Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Afscheiding van 1834. Deel 8. Provincie Noord-Brabant (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 8. Provincie Noord-Brabant
Afbeelding van De Afscheiding van 1834. Deel 8. Provincie Noord-BrabantToon afbeelding van titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 8. Provincie Noord-Brabant

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.68 MB)

Scans (651.65 MB)

ebook (5.55 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Afscheiding van 1834. Deel 8. Provincie Noord-Brabant

(1988)–C. Smits–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 253]
[p. 253]

C
Classis Genderen

[pagina 255]
[p. 255]

Hoofdstuk 21
Vergaderingen classis Genderen 1837-1870

Inleiding

Als de classis Genderen van de Afgescheiden kerkenGa naar voetnoot1 wordt geformeerd - zoals we in de ‘Inleiding’ hebben uiteengezet, begin 1837 - omvat zij de volgende gemeenten: Drongelen (met Doeveren en Eethen), Dussen, Genderen en Meeuwen. Daarnaast is er een classis Sprang,Ga naar voetnoot2 waarvan geen archief is bewaard.

In de hoofdstukken over de afzonderlijke gemeenten zullen we zien, dat de zelfstandigheid van Drongelen alsmede van Dussen slechts gering en niet bestendig was. Zo vroeg men in 1840 als ‘De Christelijke afgescheidene Gecombineerde Gemeente van Drongelen c.a., Meeuwen c.a. en Dussen’ erkenning aan de Koning. Anderzijds kunnen we enige kenmerken van zelfstandigheid noemen: het bezit van een eigen kerkeraad, zoals te Dussen; het zich dienen te voegen bij de gemeente te Drongelen, zoals aangaande Afgescheidenen te Eethen wordt bepaald en het zelfstandig verzenden van de in hoofdstuk 3 genoemde requesten 1836. We stuiten hier op hetzelfde verschijnsel als we bijvoorbeeld op Goeree-Overflakkee aantroffen.Ga naar voetnoot3 In het gebied waar ds. H.P. Scholte de Afscheiding organiseerde (gedeelte van Utrecht, ‘Beneden-Gelderland’, Zuid-Holland, Noord-Brabant) werden in 1836 in allerijl gemeenten ‘geïnstitueerd’ - soms zonder dat er een kerkeraad was bevestigd - met het oog op het verzenden van requesten. De zelfstandigheid van deze conventikelgemeenten bleek echter zowel op Goeree-Overflakkee als elders een onbereikbaar ideaal.

Blijft het feit, dat we voor wat betreft de classis Genderen, helaas niet beschikken over de kerkeraadsnotulen van enige gemeenten gedurende de eerste jaren na 1834.

[pagina 256]
[p. 256]

De eerste verandering in de structuur van de classis Genderen is die van februari 1842; de classicale vergadering spreekt uit, inzake de te Doeveren en Eethen wonende Afgescheidenen - die tot dan bij de gemeente te Drongelen behoren, maar van wie enigen begeren lid te worden te Genderen -

‘dat de leden van Doeveren zich schriftelijk tot de Klassis zoude[n] wenden, waarin zij hunne begeerte zoude[n] te kennen geven, maar dat de leden te Eethen tot Drongelen zouden blijven behooren’.Ga naar voetnoot4

In september 1842 wordt opnieuw vastgesteld dat de leden die te Doeveren wonen de vrijheid hebben zich bij Genderen aan te sluiten, maar dat dan ‘de kinderen het onderwijs van Do. Zonne zouden bijwonen en ontvangen’.Ga naar voetnoot5 Ook de volgende vergadering houdt zich bezig met ‘de leden der gemeente Doeveren’. Bepaald wordt dat deze personen

‘van nu voortaan zouden behooren tot de gemeente Genderen, en om de navolgende redenen: 1ste. om den verren afstand tot Meeuwen; 2de. omdat Doeveren en Genderen altijdGa naar voetnoot6 combinatie is geweest’.Ga naar voetnoot7

Deze formulering roept vragen op, die we door gebrek aan gegevens - zoals aangestipt - niet kunnen beantwoorden. Bijvoorbeeld - als we op de kaart zien: moeten we veronderstellen dat de Afgescheidenen te Doeveren, overigens gering in getal, indien zij te Meeuwen hebben gekerkt, Drongelen zijn voorbij gelopen? Of is ‘Drongelen’ in deze tijd reeds in neergang geweest? Hoe dit ook zij, nadat er een hiaat in de notulen is gevallen van 16 januari 1844 tot 18 november 1847, behoren tot de classis Genderen nog slechts de gemeenten Genderen en Meeuwen c.a.Ga naar voetnoot8 Laatstgenoemde omvat dan leden van de voormalige gemeente Drongelen en Dussen.Ga naar voetnoot9 Ook die van Eethen, destijds behorende tot ‘Drongelen’ - zoals we hierboven vonden - worden bij Meeuwen ingedeeld.

‘Omtrent de gemeente EethenGa naar voetnoot10 wordt bepaald, dat zij moet blijven bij de Gem. Meeuwen, en is aan den kerkeraad van Genderen opgedragen om de leden die onder Eethen behooren, te vermanen, dat zij de attestatie te Meeuwen geven en naar vermogen aan deze Gemeente bijdragen.’Ga naar voetnoot11

Onze conclusies zijn de volgende. De gemeenten Drongelen, Dussen en Meeuwen werden in 1835-1836 geïnstitueerd; Genderen bleef in 1834 bestaan, na te hebben gebroken met het Hervormd Kerkgenootschap. Aangaande Drongelen is er veel dat in de mist blijft, maar zeker is dat zij in 1848 bij Meeuwen was gevoegd. Ook

[pagina 257]
[p. 257]

met Dussen was dit laatste na 1847 het geval; echter, zij wordt in 1864 (opnieuw) zelfstandig.

 

In de reeds genoemde vergadering van 13 september 1848 zijn behalve ds. P.M. Dijksterhuis (Genderen) onder anderen aanwezig de predikanten P.J. de Bruin (Andel), Hel. de Cock ('s-Hertogenbosch) en G.F. Gezelle Meerburg (Almkerk).Ga naar voetnoot12 Aan het einde der samenkomst stelt praeses Dijksterhuis voor

‘of het niet goed zoude zijn op de Provintiale vergadering aan te dringen, dat er verandering der Classes kwam vanwege deszelfs tegenwoordige kleinheid. Dit is door allen goedgevonden.’Ga naar voetnoot13

Hoewel we de notulen van bedoelde provinciale vergadering niet kennen, kunnen we aannemen dat het voorstel tot ‘verandering der Classes’ werd aanvaard. Reeds op de volgende classicale bijeenkomst blijkt dat de classis Sprang (wellicht de laatste jaren classis Vrijhoeve Capelle geheten) is gevoegd bij de classis Genderen. De presentie van deze vergadering - 19 december 1848 - doet ons zien dat er afgevaardigden zijn van Genderen, 's-Hertogenbosch, Heusden, Meeuwen en Vrijhoeve Capelle. In deze samenstelling komt gedurende ruim vijftien jaren geen verandering. Zoals reeds aangeduid wordt Dussen in 1864 (weer) zelfstandig en in 1869 voegt zich de voormalige Kruisgemeente te 's-Gravenmoer in het classicale verband.

Kroniek

De algemene zaken die we over de jaren 1837 tot 1870 vinden in de classicale notulen, zijn zodanig gevarieerd dat we deze beter chronologisch kunnen opsommen dan tot bepaalde groepen samenvoegen. Zij hebben merendeels betrekking op gebeurtenissen vóór 1857.

1837

De summiere notulen van de eerste vergaderingen bevatten geen ‘presentie’. Zij zijn geschreven en getekend door de te Drongelen wonende Teunis Boll.

Op 27 maart wordt gesproken over de kinderdoop ‘waarover in onze dagen zoo veel verschil is’. Het oordeel der vergadering is, dat

‘als Ouders die met hunne kinderen ten doop komen of willen komen, belijdenis der waarheid hebben afgelegd en die belijdenis met hunne wandel niet wederspreken, zij dan ook regt op den doop hebben’.Ga naar voetnoot14
[pagina 258]
[p. 258]

Hoewel niet geheel volgens de formulering van Scholte,Ga naar voetnoot15 keerde evenwel dit ‘oordeel’ zich tegen standpunt en practijk van ds. H. de Cock, die in het noorden des lands - zich aansluitend aan een traditie - soms kinderen van doopleden doopte.Ga naar voetnoot16

Ook wordt uitgesproken dat de gemeenten niet verplicht zijn de ‘zoogenaamde feestdagen’ te onderhouden.Ga naar voetnoot17

1838-1844

In 1838 wordt in de notulen voor het eerst een ‘presentie’ vermeld. We zien in de jaren 1838 tot 1844 onderstaande personen als afgevaardigden verschijnen.

Drongelen.Ga naar voetnoot18 Ouderlingen: Adriaan A. de Bruijn, Arie de Graaff, Jan van Marsbergen (wonende te Doeveren); diakenen: Arie Baaijens (Doeveren), Teunis Boll.

Dussen. Ouderlingen: Adrianus Nultenboek, Gerrit Rombout; diakenen: Martinus van Bergeyk, Matthijs J. Kamp.

Genderen. Ouderlingen: G.(Gijsbert?) van der Beek, Johannes Branderhorst, Arie Verkuijl, Antonij van Wijk; diakenen: Ambrosius Royaal, Blees Versteeg.

Meeuwen. Ouderlingen: Lammert Donkersloot, Otto Haspels, Antonie van Krimpen, Jacobus de Rooij; diakenen: Otto Haspels, Jan de Klepper, Jacobus de Rooij.

1840

Ook in dit jaar wordt een uitspraak gedaan, waaruit blijkt dat een deel der Afgescheidenen in Noord-Brabant, onder invloed van de predikanten Scholte en Gezelle Meerburg, niet de noodzaak zien vast te houden aan de Dordtse kerkenorde.

[pagina 259]
[p. 259]
‘Is er door Do. Meerburg aan de vergadering ter beoordeling voorgesteld het voorstel van Do. H. de Cock om eene algemeene vergadering of synode daar te stellen, hebbende voornamelijk ten doel de aanneming van de Dordtsche Kerkenorde. Waarover het oordeel der vergadering was, om Do. de Cock in antwoord te verzoeken om een andere uitnoodiging te doen tot het houden van eene algemeene vergadering, niet hebbende ten hoofddoel om bepaaldelijk eene Kerkorde aan te nemen maar tot broederlijke vereeniging. Opdat zoo het mogelijk was daarna eene Kerkenorde mögt daargesteld worden.’Ga naar voetnoot19

1841

Eind 1840 werd op de synode gehouden te Amsterdam ds. Scholte geschorst en werd de schorsing van de vier aan zijn zijde staande leden van de kerkeraad te Amsterdam (de ‘minderheid’: Wormser c.s.) bevestigd.Ga naar voetnoot20 De classis Genderen geeft, volgens het onderstaande, haar mening, waaruit blijkt, dat zij eveneens partij kiest voor Scholte c.s. - althans min of meer. Het verwondert niet dat P. Zonne, die namens de gemeente Delft en Schiedam deel uitmaakte van de synode, en zijn stem verhief tegen de schorsing van genoemde kerkeraadsleden,Ga naar voetnoot21 in 1842 predikant te Genderen wordt.

‘Is er ter beoordeeling der vergadering voorgesteld, of de zaken die te Amsterdam hebben plaats gehad en nog plaats hebben, ook bij ons in aanmerking behooren genomen te worden. Waarover het oordeel der vergadering was, om de klagende minderheid gehoor te geven; doch omdat de provinciale vergadering aanstaande is, zou de zaak op die vergadering behooren behandeld te worden.’Ga naar voetnoot22

In augustus 1841 krijgt de scriba Teunis Boll, de opdracht de geschorste ds. Scholte uit te nodigen ‘alhier te komen prediken’.Ga naar voetnoot23

1842

In dit jaar doet de 35-jarige Pieter Zonne zijn intrede in de classis Genderen, als predikant van de gemeente van dezelfde naam. Hij is opvolger van de 22 februari 1837 officieel ontslagen, maar in feite reeds augustus 1835 vertrokken ds. Scholte.

Pieter Zonne werd 4 augustus 1807 te Viaardingen geboren en overleed 6 augustus 1865 te Milwaukee, Wisconsin U.S.A. In 1829 huwde hij te Delft de aldaar geboren Adriana Willemina de Waal. Hij vestigde zich in 1828 als zeilmaker te Delft en
[pagina 260]
[p. 260]
behoorde tot één der eerste Afgescheidenen in deze stad. In 1840 was hij, naar vermeld als ouderling afgevaardigd, aanwezig op de generale synode te Amsterdam. Na te hebben gestudeerd bij ds. A. Brummelkamp te Schiedam, werd Zonne waarschijnlijk op de provinciale vergadering gehouden te Delft 27 april 1842, toegelaten tot het ambt van dienaar des Woords.Ga naar voetnoot24
Op 11 mei 1842 verschijnt Zonne als ‘geroepen predikant’ van Genderen in de vergadering der classis. Nadat verwijdering is ontstaan tussen hem en zijn kerkeraad, wordt hij in de zomer 1845 geschorst. Bijzonderheden kennen we niet - tengevolge van het ontbreken van notulen; op 29 september 1845 wordt hij in de notulen van de kerkeraad van Zuid-Beijerland - Zonne vertoeft in deze plaats of in haar omgeving - geschorst predikant van Genderen genoemd.Ga naar voetnoot25 Vaststaat, dat hij - althans van 1845-1847 - bij de buiten het kerkverband staande groep-Scholte moet worden gerekend. Via de Hoekse Waard en Baambrugge vertrekt hij in 1847 naar de Verenigde Staten. Zonne was predikant te Cedar Grove, Wisconsin, van 1848 tot zijn overlijden in 1865. In 1852 sloot zijn gemeente zich aan bij een presbyteriaans kerkverband, dat zich enige jaren later met andere groepen verenigde tot ‘The United Presbyterian Church’.Ga naar voetnoot26

In de classicale vergadering van 11 mei 1842 wordt een brief voorgelezen ‘in antwoord geschreven door den Ouderling de Gorter van Schiedam’,Ga naar voetnoot27 waarin ‘volgens verzoek de beschuldiging had moeten voorkomen tegen de Heer P. Zonne, als niet regtzinnig te zijn in de leer der waarheid’. Blijkbaar had een eerdere classicale vergadering aan J. de Gorter inlichtingen aangaande Zonne gevraagd. Het antwoord van eerstgenoemde wordt geheel en al onvoldoende bevonden, waarna ‘de vergadering heeft geoordeeld dat op zulke beschuldigingen geen acht kan worden geslagen’.Ga naar voetnoot28 De weg is dan blijkbaar vrij voor het toelaten van Zonne in de vergadering: hij komt binnen en hem wordt zitting verleend.Ga naar voetnoot29

Eén van zijn eerste daden binnen het classicale verband is een poging de Dordtse kerkenorde te doen aannemen; het oordeel der vergadering is echter dat deze orde ‘zoo als dezelve te Dordt is opgesteld niet kan worden aangenomen’.Ga naar voetnoot30 Naar we reeds zagen, zal ‘Noord-Brabant’ een klein jaar later de Brabantse kerkenorde aanvaarden; zij wordt ook door Zonne ondertekend.

1843

Besloten wordt met meerderheid van stemmen - er waren twaalf personen aanwezig - ds. Scholte te verzoeken ‘in deze provincie te komen prediken’ en ‘P.J. de Bruin mede het examen af te nemen’.Ga naar voetnoot31 Ook hieruit moeten we

[pagina 261]
[p. 261]

concluderen dat De Bruin, die tot 1885 te Andel en te Giessen-Rijswijk heeft gestaan, in 1843 predikant is geworden.Ga naar voetnoot32

In 1843 voltrekt zich in Zuid-Holland - en daarna landelijk - de breuk tussen de Scholtianen en degenen die het kerkverband trouw blijven. Op 11 en 12 april 1843 houdt laatstgenoemde groep te Schiedam een provinciale vergadering; ds. P.M. Dijksterhuis is praeses en ds. S.O. Los scriba.Ga naar voetnoot33 Het verzoek aan ‘Noord-Brabant’, onder meer deze vergadering als de alleen-wettige te erkennen, wordt van de hand gewezen; genoemde provincie blijft aarzelen tussen pro of contra de Scholtianen.

‘Is er gelet op het verzoek van do. Dijksterhuis cs.; doch om dat de vergadering heeft geoordeeld, Do. Dijksterhuis met de zijnen niet als provinciale vergadering, zoo als ZijnEW zich voordoet, kan worden erkend, kan op zijn verzoek ook geen acht worden geslagen.’Ga naar voetnoot34
‘Is er gelet op het verzoek van do. Dijksterhuis cs.; doch om dat de vergadering heeft geoordeeld, Do. Dijksterhuis met de zijnen niet als provinciale vergadering, zoo als ZijnEW zich voordoet, kan worden erkend, kan op zijn verzoek ook geen acht worden geslagen.’Ga naar voetnoot34

1844

Reeds in het begin van dit jaar blijkt dat er een crisis is ontstaan tussen ds. Zonne en de kerkeraad, of een deel ervan, te Genderen. In de notulen van een vergadering, waar ook ds. Gezelle Meerburg aan wezig is, lezen we het volgende.Ga naar voetnoot35

‘Is door Do. Meerburg de beschuldiging van Johs. BranderhorstGa naar voetnoot36 tegen Do. Zonne de vergadering te kennen gegeven, welke beschuldiging had moeten zijn, dat ZEW niet recht het Woord Gods verkondigde en aldus geen voedsel door zijne prediking aan de ziele van Gods volk mededeelde. Hierover met Branderhorst gesproken zijnde, heeft hij vele tijdelijkeGa naar voetnoot37 zaken opgenoemd niet aan het doel voldoende; beschuldigingen, van vele zaken beschuldigd te zijn door Do. Zonne. Waarop Do. Zonne heeft opgemerkt en gezeid dat J. Branderhorst en vele in de Gemeente Genderen zich schromelijk schuldig maken in gierigheid te plegen. Waarop J. Branderhorst heeft gezeid zich niet met Do. Zonne te kunnen vereenigen, en daarom zijn ontslag als Ouderling verzocht. Waarover met Branderhorst als eene zaak die verkeerd is, gesproken zijnde, hem gevraagd is op welke gronden hij zijn ontslag vraagde. Doch verder geen voldoend antwoord gevende, heeft de vergadering geoordeeld aan dit zijn verzoek niet te voldoen, maar hem veertien dagen tijd te geven tot ernstige overlegging van deze zaken.’Ga naar voetnoot38

Het is niet verantwoord uit het bovenstaande conclusies te trekken aangaande de schuldvraag. Hieraan moeten we toevoegen dat we nagenoeg alle vervolg missen. Vaststaat dat Zonne na kortere of langere tijd is geschorst. Maar in het

[pagina 262]
[p. 262]

notulenboek valt, zoals reeds aangestipt, een hiaat van een kleine vier jaren, namelijk tot 18 november 1847. We vermoeden dat de classis Genderen kort na 16 januari 1844 als het ware is uiteengespat. Merkwaardig is dat de notulen van de Afgescheiden gemeente te Zuid-Beijerland van 29 september 1845 vermelden dat, naar het getuigenis van de predikanten A. Brummelkamp, G.F. Gezelle Meerburg en A.C. van Raalte, Zonne terecht is geschorst.Ga naar voetnoot39 Gezien het standpunt van dit drietal in de kerkelijke strijd van die dagen, kan dit oordeel niet hebben berust op kerkrechtelijke verschillen met Zonne, maar moet het worden gezocht in bezwaren tegen leer of leven van laatstgenoemde. Er is geen bron bekend, waaruit we ten aanzien van deze zaak zekerheid kunnen verkrijgen.

1847

Het is begrijpelijk dat voor het weer op gang brengen van het samenleven als genabuurde kerken - voor zover we weten na een onderbreking van vier jaren - de hulp wordt ingeroepen van ds. Helenius de Cock, die sedert 10 juli 1847 te 's-Hertogenbosch Staat. De classis Genderen telt namelijk in 1847 geen enkele predikant.

We zien op 18 november bijeen, behalve laatstgenoemde - uit Genderen de ouderlingen: G. van der Beek, Arie Verkuijl; de diaken: Ambrosius Rooyaal; uit Meeuwen c.a. de ouderlingen: Arie de Graaff (wonende te Drongelen), Adrianus Nultenboek (Dussen), Jacobus de Rooij; de diakenen: Matthijs J. Kamp (Dussen), Jan de Klepper, Willem de Poorter, Peter Joppe Verschoor (Dussen).Ga naar voetnoot40

Hoewel geen plaatsnamen worden genoemd, blijkt uit volgende notulen dat er thans slechts twee gemeenten zijn: Genderen en Meeuwen c.a. Drongelen en Dussen zijn opgegaan in Meeuwen c.a. In hoeverre er nog zelfstandigheid voor Dussen bestaat, uitkomende bijvoorbeeld in het op zondag afzonderlijk vergaderen en in het apart houden van kerkeraad, onttrekt zich aan onze waarneming. We lezen slechts:

Gesproken over de gecombineerde gemeente Meeuwen c.a.
Uit de onderscheidene gesprekken is gebleken, dat de eerste twiste ontstaan is door dien de opzieners en leden der Gemeente Dussen des Zondags ter kerk gingen bij Do. Meerburg te Nieuwendijk. Dit oordeelde de opzieners der Gemeente Meeuwen niet te mogen geschieden en daaruit zijn veelerlei twiste ontstaan en wederzijdsche woorden gebezigd die ongeoorloofd waren. De vergadering oordeelt dat de eerste grond der twisting ligt bij de opzieners te Meeuwen, doch de vergadering wil alsnog niets in die zaak besluiten, maar geeft vrijheid aan de opzieners en leden der Gemeente Dussen in hun kerkgaan te volharden en wil dat de verkoren Visitatoren de zaken nader gemeentelijk zullen onderzoeken en op een volgende Classis ter tafel brengen.Ga naar voetnoot41

Over beide punten wordt veel gesproken en daarbij blijkt ‘eindelijk’

‘dat de genegenheid der opzieners was om het gene achter is te vergeten en van nu voortaan aan eene vereeniging te werken. Hierop is voorgesteld dat er eene Commissie verkoren zoude worden uit...Ga naar voetnoot42 die een ontwerp zoude opstellen, voor
[pagina 263]
[p. 263]
de gronden der vereeniging voor de onderscheiden kerkeraden om dan daarna dezelve ter approbatie aan de Classicale Vergadering voor te stellen’.Ga naar voetnoot43

Het vervolg van deze zaak vinden we in de volgende notulen, maar reeds hier delen we mede dat de ‘vereeniging’ van Meeuwen en Dussen moeilijkheden blijft opleveren tot het jaar 1864 als Dussen (opnieuw) zelfstandig wordt. Wij veronderstellen dat de bevolking van Dussen en Meeuwen reeds lang op gespannen voet met elkaar verkeerde.

1848

Op 2 april van dit jaar ontvangen de gemeente te Genderen en de classis van dezelfde naam opnieuw een predikant in P.M. Dijksterhuis. In een vergadering waarvan we de datum niet kennen - we veronderstellen 13 juni 1848 - is deze zowel praeses als scriba. Wat Dussen en Meeuwen betreft: de visitatoren hebben de (gecombineerde?) gemeente bezocht en

‘in orde gesteld. Hoewel men wist dat er toen vereeniging was bewerkt, zoo was het weder in duigen gevallen, en geen der Visitatoren tegenwoordig zijn[de], konde geen eigenlijk verslag opgenomen worden. Aangaande het besluit in artikel 6, dit is niet in werking gekomen’.Ga naar voetnoot44

Op de eerste vergadering van de classis Genderen, waar ook 's-Hertogenbosch, Heusden en Vrijhoeve Capelle vertegenwoordigd zijn - 19 december 1848Ga naar voetnoot45 - vinden we, behalve de predikanten De Cock en Dijksterhuis, de volgende afgevaardigden bijeen.

Genderen. Ouderlingen: G. van der Beek, Arie Verkuijl.

's-Hertogenbosch. Diaken: Hendrik van Beest van Andel.

Heusden. Diaken: Pieter Konings.

Meeuwen. Ouderlingen: Arie de Graaff, Adrianus Nultenboek; diaken: Willem de Poorter.

Vrijhoeve Capelle. Ouderlingen: Jan Snijders, Martinus van Steenis.Ga naar voetnoot46

1849

Ter voorbereiding op de generale synode die in juli 1849 te Amsterdam werd gehouden, handelt de classicale vergadering van mei over de Dordtse kerkenorde. Noord-Brabant heeft immers sedert 1843 een variant van deze. Men vindt goed dat de afgevaardigden naar de synode op die vergadering volgens de Dordtse kerkenorde handelen,Ga naar voetnoot47 maar dit besluit wordt buiten werking gesteld op de provinciale vergadering van 6 juni 1849, waarover we lezen in de volgende classicale notulen:

‘De PraesesGa naar voetnoot48 deelt mede dat deze Provintie op de laatstgehouden Provintiale vergadering de kerkenorde van Dordrecht definitifelijk heeft aangenomen, zoo als
[pagina 264]
[p. 264]
die bepaald is in 1840 te Amsterdam. De vergadering betuigde hierover haar genoegen.’Ga naar voetnoot49

1850

Toch blijft de provincie nog aarzelen inzake de vraag vóór of tegen de Dordtse kerkenorde. de notulen van april 1850 leren ons:

‘Is verslag gedaan van de Provinciale vergadering gehouden te Genderen,Ga naar voetnoot50 en daarvan is gezegd, dat er niets bijzonders besloten was, dewijl er geene eenparigheid was omtrent de aanneming van Kerkenorder. Sommigen hielden zich aan de Sinodale vergadering gehouden te AmsterdamGa naar voetnoot51 en anderen willen zich houden aan de Noordbrabandsche Kerkenorder. Doch er werd besloten dat men elkander in die zaken nog zou dragen.’Ga naar voetnoot52

Men kan zeggen dat enerzijds dit ‘elkander dragen’ een wijs besluit is geweest. Onder leiding van de predikanten werd door Noord-Brabant op den duur de Dordtse kerkenorde algemeen aanvaard. Anderzijds, dit niet onvoorwaardelijk aannemen heeft de gemeente te Sleeuwijk en te Werkendam tot 1859-1860 buiten het provinciale kerkverband gehouden.

1867

We kunnen nu een sprong maken van circa zeventien jaar, daar in het tijdvak tussen 1850 en 1867 het leven in de classis Genderen zich rustig ontwikkelt; dit afgezien van Strubbelingen tussen Meeuwen en Dussen, welke gemeente - zoals we reeds zagen - in 1864 (weer) zelfstandig wordt. Nagenoeg alle zaken die in genoemd tijdvak aan de orde komen, hebben betrekking op aangelegenheden die we bij de afzonderlijke gemeenten zullen noemen. Begin 1867 telt de classis drie predikanten: M. van Apeldoorn (Vrijhoeve Capelle), F. Hajer (Genderen) en W.P. de Jonge (Meeuwen).

In 1866 en 1867 zien we, behalve deze drie, de volgende afgevaardigden verschijnen.

Dussen. Ouderlingen: E. van Daalen, O. Zeelen; diaken: P.J. Verschoor.

Genderen. Ouderlingen: M. van Andel, G. van der Beek, A. Branderhorst, G. Branderhorst.

's-Hertogenbosch. Ouderling: D. van R(h)eenen; diaken: J. van Waardhuizen.

Heusden. Ouderling: C. Duijser; diaken: D. van Leeuwen.

Meeuwen. Ouderlingen: J. van der Beek, A. Pruijssers; diaken: J.W. de Graaff.

Vrijhoeve Capelle. Ouderlingen: P. van Dongen, M. van Esch, G. Kruijff.

[pagina 265]
[p. 265]

In deze tijd is het bij herhaling noodzakelijk enige kerkeraden, namelijk die van Dussen, 's-Hertogenbosch, Heusden en Vrijhoeve, te vermanen de classicale vergaderingen trouw te bezoeken. In april 1867 gebeurt dit in tamelijk scherpe bewoordingen.

‘De Vergadering besluit dat den kerkeraden van Dussen en Vrijhoeve Capelle namens de Vergadering zal worden geschreven aangaande het willekeurig terugblijven van de Vergadering, daar op zulk een wijze alle kerkelijke banden worden verbroken.’Ga naar voetnoot53

1869-1870

In deze jaren komt, door de bezielende invloed van ds. L. Lindeboom te 's-Hertogenbosch, het evangelisatiewerk, met name te Tilburg, ook op de classicale vergaderingen.Ga naar voetnoot54 We lezen: ‘Voorgesteld, dat onze Classis in deze provincie evangeliseere, vooral binnen haar gebied. Met algemeene stemmen aangenomen.’Ga naar voetnoot55 Er wordt een commissie ingesteld voor dit werk, die behalve te Tilburg, naar mogelijkheden zal zoeken ‘te Dongen, Waalwijk en omstreken’.Ga naar voetnoot56

 

In september 1869 doet de voormalige Kruisgemeente te 's-Gravenmoer - zij was in 1850 geïnstitueerd - haar intrede in de classis; 1869 is immers het jaar van ‘de vereeniging der Christelijke Afgescheidenen en de Gereformeerde gemeenten’.Ga naar voetnoot57 In de eerste vergaderingen wordt 's-Gravenmoer vertegenwoordigd door ds. J. Passchier, de ouderlingen G. Blom, A. Zwijgers en diaken J. Versteeg. Al aanstonds rijst de vraag naar de grenzen etc. van de genabuurde gemeenten 's-Gravenmoer en Vrijhoeve Capelle. Dit, evenals in andere gevallen, indien de leden van een Kruisgemeente en een Afgescheiden gemeente in dezelfde plaats(en) woonden. We lezen in de notulen dat er moeilijkheden zijn ontstaan

‘tusschen de Gemeenten Vrijhoeve en 's-Gravenmoer, daar de broeders P. van Dongen, ouderling en J. Versteeg, diakenGa naar voetnoot58 en nog eenige lidmaten, vroeger behoorende te Vrijhoeve, thans... onder 's-Gravenmoer ressorteeren. Besloten:
a. In betrekking tot de Kerkeraadsleden van Dongen, ouderling en Versteeg, diaken, oordeelt de vergadering het in de vrijheid dier broeders te moeten laten bij welke gemeente zij zich willen voegen; maar de vergadering oordeelt tevens dat de belangen der eene gemeente niet aan de andere moeten worden opgeofferd;
b. In betrekking tot de andere lidmaten, die onder 's-Gravenmoer ressorteeren, acht de vergadering het wenschelijk dat zij zich bij die gemeente voegen; in dier voege echter dat zij, zoolang de tegenwoordige toestand te Vrijhoeve blijft voortduren,Ga naar voetnoot59 tot het helpen dragen der lasten aldaar, hun beloften behooren gestand te doen’.Ga naar voetnoot60
[pagina 266]
[p. 266]

Op de volgende vergadering verzoekt 's-Gravenmoer vernietiging van het laatste element in de uitspraak onder b. gedaan; de kerkeraad meent dat de leden van 's-Gravenmoer dáár, waar zij hun ‘rechten’ hebben, ook de plicht hebben de ‘lasten’ mede te dragen. De classis blijft echter bij haar standpunt.Ga naar voetnoot61 De provinciale vergadering aan welke deze zaak wordt voorgelegd, besluit - de classicale beslissing variërende - dat 's-Gravenmoer voorlopig ƒ 25,- per jaar aan Vrijhoeve zal moeten betalen. Na enig verzet aanvaardt eerstgenoemde gemeente tenslotte (eind 1871) deze uitspraak.Ga naar voetnoot62

In 1870 komt eveneens ter sprake ‘de grensscheiding tusschen Vrijhoeve Capelle en 's-Gravenmoer; vooraf is de vraag waar de leden, die te Waspik wonen, moeten gerekend worden te behooren.’ Over deze grensscheiding lezen we verder niets, maar aangaande het laatste vinden we:

‘Besloten dat de leden, die te Waspik wonen, nu mogen kiezen, waar zij wenschen te behooren, met dien verstande dat zij later niet willekeurig van de eene Gemeente naar de andere mogen gaan, noch hun dat toegelaten worden mag.’Ga naar voetnoot63
voetnoot1
We putten in dit hoofdstuk uit ‘Klassicaal acte boek van de Klassis Genderen Anno 1837’ (27 maart 1837 - 5 jan. 1860) en ‘Notulenboek der Classis Genderen 4 april 1860’ (tot 1892). Beide boeken worden door ons aangehaald met ‘NCGe’. Bewaarplaats: GA 's-Hertogenbosch.
voetnoot2
Deze classis (het zwaartepunt van de gemeente te Sprang werd later verlegd naar Vrijhoeve Capelle) omvatte in 1848 de gemeenten 's-Hertogenbosch, Heusden en Vrijhoeve.
voetnoot3
ZEVENDE DEEL 103-117.
voetnoot4
Vergad. 1 febr. 1842, art. 4.
voetnoot5
3 sept. 1842, art. 4. Uit deze formulering zou kunnen blijken, dat de Afgescheidenen te Doeveren de consequentie inzake de catechisatie te geven door de - zoals we zullen zien - omstreden ds. P. Zonne (Genderen) niet wilden aanvaarden.
voetnoot6
Te weten: vóór de Afscheiding.
voetnoot7
21 okt. 1842, art. 4.
voetnoot8
13 sept. 1848, art. 1 (presentie).
voetnoot9
Met name uit de afvaardiging van ‘Meeuwen c.a.’ kan worden afgelezen, dat deze nu een combinatie is van de voormalige gemeenten Meeuwen, Drongelen en Dussen.
voetnoot10
Bedoeld is: de gemeenteleden wonende te Eethen.
voetnoot11
19 dec. 1848, art. 8.
voetnoot12
Er waren enige belangrijke zaken aangaande Meeuwen c.a. aan de orde, waarover hierna.
voetnoot13
13 sept. 1848, art. 10.
voetnoot14
27 maart 1837, art. 4.
voetnoot15
‘Gedoopt mogen en moeten worden alle degenen, die naar Gods belofte tot Gods verbond behooren, dat is, de geloovigen en hun zaad. De geloovigen moet men kennen uit de merkteekenen der Christenen, namelijk belijdenis en wandel overeenkomstig Gods Woord. Die deze merkteekenen vertoonen, behooren als lidmaten der Kerk erkend, en de teekenen en zegelen van Gods genade-verbond voor zichzelven en hun zaad te ontvangen; die deze merkteekenen echter niet vertoonen, behooren met hun zaad van de Sacramenten geweerd te worden.’; vgl. EERSTE DEEL 138-140; DERDE DEEL 336-337.
voetnoot16
Uitvoerig hierover: DERDE DEEL 335-336. We lezen daar (Handelingen prov. verg. Noord-Holland, 5 aug. 1837, art. 7-15): ‘Dat ook Ds. de Cock leert, dat de kinderen der lidmaten gedoopt moeten worden, maar... ook van allen, die uit het Hervormd Kerkgenootschap tot ons overgekomen, op een bloot verstandelijke belijdenis, dat onze leer de waarheid is...’. We begrijpen dat in dit alles de uitdrukkingen ‘belijdenis der waarheid’ en ‘belijdenis en wandel overeenkomstig Gods Woord’, elkaar niet dekten. Volgens Scholte was het zó
‘Dat menschen. die lidmaten zijn, maar niet als geloovigen wandelen, en zich daarbij beroepen op hunne onmagt, enz. [namelijk: om bijvoorbeeld niet aan het avondmaal deel te nemen] moeten worden vermaand, gecensureerd en afgesneden worden, als openbaar wordende, dat zij geene ware leden zijn’. (DERDE DEEL 336)
voetnoot17
27 maart 1837, art. 5. De uitspraak was in strijd met art. 67 van de Dordtse kerkenorde: ‘De gemeenten zullen onderhouden, benevens den Zondag, ook de Kerstdag, Paschen, Pinksteren en Hemelvaartsdag. De onderhouding der tweede feestdagen wordt in de vrijheid der kerken gelaten.’ (vgl. Bouma, Kerkenordening 112)
voetnoot18
In de notulen worden de plaatsnamen niet steeds genoemd; waar zij ontbreken, zijn zij door ons opgespoord.
voetnoot19
1 juli 1840, art. 4. Op de synode 1840 (Amsterdam), die de Dordtse kerkenorde weer aannam, was Noord-Brabant niet vertegenwoordigd. In het verslag van de synode lezen we: ‘Nog was er een brief ingekomen namens de Opzieners uit Noord-Braband, die ook het houden eener Algemeene Kerkvergadering, in de tegenwoordige omstandigheden afkeurden, meenende dat dit slechts tot grootere verwikkelingen aanleiding zou geven. Waarom die Vergadering geene Afgevaardigden had gezonden, maar nogtans zich bereid verklaarde om zich te vereenigen met alle bepalingen, die, overeenkomstig Gods Woord zouden gemaakt worden en zich aan dezelve te onderwerpen’. (Handelingen en Verslagen 201)
voetnoot20
Handelingen en Verslagen 242-244, 246-248; DERDE en VIJFDE DEEL register, onder J.A. Wormser.
voetnoot21
Handelingen en Verslagen 244.
voetnoot22
4 jan. 1841, art. 3. Naar wij vermoeden heeft de bedoelde provinciale vergadering uitgesproken de schorsing van Scholte niet te erkennen; want in aug. 1841 wordt, zoals we zullen zien, Scholte uitgenodigd in de classis Genderen te komen preken.
voetnoot23
2 aug. 1841, art. 3.
voetnoot24
Deze veronderstelling maakt F.L. Bos, Kruisdragers 38. In TWEEDE DEEL 77 vermeldden we dat aangaande deze vergadering geen bijzonderheden bekend zijn.
voetnoot25
TWEEDE DEEL 208.
voetnoot26
Men zie voor P. Zonne: vorige delen, register; Bos, Kruisdragers 35-47; De Haas I, 301-302.
voetnoot27
Jacob de Gorter, één der voormannen onder de Afgescheidenen te Schiedam; men zie voor hem ZEVENDE DEEL register.
voetnoot28
11 mei 1842, art. 3. Volgens Bos, Kruisdragers 38 kwamen de bezwaren van De Gorter voort uit een naar diens mening onrechtzinnige ‘oefenpreek’ door Zonne te Schiedam gehouden.
voetnoot29
11 mei 1842, art. 4.
voetnoot30
21 okt. 1842, art. 7.
voetnoot31
3 jan. 1843, art. 3-4.
voetnoot32
Zoals reeds aangestipt: niet in 1849, zoals Honderd vijftig jaar 15, 61, 219 vermeldt.
voetnoot33
Uitvoerig hierover ZEVENDE DEEL 64-67.
voetnoot34
6 juli 1843, art. 2. Uit de formulering van dit artikel moet worden geconcludeerd, dat er, behalve inzake ‘erkenning’, een ander - ons onbekend - verzoek werd gedaan.
voetnoot34
6 juli 1843, art. 2. Uit de formulering van dit artikel moet worden geconcludeerd, dat er, behalve inzake ‘erkenning’, een ander - ons onbekend - verzoek werd gedaan.
voetnoot35
Vanwege het duistere van de formulering en van deze zaak in het algemeen, nemen we het desbetreffende artikel geheel over.
voetnoot36
Ouderling te Genderen. Johannes Branderhorst werd in 1789 te Genderen geboren; overl. aldaar 12 dec. 1865. Hij huwde 8 april 1825 te Drongelen Hester Millenaar. Deze overleed te Genderen 19 febr. 1833; GTMWB III (1979) 207-211. Het trekt de aandacht dat J. Branderhorst na 1844 niet meer wordt genoemd onder de afgevaardigden naar de classicale vergaderingen.
voetnoot37
Bedoeld wordt: vergankelijke, niet eeuwige - bijvoorbeeld financiële.
voetnoot38
16 jan. 1844, art. 2.
voetnoot39
TWEEDE DEEL 208.
voetnoot40
18 nov. 1847, presentie.
voetnoot41
Idem, art. 5.
voetnoot42
Niet ingevuld. Is bedoeld: de predikanten der provincie?
voetnoot43
18 nov. 1847, art. 6.
voetnoot44
13 juni (?) 1848, art. 3.
voetnoot45
Vergelijk de inleiding van dit hoofdstuk.
voetnoot46
19 dec. 1848, presentie.
voetnoot47
23 mei 1849, art. 4.
voetnoot48
Helenius de Cock.
voetnoot49
... sept. 1849, art. 5. Geheel van harte is de aanvaarding van de Dordtse kerkenorde door ‘Noord-Brabant’ in 1849, niet gegaan. Zoals we ook in de ‘Inleiding’ vonden, brengt genoemde provincie de zaak van de kerkenorde toch op de generale synode, en stelt voor haar te veranderen (Handelingen en Verslagen 458-459); vooral afgevaardigde B.H. Ploeg uit Klundert, laat zich critisch uit over enige besluiten van kerkrechtelijke aard door de synode genomen. Men zie ook hierna onder het jaar 1850.
voetnoot50
29 nov. 1849, volgens notulen classis 28 nov. 1849, art. 6: “... de Prov. Vergad. die op morgen Staat gehouden te worden...”.
voetnoot51
Deze vergadering nam de Dordtse kerkenorde (weer) aan.
voetnoot52
17 april 1850, art. 4.
voetnoot53
3 april 1867, art. 3.
voetnoot54
We lazen hierover reeds in hoofdstuk 4.
voetnoot55
2 sept. 1869, art. 8.
voetnoot56
12 Jan. 1870, art. 10.
voetnoot57
2 sept. 1869, art. 4.
voetnoot58
Beiden woonden te 's-Gravenmoer.
voetnoot59
Bedoeld is: de zwakke financiële positie van deze gemeente.
voetnoot60
2 sept. 1869, art. 4.
voetnoot61
12 jan. 1870, art. 4.
voetnoot62
6 april 1870, art. 6; 29 maart 1871, art. 5; 21 dec. 1871, art. 17.
voetnoot63
12 jan. 1870, art. 5. Waspik telde in 1849 zeven Afgescheidenen (De Kok, Nederland op de breuklijn 446).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken