Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verborgen geluk (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verborgen geluk
Afbeelding van Verborgen gelukToon afbeelding van titelpagina van Verborgen geluk

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.54 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verborgen geluk

(1877)–August Snieders–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XVI.

Eene vrouw in rouw is voor mij altijd een wezen dat de aandacht opwekt, al wordt daar ook wel eens gewaande smart onder verborgen; al zijn er ook vele vrouwen, die gedurig in 't zwart zouden willen blijven, niet omdat ze zoo treurig zijn, maar omdat zwart haar zoo wondergoed staat.

De praalzucht nestelt zich overal, tot zelfs in het rouwkleed; de ijdelheid piept zelfs tot uit de plooien van het doodlaken.

Er is echter een rouwkleed, dat mij immer diep treft en ontroert, en dat mijn oog altijd met eene onderzoekende belangstelling volgt: het is het nederige, bijna arme rouwgewaad, dat met opoffering wordt gekocht, gedragen, totdat het vaal, gestopt, gelapt, gewasschen en gestreken wordt. Het zegt mij dat de rouw met het hart overeenstemt.

De beurs liet nog niet toe een nieuw kleed te koopen; het oude moest nog een seizoen meêgaan; maar de koude onverzettelijke dood is plotseling binnen gekomen en heeft eene gedwongen schatting opgelegd. Het kleedje is noch schoon, noch aantrekkelijk; het verhoogt de bevalligheid niet - integendeel, na korten tijd, verraadt het een zeker verval, misschien wel de armoede.

Betsy Richard draagt een dergelijk kleed; de stof is maar gemeen, de kleur is reeds verschoten en er ligt een vale schijn over, die het in mijn oog juist dat ontroerend aanzien geeft, waarvan ik hooger spreek. Ook het zwarte hoedje is vaal; maar er zijn ook reeds eenige maanden verloopen, sedert de rouw aanvang genomen heeft.

[pagina 41]
[p. 41]

In dien tijd had Max Wilfried eens gevraagd:

‘Waaraan werkt ge toch zoo laat, juffer Betsy?’

‘Aan een rouwkleed,’ had ze stil gezegd.

De juffrouw, voor welke zij werkt, heeft haar de stof op krediet verkocht - want ze kent Betsy Richard - ofschoon zij het dwaas vindt zich een rouwgewaad aan te schaffen, wanneer de beurs die pracht niet dragen kan.

Juist bevonden zich mevrouw Dolberg, hare dochter en Georges Delmare in het magazijn, om eenige kostbare aankoopen te doen, en toen de dame des huizes - die toch moet altijd iets te vertellen hebben - in een paar woorden de geschiedenis van het arme meisje deed kennen, had mijnheer Georges een aanval van edelmoedigheid gekregen; hij wilde dat rouwkleed aan het lieve kind ten geschenke geven.

Waarom niet? Is hij niet rijk, en is het de plicht der rijken niet, edelmoedig te zijn?

‘Nu, dat vind ik allerliefst van u, mijnheer Delmare!’ zegt een bleek, mager, maanziek en droomerig magazijnjufferke.

‘Ik neem geene... geschenken aan, mijnheer!’ heeft de fiere Betsy gezegd, en ze heeft den jonkman den rug toegekeerd en is heen gegaan.

Het kleed is nu nagenoeg versleten, doch het verschuldigde bedrag heeft ze eindelijk bijeen gegaard; 't is eene zoete voldoening voor haar, dat zij de nagedachtenis van haren vader zoo heeft mogen gedenken.

‘Hij verdient het niet!’ zegt spottend de buurt; doch wat geeft haar de denkwijs van anderen.

Gisteren is zij door de besneeuwde straat gegaan - want 't is nu volop winter geworden - en Georges Delmare is haar voorbij gestapt, zonder haar ditmaal te kennen. Hij heeft haar zelfs geen oogslag gegund. Onkennelijk is zij voor hem geworden. Ook een paar vriendinnen, uit vroeger dagen, zijn haar voorbij gegaan en hebben haar niet niet eens opgemerkt. Alleen de straatjongens hebben ‘die vale en geplukte kraai’ eenige sneeuwballen naar het hoofd geworpen.

Ik zeg dat ze gisteren was uitgegaan, om eindelijk het rouwkleed te betalen, en bleek en beteuterd heeft ze moeten hooren, dat het reeds lang betaald was.

‘En door wien dan?’ heeft Betsy gevraagd, want Georges Delmare rees in hare verbeelding voor haar op.

‘Ja, de naam van den persoon is mij onbekend!’ luidde het antwoord. ‘Maar hij had veel moeite om de zaak behoorlijk aan boord te leggen; hij moet uw buurman zijn en zeide mij in vertrouwen, dat hij wel eens op de dwarsfluit speelt!’ voegde de dame er lachend bij.

Betsy heeft gebloosd; want al de meisjes in het magazijn lachten nog bij de herinnering aan dien wonderlijken, maar toch hartelijk

[pagina 42]
[p. 42]

braven jongen. Wel gromde Betsy, buiten gekomen, over den onvoorzichtige; maar toch besefte zij ook zijn goed hart.

Streng heeft zij hem echter bij hare thuiskomst bekeven, tweemaal het hoofd omgedraaid, nu hij haar te gemoet komt; ook tweemaal niet geantwoord, nu hij haar het woord toericht en gedreigd hem nooit meer te willen zien, nu hij het voorgeschoten geld niet terug neemt; maar dat alles is niet gemeend, en zij heeft moeite om den goeden jongen zoo ernstig te bekijven.

Max Wilfried heeft met weedom in het hart de zilverstukken in den zak laten vallen, en nu - nu lacht Betsy, drukt hem de hand en zegt hem, dat hij ‘een hart van het puurste goud’ heeft.

Maar mijnheer Max zint uren achtereen op de wijze, waarop hij dat geld aan Betsy zal teruggeven, en inderdaad, lezer, ik geloof dat hij er een oogenblik aan dacht, om het meisje aan te raden, als St. Nicolaas-dag komen zou, haar korfke of klompke bij hem onder den schoorsteen te komen zetten.

Gelukkig heeft hij haar dat denkbeeld niet meêgedeeld, want die wonderlijke Betsy zou hem zeker een nieuw sermoon, gelijk tijdens het musiceeren op de dwarsfluit, hebben voorgehouden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken