Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Afscheiding van 1834. Deel 6. Het Réveil en ds. H.P. Scholte. Correspondentie (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 6. Het Réveil en ds. H.P. Scholte. Correspondentie
Afbeelding van De Afscheiding van 1834. Deel 6. Het Réveil en ds. H.P. Scholte. CorrespondentieToon afbeelding van titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 6. Het Réveil en ds. H.P. Scholte. Correspondentie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.56 MB)

Scans (642.47 MB)

ebook (4.19 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Afscheiding van 1834. Deel 6. Het Réveil en ds. H.P. Scholte. Correspondentie

(1984)–C. Smits–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 158]
[p. 158]

Hoofdstuk 7
Acht brieven van ds. L.G. James alsmede een brief van C. James-van der Made

Inleiding

Louis Gabriel JamesGa naar voetnoot1 van 1820 tot 1867 Waals predikant te Breda, is ongetwijfeld gedurende zijn leven vaak in het nieuws geweest.

Hij stamde uit een franse familie, maar hoe vele malen zal zijn naam niet als ware het een engelse uitgesproken zijn?

Louis Gabriel werd 12 juni 1795 te Crête bij Genève geboren als zoon van Gabriel Jammes, wiens naam in 1826 bij rechterlijke uitspraak werd veranderd in James, en van Louise Favre. Hoewel in zijn jeugd een groot bewonderaar van Rousseau, liet hij zich, om aan het verlangen van zijn vader te voldoen, inschrijven als student in de theologie te Genève. Evenwel wilde hij zich na afloop van zijn studie aan het onderwijs wijden. Door een ontmoeting met de Schot Robert Haldane voltrok zich in James een grote verandering; deze Haldane ondernam als opwekkingsprediker in 1816 een zendingsreis door Europa en verbleef door min of meer toevallige omstandigheden langer dan aanvankelijk zijn bedoeling was te Genève, alwaar hij van november 1816 tot juni 1817 aan enige theologische studenten college gaf. Tengevolge van deze ommekeer kwam James, evenals enige andere studenten, te staan tegenover de Geneefse ‘Compagnie des Pasteurs’, die de neologie voorstond.Ga naar voetnoot2

 

Op 2 juli 1818 werd James door de Eglise Consistoriale te Genève tot de bediening des Woords toegelaten. Daar hij, vanwege bovengenoemde theologische situatie,Ga naar voetnoot3 weinig kans had op een beroep in zijn vaderland, ging hij naar Nederland, waar hij van 1816 tot 1820 gouverneur was bij de familie Van der Duyn van Maasdam. Hij werd 15 april 1819 door de ‘Commission pour les affaires des Eglises Wallones’ bij de Waalse kerk beroepbaar verklaard. Na te hebben bedankt voor een beroep naar 's-Hertogenbosch, werd hij bij koninklijk besluit van 31 maart 1820 benoemd tot predikant van de Waalse gemeente te Breda - Koning Willem I was namelijk, als baron van Breda, ‘collator’, dat wil zeggen hij had het recht aldaar de predikanten te benoemen. Na op 18 april 1820, naar

[pagina 159]
[p. 159]

de regels der Waalse kerkenorde, aldaar te zijn beroepen, deed hij 6 augustus 1820 zijn intrede. James heeft de Waalse gemeente te Breda gediend tot aan zijn overlijden op Hemelvaartsdag 30 mei 1867.

Hij huwde 30 oktober 1828 te Klundert Cornelia van der Made, geboren te Klundert 14 september 1805 en overleden te Breda 28 april 1872. Zij was de dochter van de niet-onvermaarde Dirk van der Made te Klundert, over wie hieronder nog enige bijzonderheden. Uit de echtverbintenis werden elf kinderen geboren.

 

Ds. James wordt algemeen beschouwd als een zoon van het Zwitserse Réveil. In Nederland was hij bevriend met verscheidene Réveil-mensen, onder wie Groen van Prinsterer, Willem de Clercq, Da Costa en Capadose. In dit kader moet ook worden gezien zijn bekendheid en vriendschap met ds. H.P. Scholte, waarvan de nu volgende brieven getuigenis afleggen.

Met Willem de Clercq was hij correspondent van de Société Evangélique te Genève en samen poogden zij belangstelling te wekken voor de van deze organisatie uitgaande theologische school te Genève, terwijl James in de tweede aflevering van De leer des Bijbels of bijdragen van en voor gereformeerde christenen (1832-1834) gelde lijke steun voor deze school vroeg en ook verder aan dit tijdschrift medewerkte.Ga naar voetnoot4

Zelf was James de oprichter van het tijdschrift De Olijftak, waaraan de predikanten R. Engels en J.J. le Roy medewerkten. Het bevatte meest vertalingen van stukken uit de Semeur en de Archives du Christianisme en heeft slechts vier jaargangen gekend (1836-1840).Ga naar voetnoot5

In latere jaren heeft James zich krachtig gericht tegen de leer van de Groninger School. Daarnaast is een aantal van zijn preken in gedrukte vorm bewaard gebleven.Ga naar voetnoot6

 

Bij vier zaken willen we afzonderlijk stilstaan. In de eerste plaats: prof. Knetsch stelt dat in de leer van ds. James een methodistisch element naar voren komt.Ga naar voetnoot7 Toch sluiten wij ons liever aan bij prof. K.U. Gäbler, althans wij menen dat diens analyse van de situatie in Genève circa 1827 veel overweging verdient. Zoals reeds in de Inleiding van dit boek uiteengezet, had de leermeester van James en zijn vrienden, Robert Haldane, wel een calvinistische achtergrond, maar was hij daarbij gegrepen door de rationalistische common-sense filosofie. De groep James zag in Haldane een ‘nieuwe Calvijn’, hij zou ‘alle vragen van leer en leven voor hen hebben opgelost’. Zijn doctrine bracht de eenheid van

[pagina 160]
[p. 160]

redenering en Bijbelse boodschap.Ga naar voetnoot8

Gelet op het bovenstaande is het niet te verwonderen dat James in één van zijn werken schrijft:

‘De enige eis die gesteld wordt aan hem die de godsdienst wil beoordelen, is, ’dat een mensch die zich van de goddelijkheid des Evangelies wil vergewissen, eenen voldoenden zedelijken zin bezitte, om te kunnen beproeven wat regt en heilig is... Wie den noodigen graad van zedelijke regtschapenheid bezit, is tot oordeelen bevoegd.’ Dit geldt “...voor de natuurlijke dingers naar het Koninkrijk der Hemelen ook onder de Heidenen”.’Ga naar voetnoot9

Ten tweede: prof. Knetsch besluit zijn artikel met deze woorden:

‘Intussen komt het slot van deze bijdrage over de eerste Réveil-predikant die in Nederland gewerkt heeft, in zekere zin in mineur te staan. Zijn eigen groeiende, maar door de omstandigheden uiteraard vlottende gemeente heeft hij in meerderheid niet meegekregen ... vaststaat dat toen Louis Gabriël James op Hemelvaartsdag 1867 overleden was, de consulent M.A. Perk van Dordrecht, de oraison funèbre hield en de kerkeraad na lange deliberaties besloot het consulentschap volgens de reglementen aan de genoemde toe te vertrouwen, afgezien van diens theologische richting, en dat zij deze vervolgens beriep tot James’ opvolger. Perk nu, vader van de bekende dichter Jacques, was reeds nadrukkelijk opgetreden als verdediger van de opvattingen van Athanase Coquerel,Ga naar voetnoot10 en was een erkend volgeling van J.H. Scholten.Ga naar voetnoot11 Wij zagen dat ... James zich tegen beider theologische grondstellingen heeft verzet. De enige conclusie, die rest, is dat hem in zevenenveertig jaar trouwe ambtsbediening niet gelukt is, de stemhebbenden van zijn gemeente te winnen voor de opwekking, die zijn eigen leven bepaald had. In het Réveil hebben voorgangers en lidmaten uit Waalse kerken een soms belangrijke rol gespeeld, maar afgezien van Den Haag en wellicht Nijmegen kan met niet zeggen dat de Waalse kerken als zodanig door het Réveil zijn beïnvloed en zeker niet dat zij als voorpost ervoor hebben gediend. Wel hebben kansels van deze kerken het podium gevormd voor Réveilpredikers, die in het Frans leden van de Nederlandse gemeenten sterkten. James’ werkzaamheid levert hiervan een belangrijk voorbeeld.’Ga naar voetnoot12

In de derde plaats: een enkel woord over de schoonvader van ds. James: Dirk van der Made Janszoon te Klundert.Ga naar voetnoot13 Reeds in 1827 wordt er aangaande hem

[pagina 161]
[p. 161]

gerapporteerd dat hij de leider is van een tamelijk groot oefening-gezelschap te Klundert. Soms worden de vergaderingen bezocht door ongeveer 130 personen. Zijn invloed strekt zich uit ook tot de naburige gemeenten ‘Moerdijk, Fijnaart, Prinsland, Willemstad enz., waar hij aanhoudend als een soort van missionaris rondreist’.

Bovenstaande uitdrukkingen vinden we in een rapport van de minister van eredienst aan de Koning, gedateerd 6 mei 1828.Ga naar voetnoot14 Wij lezen hierin ook het volgende. Aanvankelijk was Van der Made metselaar, maar in 1828 wordt van hem gezegd dat hij ‘als aannemer van 's Lands werken rijk geworden, nu renteniert te Klundert’.Ga naar voetnoot15

‘In den beginne van zijn dienst’ - namelijk van de Hervormde predikant A.T. Beausar (1785-1836: hij kwam in 1826 te Klundert) - ‘scheen ook alles wel te gaan, en men voedde de hoop op het langzamerhand verminderen van het oefeninghouden. Dan de ook elders toenemende woelingen ... werkten ook in de Klundert; vooral sedert de Waalsche predikant van Breda, James, door zijn verkeer over de dochter van Van der Made, met deze in verbond was getreden; de verspreiding van het berucht geworden Adres van den predikant Molenaar en een verblijf van Doctor Capadose vermeerderde voorts het kwaad. Er werd nu zelfs een leesgezelschap opgerigt tot verspreiding van dweepachtige en twiststokende schriften.’Ga naar voetnoot16

Wat verder Van der Made betreft: hij voegt zich niet bij de Afgescheidenen als ds. G.F. Gezelle Meerburg eind 1835 te Klundert een gemeente institueert.Ga naar voetnoot17

 

Tenslotte: ook ds. James houdt zich verre van de Afscheiding, zoals enigszins moge blijken uit de achtste brief van dit hoofdstuk, maar eveneens uit zijn correspondentie met H.J. Koenen. Anderzijds wekte de maatregelen van de regering tegen de Afgescheidenen zijn verontwaardiging op.Ga naar voetnoot18

 

Louis Gabriel James is, naar onze overtuiging, halverwege blijven staan op de weg van de reformatie der kerk. Waarom de lijn van het Zwitserse Réveil niet doorgetrokken? Ook in Nederland werd - evenals in Zwitserland - de groeiende invloed van een moderne, de Heilige Schrift aantastende theologie in de kerk geduld. Waarheid naast leugen. James zou meer hebben betekend, als hij zich bij de Afgescheidenen zou hebben gevoegd.

 

Bij de acht brieven door ds. James aan Scholte geschreven - behalve nummer acht zijn zij in de Franse taal gesteld (men zie voor de Franse teksten bijlage II) - hebben we gevoegd het schrijven van mevrouw James, aangezien deze laatste in hetzelfde dossier van de Scholte Papers wordt bewaard en kennelijk bij één en dezelfde correspondentie behoort.

[pagina 162]
[p. 162]

1. Breda 10 december 1830

Scholte is in deze tijd bij de ‘Vrijwillige Jagers der Leidsche hoogeschool’ en zal als zodanig van 2 tot 12 augustus 1831 deelnemen aan de Tiendaagse veldtocht. De brief is geadresseerd ‘te Oosterhout’.

Geliefde broeder en vriend in Jezus Christus,

...Ga naar voetnoot19

Het verheugt mij te vernemen dat U goed gehuisvest bent in Oosterhout, dat U weer gezond bent, en dat U er van enige rust kunt genieten om U bezig te houden met Uw studies en met het gebed. Moge de Heere met U zijn door Zijn Geest, U versterken naar de inwendige mens en U steeds meer bekwamen om weldra een getrouwe prediker van het Evangelie te zijn. Het spijt mij dat Uw verwijderd-zijn van Breda mij het genoegen ontzegt U vaker te zien en mij met U te onderhouden over de dingen die behoren tot onze vrede en tot ons eeuwig heil. Ik neig er ook toe te geloven dat de Voorzienigheid ons de plaag van een algemene oorlog zal besparen en ons weldra de vrede zal teruggeven. Maar wat ook de afloop van deze strijd mag zijn, laten wij de Heere bidden ons te bewaren en ons Zijn vrede te vermeerderen die alle verstand te boven gaat, opdat die vrede van God onze gedachten en onze harten bewaart in Jezus Christus.

Wij leven en wij strijden onder de banier van de Vorst van de vrede die onder ons de scepter van Zijn genade heeft uitgestrekt en ons heeft verzoend met God Zijn Vader. Wat een onuitsprekelijk voorrecht! wij, van nature vijanden van God, kinderen des tooms, slaven van satan, toegewijd aan de dood, aangenomen te zijn in het welzalige gezin van de kinderen Gods, de voorwerpen van Zijn gunst en de erfgenamen van Zijn eeuwig Koninkrijk. Oh! wat zouden wij niet moeten zijn in geloof, in dankbaarheid, in toewijding voor de dienst van een God, zo goed, zo ...Ga naar voetnoot20 vol van genade, zo vol van steun en lankmoedigheid jegens Zijn uitverkoren en vrijgekochte volk. Ik wens vurig dat temidden van het geraas en van het rumoer van het militaire leven de Heilige Geest uw zwakheden en uw gebreken ondersteunt, Uw ziel opheft naar de dingen van de hemel, en U geeft die vurige zuchten van een vermoeide ziel te slaken naar de Heere, vanuit het lawaai van de onstuimigheden der ijdelheden van de eeuw.

U heeft een dubbele mate van waakzaamheid nodig opdat Uw ziel niet valt in de traagheid en de overschilligheid temidden van luidruchtige bezigheden en van de veelvuldige verstrooiingen die de militaire loopbaan U biedt. Wij weten trouwens dat het leven van de Christen een voortdurende strijd is, laten wij ons dus sterken in onze Heere en in de macht van Zijn sterkte teneinde standvastig en onwankelbaar te blijven in de kwade dag.

Vaarwel, geliefde broeder, moge de genade van de Heere Jezus met Uw geest

[pagina 163]
[p. 163]

zijn! Heel veel hartelijks mijnerzijds aan de geliefde broeder Brummelkamp. Mijn lieve vrouw draagt mij op U haar christelijke groeten te doen.

Uw toegewijde en verknochte broeder in Christus en Vriend

L.G. James

2. Breda 17 januari 1831

Zeer geliefde broeder in Jezus Christus, ik heb lange tijd geaarzeld of ik U de ingesloten stukken zou zenden, daar ik vreesde dat U Oosterwijk zou hebben verlaten, toch kan ik het niet langer uitstellen daar ik niet weet wanneer ik een veilige gelegenheid zou kunnen hebben ze U te doen toekomen. Beste vriend, moge de Heere U de genade verlenen dit jaar te beginnen en te eindigen met een hart vol van geloof en van de Heilige Geest. Moge de HEERE U door Zijn macht, door het geloof bewaren voor alle strikken van de vijand van onze zielen, die duizend maal meer te duchten is dan de woeste Belgen. Moge Hij U behoeden voor alle gevaren en verleidingen waaraan Uw jeugd en het militaire leven U blootstelt. Hij legge Zijn vrees in Uw hart en verwijdere zich niet van U! Dat de grote Bisschop van onze zielen, de Heere Jezus, U overvloedig wil vervullen met zijn gaven en met zijn genade opdat U weldra, als één van Zijn trouwe Dienaren, hartstochtelijk en stoutmoedig al de raad Gods moge verkondigen en eens het onuitsprekelijk geluk hebben verscheidene zielen tot de rechtvaardigheid te brengen! Ik had U een kleine brochure willen sturen van onze geliefde broeder Capadose bevattende het rondschrijven waardoor onze zeer beminde Koning, als Souverein Vorst, in 1814 een dag van vasten en van gebed bekendmaakteGa naar voetnoot21 en ook een uitstekende preek van de jonge Krummacher over de Samaritaanse vrouw,Ga naar voetnoot22 maar de afstand tussen de plaatsen belet mij het te doen. Ik ken in mijn kudde noch te Breda geen enkele Protestantse keukenmeid die een beetje Frans spreekt, die ik zou kunnen aanbevelen aan vriend Twent.Ga naar voetnoot23 Wij hebben de laatste dagen het aangename bezoek gehad van vrome militairen die ons zeer hebben verkwikt en gesticht, de 2e luitenant Bichelmeyer, sergeant Kooistra en majoor Schoch.Ga naar voetnoot24 Mijn lieve vrouw die door Gods goedheid het zeer goed maakt, wenst U haar groeten te doen. Zeg zeer veel hartelijks mijnerzijds aan de geliefde broeder Brummelkamp. De zaak van het Protestantisme wint veel terrein in Frankrijk en vooral in Parijs.Ga naar voetnoot25 Ik hoop dat God U de gunst zal

[pagina 164]
[p. 164]

verlenen de broeders in HollandGa naar voetnoot26 te gaan bezoeken. Biedt hun mijn broederlijke groeten aan.

Geheel de Uwe, Uw toegewijde in Christus

L.G. James

3. C. James-van der Made, Breda 21 maart 1831

Om een ons onbekende reden had de Vrijwillige Jager Scholte blijkbaar inlichtingen gevraagd aan ds. James over een tweetal Hervormde predikanten.
Albertus van Raalte was de vader van de latere ds. A.C. van Raalte. Hij was in augustus 1828 van Scherpenisse te Fijnaart gekomen en overleed in laatstgenoemde plaats 28 maart 1833.
Het verwondert niet dat mevrouw James, immers voor haar huwelijk wonende te Klundert, op de hoogte was van de geestelijke situatie in het nabijgelegen Fijnaart (vergelijk ook de inleiding van dit hoofdstuk).
Ds. J. Verspille (wij vonden ook de spelling Versprille) kwam in 1825 van St. Annaland (Zld.) naar Zuidland (Z.-H.). Hij overleed in laatstgenoemde plaats in 1834.

Mijn Heer en Vriend!

Daar mijn Man geheel onbekend is met de beide Predikanten, naar dewelke UwE. informeerd, zoo neem ik de pen op, om hetgene ik weet, en vernomen heb UwE. te zeggen. Mijn Heer van Raalte, is zoo ver mij, van zijn verkeer als ook van Prediken bekend is, een zeer voorbeeldig Man in Godvrucht en teeder gezetheid voorGa naar voetnoot27 den Heere; zijn prediken is enkel bevinding, en vermaning aan den dooden zondaar. Maar mijn heer! zijn stem (dunkt mij) is niet geschikt voor eene groote gemeente terwijl zijn uitspraak zeer zagt is.

Wat Domenie Verspille aangaat te Zuidland, is een prediker zoo ik gehoord heb bij uitstekendheid! en zijne stem is hard. Zijn gedrag zoo verre van informatie bekend is, is ook om met Gods volk te leven en te verkeeren.

Nu mijn Heer en Vriend, mij dunkt dat ik nu reeds genoeg van beide gezegd heb, om aan uw verzoek te voldoen. Wij verkeren tans in het onschatbaar voorregt van gezondheid, zoo als wij wenschen gij ook met uwen vriendGa naar voetnoot28 zult genieten; de Heere zij met uw in dit moeite volle leven. Hij sterke uw in alle deze donkere en kommer volle dagen. De Heer is tog een sterke toren; de regtvaardige zal daar henen vlieden.Ga naar voetnoot29 Na UwE. mijn Heer, van Mijn lieve Man gegroet te hebben benevens uwe Vriend, Noem ik mij uw ootmoedige Dienares

Ca. James, geb. van der Made

[pagina 165]
[p. 165]

4. Breda 29 juli 1831

Deze brief werd geschreven vier dagen voor de Tiendaagse veldtocht (2-12 augustus) begon. Vermoedelijk wilde Scholte in deze tijd verlof ontvangen zijn onderbroken studie voort te zetten, maar het is begrijpelijk dat dit zo vlak voor de operatie niet werd verleend.
Dossier no. 38 van de Scholte Papers bevat een brief, gedateerd 7 september 1831, van het hoofdkwartier van het Nederlandse leger, in die dagen gevestigd te Tilburg, en gericht aan ds. James. Het is getekend door staatsraad C.J. van Assen (1788-1859), secretaris-generaal van de prins van Oranje. De heer Van Assen had als hoogleraar te Leiden, speciale zorg voor de studenten-vrijwilligers van zijn hogeschool.
Vermeld wordt, dat, op het ogenblik waarop het verzoekschrift namens Scholte door ds. James werd ingediend, de omstandigheden beletten aan enige soldaat verlof te geven. Geraden wordt, Scholte opnieuw een request te laten indienen, en wel via zijn commandant.

Zeer geliefde vriend en broeder in Christus,

Ik ben oprecht verheugd over de ijver en de vlijt die de Heere U heeft gegeven voor Uw studie en de zegen waarmee Hij uw inspanning heeft bekroond. Ik ben uitermate gehinderd geweest in mijn levendige en oprechte wens U van dienst te zijn door zelf uw verzoekschrift aan de VorstGa naar voetnoot30 aan te bieden en het met mijn zwakke tussenkomst te begeleiden. Op de dag zelf dat ik uw brief ontving kwam de Koning aan. De volgende dag vertrok hij met de Prinsen naar de legerplaats bij 's-Hertogenbosch en Eindhoven; zij kwamen pas Dinsdagavond terug. De Woensdag werd gebruikt voor besprekingen. Jongstleden Donderdagmorgen haastte ik mij om naar het verblijf van de Kroonprins te gaan, maar ik kon geen audiëntie verkrijgen. Ik heb mij er vandaag opnieuw gemeld maar met even weinig succes. Toen heb ik een verzoekschrift in het Frans voor de Vorst opgesteld, waarin ik de redenen en de motieven heb uiteengezet die ik hem mondeling wenste uit te leggen; ik heb uw verzoekschrift bij mijn brief gevoegd en heb zelf de twee stukken overhandigd aan een Generaal die op het Bureau van de Vorst werkt. Het schijnt dat door de aankomst van de Koning de zaken zich zo hebben opgehoopt op het Ministerie dat de Vorst geen ogenblik beschikbaar heeft en niemand audiëntie verleent. Volgende week zal ik een bezoek brengen aan Professor van Assen, privé-secretaris van de Vorst om mij op de hoogte te stellen of uw verzoek in overweging is genomen. Met Gods hulp heb ik alles gedaan en zal alles doen wat ik kan om U een dienst te bewijzen. Ook voeg ik mijn gebeden bij de uwe opdat het de Heere behaagt u uw verzoekschrift te vergunnen. Het is gemakkelijker audiëntie te verkrijgen bij Hem dan bij de vorsten der aarde. Oh! Waarom maken wij zo weinig gebruik van dit heerlijke voorrecht? Waarom zijn onze harten zo ongelovig, zo langzaam, zo slap om te bidden? Ik gevoel elke dag mijn ontzaglijke schuld in verband met deze belediging en ik schaam mij over mijn betreurenswaardige en niet te verontschuldigen lauwheid.

O mijn lieve vriend, U weet niet wat voor een boze en nutteloze Dienstknecht ik

[pagina 166]
[p. 166]

ben. Waarlijk ik geloof niet dat er een is die meer onwaardig en meer veroordelenswaardig is onder de ware dienaren van Christus, als het geen vermetelheid is - zoals ik vaak reden heb daaraan te twijfelen - mij onder hun getal te durven plaatsen. Ik weet vaak niet wat te doen zo vermoeid ben ik en zo'n afkeer heb ik van mijzelf. Niets evenaart mijn gebrekkigheid en mijn laagheid. Is het mogelijk de liefde van Jezus te hebben gesmaakt en zo weinig ijver en toewijding voor Zijn dienst en de glorie te hebben? Ik had nooit gedacht dat de ziekte van de zonde zo ingekankerd zou zijn. En toch is de Heere zo goed, zo barmhartig, zo trouw. Dat doet al de zwartheid van onze ondankbaarheid nog scherper uitkomen. Ellendige! Wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods. Ik ben als het ware een galeiboef die overal de ketenen van de zonde met zich meesleept. Ik wil en ik kan die menigte van verderf waarin mijn ziel als het ware is opgesloten niet optillen. Ik heb zojuist goede berichten gekregen van de geliefde Capadose die de hoop niet verliest dat de Heere zich zal verheerlijken in onze bevrijding. Ik heb niet voldoende geloof om tegen elke verwachting te hopen op het heil van ons ongelukkig vaderland. Het komt mij voor dat God voor ons Zijn aangezicht verbergt en op opzienbarende wijze met onze ongerechtigheden wil afrekenen. Mijn lieve vrouw die door Gods genade het zeer goed maakt maar ook erg ontevreden is over zich zelf wenst U te groeten. Heel veel hartelijks aan de geliefde broeder Brummelkamp.

De genade van de Heere Jezus zij met U en versterke U. Bid voor Zijn onwaardige dienstknecht die zich graag Uw broeder en trouwe vriend wil noemen.

L.G. James

5. Breda 5 september 1831

Zeer geliefde broeder in Jezus Christus onze Heere,

Met grote vreugde en oprechte dankbaarheid jegens de God van ons heil hebben wij gehoord van de merkbare tekenen van de gunst en van de bescherming van de HEERE waarvan U het voorwerp bent geweest tijdens de korte en roemvolle veldtocht waaraan U het geluk had deel te nemen. Ik heb ook met U en voor U gestreden uit de verte door het zwaard van de Geest, door het gebed en als ik mij niet vergis lijkt het mij dat ik het gedaan heb in het geloof met een volle zekerheid en een grote vreugde. De Heere heeft zich ook verwaardigd om voor het begin van de vijandelijkheden mij te versterken en mij weer hoop te geven en sedert die dagen van herademing en vertroosting blijf ik verwachten, hopen en vragen om de bevrijding van ons vaderland en de wederoprichting van ons geliefde Sion. Tijdens de twee Zondagen die deze korte oorlog heeft geduurd heb ik 's morgens gepreekt, 's avonds een dienst des gebeds gehouden om de zegen af te smeken van God over het succes van onze wapenen. En de derde Zondag heb ik de HEERE gedankt door te preken over deze woorden van Psalm 118: De rechterhand des HEEREN is verhoogd; de rechterhand des HEEREN doet krachtige daden! Wat een wonder in onze ogen. Wij hebben ook goede en dierbare berichten uit Holland gekregen onder andere een bijzonder opmerkelijke brief van een eerwaardige Vader in Christus, een grijsaard van 78

[pagina 167]
[p. 167]

jaar wonende in Brakel tegenover Gorcum.Ga naar voetnoot31 Deze waardige en uitnemende Dienaar van Christus voelde zich in het begin van de maand Augustus gedrongen de voorspraak te zijn van het vaderland en van de Kerk bij de Heere en de HEERE verwaardigde zich hem op een duidelijke en zekere manier te openbaren dat Hij ons niet zou overleveren in de handen van onze vijanden, maar ons de overwinning zou schenken; hij heeft ook beloften gekregen voor de Kerk, echter had hij meer vrees over de bevrijding van de Kerk dan over die van het land. De Heere had hem echter grote en prachtige dingen doen bespeuren ten gunste van Sion. Hij spoort ook alle kinderen Gods aan niet te verflauwen in hun gebeden en hun smekingen. Verscheidene afschriften van deze buitengewone brief die zichtbaar het zegel draagt van de Heilige Geest, zijn verzonden naar de voornaamste steden van ons vaderland waar zij zeer sterke gevoelens hebben veroorzaakt want wat er gebeurd is heeft reeds voor een deel de beloften van de Heere die aan die geliefde en eerbiedwaardige broeder waren gedaan, bekroond.

Het zal U genoegen doen te vernemen dat de geliefde zoon van de Kolonel van de kurassiers Salis,Ga naar voetnoot32 een jonge man van 12 jaar, in een ernstige ziekte, die hij in Haarlem heeft opgelopen, de ondubbelzinnigste bewijzen geeft van het werk van de Heilige Geest, hij blijft zijn zonden en zijn gebreken belijden en betreuren; hij bidt vurig, bereidt zich voor op de dood en lijdt met een engelachtige berusting. Ik durf te geloven dat het een vrucht is van mijn bediening, daar die jonge man vier maanden geplaatst zijnde onder mijn leiding en van mij zijn eerste godsdienstige onderricht ontvangen had, ik reeds het werk van God in hem had opgemerkt en de gelukkigste verwachtingen van hem had.

Gisteren is mijn ziel in een bijzondere gemeenschap geweest met de Heere. Ik heb met Hem liefelijke gesprekken gehad en Zijn aanwezigheid is merkbaar geweest in onze kleine godsdienstige avondsamenkomst. Verleden week en de dag er voor heb ik bijna 200 Bijbels en Nieuwe Testamenten uitgedeeld onder de Gelderse schutters die een gedeelte van de waarde hebben betaald en die getuigen van een vurig verlangen het Woord des levens te bezitten. Ik heb tot hen enige passende aansporingen gericht en ik heb onder hen enige kinderen van God gevonden. Moge de Heere dit goede Zaad zegenen en het vruchten doen dragen. Van morgen heb ik volgens uw wensen een eerbiedig en dringend

[pagina 168]
[p. 168]

verzoekschrift geschreven aan Prins FrederikGa naar voetnoot33 om voor U een verlof van twee maanden te verkrijgen, maar ik vrees dat men moeilijk een uitzondering ten Uwen gunste zal kunnen maken. Echter de Heere houdt het hart van de Prins in Zijn handen en kan het neigen om U gunstig gezind te zijn. Heel veel hartelijks mijnerzijds aan de geliefde broeder Brummelkamp. Mijn lieve vrouw, die door Gods goedheid een uitstekende gezondheid geniet, verheugt zich met mij over uw gelukkige bewaring en groet U beiden op een hartelijke en christelijke wijze.

Uw door de liefde van Christus geheel toegewijde

L.G. James

 

Uw lieve brief heeft ons en onze vrienden zeer gesticht, ik heb Uw kleine brochure gelezen.Ga naar voetnoot34

6. Breda 9 februari 1832

Zeer geliefde broeder in Jezus Christus onze Heere,

Wij hebben ongeduldig gewacht op het blijde nieuws van Uw examen en Uw bevordering tot de graad van candidaat in de theologie en wij hebben het met een levendige vreugde ontvangen.Ga naar voetnoot35 Wij aanbidden en zegenen met U de barmhartigheid en de goedheid van de Heere onze God, die na U te hebben bewaard op de slagvelden en U behouden en wel te hebben teruggebracht naar de plaatsen gewijd aan Uw studies, zojuist opnieuw op een andere wijze Zijn goedheid jegens U heeft getoond door U bij te staan in Uw studiesGa naar voetnoot36 en door U te doen zegevieren over alle moeilijkheden. Daar bent U dus, beste vriend, genaderd tot de drempel van het heiligdom, U hebt eindelijk het tamelijk profane stof van de Academie van U afgeschud, U bent ontkomen aan de netten van een valse wetenschap en weldra, ik wens U er geluk mee, zult U alleen nog maar lessen hebben te ontvangen uit de mond van Jezus, de ware Leraar, geen lessen meer hebben te volgen dan die van de Heilige Geest. Oh! het lijkt mij dat er een zware last van Uw schouders moet zijn afgenomen en Uw hart in de ruimte moet zijn gesteld.Ga naar voetnoot37 Het is zo pijnlijk dingen te moeten leren die men wenst af te leren en dat de geest steeds bezig is de ontzetting terug te dringen die met heel de stoet van de sofismen en de spitsvondigheden van een ijdele wetenschap zich aanbiedt en die door de waarheid zoals die in Christus is niet wordt bezield. God

[pagina 169]
[p. 169]

zij geloofd die U heeft gered uit de handen der Filistijnen! Uw geloof is beproefd, maar het is niet bezweken, het is gezuiverd uit de smeltkroes van de Academie gekomen. Ik ken Uw toewijding aan het Evangelie, Uw liefde voor Jezus, uw ijver voor de belangen van Zijn koninkrijk en het heil der zielen. Ik heb de standvastige en zoete verwachting dat U een goed soldaat van Christus zult zijn en een getrouw Dienaar van God. Oh! geliefde vriend, het uitnemende werk waaraan U Uw talenten en uw leven wilt wijden is groot en moeilijk. U zou niet teveel doordrongen kunnen worden van het grote belang er van en vurig de goede Meester die U roept tot Zijn dienst kunnen bidden om U te vervullen met wijsheid van geloof en van de Heilige Geest. Wij hebben wel reden om uit te roepen: wie is tot deze dingen bekwaam! helaas! Ik ben vaak vol beschaamdheid en vervuld met droefheid als ik naga hoever ik ben verwijderd van de geschiktheid en de goede eigenschappen van een waar en getrouw Dienaar van Jezus Christus, ik voel hoe langer hoe meer dat ik een onnutte dienstknecht ben, mijn heilige roeping onwaardig, en de innerlijke overtuiging van mijn dorheid en van mijn ellende zou mij alle vrede ontnemen en zou mij tot verslagenheid brengen, als mijn heil zou afhangen van de wijze waarop ik mijn ambt zou hebben vervuld. Alleen de genade die ik afsmeek en waarop ik hoop, kan mij geruststellen; ik heb er behoefte aan dat de trouw van de opperste Bisschop onzer zielen mijn ontrouw bedekt en dat Zijn ijver voor de eer van God mijn lauwheid bedekt, dat Zijn verdiensten mijn onwaardigheid verbergen en dat Zijn bloed mijn overtredingen niet alleen als mens maar ook als Herder uitwist, want ik zou aan geen enkel op de duizend onderdelen van mijn plicht kunnen beantwoorden. Ik moet elke dag uitroepen: Heere ga niet in het gericht met uw kwade Dienaar: Maar de gekruisigde Christus die wij prediken als de ene bewerker van het heil vanaf het begin tot het einde wordt ook onze toevlucht en onze enige hoop. Wat onze zwakheid ondersteunt en ons troost in onze onmacht, is dat Hij het is die moet prediken voor de ons toe vertrouwde zielen, ze moet onderwijzen, ze in dienst moet nemen en ze moet bekeren hoewel Hij zich verwaardigt zich van ons te bedienen zoals vroeger van het slijk der straten om de ogen van de blinde te openen; Hij alleen is alles en wij zijn niets tenzij Hij zich verwaardigt iets goeds in ons te leggen. Hij is het dus, lieve vriend, die Uw Gids en uw Leraar moet zijn, U moet versterken en U geschikt moet maken van Hem te getuigen en Zijn verdiensten te verkondigen.

Ik dank U voor de zending van de twee uitstekende predicaties van de geliefde en getrouwe Krummacher: wat een originaliteit! Wat een kracht in die leerredenen! Wat een uitnemend dienaar van Jezus Christus! Ik hoop met mijn schoonvaderGa naar voetnoot38 elke maand een twintigtal exemplaren te nemen, ik heb er al over geschreven naar Klundert door tussenkomst van mijn lieve vrouw, die door Gods genade het tamelijk goed maakt in haar toestand van zwangerschap en mij opdraagt U haar christelijke en hartelijke groeten te doen.

[pagina 170]
[p. 170]

Het eerste nummer van onze Christelijke BanierGa naar voetnoot39 werd goed verspreid en ik hoop dat de Heere deze onderneming zal zegenen. Het tweede nummer, waarin een uitstekend gebed staat, zal morgen of overmorgen verschijnen.

Ik heb vandaag goed nieuws ontvangen van de geliefde broeder Capadose, die mij de verblijdende bekering bericht van de jonge advocaat Van HallGa naar voetnoot40 van Amsterdam, en dat de Heere zich heeft verwaardigd Zijn Geest uit te storten over zijn geliefde echtgenoteGa naar voetnoot41 en de burgers van ScherpenzeelGa naar voetnoot42 en van de omtrek, die zijn samenkomsten op Maandag regelmatig bezoeken. Overal werkt de Heere krachtig. Zijn heilige naam zij gezegend: Heel veel hartelijks aan de geliefde broeder Brummelkamp. Uw geheel toegewijde in Christus

L.G. James

7. Breda 4 april 1833

Zeer geliefde broeder in Jezus Christus onze Heere,

Ik ben terstond bij SterkGa naar voetnoot43 langs gegaan die mij heeft beloofd U dadelijk per post de 400 gevraagde exemplaren van de BanierGa naar voetnoot44 te zenden. Het verheugt mij dat de Heere U zo snel geroepen heeft in Zijn wijngaardGa naar voetnoot45 en U reeds bewijzen geeft van Zijn hulp en van Zijn zegen op uw ambt. Het spijt mij dat U ons geen enkele bijzonderheid hebt gegeven over de omvang en de godsdienstige toestand van Uw kudde, over uw huwelijk, uw lieve vrouw enz. Wees zo goed om bij de eerste gelegenheid ons over al die dingen uitvoerig te vertellen die ons interesseren door de liefde die wij U toedragen. De Banier is al aan de derde uitgave toe; ik betreur het buitengewoon dat de geliefde broeder Koolbrügge die publicatie die reeds zo buitengewoon gezegend is, niet kan of wil voortzetten; beste vriend, zou U niet om de twee maanden een nummer kunnen samenstellen en om de twee maanden één in dezelfde soort terwijl U de vorm ver-

[pagina 171]
[p. 171]

andert.Ga naar voetnoot46 Sterk zou U graag voor Uw moeite 100 exemplaren van elk nummer geven dat U hem zou zenden.Ga naar voetnoot47 Probeer dat of probeer of U Koolbrügge of een of andere vriend kunt uitnodigen om zich er mee te belasten de publicatie van dat blad voort te zetten.

Er zijn 3 edities geweest van mijn franse Preek over het Gebed van Asa en hij zal weldra in het Nederlands verschijnen vertaald door Morylion, de predikant van het eiland Rozenburg.Ga naar voetnoot48

Ik heb zojuist ƒ 26 - bijeengebracht voor de door 2 broeders beraamde zending bij onze gevangenen.Ga naar voetnoot49

Ik heb de hoop en bijna de zekerheid dat boekhandel BroessGa naar voetnoot50 hier per aflevering van 2 of 3 Preken de vertaling zal uitgeven van de uitstekende Redevoeringen van de geliefde broeder A. Vinet, een getrouw Dienaar van Christus en hoogleraar in de franse literatuur te Bazel. Die redevoeringen zijn meesterwerken.Ga naar voetnoot51

Door Gods oneindige goedheid genieten wij allen een uitstekende gezondheid met onze drie lieve kinderen, te weten 2 zonen en één dochter, zij gedijen en worden op een heel bijzondere manier gezegend. Mijn lieve vrouw groet U heel hartelijk. Heel veel vriendelijks onzerzijds aan uw lieve vrouw en aan de welbeminde broeder Brummelkamp. God moge U bijstaan en U sterken in Uw bediening en ons de genade verlenen gelovig en met vreugde ons één te voelen in het bloed van Christus.

Uw toegewijde broeder in Christus

L.G. James

[pagina 172]
[p. 172]

8. Breda 14 mei 1834Ga naar voetnoot52

Geliefde en Waarde Broeder in Christus, en Medestrijder in de verkondiging van het Evangelie der genade Gods,

Recht aangenaam was het mij, iets van UEerw te mogen vernemen, en Uwe dierbaare letteren waren mij tot verkwikking. Met veele belangstelling heb ik altoos van onze vrienden, die UEerw bezocht hebben, van UEerw ijver en van Uwen arbeid in den Heere, en van de gezegende vruchten van Uwe bediening mogen hooren. Ja, geliefde Broeder, groote is mijne blijdschap geweest, wanneer ik heb de bijzonderen zegen gezien in die jongelingen van de 5 Afdeeling,Ga naar voetnoot53 die hare belijdenis bij UEerw geleert hebben, en die, door de genade des Heeren Jezus, tot een nieuw leven zijn overgegaan, en zulke treffende bewijzen geven van eene waarachtige bekeering. Het is groot dat gij, na zoo eene korte bediening, reeds zulke vruchten van UEerw arbeid mogt zien. Ik verblijde mij ook dat gij met zooveel lust, moed en opgewektheid den gantschen raad Gods mogt verkondigen, onder talrijke schaaren van belangstellende toehoorders, die van alle kanten naar UEerw Gemeente stroomen. Lieve vriend! ik heb met veel genoegen uit uwen liefderijken brief Uwe moed, standvastigheid en geloofskracht gezien. Eén ding alleen wensche ik UEerw: Wees voorzichtig en legd UEerw niet te veel bloot aan de vervolging door onberadene stappen. Denk dat de vijanden talrijk en woedende zijn, dat zij op UE loeren, en zien maar naar eene gelegenheid om UEerw te afzetten. Verre van mij om UEd te raden de gantsche waarheid niet te verkondigen of de tegenpartijders laf toe te geven. O neen; maar door eenen jeugdigen en vurigen ijver kan men ook dingen doen, die niet nodig of noodzakelijk zijn, en die aan de vijanden wapens geven, om ons te vervolgen en te onderdrukken. Wij moeten den oorlog voeren met verstand en beraadenheid, en geene strikken voor onze eigene voeten leggen. Onze geliefde vriend en Broeder de vroome schipper van Heusden,Ga naar voetnoot54 die ons bezogt heeft, zal UEerw gezegd hebben wat ik meende dat gij kunt laaten en mijden, zonder ontrouw of lafhartigheid. Verre van mij UEerw te willen berispen, en noch minder veroordeelen, het zoude mij niet passen; en ik ben overtuigd dat Uwe meeningen en bedoeling zuiver en goed zijn, en dat gij door eenen vurigen ijver bereid zijt te strijden en te lijden voor Jezus zaak en naam. Maar, als vriend en Broeder, die UEerw lief heeft in den Heer, en die UEerw bediening hoog waardeert, heb ik UEerw eenen welmeenend raad willen geven ten Uwen

[pagina 173]
[p. 173]

besten, en zoo als ik denk tot nut van UEerw Gemeente. Evenwel, ik kan mij bedriegen. Onderzoek het voor den Heer, vraagt Hem raad en wijsheid, en Hij zal UEerw leeren wat gij doen en laten moet. Mijn gebed is voor UEd, dat de Almachtige UEerw schrage, ondersteune en Uwe tegenpartijders beschaame. Ik wensche van hart(e) dat Uwe verwachting te dien opzigte niet zal bedrogen worden. En ik hope dat onze lieve vrienden zullen ons goede tijdingen van UEerw medebrengen.

Ik heb veele redenen om mij voor den Heer met schaamte te vernederen en te beschuldigen, dat ik niet méér getrouw, ijverig en vurig van Geest ben, Ja, ik ben overtuigd dat ik een van de onwaardigste en onnuttigste van de Dienstknechten Gods ben. In mij is geene kracht, geen moed, en ik heb alle dagen reden om over mijne lauwheid en traagheid te ...Ga naar voetnoot55 Ach! Mogt ik meer met Kracht van boven omgord worden om de zondaren te roepen tot bekeering! Moge de Geest van Christus over mij en mijne gemeente uit den Hemel daalen, want het is hier een huilend(e) woestijn en een waare Mezek.Ga naar voetnoot56 Het is dor, dood en woest. Ach! dat de Heere opstaa en ons verlossing zende! Lieve Broeder, bidt ook voor mij en mijne Gemeente en voor mijne bediening. Vergeef in liefde mijn zeer gebrekkig schrijven in de nederduitsche taal. Mijn geliefde vrouw, die noch met genoeg(en) aan UEd denkt, laat UEerw hartlijk groeten in den Heere. Ik blijf Uwe liefhebbende Broeder in het geloof, en toegenegen vriend

L.G. James

P.S. Wees zo goed om mij iets te berigten over de bestemming van Uwen lieven vriend, Broeder Brummelkamp.Ga naar voetnoot57 Het zal mij aangenaam (zijn) eenige letteren van UEd te mogen ontvangen.

9. Breda 29 januari 1844

Deze brief werd, evenals enige andere in dit boek (speciaal in hoofdstuk 12) geschreven naar aanleiding van het overlijden van Sara Maria Scholte-Brandt, te Utrecht 23 januari 1844.

Geliefde broeder en vriend in Christus,

Met een hevige ontroering en een diepe deelneming heb ik zojuist het droeve bericht ontvangen van het overlijden van uw lieve echtgenote. Ja geliefde Broeder, ik deel Uw rechtmatige smart en ik vermeng mijn tranen met de Uwe. Dat de barmhartige en getrouwe God, die U ondersteund heeft in zoveel gevechten en beproevingen, uw hoog vertrek blijve en de Rots van Uw hart! Dat Hij zich verwaardige in Uw bedroefde ziel overvloedig de heilzame balsem van Zijn

[pagina 174]
[p. 174]

kostbaarste vertroostingen te storten! Neen, Hij zal uw hoop niet beschamen, Hij is getrouw, Hij zal Uw zuchten verhoren en Zijn kracht in uw zwakheid volbrengen; Hij heeft Zijn kinderen die tot Hem schreeuwen, in hun droefheid, nooit verlaten, Hij zal ook U evenmin verlaten.

Maar, geliefde broeder, als ik medegevoel met uw smart, neem ik ook deel aan uw dankgebeden om de Heere te zegenen omdat Hij Zijn genade heeft verheerlijkt jegens Uw lieve echtgenote en het haar heeft gegeven om deze wereld te verlaten in de gelukzalige hoop van de glorie die komt. Zij is niet voor U verloren, weldra zult U haar bij de Heere terugvinden, waar wij hopen weldra verenigd te zijn voor de troon van het Lam, in de vergadering der eerstgeborenen, waarvan de namen zijn geschreven in de hemelen. Geliefde broeder, ik beloof U mij uwer te herinneren in mijn zwakke gebeden; gisteren in onze avondbijeenkomst hebben wij voor U de hulp en de vertroostingen afgesmeekt van de sterke God. Door Gods genade heeft er een verheugende godsdienstige opleving plaats gehad, die zich dagelijks uitbreidt. Er is een opleving bij verscheidene zielen in mijn kudde, ik heb elke Donderdag en Zondag avond een bijeenkomst in het Nederlands, die 20 à 25 personen telt, waarvan ik geloof dat zij van harte bekeerd zijn tot de Heere, tenminste het grootste aantal.

De preken en de catechisaties van de geliefde broeder HasebroekGa naar voetnoot58 worden zeer gezegend. Mijn lieve vrouw, die binnenkort haar elfde bevalling verwacht, zendt U haar hartelijke deelneming en haar vriendelijke groeten. Hebt goede moed, versterkt U in God en weest verzekerd van de christelijke genegenheid waarmee ik de eer heb uw vriend en broeder in Christus te zijn

L.G. James

voetnoot1
Men zie voor hem en voor een opsomming van zijn geschriften: BWPGN IV, 489-492; F.R.J. Knetsch, ‘Louis Gabriel James (1795-1867), Waals predikant te Breda, eerste Réveilpredikant in Nederland’, in Van den Berg/Schram, Aspecten van het Réveil, Kampen 1980, 126-149 (aan te halen als ‘Knetsch a.a.’). Verder: Kluit, Réveil register.
voetnoot2
Kluit, Réveil 93. men zie de Inleiding van dit boek.
voetnoot3
Knetsch a.a. 130, inzonderheid noot 20.
voetnoot4
Dit tijdschrift werd uitgegeven door J.J.E.F. Schröter; men zie ook Bos I, 180.
voetnoot5
Knetsch a.a. 139.
voetnoot6
BWPGN IV, 491-492.
voetnoot7
Knetsch a.a. 134, 140-143.
voetnoot8
K.U. Gäbler, ‘De weg naar het Réveil in Genève’, lezing gehouden op de Réveilstudiedag, gehouden 14 mei 1982 te Amsterdam. Wij voegen hieraan nog toe, dat het oordeel van Da Costa over een andere discipel van Haldane, de reeds bij herhaling genoemde César Malan, onder meer het volgende inhield: ‘Zijn persoon laat hij liggen; daarover zou de tijd uitspraak doen ... M(alan) gaf een systeem dat niet houden kon, daar men de hemelsche zaken door geen syllogisme kan grijpen.’; A. Pierson, Willem de Clercq naar zijn dagboek II, 298-299.
voetnoot9
L.G. James, Over het inwendig bewijs van de goddelijkheid des Evangelies, s.l.e.s.a.; geciteerd door Knetsch a.a. 126.
voetnoot10
Athanase L.C. Coquerel (1795-1868), Frans theoloog, was 1818-1830 predikant te Amsterdam. James schreef tegen hem: De erfzonde, sleutel van het Evangelie, Middelburg 1855, waarin hij het pelagianisme van Coquerel bestreed.
voetnoot11
J.H. Scholten (1811-1885) één van de vaders van de moderne richting in de theologie in Nederland.
voetnoot12
Knetsch a.a. 147-148.
voetnoot13
Uitvoerig over hem: Bos I, 112, 114-119, 122-126; III, 9, 12-16, 178.
voetnoot14
Bos I, 126
voetnoot15
Bos I, 125.
voetnoot16
Ibidem.
voetnoot17
Bos III, 8-16.
voetnoot18
Beide elementen komen uitvoerig aan de orde in Knetsch a.a. 135-136.
voetnoot19
Het begin van de brief handelt over minder belangrijke zaken als porto-kosten van enige brieven.
voetnoot20
Eén woord onleesbaar.
voetnoot21
Capadose, Herinnering aan den dank-, vast- en bededag uitgeschreven door den Souverein-Vorst der Vereenigde Nederlanden. In het eerste jaar van Hoogstdeszelfs regering, Amsterdam 1830.
voetnoot22
Ondanks allerlei naspeuringen, hebben wij deze preek (vertaald?) niet kunnen vinden; ook enige specialisten voor de desbetreffende materie konden ons niet helpen.
voetnoot23
A.J. Twent van Roosenburg.
voetnoot24
Wij hebben aangaande deze drie personen niet gezocht naar biografische gegevens.
voetnoot25
James had reeds eerder over de godsdienstige opwekking in Frankrijk een brochure geschreven: Belangrijke tijding eener godsdienstige opwekking in eenige gemeenten in het Noorden van Frankrijk, Amsterdam 1826. Men zie voor Frankrijk in het tijdvak 1815-1840 ook: Kluit, Réveil 108-110, 330-331.
voetnoot26
Bedoeld zullen zijn de Réveil-vrienden van James en Scholte, in de eerste plaats te Amsterdam. Scholte zal geprobeerd hebben, enige dagen verlof te krijgen.
voetnoot27
teeder gezetheid voor = trouwe liefde tot.
voetnoot28
Bedoeld zal zijn A. Brummelkamp.
voetnoot29
Spreuken 18 vers 10: De Naam des Heeren is een Sterke Toren; de rechtvaardige zal daarhenen lopen, en in een Hoog Vertrek gesteld worden.
voetnoot30
Koning Willem I.
voetnoot31
In het EERSTE DEEL 248-249 is uitvoerig geciteerd uit deze brief. Hij werd geschreven door Jillis Versteeg te Brakel, 3 augustus 1831. Deze noemt zich dan ‘eenen 77 jarigen grijsaard’. Eén van de merkwaardigheden van het stuk is, dat het een zeer mooi Nederlands vertoont. Wij noemen nu slechts de passage: ‘Ik heb door de wolken gezien, en met eerbied gezegd, God zien staan als een Held, die van den wijn ontwaakt is, tot redding van ons Vaderland, en het heeft mij getoond, dat de ziele zijner tortelduive aan het wild gedierte niet zal worden overgegeven, noch Dagon over de Arke zal heerschen.’
voetnoot32
In het Nederlandse leger van nà 1813 hebben zeven leden van het Zwitserse geslacht Von Salis gediend. Bedoeld is hier: Johann Ulrich von Salis Soglio, geboren 1790 te Chur, Zwitserland. Hij werd in 1831 luitenant-kolonel bij de afdeling der kurassiers (cavalerie); ARA, Stamboeken officieren Landmacht no. 382, folio 49. Er is te Breda in de tijd rond 1831 geen Von Salis overleden.
voetnoot33
Prins Willem Frederik Karel (1797-1881), de tweede zoon van Koning Willem I. Het hier genoemde request moeten we onderscheiden van het bij en in de vorige brief vermelde. Scholte kreeg geen verlof, maar keerde met de andere vrijwillige Jagers van de Leidse hogeschool op 23 september voorgoed in zijn academiestad terug.
voetnoot34
Bedoeld moet zijn het kleine geschrift van Scholte over Psalm 46; ook Da Costa gewaagt ervan. Vergelijk bladzijde 82.
voetnoot35
Scholte legde 20 jan. 1832 aan de Leidse hogeschool zijn cand.ex. theologie af; VIJFDE DEEL 26.
voetnoot36
Het origineel heeft ‘travaux littéraires’.
voetnoot37
Zoals bekend hadden Scholte en de andere leden van de ‘Scholte-club’ vele bezwaren tegen het onderwijs dat zij aan de Leidse hogeschool ontvingen; A. Brummelkamp en Scholte zullen daarover ongetwijfeld met ds. James hebben gesproken; vergelijk Oostendorp, H.P. Scholte 37-43.
voetnoot38
De in de inleiding van dit hoofdstuk genoemde D. van der Made te Klundert.
voetnoot39
Het origineel heeft: Bannière Crétienne. Wij vermoeden dat dit blad of pamflet slechts enige nummers heeft gekend. Er werden geen exemplaren gevonden; gezocht werd in GA Breda, Koninklijke Bibliotheek en het Centrale Archief van de Waalse gemeenten (Hospice Wallone, Amsterdam).
voetnoot40
Mr. A.M.C. van Hall (1808-1838). Men zie voor hem VIJFDE DEEL, de hoofdstukken 17-19. Maurits van Hall was in de jaren 1831 en 1832, mede door zijn militaire dienst, in aanraking gekomen met enige Réveil-mensen, die met hem diepgaande gesprekken over Gods Woord voerden. Men zie ook Kluit, Réveil 384.
voetnoot41
Bedoeld is de echtgenote van Capadose: Adriana van der Houven. Men zie voor haar Kalmijn, Abraham Capadose register.
voetnoot42
Men zie voor Capadose te Scherpenzeel (1831-1833) en zijn ‘oefeningen’ op maandagavond VIERDE DEEL 117-124.
voetnoot43
Frederik Philippus Sterk begon zijn boekhandel in Breda in 1824; breidde zijn zaak spoedig uit tot drukkerij en uitgeverij. Overleed in 1847. In de ‘Patentregisters’ van de dertiger jaren van de negentiende eeuw wordt hij boekdrukker, boekbinder, winkelier en boekverkoper genoemd. De zaak was gevestigd Eindstraat 26. (Mededelingen van Archiefdienst Gemeente Breda.)
voetnoot44
Vergelijk noot 39.
voetnoot45
Scholte werd 17 maart 1833 bevestigd als Hervormd predikant in zijn eerste gemeente Doeveren, Genderen en Gansoyen. Hij was 20 dec. 1832 te Amsterdam in het huwelijk getreden met Sara Maria Brandt.
voetnoot46
Niet duidelijk wat hiermee precies is bedoeld.
voetnoot47
Wij lezen: ‘...waarvoor U hem de kopij zou zenden.’
voetnoot48
La Prière d'Asa, 2 Cron. 14:11, Breda 1832 (tweede druk 1833). Deze preek werd vertaald door P. Morilion Loysen, Waals predikant op het eiland Rozenburg onder de titel Het gebed van Asa ... voor den slag met de Ethiopiërs. Leerrede over 2 Chron. 14:11, Maassluis 1832.
voetnoot49
Voor de circa 4500 krijgsgevangenen te St. Omer c.a. in Noord-Frankrijk. Hier verbleven in het tijdvak dec. 1832 tot juni 1833 Nederlandse militairen, gevangen genomen door de Fransen, voornamelijk na de overgave van de citadel van Antwerpen.
Men zie voor het evangelisatiewerk onder hen: Nederlands Dagblad 8 aug. 1981 (bijlage VARIANT) C. Smits, ‘De krijgsgevangenen van Saint-Omer’.
voetnoot50
P.R. Broese en J.A. Broese begonnen 1 mei 1828 een zaak onder de naam Broese en Compagnon; het was een voortzetting van Van Bergen en Comp. Het bedrijf bestaat thans onder de naam Broese & Peereboom B.V., Koninklijke drukkerij. De ‘Patentregisters’ van de dertiger jaren van de negentiende eeuw vermelden aangaande deze zaak: boekverkopers, drukkers, binders, courantiers, winkeliers, gieters van drukkerijgerief (lettergieterij); sedert 1833 werd een leesbibliotheek geëxploiteerd. Oorspronkelijke plaats van vestiging: Grote Markt 33. (Mededeling Archiefdienst Gemeente Breda.)
voetnoot51
A. Vinet (1797-1847). Zwitsers godgeleerde en literatuurhistoricus. De plannen van ‘boekhandel Broess’ zijn niet tot uitvoering gebracht.
De vertaling van de Discours etc. van Vinet in het Nederlands kwam pas enige jaren later, bijv. Twintigtal Redevoeringen over eenige godsdienstige onderwerpen, Nijmegen 1839-1842, (door mr. J.J.L. van der Brugghen) - anoniem.
Men zie hiervoor W.P. Keijzer, Alexandre Rodolphe Vinet 1797-1847, Amsterdam 1946, 204-269.
voetnoot52
Deze brief is de enige die door ds. James in het Nederlands is geschreven.
voetnoot53
Een aantal militairen van de ‘Schans Doeveren’ kerkte bij ds. Scholte en legde bij hem belijdenis af. In het ‘Acten Boek van de Christelijke Hervormde Kerk te Genderen - begonnen Ao. 1833’ (arch. Herv. kerk Genderen) vinden we zestien namen van militairen, waarbij is vermeld: ‘Alle 16 van de 4e Kompagnie 1ste Bataillon 5de Afdeeling na het afleggen van belijdenis des geloofs aangenomen den 1 Juny 1833, H.P. Scholte Predikant.’ De soldaten kwamen uit Zuid-Holland, (provincie) Utrecht en Amsterdam. Een mededeling verder in het ‘Acten Boek’ spreekt van 24 manschappen van de vijfde Afdeling, aangenomen 1 juni 1833 en ‘aangeteekend in het Acten Boek van Doveren’.
voetnoot54
Niet kan worden nagegaan wie is bedoeld.
voetnoot55
Eén woord is weggevallen: klagen?
voetnoot56
Zinspeling op Psalm 120 vers 2a: O wee mij, dat ik een vreemdeling ben (in) Mesech. Mesech was één van de zonen van Jafeth (Genesis 10 vers 2). ‘Mesech’ als landstreek lag tussen de Kaspische en Zwarte Zee. ‘Wonen in Mesech’ is de uitdrukking van een ver-verwijderd zijn van het land Kanaän, en dus van Jeruzalem.
voetnoot57
Anthony Brummelkamp werd 19 oktober 1834 bevestigd als hervormd predikant te Hattem.
voetnoot58
Johannes Petrus Hasebroek (1812-1896), hervormd predikant te Heiloo, te Breda van 1843 tot 1849, daarna te Middelburg en Amsterdam. Men zie voor hem o.a. Rullmann, Kerkherstel register.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over Henricus Petrus Scholte


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over L.G. James

  • brief aan Henricus Petrus Scholte

  • brief van L.G. James

  • brief aan Henricus Petrus Scholte

  • brief van L.G. James

  • brief aan Henricus Petrus Scholte

  • brief van L.G. James

  • brief aan Henricus Petrus Scholte

  • brief van L.G. James

  • brief aan Henricus Petrus Scholte

  • brief van L.G. James

  • brief aan Henricus Petrus Scholte

  • brief van L.G. James

  • brief aan Henricus Petrus Scholte

  • brief van L.G. James

  • brief aan Henricus Petrus Scholte

  • brief van L.G. James


datums

  • 10 december 1830

  • 17 januari 1831

  • 21 maart 1831

  • 29 juli 1831

  • 5 september 1831

  • 9 februari 1832

  • 4 april 1833

  • 14 mei 1834

  • 29 januari 1844