Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella (1838)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella
Afbeelding van Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en IsabellaToon afbeelding van titelpagina van Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.32 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella

(1838)–F.A. Snellaert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 79]
[p. 79]

Wenschen.

In het gemelde Codex van Van Hulthem vindt men een byzonder soort van gedichten, Wenschen genaemd, die schier als minnedichten mogen beschouwd worden. Acht personen wenschen, Vyf heren wenschen, Vyf vrouwen wenschen, Vier heren wenschen, zyn de tytels van de vier dusdanige gedichten aldaer voorkomende, en waerran het laetste in Mone's Quellen, I, bl. 145, is gedrukt. Van het tweede en derde zyn de persoonen uit de grieksche geschiedenis. In het eene zyn het Menelaus, Hector, Parijs, Troïlus en Pallidamas, die aen Venus de beslissing vragen wie van hen best de kunst verstaet om de liefde eener schoonete winnen. Na dat elk zyne gedachten heeft uitgelegd, vindt Venus het geradig de beslissing te verdagen. In het andere zyn het Hecuba, Helena, Pollexima, Ysande en Andromeda, die insgelyks aen Venus voorleggen wie van haer het best de liefde van haren minnaer beloont. De sluwe godin doet wederom geene uitspraek; maer geeft het aen mannen en vrouwen te raden. In de Acht personen wenschen zyn de persoonen uit den tyd des schryvers genomen:

 
Een ridder wel gheheer,
 
Een maghet van hoger connen,
 
Ende een clerc van wiser leer
 
Met eenre fresscher nonnen;
 
Een moenc met eenre baghine,
 
Een pape ende een gehuwet wijf.

Ieder minnaer en minnaresse vertellen elkander hoe zy liefst hun leven zouden doorslyten. Hooren wy het gesprek tusschen den klerk en de non:

 
Die clerc sach op die nonnen,
 
Ende seide: religiose
 
Ic woude ghi mi wout onnen
 
U minne graciose,
[pagina 80]
[p. 80]
 
Ende ic mijn studeren
 
Moeste laten varen,
 
Ende met u verteren
 
Mijn goet, al mine jaren,
 
Ghelt, pande ende boecken.
 
Der kerken ende der scolen
 
Ende woudic nemmermeer roeken.
 
U minne doet mi so dolen.
 
Ende ic met u singhen
 
Mochte, nacht ende dach,
 
In vroude met u minghen,
 
Dat ware mi een goet ghelach;
 
Ende ons niet en ghebrake
 
Spise, ghelt no dranc;
 
In gheerde gheen ander sake
 
Al mijn leven lanc.
 
Doen quicte metten oghen
 
Dat soete, soete nonnekijn,
 
Ende sprac, bi Gode den hoghen:
 
Ic wille den wiele mijn,
 
Ende mijn nonne ghewant,
 
Ende cloester alte male,
 
In gloede ware verbrant,
 
Ende ic wiste wale
 
Dat ghi mijn minne droecht,
 
Ghelijc dat ic u an,
 
Soe ware ic vernoecht
 
Met u lieve man:
 
Ic liete dat covent
 
Te male ende die abdesse,
 
Ende gave al mijn consent
 
Te leren uwe lesse.
 
Het es ene grote pine
 
Dit lesen ende dit singhen,
 
Ende dus besloten te sine
 
Vore vrie wandelinghen.

De gesprekken tusschen de overige persoonen druisschen nog sterker tegen de hedendaegsche begrippen aen, en onder dien eenvoudigen liefdetoon, heeft de dichter wellicht den grootsten hekel willen

[pagina 81]
[p. 81]

verbergen. Opmerkelyk is het dat hy (Boudewyn van der Loren, reeds van elders bekend) zich juist in dat stuk noemt, daer het allerwaerschynlykst is dat de twee volgende wenschen ook uit zyne pen gevloeid zyn. Dezelfde maet, dezelfde wyze van behandelen laten er byna geen twyfel aen.

De vier heeren wenschen is daerenboven allerbelangrykst om de personaedjes die er in spreken. Ze zyn namelyk aen het Niebelungen lied ontleend, en heeten Gunther, Gernot, Rudiger en Haghen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken