Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kraaien zullen 't uitbrengen (1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kraaien zullen 't uitbrengen
Afbeelding van De kraaien zullen 't uitbrengenToon afbeelding van titelpagina van De kraaien zullen 't uitbrengen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.73 MB)

ebook (3.04 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kraaien zullen 't uitbrengen

(1914)–August Snieders–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 59]
[p. 59]


illustratie

VII. Een enkele getuige.

De kom van 't dorp ligt op tien minuten afstands van den Beukelaar, het gehucht, dat echter het dorp zou moeten genoemd worden. Immers dáár staat de kerk en de pastorie; doch de school staat ginder; daar ook woont de burgemeester en de dokter. De weg naar het eigenlijke dorp loopt tusschen akkers, weiland en schaarhout. In het voorjaar zijn de akkers met goudgeel koolzaad, later met kleurige aardappel- en lichtblauwe vlasbloemen bedekt; dan komen de purpere klaverbollen, de gouden aren, doorstippeld met donkerblauwe korenbloemen en spichtige kolroozen.

Nu zijn de akkers kaal, de weiden vaalgroen, de grachten gezwollen; nu is het loover geel en de weg drabbig. De beuken laten hunne bruine noten, de eiken hunne eikels uit de ruwe dopjes vallen, en dat jaagt zelfs de meisjes de vlakte in. Immers de bruine noten zijn lekker en van de dopjes maakt men poppenschoteltjes. Tilla komt van het dorp; zij is daar bij den dokter geweest en die heeft haar iets gegeven dat, zeide hij, de oude vrouw wel weer wat zou ‘opknappen.’

Als men het dorp verlaat, heeft men twee karresporen voor zich: het eene leidt noordwaarts naar het bosch; tusschen die twee wegen slingert het voetpad door de akkers en het kreupelbosch, dat lager op het gehucht uitkomt.

[pagina 60]
[p. 60]

Dat voetpad is eenzaam, ja, maar daarom kiest het Tilla - en dan is er nog eene andere reden die haar derwaarts drijft: zij wil daar, in het hakhout, eene zekere plaats terugzien.. eene plaats, die haar voor immer diep rampzalig deed worden!

Hoe meer zij die plek nadert, hoe trager haar stap wordt; zij staat zelfs een oogenblik op het brugje stil, onder hetwelk dit klein riviertje in den zomer zijn zandigen bodem laat zien, doch nu, gezwollen, wil doen denken dat het - o, wat trotsch ding! - onmeetlijk diep is, terwijl het, och arme! pas tot aan de knie van een schooljongen reikt.

Schier onzichtbaar loopt het riviertje voort; men kan zelfs niet bemerken dat het loopt, als het dorre blad dat op het water valt niet stil mijmerend wordt voortgedragen.

Tilla heeft een bepaald doel nu zij op het houten brugje stilstaat; zij wil verzekerd zijn dat er zich niemand in den omtrek bevindt, want ze wil dáár, op die plek, niet gezien zijn. Niemand voor, niemand achter haar: alles is doodstil. Nu ook verlaat zij het brugje, weert de takken weg en dringt in het kreupelhout.

De bladeren ritselen rondom haar neer en kraken onder haren voetstap; nu loert ze door het hout, en gaat slechts voort als zij zich andermaal verzekerd heeft dat zij alleen is.

In het midden van het kreupelbosch is een ledig vak, van een honderdtal voet in het vierkant, nu nog met schraal gras bezet, doch dat in den winter overstroomd wordt en waar men dan ook dapper schaatsen rijdt. In een der hoeken van deze vlakte ligt eene kleine hoogte, met bramen, dorens en gagel bezet, en waarop zich een knotterige eik en een schuins groeiende fijne mast verheffen.

Voor die kleine hoogte staat het meisje stil: dáar onder de

[pagina 61]
[p. 61]

takken van dien mast, die op den grond hangen, is de grond omgewoeld; doch het gras steekt zijne punten alweer door het zand, en het volgende jaar zal er van dat omgewoelde zand geen spoor meer zichtbaar zijn.

Tilla's hart klopt onstuimig, hare hand beeft nu zij die voor hare oogen brengt. Daar op die plaats, werd zij als dievegge betrapt, dáár - op het oogenblik, dat zij de beurs met geld uit het omgewoelde zand wilde wegnemen! Langs dien weg nam zij de vlucht, doch zij was herkend en werd eenige oogenblikken later in het huis van moe Truda aangehouden. En sinds dien tijd is er een zwarte sluier over dat alles gevallen, en de ware schuldige blijft verborgen!

Die schuldige is Evert Dils....

't Was op een avond van de maand Maart, bij het vallen van den avond, dat Evert bij den brouwer op den Breukelaar in huis kwam; op zijn ‘hela!’ antwoordde niemand, zelfs schier niet de hazewinden, die bij het vuur lagen en den binnentredende een oogenblik met een vriendelijk oog en kwispelstaartend aankeken.

Dils ging rechts en links; er was niemand in huis; het vuur brandde flauw en traag, de moor suisde droomend boven de vlammekens, die in de glimmende ticheltjes van den haard weerkaatsten; de hooge klok tikte.

Op de vensterbank lag een beurs, en toen Evert deze onbedachtzaam aanraakte, hoorde hij geld rammelen. Geld... dat woord joeg den boschwachter eene rilling over het lijf. Geld... was immers in alles zijn streven, zijn zielzucht! Hij nam de beurs in de hand en scheen haar te wegen; zij was tamelijk zwaar.

Indien hij er eenige stukken uit nam...?

Neen, fluisterde de booze geest ‘hinkepoot,’ neen, neem de gansche beurs! Daar is niemand - niemand die het ziet. Gij

[pagina 62]
[p. 62]

kunt u de som, die zeer aanzienlijk is en u wonderwel te pas komen zal, gerust toeëigenen. Neem ze....

Maar indien hij betrapt werd?

Wel, zeg dan dat gij die beurs veiligheidshalve, dus voorloopig, hebt meegenomen.

Het hart van Evert Dils klopte; nog eens stak hij de bevende hand uit om het zakje weer op zijne plaats te leggen; doch de laatste uitvlucht, hem door den booze ingeblazen en hoe zwak van redeneering ook, deed hem van voornemen veranderen. Evert Dils sloop diefachtig het huis uit; niemand had hij ontmoet, niemand had hem gezien - niemand! Buiten en alleen zijnde in het veld, aarzelde hij nog een oogenblik en het koude zweet dreef hem over de leden.

Terugkeeren? Neen, dat niet! dan zeker zou men hem voor een dief houden. Het geld in zijne kamer verbergen? Neen, dat ook niet; dat geld zou 's nachts rammelen en hem aanklagen. Voort, naar het bosch, voort!

Evert bereikte het kreupelbosch; hij drong dit binnen en stond nu op de lage vlakte. 't Was ook daar doodstil; de maan wierp een helderen glans op de plaats en schiep spookachtige schaduwen in den eikenstronk en den mastboom; zelfs het kleine riviertje fluisterde niets.

Dils zag rond, deed eene verkenning in het kreupelhout, woelde met zijne hand de mulle aarde, aan den voet van den fijnen mast om en stopte er de beurs in. Nog eens deed hij eene ronde in het hout - en ‘niemand!’ morde hij tevreden; daarop ging hij in de richting van het bosch.

Wat had men het 's avonds in den Zilveren Kegel druk over den diefstal van het zakje dat wel duizend franken bevatte! men had overal gezocht, buren ondervraagd, dienstmeiden gedreigd, doch tevergeefs!

[pagina 63]
[p. 63]

Niemand wist iets.

Evert Dils kwam laat thuis, en vond geen ander gezelschap in de herberg meer dan de huisgenooten. De bezoekers waren vroeg heen gegaan, om - men kon nooit weten! - dicht bij hun spaargeld te zijn. Toen de baas uit den Zilveren Kegel het nieuws van den diefstal overbracht, scheen de boschwachter verwonderd.

‘Ja,’ zeide hij, ‘er loopen tegenwoordig zooveel baanstroopers, en men kan zelfs zijn eigen buurman niet meer vertrouwen.’

Die laatste waren, zoo dacht Evert, onvoorzichtige woorden geweest. Hij nam eene lamp en ging in zijne kamer. Toen de boschwachter alleen was, werden zijne lippen door een akeligen lach gerimpeld. ‘Duizend franken,’ morde hij; ‘ik dacht niet dat er zóoveel was.’ En niemand had hem gezien - niemand! Toen bij toeval zijn oog op den spiegel viel en hij zijn bleek gelaat en zijn glimlach op het wezen zag, kende hij zich zelven niet meer; hij meende dat daar een ander dan hij stond - een vreemde, die gehoord had wat hij mompelde en hem nu verraden zou.

De nacht was eene lange marteling voor hem. Toen hij het licht uitgeblazen had, weigerde de slaap neer te dalen, en toen door vermoeienis afgebeuld, de halve sluimering hem overviel, schoot hij telkens wakker en richtte zich deels op.

Hij meende voetstappen, neen, een geheimzinnig geschuif van voeten, soms gerinkel van geld te hooren.

't Was een akelige nacht: de wind was opgestoken en suisde door de toppen der linden en de regen kletterde soms tegen de glasruiten. Evert had in den nacht stemmen en het gehuil van den bandhond gehoord - en dat laatste is op het dorp altijd een verduiveld slecht teeken.

[pagina 64]
[p. 64]

Toen eindelijk de eerste koude dagschemering door het bovenste gedeelte van het kruisraam viel, vormden zich in de kamer lange lichtstrepen en zware, donkere schaduwen, die niet zelden menschengedaanten aannamen. Gekheid! ... neen, het was zoo.

En Evert, die niet geloofde aan wat men in het dorp geloofde, kon het denkbeeld van spoken uit zijn geest niet verbannen.

Ja, 't is een aardig ding, dat tokkend hart, dat sprekend geweten in de eenzaamheid van den nacht!

Toen het morgenlicht mildelijk was doorgebroken, bedaarde Evert's gemoed, en hij glimlachte om den doorgestanen schrik.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken