Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella (1838)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella
Afbeelding van Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en IsabellaToon afbeelding van titelpagina van Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.32 MB)

ebook (2.92 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verhandeling over de Nederlandsche dichtkunst in België, sedert hare eerste opkomst tot aen de dood van Albert en Isabella

(1838)–F.A. Snellaert–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 195]
[p. 195]

Romans en verhalen.

Gelyk wy gezien hebben, had reeds Maerlant den roman als eene bastaerdteelt verworpen. En schoon nog velen met gretigheid de ridderverhalen lazen, de schryvers achtten dezelve beneden zich; zelfs de afschryvers werden zeldzaem. Toen de boekdrukkunst het land van boeken deed overstroomen, wilde men ook eenige romans meer algemeen verspreiden. Onder andere, de reeds geroemde Karel ende Elegast werd onderscheidene malen herdrukt. Doch de oudst gedrukte roman is waerschynlyk de Historie van Saladin, volgens Jacobus Koning, omstreeks 1480, wellicht in het toenmalig kunstlievend Audenaerde verschenenGa naar voetnoot1. Dezelve is afgedeeld in 203½ coupletten, ieder van acht regels, en te samen, met het begin en slot, 1628 regels inhoudende. De trant is niet rhetoricaelschGa naar voetnoot2. Men oordeele:

 
Den strijt van Alisant, noch Ronchevale
 
Noch alle de fayten van Broyere
 
En daden noynt kerstinen so grote quale
 
Als dese bataylge fel van dangyere,
 
Tsaudaens cracht was so meneghertiere
 
Jeghen der kerstinen ghewelt
 
Dat zy so snee smeldt van den viere
 
Haer menichte smelten beghan op 't velt.
 
 
[pagina 196]
[p. 196]
 
De nacht verghinc, schijn van der manen
 
Bracht haer clareyt binnen palen
 
Een vorssche bataylge quam daer ter banen
 
Die alle scoten venijnde stralen.
 
Die edel bastaert met Gods vassalen
 
Was berinct in dit onghevouch
 
Duerschoten gewondt met groter qualen
 
Daer hem uter perssen zijn peert ontdrouch.
 
 
 
Dus dolende reed de Rudder vry
 
Bedauwende met zijnen bloede deerde
 
Tot hi quam teender fonteynen by
 
Ter doet ghewondt spranc van den peerde
 
Zeere beclaeghde die hoghe weerde
 
Der kerstinen jegenspoedeghen noot
 
Bat uterlic Gode of hijt begheerde
 
Om Hughen te sprekene voor zijne doot.

Het waren de romans vooral, die in het wanstaltige half rym-, half prozakleed gestoken werden. Behalve misschien Een schone historie van Marieken van Nimweghe die zeven jaren met den duivel verkeerd heeft, Antwerpen, 1514, een zeer aerdige roman zegt men, zyn de bekende klaerblykelyk oudere gedichten, welke men zulk eene smakelooze gedaenteverwisseling heeft doen ondergaen. Wellicht bestonden er toen ter tyd slechts de fragmenten meer van, en zouden de uitgevers alleen de berisping verdienen van de verzen te hebben gemoderniseerd. Omtrent het midden der zestiende eeuw kwamen by de familie Liesveldt, te Antwerpen, uit: 1o Die historie van Peeter van Provencen ende dye schoone Maghelone van Napels; 2o Een schoone historie van der borchgravinne van Vergie; en 3o de dood van Roland en Olivier, onder den volgenden tytel: Hier beghint den droefelycken stryt opten bergh van den Roncevaele in Spanien ghesciet, daer Roelant ende Olivier metten fleure van kerstenryck verslagen waren. Dat het fragmenten van oudere gedichten zyn, kan het volgend staeltje, uit het laetste werk, genoegzaem bewyzen:

[pagina 197]
[p. 197]
 
Een ridder wel wijde bekant,
 
Quam oock voort gheloopen te hant;
 
Margarijs heet hi die vrye,
 
Die heere was van Savelye,
 
Hi was een schoon vroom payen,
 
Ende een volmaect ridder int stryen.
 
Door zyn groote wtnemende schoonheyt
 
Beminden hem die vrouwen ghereyt.
 
Hy sprack so luyde als hi woude,
 
Ende vermat hem hoochlijck dat hi soude
 
Roelande ende Olyvier slaen
 
Datse die doot niet en souden ontgaen.

In 1541 kwam by Willem Vosterman, te Antwerpen, van de pers de Destructie van de stadt van Troye, insgelyks in proza en rym, en waervan de ellendigheid alles te boven gaet.

Hoffmann von FallerslebenGa naar voetnoot1 spreekt van eene allerliefste beschryving van Luilekkerland, welke omtrent in het midden der vyftiende eeuw zou geschreven zyn, en waervan Jacobus Koning, van Amsterdam, een fragment bezat. Hoffmann geeft er de eerste verzen van op:

 
Dit ist lant van den heilighen gheest,
 
Wie daer lancst slaept, de wint meest;
 
Daer en derf niemant doen werc,
 
Out, jonc, cranc of sterc;
 
Daer en mach niemant iet gheborsten:
 
Die wanden sijn daer ghemaect van worsten,
 
Daer sijn die veinsteren ende doren
 
Ghemaect van salmen ende van storen -
 
Die balken die daer in den huse legghen
 
Sijn ghemaect van botterwegghen;
 
Haspelen, spinrocken ende alsulke dinghen
 
Sijn ghebacken van crakelingen -
 
Het reghent daer in alle hoeken
 
Vladen, pasteien en pannecoeken;
 
In dat lant loopt een rivier
 
Van goeden wijn, van goeden bier.
[pagina 198]
[p. 198]

Dezelfde schryver spreekt nog van eenige verhalen, welke, onder andere gedichten, te vinden zyn in een perkamenten Codex van het begin der vyftiende eeuw, berustende in de koninglyke bibliotheek te 's Hage. Onder een dezer verhalen Van der ghilde in der blauwer scuten, staet als schryver gemeld Jacop van Oestvoren, waerschynlyk een Noordnederlander, en het jaertal 1413. Het komt hem voor dat verscheidene stukken in dat Codex uit het hoogduitsch vertaeld zyn, iets dat hem eenig in onze oude letterkunde is voorgekomen.

voetnoot1
Willems, Verhandeling, deel II, bl. 244.
voetnoot2
Mone betoogt dat Saladyn door Hein Van Aken, naer het fransch van Hues de Tabarie, vervaerdigd is, blykens het slot:
 
Dit hevet ghedicht te lone ende theeren
 
Allen ruddren, Heine Van Haken.
Doch de Saladyn, van 36 strofen, geplaetst achter het handschrift van den Lucidarius, in de bibliotheek van Van Hulthem berustende, moet van den hierboven gemelden roman geheel onderscheiden worden. (Zie Mone, Ubersicht, bl. 88 en volg.)
voetnoot1
Horae Belgicae, pars I, pag. 94.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken