Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Poëzy (1753)

Informatie terzijde

Titelpagina van Poëzy
Afbeelding van PoëzyToon afbeelding van titelpagina van Poëzy

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.93 MB)

XML (0.94 MB)

tekstbestand






Editeur

Frans II de Haes



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Poëzy

(1753)–Hendrik Snakenburg–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Waerschouwing uit gevoel van verzwakkende levenskrachten.

 
MAek u gereed in tyds, om willig te vertrekken,
 
Uit dit bouwvallig huis, zoo vol gebreks, myn ziel,
 
Dat u, door snood gevlei, in boei en kluister hiel,
 
Terwyl 't den Opperheer behaegt, u zelf te wekken.
 
 
 
Ei hoor, hoe stil en zacht hy aen de deur koomt kloppen,
 
Door zwakheid, door gebrek en wezenlyk verval;
 
En waerschouwt, dat de dood, niet lang, verbeiden zal:
 
En zoud gy, voor die gunst, onwillig de ooren stoppen?
 
 
 
't Aenbiddelyk geduld van Gods langmoedigheden
 
Heeft u, in 't zondig vleesch en roekelooze jeugd,
 
In 't zoo gevaerlyk ruim van onbezonnen vreugd,
 
Zoo lang, in zegen zelfs, zoo onverdiend, geleden.
[pagina 236]
[p. 236]
 
Nog houd zyn gunst niet op, en 't Goddelyk vermogen
 
Blinkt duidlyk, zichtbaer, uit, in 't werk van uw behoud,
 
Dat uw geheel gedrag, vaek te onbedacht en stout,
 
Bewaekte, en gade sloeg met vaderlyk meêdoogen.
 
 
 
Nu waerschouwt hy u nog, in 't afgaen van uw dagen,
 
Op 't onvermydlyke eind, dat nadert, acht te slaen;
 
Van 't ydele gewoel der zinnen aftestaen;
 
Voor uw gereed vertrek, in 't opbod, zorg te dragen.
 
 
 
't Gezicht, wel eer zoo scherp, nu krachtloos en bezweken,
 
Een kuch, die my verveelt, een koorts, die my ontmoet,
 
Een duisling, die myn' gang doet wagglen, onverhoed,
 
Is stem op stem, die roept, uw tyd is haest verstreken.
 
 
 
Zie toe, bedrieg u niet, met wuft of ydel hopen;
 
De slyter is gereed, en zal ligt onverwacht
 
U byzyn, eer gy denkt, om, als een dief by nacht,
 
Het zy ge wilt, of niet, dees leeme hut te sloopen.
 
 
 
Bezorg uw' voorraed wel, en oly in uw lampen,
 
Ten einde u, op de reis, 't vereischte niet ontbreek'.
 
Raekt ge eenmael van den weg, gy mist de Hemelstreek
 
Voor eeuwig, en beland, in 't dal der zwaerste rampen.
 
 
 
t Is waer, ik sta verschrikt, en al myn leden beven,
 
Als ik my zelf, mismaekt en zoo onwaerd, beschouw,
 
En overweeg den glans van 't heerelyk gebouw,
 
Waer heen ik, uit dees' poel van naerheid, wensch te streven.
[pagina 237]
[p. 237]
 
De Hel steld my het graf, als haren voorburg, open,
 
En overtuigt myn' geest, dat ik zulks waerdig ben,
 
Ik schrik, voor 't eeuwige Oog, dat ik rechtvaerdig ken,
 
Welks wrekend strafgericht geen wezen kan ontloopen,
 
 
 
'k Voel echter een geloof, dat Gods verborgen liefde,
 
Eens Heilands tusschenkomst, van eeuwigheid, besloot,
 
Wiens magt verstompen zou den angel van den dood,
 
Die de arme ziel, in 't vleesch, zoo zwaer, door zonden, griefde.
 
 
 
Bevinding leert my ook, door dikwyls na te denken,
 
Dat, als de onwaerde mensch zyn nietigheid erkent,
 
En, tot het bloed des Borgs, al zyn vertrouwen wend,
 
Zulks hem, voor's Hoogsten troon, gerechtigheid kan schenken.
 
 
 
Die hoop, die niet beschaemt, verzekert myne gangen,
 
En voert myn' armen geest ten ryken hemel in,
 
Daer ik myn' Borg zal zien, die eind heeft, noch begin;
 
Myn ziel gaet uit, in wensch van eindeloos verlangen.
 
 
 
Hier sta ik dan gereed, ô God, door uw genade,
 
Op mynen trouwen Borg en Heiland gansch gerust.
 
Ei sla, wanneer het licht myns levens word geblust,
 
ô Aller zielen Zon, myn ziel toch gunstig gade!
 
 
 
Klop nu vry aen, ô Koorts, met al uw nare gasten,
 
Ik ruim gewillig, 't huis myns vleeschs, voor uw geweld,
 
Ik weet het zelfs u dank, dat gy my hebt verzeld,
 
Opdat noch dood, noch Hel, my onverhoeds verrasten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken