Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schets eener geschiedenis der Nederlandsche letterkunde (1850)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schets eener geschiedenis der Nederlandsche letterkunde
Afbeelding van Schets eener geschiedenis der Nederlandsche letterkundeToon afbeelding van titelpagina van Schets eener geschiedenis der Nederlandsche letterkunde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (0.45 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schets eener geschiedenis der Nederlandsche letterkunde

(1850)–F.A. Snellaert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 267]
[p. 267]

Nalezingen.

Bl. 28. Over den roman van ‘de kinderen van Limburgh’ wordt nog, naar den uitgever, gezegd, dat dit gedicht door zekeren Heinriic ten jare 1357 zou begonnen zijn.

De uitgever meende dit jaartal te mogen vaststellen, naar aanleiding eeniger onduidelijke verzen, op het einde van het gedicht geplaatst. Bormans toonde aan dat er in bedoelde verzen spraak was van twee tijdstippen - van begin en van voleinding; en door het veranderen van een cijfer, meende hij voor het een het jaar 1509, voor het ander 1518 gevonden te hebben. In de verandering, door den luikschen professor voorgesteld, geen genoegen vindende, nam Jonckbloet eene andere aan; hij verwierp namelijk al de getallen in de aanwijzing voorkomende, en door vernuftige veronderstellingen kwam hij tot het resultaat, dat de roman van Limborch begonnen was in 1291 en voltooid in 1517. En daar de van elders bekende Hein van Aken vóór 1330 zal gestorven zijn, zoo meent Jonckbloet dezen brusselschen dichter in Heinriic te mogen groeten.

Dit alles, wij herhalen het is zeer vernuftig; doch is bezwaarlijk aan te nemen ten opzichte der jaartallen, tegenover de cijfers van het Hs., die hoezeer vermoedelijk onjuist, toch de eenige sprekende bewijzen zijn. Die verzen luiden als volgt:

 
Nu es Heinriic die dit maecte,
 
Ende soe hi best conste, geraecte,
 
Siere pinen af, soe es hi blide,
 
Die hi begonste in dien tide,
 
Dat men screef ons heren jaer
 
.iiiie., dat es waer,
 
.xx. men ende .xl. ghehent
 
Alse men den daet gescreven vent,
 
Van der geborten ons Heren,
 
Die Maria drouch met eren,
 
.xviii. hondert jaer ende .xvii.
 
God hoede ons van messciene,
 
Op Sente Sebastiaens dach
 
Die doe op enen vridach gelach.
[pagina 268]
[p. 268]

Intusschen ware het der moeite wel waard te onderzoeken, in welke jaren, tusschen 1280 en 1357, Sint Sebastiaansdag (20 januari) op eenen vrijdag kwam.

Wat den schrijver betreft, die Heinriic blijft al even geheimzinnig als Willem die Madoc maecte, omtrent wien mede verscheidene gissingen loopen.

 

Bl. 161. Het is opmerkelijk dat in den dichtbundel uitgegeven onder den titel van Alle de wercken van Lambert Vossius... bij een vergadert door J. Bapt. ende M. C[louvvet] Brugghe, We ende erff-ghenaemen van Joan Clouvvet, 1679, de voornaamste stukken terug te vinden zijn in Jacobi de Clerck Eerlyck Tydt-verdryf (1652), vermeld op bl. 161, en in eenen bundel van Olivier de Wree, voor titel dragende: de vermaerde Oorlogh-stucken van den wonderdadighen velt-heer Carel de Longueval, grave van Busquoy enz. Brugghe, Nic. Breydel 1625. Op eenige prozaregels na en een latynsch lofdicht van Lernout, is de Wree's bundel er geheel in versmolten. Uit de verzameling van de Clerc zijn drie gedichten - Bacchus beeld, Zoïlus winckel en Huwelycks haest Berouw - overgenomen.

Daar men van elders weet, dat elk der drie schrijvers in zijn leven door zijne dichten bekend was, dat de Wree zijnen bundel met zijnen naam uitgaf, dat de Cleres gedichten onmiddelijk na zijne dood, onder de verantwoording zijner gildebroeders, verschenen, en dat wij nergens bij den tijdgenoot eenige verdenking over den oorsprong der beide bundels bespeurd hebben, mag men met zekerheid aannemen dat de Clouwet's het publick hebben willen bedriegen, met onder den naam van Vossius uit te geven, wat tot dan voor het werk van anderen bekend was, en, zooveel men weet, door hem zelf voor het zijne nooit bedongen werd. Daarentegen heeft Clauwet, door onwetenheid zeker, niet alles in den bundel opgenomen wat Vossius aan dichtwerken door den druk had gemeen gemaakt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken