdschrift enige waarschuwende woorden horen. Wij lezen dat zij geenszins al de werken van Ter Steegen ‘of ook het werk van De Louvigny, aan ieder zou aanprijzen. Ook Ter Steegen had zijne hem eigen menschelijke zwakheden... Hij, die, door het geloof met God vereenigd, in de nabijheid des Heeren leeft, behoort zich niet uit de wereld te begeeven...’ (233-235).
Men zie ook: C.P. van Andel, Gerhard Tersteegen (Academisch proefschrift Utrecht), Wageningen 1961. Op blz. 17 lezen we bij de door Tersteegen uitgegeven vertalingen en bewerkingen: ‘b.Das verborgene Leben mit Christo in Gott, van J. de Bernières - Louvigny, Stuttgart 1952’. De eerste van de stellingen van Van Andel luidt: ‘Gerhard Tersteegen was een quietistisch mysticus, die dank zij zijn afkomst uit het gereformeerd protestantisme, niet tot de laatste consequentie van die mystiek geraakte’.
voetnoot56
Pestig = verpestend, verderfelijk.
voetnoot57
Deze regels vormen een ‘P.S.’ geschreven door Alje Jacobs Mulder. De volgende zijn van de hand van en ondertekend door Roelof Jans Veeninga, provinciale correspondent van Drenthe.
voetnoot58
Middel om brieven dicht te maken.
voetnoot59
Breder over de Afscheiding te Noordwijk aan Zee en het optreden van Cors Noorduyn: Bos, Kruisdominees, hoofdstuk 2: ‘Visser der mensen van Noordwijk’.
voetnoot60
HO, provincie Utrecht.
voetnoot61
Dit gebeurt eerst ruim een jaar later, als alle vermaningen zijn afgewezen; men zie hierna.
voetnoot62
De Reformatie III (1838) 363-365.
voetnoot63
Het was ongeveer twee maanden geleden.
voetnoot64
DERDE DEEL 314-317. De brief is gericht aan ds. Scholte. Wij veronderstelden dat het schrijven onjuist is gedateerd. Wij menen hierop te moeten terugkomen, en houden het voor zeker, dat de brief is geschreven 24 augustus 1838.
voetnoot65
Sedert het verschijnen van het DERDE DEEL, schreef D. Schalk te Moerkapelle, een ‘M.O. - scriptie’ getiteld De Afscheiding in Gouda, waaraan wij enige bijzonderheden ontlenen.
voetnoot66
DERDE DEEL 253.
voetnoot67
DERDE DEEL 314.
voetnoot68
De afstand Ouderkerk aan den IJssel - Gouda.
voetnoot69
Men zie de inleiding bij de vorige brief.
voetnoot70
Deze regels slaan op de ‘val’ van Wagtendonk, zijn schuldbelijdenis en de nieuwe oppositie van enige gemeenteleden daarna.
voetnoot71
menigeen?
voetnoot72
Wellicht is de zin van deze woorden, dat Arie van Eyk, gekozen diaken, opperde nóg twee ouderlingen en twee diakenen te kiezen.
voetnoot73
onderteekenen.
voetnoot74
Wagtendonk doelt hier op de Dordtse kerkenorde. De (toekomstige) Kruisgezinden hielden daaraan vast en verwierpen de kerkenorde, die op de synode Utrecht 1837 was vastgesteld. Uit de voorgaande regels blijkt duidelijk, dat Van Wagtendonk apart gaat vergaderen.
voetnoot75
In de stukken wordt ook gesproken van Wagtendonk, (van) Wachtendonk, maar hij tekent als boven vermeld.
voetnoot76
Statenvertaling: ‘Zet de oude palen niet terug, die uw vaderen gemaakt hebben’.
voetnoot77
In het DERDE DEEL 252, werd deze brief wel genoemd, maar niet gereproduceerd (abusievelijk werd in zake de ondertekening vermeld F. Bouwman; in plaats van P. Bouman).
In het ‘Lidmatenregister van de Chr. Afgesch. Gemeente Hoveniersstraat 1835-1865’ (GKR) - we vermoeden dat dit niet het eerst-aangelegde, maar het oudst-bewaarde register is - vinden we: Jan Carton afgescheiden 19 november 1835; diaken idem. ‘In het jaar 1842 voor zijn post bedankt, en als rustend diaken beschouwd’. ‘Behoort niet meer tot de gemeente... Met belijdenis van zijn omzwerven en van zonden weder aangenomen den 12 Maart 1856’. Overleden 29 januari 1862.
voetnoot78
GKR en Familiearchief De Cock, inv. no. 56, brief van 26 november 1872 door Willem van Harten, geschreven aan prof. Helenius de Cock: ‘...de gebrekkige notulen van dien tijd (1835-juni 1843 - C.S.) zijn door den ouderling (J.G.) van Hees als volgeling van Ds. Scholte mede naar America genomen...’.
voetnoot79
Bladzijde 63.
voetnoot80
Typerend voor het zeer weinige dat - althans in het nabije verleden - bekend was aangaande de eerste ontwikkeling van de Afscheiding, te Rotterdam, is, dat ds. J.H. Landwehr in zijn Beknopte geschiedenis van de Gereformeerde Kerk van Rotterdam van af 1835 tot heden, Rotterdam 1905, op blz. 16 en 17 schrijft: ‘Het is niet met juistheid aan te geven, wanneer in Rotterdam de ambten zijn ingesteld. Misschien is dit geschied in het jaar 1837 of 1838; maar er is niet één document, waaruit men met zekerheid kan nagaan, onder wiens leiding dit geschiedde’.
voetnoot81
HO, provincie Zuid-Holland, 17 januari 1836.
voetnoot82
HO, Zuid-Holland, 15 april 1836, art. 5. Aangaande Gerrit van Akkeren vinden we in het ‘Lidmatenregister’: ouderling bij de bevestiging der gemeente (19 november 1835). In 1837 ontzet wegens ‘nalatigheid in zijn dienst’. Weer gekozen 31 januari 1839; 7 januari 1840 ‘voor zijn post bedankt’.
voetnoot83
“Lidmatenregister” (GKR) Nicolaas van de Coeverring werd 19 november 1835 ouderling. Beschuldigd van niet rechtzinnig te zijn in de leer. In 1837 “ontzet” van zijn ambt en als lidmaat gecensureerd. Na ampel onderzoek door de kerkeraad werden de schorsing, afzetting en censuur onwettig verklaard. Bediening weer aangenomen 29 januari 1843. Daarna; geruime tijd zich onttrokken. Vanwege de kerkeraad “lidmaatschap opgezegd 29 oktober 1848”.
voetnoot84
HO, Zuid-Holland, 14 maart 1837, art. 14. Met ‘de classicale vergadering is bedoeld een bijeenkomst van de gemeenten 's-Gravenhage, Rotterdam en Schiedam (art. 3). De notulen van déze classicale vergaderingen zijn vermoedelijk verloren gegaan.
voetnoot85
Bos, Kruisdominees 97. Bos vermeldt onder meer dat ook Cornelis van den Oever in 1836 ouderling is geworden. Wij vonden dit laatste tot nu toe niet bevestigd.
voetnoot86
HO, Zuid-Holland, 18 en 19 juli 1837, art. 12.
voetnoot87
Idem, 24 juli 1838, art. 41.
voetnoot88
Bos, Kruisdominees 97-98. Opgemerkt zij, dat als in 1840 ds. C. van der Meulen in Rotterdam ambtelijk werk verricht, hij, op last van de kerkeraad, de namen van enige gecensureerde leden ‘wegens afwijking van de kerkelijke gemeenschap’ moet aflezen. Zij worden gerekend niet meer tot de gemeente te behoren. HO, Zuid-Holland, 24 en 25 april 1840, art. 12. Vermoedelijk slaat dit op C. van den Oever c.s.
voetnoot89
Landwehr 16; TWEEDE DEEL, register.
voetnoot90
HO, Zuid-Holland, 23 aug. 1839, art. 9.
voetnoot91
Notulen kerkeraad 13 juni 1843 en volgende vergaderingen.
voetnoot92
Niet ingevuld.
voetnoot93
17 september 1838 viel op een maandag; vermoedelijk is dit laatste ook bedoeld.
voetnoot94
De ‘Vast- en Bededag’ waarover we in de inleiding tot deze brief schreven.
voetnoot95
dito.
voetnoot96
‘Roreis den Smid’ wordt in het ‘Lidmatenregister’ niet genoemd. De naam Roreis komt in deze tijd te Rotterdam veel voor. Landwehr spreekt van de vergaderplaats ‘op den Schiedamschen dijk op den hoek van de Karrensteeg bij den smid Rooreis’. (15)
voetnoot97
Willem van Harten. In het ‘Lidmatenregister’ (GKR) lezen we: ‘Omde aankleving van N. vande Coeverring gecensureerd den 2 Julij 1837. Weder aangenomen in Augustus 1838 en tot Diaken verkozen den 31 Januarij 1839 en bevestigd door Do. van der Meulen. Den 7 Januarij 1841 (1843?) geroepen tot ouderling. Bevestigd 16 Maart door Do. Los’.
voetnoot98
Niet duidelijk.
voetnoot99
Jan Markus was ouderling, zoals we reeds zagen. De censuur betrof wellicht de groep Van den Oever.
voetnoot100
Hieruit blijkt dat de gemeente in die tijd nog geen vaste vergaderplaats had, maar in enige woonhuizen bijeenkwam.
voetnoot101
Jillis van der Koog. Op verzoek afgekondigd niet meer tot de gemeente te behoren 7 sept. 1845. Nog enige malen zich onttrokken en weer opgenomen.
voetnoot102
Johannis Frederik van der Griendt onttrok zich in 1840 en werd later weer opgenomen als lid.
voetnoot103
Bedoeld zal zijn: de gedachten van ds. Scholte over de Heilige Schrift, de belijdenis en de kerkregering.
voetnoot104
Vermoedelijk: Verder wenschen wij uit hartelijke toegenegenheid in (tot) het heil van Sion, of etc.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Henricus Petrus Scholte


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • brief aan Henricus Petrus Scholte


datums

  • november 1835

  • 16 april 1837

  • 23 augustus 1837

  • 14 mei 1838

  • 20 augustus 1838

  • 22 augustus 1838

  • 23 augustus 1838

  • oktober 1838