Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Myne eerste zangen (1848)

Informatie terzijde

Titelpagina van Myne eerste zangen
Afbeelding van Myne eerste zangenToon afbeelding van titelpagina van Myne eerste zangen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.42 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Myne eerste zangen

(1848)–August Snieders–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 117]
[p. 117]

Aenteekeningen.

De Eerste Zangen zyn geenzins de vruchten van aenhoudenden arbeid: het zyn bloemen in vroegere tyden, nu en dan, myner hand ontvallen, en die ik thans, in eenen krans vergaderd, als myne eerstelingen aenbiede. Ik heb dezelve willen uitgeven, omdat voor my dierbare herinneringen zich aen dezelve hechten, en de geneigdheid tot een vak van poëzy, waerin het my gelukken mogt van eenige zyden goedkeuring te erlangen, my sinds eenigen tyd vaerwel gezegd heeft, om eene ruimere vlugt aen mynen letterkundigen arbeid te schenken. Eene herinnering, uit jeugdige lievelingsdroomen te mogen behouden, was dus de geringste dryfveêr niet.

Het lied Ha, Ha, Ha! erlangde eene plaets in het Taelverbond, even als het verder geplaetste stukje Plagen, dat eerst in een jaerboekje gegeven, by gunstige recensie in gemeld tydschrift, op eene loffelyke wyze door Professor Heremans, werd overgenomen. Het is nu de derde mael dat dit stukje herdrukt wordt: dit is inderdaed wel te veel; maer ik vermeende het niet te mogen afscheiden van die, met welke het in onmiddelyk verband staet.

 
Bladz. 64 - Wil slechts, gelyk de duiver doet,
 
Wen hy op weg eens rusten moet,
 
Het dorste takje naedren.

Dit zal welligt aen sommigen reden tot opmerking geven; doch duizende malen heb ik my overtuigd van het instinct (mag men het zoo noemen?) der duiven, die, hoewel de schoone, groene takken van den schaduwryken lind tot over hun verblyf hingen, nimmer dan op de verdorde twygen in denzelve rustten.

 
Bladz. 92. - Doch ik verdwael.... Toen ik daer even, enz.

Deze regelen zyn geschreven by de herinnering aen mynen letterkundigen vriend E.T. Van Beusekom. Jammer! hy kwam den 4 October 1845 op eene droevige wyze om het leven. Ter jagt zynde op het gehucht Bidaf, naby Uden (Noord-Braband), trof hem een vol geweerschot aen het hoofd, by het

[pagina 118]
[p. 118]

overspringen van eene gracht, in welke beweging zyn geweer, door de takken van het kreupelhout, losbrandde, en na twee uren lydens gaf hy, in eenen nog jeugdigen ouderdom, den geest. De Noord-Nederlandsche letterkunde verloor in hem een' veelbeloovend' dichter en romanschryver, getuige dit de heerlyke proeven die hy leverde. Zyne eerste lettervruchten verschenen in 1838 te Amsterdam, onder den titel van Allerlei, eene verzameling zynde van verhalen in proza, dichtstukken, losse gedachten, enz. en van welke eerste er in Duitschland de eer van vertaling genoten. Ruim een jaer later verscheen zyn philosophische roman III November en zyn diep gevoeld verhael, Ida. Hierby, uitgenomen eenige losse schetsen, bepalen zich de werkzaemheden van den jongen dichter, wien eene schitterende plaets voorbehouden was geweest, hadde het onheil zyn' levensweg niet afgesneden. Over zyne proza en poëzy is alom een zweem van droeve mymering verspreid, gepaerd met eene diepe kennis van de dryfveêren van het menschelyke hart, hetgeen vooral in zyne laetste schriften met fiksche en sterke kleuren afgeteekend is. Die diepe droefheid, welke in zyne werken doorstraelde, was slechts de tolk van een lydend harte. Uit eene adelyke familie gesproten, had hy een huwelyk volgens zynen rang aengegaen. Doch helaes! op dat pad verdorde het gebloemte te spoedig! en er lag weldra eene wereld tusschen beide echtelingen. - De wisselvalligheden van toestand, wakkerden slechts de geestes-mymering aen, die in zyn gemoed besloten was. Toen ik hem leerde kennen, het was in den jare 1844, had hy reeds sinds lang de lier aen den wand gehangen, en zocht hy slechts verlustiging in de jagt. Zyne portefeuille vervatte ten bewyze van zyne rust slechts weinige stukken. Een zyner laetste zangen was my toegewyd, na hem myn leedwezen betuigd te hebben, dat hy de lier zoo liet rusten onder het baerkleed der vergetelheid. Hy antwoordde my in de volgende regelen:

Aan August Snieders, Jr.

 
Waarom de lier besnaard? en waarom weder klanken
 
Het speeltuig afgevraagd, dat lang vergeten hing!
 
Mijn jeugd is reeds voorbij en al haar dichtvuurspranken
 
Zijn uitgedoofd door 't leed. Wat wilt gij dat ik zing?
 
Een ander moge vrij een treurlied dichten, klagen,
 
Ik lijde liever stil - mijn mond ontglipp' geen klagt!
 
Ik tracht, zoo veel ik kan, alleen het leed te dragen,
 
Dat ik reeds onderging en 't geen mij wis nog wacht.
 
Want vriend! wanneer de zee, door storm gezweept, haar baren
 
Ten hemel opwaarts krult, al is de storm voorbij,
 
Toch duurt het lang helaas! eer dat zij kan bedaren,
 
Eer dat haar deining weêr, de vroegre deining zij!
[pagina 119]
[p. 119]
 
Maar, blijft die moed mij bij, zoo dikwerf afgebeden,
 
Dan zal 'k het treurig lot, dat Godes wil mij geeft,
 
Misschien een traan in 't oog (ik heb zooveel geleden!)
 
Verdragen, kan het zijn, en denken: God, gij leeft!
 
En God is goed, mijn vriend, Hij ziet mijn eenzaam lijden,
 
Hij weet wel dat de lach, die soms mijn lippen plooit,
 
Niet voortkomt uit mijn hart, geen lach is van verblijden,
 
Maar slechts de bloemenkrans waarmeê m'een grafkuil tooit!
 
Want dood is 't in mijn hart! O al de zoete droomen
 
Van liefde en van geluk, zijn lang, helaas! voorbij.
 
Maar, vriend! de Heere gaf, de Heere heeft genomen,
 
Dat 's Heeren wil geloofd en steeds geprezen zij!
 
Eens toch, wie weet hoe ras! eens is de strijd gestreden,
 
Hoe moeilijk die ook was, de laatste traan geschreid!....
 
'k Heb dikwerf om dien stond verlangd, daarom gebeden,
 
Mij zelve, op dat uur bestendig voorbereid.
 
Dan zal welligt de lier nog eens haar klank doen hooren,
 
Die nu vergeten hangt, ontstemd door leed en smart,
 
En gaat ook dan die zang, die laatste zang verloren,
 
Het zal de nachtgroet zijn van mijn gebroken hart.
 
 
 
E.T. Van Beusekom.

Bladel, 22 September 1844.

 

Na de dagteekening van dit gedicht, heb ik hem niet wedergezien, en de dagbladen berigtten my, een jaer later ongeveer, zynen rampzaligen dood. De aerde, die hem ten lyksteen strekke, zy hem zacht! en deze weinige regelen, een bloemkrans, tot zyn herdenken op zynen heuvel nedergelegd!....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken