Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Afscheiding van 1834. Deel 9. Provincie Gelderland (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 9. Provincie Gelderland
Afbeelding van De Afscheiding van 1834. Deel 9. Provincie GelderlandToon afbeelding van titelpagina van De Afscheiding van 1834. Deel 9. Provincie Gelderland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.97 MB)

Scans (795.54 MB)

ebook (7.54 MB)

XML (1.46 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Afscheiding van 1834. Deel 9. Provincie Gelderland

(1991)–C. Smits–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 142]
[p. 142]

Hoofdstuk 10
Est en Opijnen

Inleiding

Gaande van Tricht over de Linge en door Geldermalsen, hemelsbreed vijf kilometer naar het zuidoosten, komt men in de voormalige gemeente Est en Opijnen. Anders gezegd: Est en Opijnen grensde ten noorden aan Geldermalsen, ten oosten aan Ophemert, ten zuiden aan de Waal en ten oosten aan Waardenburg-Neerijnen. Thans is dit gebied een deel van de burgerlijke gemeente Neerijnen. De beide dorpen Est en Opijnen waren (en zijn) omringd door andere, soortgelijke als Meteren, Neerijnen en de grotere woonkern Waardenburg.

In het jaar 1843 stonden te Est en Opijnen 169 huizen, bewoond door 175 huisgezinnen en 900 personen. Evenals in de omgeving, waren ook deze twee dorpen overwegend protestant; er woonden 870 Hervormden, die gedeeltelijk behoorden bij de gemeente te Est en gedeeltelijk bij die te Opijnen. Ook woonden er 30 Rooms-Katholieken. De voornaamste middelen van bestaan waren landbouw en veeteelt.Ga naar voetnoot1

Met het oog op wat we vonden bij Ommeren en Tricht, mogen we zeggen dat we in dit hoofdstuk opnieuw worden geconfronteerd met ‘de Ledeboerianen, die over alle dorpen rondom Ommeren verspreid woonden’.Ga naar voetnoot2 Dit brengt ook voor Est-Opijnen en Neerijnen het nagenoeg ongrijpbare met zich. Want de Ledeboerianen waren niet sterk in het maken van notulen - het conventikel ging bij hen vóór de gemeente. Zou er geen neerslag van de godsdienstige beweging in deze plaatsen worden gevonden in de archieven van de overheid, wellicht zou dit hoofdstuk niet zijn geschreven.

1. Hervormde archieven

In dit gebied bestonden, behalve de reeds genoemde Hervormde gemeente te Est en te Opijnen, die te Waardenburg-Neerijnen en die te Meteren.Ga naar voetnoot3 Slechts in het archief van Meteren vinden we een - zij het zwakke - echo van de Afscheiding. De notulen van de kerkeraad vermelden onder 10 november 1842

‘Roelof Bussink en zijne vrouw Cornelia van der Burg, beide lidmaten, hebben kunnen goedvinden hun kind ten hunnen huize door een daartoe ongevoegd persoon te laten doopen. Beiden wordt het gebruik van het heilig avondmaal ontzegd. Ook worden zij vervallen verklaard van alle regten en voorregten, die aan het lidmaatschap verbonden zijn.’.
[pagina 143]
[p. 143]

In 1846 worden de ‘kerkelijke straffen’ over deze twee personen ‘opgeheven’.Ga naar voetnoot4

2. De ‘Christelijke Gereformeerde Afgescheiden Gemeente te Est’

In 1845 wendt een twintig-tal inwoners van Est, Opijnen en Neerijnen (-Waardenburg) zich tot de Koning met een adres waarin wordt gevraagd onder bovenstaande naam te worden erkend. Alvorens in te gaan op de inhoud van dit request, willen we de aanleiding tot het doen van het verzoek van deze groep vermelden. Deze wordt ons duidelijk, uit een schrijven van de burgemeester van Est en Opijnen aan de districtscommissaris te Haaften, van 16 april 1845,Ga naar voetnoot5 dat in hoofdzaak als volgt luidt.

De groep komt reeds circa vijf jaren te Est bijeen.
‘Zulks is altijd rustig en wel toegegaan, tot in de maand February dezes jaars, toen er op een Zondag een oefenaar eene leerrede zoude doen; toen werden al die er heen gingen, door eenige opgestookte jongelieden, op eene geduchte wijze met sneeuwballen besmeten, dat zij niet wisten zich te bergen en daar men wegens de menigte die zulks deden, niet kon zeggen wie hem raakte, kon men de zaak niet vervolgen, waarom zij besloten in hunne opgewondenheidGa naar voetnoot6 vrijheid te vragen, ten einde bij zulke gelegenheden, door den veldwachter op aanvrage beschermd te worden. En hierom kwam de zoon van den BoesterdGa naar voetnoot7 mij verzoeken (omdat zij te Est zamen komen) om mijne getuigenis omtrent de onderteekenaren, en daar er geene buiten de Gemeente als de zonen van den Boesterd op stonden,Ga naar voetnoot8 heb ik dat verzoek ingewilligd... Doch wetende dat er sedert die tijd eenige waren die berouw over hunnen mede onderteekening hadden, zeggende zij evenwel konden zamen komen zonder afscheiding, alsmede dat eenige na dat voorval daar niet meer vergaderden, maar in een ander huis en dus verdeeld. Heb ik de teekenaren gehoord en deze hebben mij verzocht, het niet in den raad te brengen omdat zij berouw gevoelden over hunne mede onderteekening, maar om UwWelEdelGestrenge ten vriendelijkste te verzoeken om Uw Wel Edel Gestrenges advies zoodanig uittebrengen, het gedane verzoek werd gewezen van de hand, hetgeen ik de eer hebbe bij deze aan Uw Wel Edel Gestrenge te doen’.

De districtcommissaris antwoordt dat het adres door de gemeenteraad in behandeling moet worden genomen, teneinde ‘het hooge Bestuur’ te kunnen adviseren. Blijven enige ondertekenaars bij hun schrijven als hierboven omschreven, dan zal het meest doelmatig zijn ‘dat diezelfde onderteekenaren zich nader tot Zijne Majesteit wenden, met het verzoek, dat op hun vroeger ingezonden adres geen regard mogt geslagen worden’.Ga naar voetnoot9

Er wordt geen tweede request gezonden. Het reeds genoemde adres wordt 20 april 1845 door de burgemeester in de gemeenteraad gebracht. We vinden:

[pagina 144]
[p. 144]
‘De Raad dit rekest in overweging genomen hebbende, vond geene redenen om de adressanten in hun gedaan verzoek tegen te werken, omrede zij aldaar meer dan vier à vijf jaar des Zondags zijn te zamen gekomen zonder dat door de adressanten eenige stoor- of hindernis hier of daar in zij te weeg gebragt en wat hunne aanbiedingen betroffen, dat zijGa naar voetnoot10 slechts konden oordeelen over de opofferingen die de gegoede onder hen zich ten deze zouden willen getroosten’.Ga naar voetnoot11

Zoals nog nader zal blijken, sloeg dit laatste op de verklaring in het request gedaan dat de adressanten bereid zijn te zorgen voor eigen eredienst en armen. De districtscommissaris reageert op de verklaring van de raad door te schrijven dat niet de gezindheid van de adressanten tot het brengen van offers aan de orde is, maar hun vermogen daartoe.Ga naar voetnoot12 De burgemeester antwoordt tenslotte dat de raad meent dat

‘de adressanten niet in staat zijn om in hunne Eeredienst en armen te voorzien, zijnde de gegoedste noch slechts bij hunne ouders inwoonende zonen en dus noch niet op haar zelve staande, terwijl de anderen, zoo niet arm dan toch weinig bezitten, en genoeg met hunne eigene zaken te doen hebben, om zich staande te houden’.Ga naar voetnoot13

Het adres dat zoveel pennen in beweging bracht, luidt in substantie als volgt.Ga naar voetnoot14

De ondergetekenden zijn alle inwoners van de gemeente Est en Opijnen. Zij verlangen een ‘Christelijke Gereformeerde Afgescheidene Gemeente’ te Est, ‘interigten en te stichten’; dat zij daarbij
‘zullen aannemen de bepalingen van de Sinode gehouden te Dordrecht in 1618 en 1619; mitsgaders de formulieren van eenheid en de Catechismus; dat zij tot uitoeffening van hunnen godsdienst een behoorlijk geschikt Locaal binnen de gemeente Est reeds bezitten...;
dat zijlieden aannemen om in de kosten van derzelver Eeredienst, mitsgaders in de verzorging van derzelven behoeftigen, buiten bezwaar van het Rijk te zullen voorzien’.
De ondergetekenden verzoeken
‘dat het Zijne Majesteit moge behagen om aan hun de toelating te verleenen tot de vrije uitoeffening van hunnen gemelden Eeredienst en alzoo aan hun te vergunnen het bestaan van eene Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Gemeente te Est, bestuurd wordende volgens de bepalingen hier boven vermeld.
Est den 7 Maart 1845.’

Alvorens de ondertekening van dit stuk te beschrijven, een enkel woord over het geslacht Den Boesterd, dat in het conventikel een vooraanstaande plaats bekleedde en dat in dit hoofdstuk bij herhaling zal worden genoemd.Ga naar voetnoot15

[pagina 145]
[p. 145]

Abraham den Boesterd werd in 1769 te Neerijnen geboren; hij huwde circa 1800 Hendrika van Zuilekom, geboren 1779 te Kapel-Avezaath; zijn beroep was landbouwer. Bij de dijkdoorbraak en overstroming tengevolge van ijsgang in de Waal in januari 1809 verloor het echtpaar vier van zijn vijf kinderenGa naar voetnoot16; na 1809 kreeg het nog negen kinderen. Behalve vader en moeder Den Boesterd tekenen drie zonen en een dochter het request: Adrianus (1816), Jan Anthony (1818), Johannes (1823) en Artje Anthonia (1825). Jan Anthony, die als eerste zijn handtekening zet - en ook verder op de voorgrond zal treden - schrijft J.A.T. den Boesterd (in andere stukken Jan An Tony den Boesterd).

 

De ondertekening van het request omvat de volgende namen.Ga naar voetnoot17

Jan Hendrik van Aken (1793), bakker en winkelier te OpijnenGa naar voetnoot18
Adrianus den Boesterd (1816), landbouwer
Artje Anthonia den Boesterd (1825), Neerijnen
Abraham den Boesterd (1769), landbouwer, Neerijnen
Jan Anthony den Boesterd (1818), landbouwer, Neerijnen
Johannes den Boesterd (1823), Neerijnen
A. van DoesburgGa naar voetnoot19
Dirk de Jongh (1814), zoon van Jantje van Rossum
Zeger de Jongh (1799), idem, koopman
Dirk Keij (1833) en zijn broer:
Gerrit Keij (1829)
Bastiaan Kind (1792), afkomstig uit Dussen, timmerman
Pieternella Kind (1822)
Hermanus van Krieken (1794), arbeider
Frederik van der Putten (1800), arbeider
Jantje van Rossum, wed. de Jongh (1779)
Nikolaas Verschoor (1808), landbouwer
Rozina Wilhelmina Verschoor (1821)
J.W. van Zoelen
Hendrika van Zuilekom (1779), vrouw van Abraham den Boesterd, Neerijnen

De onderscheidene inlichtingen - behalve die van de burgemeester van Est c.a. ook van die van Waardenburg c.a. - doen de gouverneur van Gelderland op 20 mei 1845 aan de minister van eredienst schrijven, dat slechts de te Waardenburg wonende ondertekenaars als ‘eenigszins gegoed’ kunnen worden beschouwd, maar dat dit geen grond voor afwijzing van het adres kan zijn, aangezien de regering geen waarborgen meer vordert voor het vervullen der aangegane verplichtingen.Ga naar voetnoot20

Evenwel wordt het verzoekschrift door de minister van de hand gewezen

[pagina 146]
[p. 146]
‘Op grond: dat verscheidene onderteekenaars te Waardenburg wonen - dat daaronder is eene gehuwde vrouw, die zonder magtiging van haren man geene verpligtingen kan op zich nemen - dat daaronder ook minderjarigen zijn - dat de gevraagde titel van Gereformeerd niet kan worden toegekend - en dat geen reglement is overgelegd’.Ga naar voetnoot20

Ongetwijfeld hebben de laatste twee punten de grootste hinderpaal gevormd de gevraagde erkenning te verlenen. We moeten vaststellen dat in het geval van Est en Opijnen er geen sprake was van de erkenning van een bestaande gemeente. Immers, niet alleen een reglement (of een kerkenorde) ontbrak, maar ook de vermelding aangaande een instelling van ambten, als feit of als voornemen. Anders gezegd: niet een gemeente vroeg om erkenning, maar een conventikel en dat met het oog op bescherming door de overheid. Hierbij kwam dat niet alle ondertekenaars zich hadden afgescheiden van de Hervormde kerk.Ga naar voetnoot21

 

Het conventikel doet geen nieuwe poging te worden erkend. Pas in 1880 vinden we het weer vermeld - zij het ook dat de gegevens vaag zijn. We lezen bij FlorijnGa naar voetnoot22

‘In Neerijnen was een Bakkeriaanse gemeente,Ga naar voetnoot23 al weten we niet vanaf welk jaar. Het enige houvast dat we in deze hebben is de naam van ouderling J.A. den Boesterd.Ga naar voetnoot24 Voor de eerste maal wordt hij genoemd in de notulen van de vergadering van 12 mei 1880, die te 's Gravenpolder werd gehouden. Tijdens de vergadering van 12 mei 1886... werd besloten dat Den Boesterd deel zou uitmaken van de commissie die onderzoek moest doen naar “den grond van de kerkelijke beweging te Amsterdam”, de Doleantie... Merkwaardig is dat hij vanaf zijn benoeming, op de volgende vergaderingen ontbreekt als afgevaardigde.Ga naar voetnoot25
...
Later - in mei 1913 - is er wel weer een Den BoesterdGa naar voetnoot26 aanwezig op de vergaderingen, nu als diaken, maar niet wordt meegedeeld welke gemeente hem afgevaardigd had. Het is dus niet duidelijk wat met de gemeente gebeurd is.’.

Op grond van het feit dat - zoals vermeld in hoofdstuk9Ga naar voetnoot27 - er bestaat een ‘Notulenboek voor de gereformeerde gemeente te Neerijnen c.a.’ moeten we aannemen dat het conventikel van 1845 enige jaren als Bakkeriaanse gemeente heeft bestaan.Ga naar voetnoot28 Volgens mededelingen van de zijde van de familie Den Boesterd te Neerijnen, heeft een deel der leden van de conventikel-gemeente zich later aangesloten bij de Oud-Gereformeerde gemeente te Geldermalsen, een ander deel bij de Gereformeerde gemeente te Waardenburg.

voetnoot1
Van der Aa IV (1843) 265-266.
voetnoot2
Keizer, a.w. 57
voetnoot3
In de statistiek (bijlage I) worden Waardenburg en Neerijnen afzonderlijk vermeld. Het archief van de Hervormde gemeente te Est berust ter plaatse; dat van Opijnen in GA Neerijnen; het weinige dat van Waardenburg-Neerijnen is bewaard in RA Gelderland, en dat van Meteren in GA Geldermalsen.
voetnoot4
Not. kerker. 28 juni 1846. Wij noemen dit geval aangezien het niet onmogelijk is dat het kind van het echtpaar Bussink werd gedoopt door (ds.) Laurens van Wijk. Deze trad bij herhaling op in de streek rond Geldermalsen. Men zie voor L. van Wijk: VIERDE en ACHTSTE DEEL register.
voetnoot5
GA Neerijnen, ‘Brievenboek’ Est en Opijnen 1845.
voetnoot6
Vreemde typering van de houding van de slachtoffers.
voetnoot7
Men zie hierna; Jan Anthony den Boesterd, de eerste ondertekenaar.
voetnoot8
De districtscommissaris had nl. aan de burgemeester gevraagd, hoe hij een verklaring aangaande niet-ingezetenen kon afgeven (Ingekomen stukken Est en Opijnen 1845, 9 april).
voetnoot9
Ingekomen stukken Est en Opijnen 1845, 24 april.
voetnoot10
Bedoeld is hij (de raad); ook verder is het Nederlands in dit citaat niet onberispelijk.
voetnoot11
Notulen gemeenteraad Est en Opijnen 30 april 1845.
voetnoot12
Ingek. stukken Est c.a. 1845, 9 mei
voetnoot13
‘Brievenboek’ Est c.a. 1845, 12 mei.
voetnoot14
Request wordt bewaard Herv. Ered. 1 juli 1845, no.4.
voetnoot15
Enige bijzonderheden aangaande het geslacht Den Boesterd werden ons medegedeeld door de heer Jan M. den Boesterd, Sardis B.C., Canada, terwijl de heer C. van de Griend, ambtenaar van de gemeente Neerijnen, zo vriendelijk was deze gegevens te completeren alsmede uit de bevolkingsregisters etc. van genoemde gemeente personalia van de overige ondertekenaars op te zoeken.
voetnoot16
Vermeld in: Geschiedkundig Verslag der dijkbreuken en overstroomingen,..., voorgevallen in Louwmaand 1809, Amsterdam 1809, 130-131.
voetnoot17
De personalia werden door ons toegevoegd; vergelijk noot 15. Indien geen plaatsnaam vermeld: wonende te Est of Opijnen.
voetnoot18
Gehuwd met Otje den Boesterd (1802), dochter van Abraham den Boesterd en H. van Zuilekom.
voetnoot19
Vermoedelijk Aaltje van Doesburg-de Jongh (1801), dochter van Jantje van Rossum.
voetnoot20
Herv. Ered. 1 juli 1845, no.4.
voetnoot20
Herv. Ered. 1 juli 1845, no.4.
voetnoot21
Men zie hiervóór - schrijven van de burgemeester van Est c.a., 16 april 1845.
voetnoot22
H. Florijn, Ds. Daniël Bakker, Zwijndrecht 1985, 174475.
voetnoot23
Men zie voor de “Bakkeriaanse gemeenten” ook: Hoofdstuk 9, paragraaf 3.
voetnoot24
Dezelfde als de eerste ondertekenaar van het request 1845. Jan Anthony den Boesterd was in 1880 62 jaar oud.
voetnoot25
Hij overleed, zoals we zagen, te Neerijnen in januari 1887. Hij is 68 jaar geworden.
voetnoot26
In de notulen van de Algemene vergadering van de Bakkerianen van 14 mei 1913, art.3, vermeld als “T.J.A. den Boesterd”. Bedoeld is Tieleman Jan Anthony den Boesterd, geb. Neerijnen 30 aug. 1855.
voetnoot27
Paragraaf 3, inzonderheid noot 30.
voetnoot28
Men kwam bijeen in de boerderij - althans op het terrein van - ‘Oud Snellestein’, thans 1e Tiefelaarsestraat 12 te Neerijnen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken