Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De geuzen in de Kempen. Deel 1 (1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van De geuzen in de Kempen. Deel 1
Afbeelding van De geuzen in de Kempen. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De geuzen in de Kempen. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.95 MB)

ebook (2.84 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De geuzen in de Kempen. Deel 1

(1875)–Jan Renier Snieders–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 200]
[p. 200]

XVI.
Naar de hoeve in het bosch.

Een half uur later stonden beiden tot het vertrek gereed. Elk had een zwaren mispelaar met koperen buis in de hand, en in hun broekzak ontwaarde men den heft van een zwaar zakmes in een lederen scheede gestoken.

Het zakmes of de ‘dagghe’, een soort van langen dolk, waren het gewoon wapen van bijna elken poorter.

Pistolen waren nog weinig in gebruik; en ook dezelve waren zoo zwaar en plomp, dat het bezwaarlijk ging het wapen onder de kleederen verborgen te houden, en er zich met gemak en spoed van te bedienen.

Het was een schoone aprildag. De bodem, die gedurende den winter bijna aanhoudend was geborgen gebleven onder ijs, sneeuw, slijk of water, was nu opgedroogd. De lucht was blauw en helder als een onmeetbare korenbloem, maar duizendmaal blauwer en helderder dan al de korenbloemen der velden.

[pagina 201]
[p. 201]

In de hoven waar men langs ging, waren de perzikboomen bestrooid met schitterende, roode bloemen, en de perenboomen als besneeuwd met hun helderwitten bloesem.

Het eerste groen schoot uit de takjes van den els en den berk; de eerste voorjaarsbloemen staken hare lieve, gekleurde kopjes door het opschietend gras.

Honderde vogelen begonnen reeds hunne liederen te zingen; millioenen bijen gonsden door de lucht en brachten den eersten honig binnen het herlevend huishouden. De natuur was betooverend schoon, alles ademde genot en vreugde. Onze twee reizigers schijnen echter niets van dit alles te bemerken. Zij stappen denkend, zwijgend daarheen; het is al te donker en treurig in hun hart.

Weldra zijn zij in de uitgestrekte heide, welke van alle zijden de gehuchten, rondom Turnhout gelegen, omzoomt. Op den achtergrond der onmeetbare heivlakte zien zij op den zwarten kring door de dennebosschen der omliggende dorpen gevormd, en waarboven van afstand tot afstand de spitse dorpstorens zich verheffen.

Langs het enge, ingeloopen heipad komen zij langzaam tot het eerste dorp, en na eenige akker- en weilanden, dennebosschen en kreupelhout doorloopen te hebben, zijn zij op nieuw in eene eenzame vlakte bedekt met heide, geelachtige zandheuvels, en hier en daar kleine, kromgewassen dennen, die als zoovele ineengedoken schildwachten de vlakte schijnen te bewaken.

Ginds, ver, in dat beukenbosch, waarboven een tiental spichtige populieren den top verheffen, ligt de pachthoeve van Volpard Mys. De reizigers wijzen elkander met den vooruitgestoken gaanstok het doel hunner reis aan, dat zij, na nog een paar kleine uren gegaan te hebben, zullen bereiken.

- Hoe gaat het hier op de hoeve? riep Boudewijn van ver den pachter toe, die op het voorplein stond te werken.

- Ziedaar, is dat heer Boudewijn niet? vroeg de boer, en voegde er achter: niet slecht; op zijn ouds.

[pagina 202]
[p. 202]

- Wij komen eens even hooren, hoe uwe logiesgasten het maken?

- Heer Volpard en jonkvrouw Nella? Bij hun vertrek waren zij beiden welvarend.

- Zijn zij dan op de hoeve niet?

- Sedert drie dagen zijn zij vertrokken.

Bij het hooren van dat nieuws bleef Boudewijn zoo beweegloos staan als ware zijn lichaam, even als een paal, in den grond gegraven.

Wentsel Ertbont was bleek geworden, en met eene stem die bijna niet uit zijne keel wilde, herhaalde hij:

- Vertrokken? En waarheen?

- Is heer Volpard met de jonkvrouw dien dag niet te Turnhout aangekomen? vroeg de boer met verbazing.

- Volstrekt niet, antwoordde de schoolmeester met het hoofd schuddend.

- Wat heeft dat nu te beteekenen? hernam de boer; mijne huifkar heeft heer Volpard en zijn nichtje des avonds naar den Coninck van Hispaniën gevoerd.

- De Coninck van Hispaniën? vroegen Boudewijn en Wentsel bijna gelijktijdig.

- Eene herberg aan de heirbaan, zei de boer; ziet gij daar ginds, heel ver in de heide, boven die fijne dennen, dien witten schoorsteen niet? Nu, dat is bij Terus, in den Coninck van Hispaniën.

Boudewijn en Wentsel zagen elkander vragend aan.

- En is heer Volpard dan niet in de Vrijheid? vroeg de boer.

- Sedert hun vertrek hebben wij geen woord meer van hem gehoord, antwoordde de schoolmeester.

- Dan is er een ongeluk gebeurd, meende de boer.

- Een ongeluk? arme Nella! zuchtte Boudewijn, terwijl er een traan uit zijn oog viel.

- Welk ongeluk zou er kunnen gebeurd zijn? vroeg Wentsel bevend.

[pagina 203]
[p. 203]

- Ja, heer, wie weet dat? luidde het antwoord; er loopen hier in de bosschen zoo verbazend veel wolven, die op dit oogenblik wel juist niet kwaad zijn, doch een wolf blijft altijd een wolf.

- Door de wolven verscheurd! kermde Boudewijn, ach, Nella!

- Daar geloof ik niets van, meende Wentsel; wie heeft ooit gehoord dat in de maand april de wolven den mensch aanvielen?

- Ja, heer, daarin hebt gij gelijk, zei de boer; ook is het mij volkomen onbekend, of mijnheer's broeder een dergelijk ongeluk is overkomen; indien ik van wolven spreek, is het slechts om iets te antwoorden.... want wie weet wat er in deze uitgestrekte heiden en woeste mastbosschen voorvalt? Er zwerft hier op dit oogenblik een rooversbende, die er niet om geeft een reiziger uit te plunderen en ook gewapenderhand de boerenwoningen aan te vallen.

- Zoude het u niet ter ooren zijn gekomen, indien mijn broeder in de handen eener rooverbende gevallen was? vroeg Boudewijn.

- Misschien ja, misschien neen, was het antwoord; niemand moeit zich veel hier in deze afgelegene streek met de aanslagen der roovers; het best is dat gespuis zelfs bij zijn naam niet te noemen.... doch nu ik er aan denk, het moest ook al een flinke bende geweest zijn, die heer Volpard met de jonkvrouw durfde aanvallen....

- Wat bedoelt gij? vroeg Wentsel.

- Heer Volpard was vergezeld van eenige mannen die handen aan het lijf hadden; en zelfs indien zij geen handen hadden gehad, ware menigeen voor hen op den loop gegaan. Nooit in mijn leven zag ik zulke zonderlinge menschen; verbeeldt u, dat zij lange, bruinachtige kleederen droegen, die hier op het gehucht nooit te zien waren; aan hun lijfgordel hadden zij iets hangen, dat niet slechtop een houten drinkschoteltje geleek; zij droegen lange, neêrhangende knevels, die hun een barsch en

[pagina 204]
[p. 204]

woest uitzien gaven. Ook droegen zij om den hals een rood lint waaraan een zilveren penning hing; en wat zij voor een taal spraken, mag de duivel weten, maar ik niet.... mijn knecht, die onder de Pijkeniers heeft gediend, beweerde dat het hoogduitsch moest wezen.

De Turnhoutsche reizigers zagen elkander met een beduidenden blik aan.

De boer vervolgde:

- Er waren ook twee heeren bij het gezelschap, ja, zoo het mij voorkwam, moesten het groote heeren wezen. De eene droeg kostbare kleederen, gekleurde vederen op het hoofd en een zwaar rapier op zijde; de andere scheen een jager te wezen, want aan zijn gordel hing een prachtig jachtmes.

- Zijn er nog andere personen op de hoeve geweest? vroeg Boudewijn.

- Ja, heer Boudewijn, daags na de aankomst uws broeders kwam er nog een huifkar hier op de hoeve aan met een klein, mager kereltje, met wit vlashaar, witte wimpers, groote neusgaten en witte wenkbrauwen, en een mond, die van weêrszijde bijna tot de ooren openging. Welk een landsman dat vlasharig kereltje wel is, mag al wederom de duivel weten, maar ik niet. Zoo lang hij op de hoeve verbleef heb ik mijn oogen niet van hem kunnen afwenden, vooreerst omdat hij een hoofd had dat maar zeer weinig op een gewoon menschenhoofd geleek, en ten andere, omdat hij zoo verduiveld ter taal was bij jonkvrouw Nella.

Wentsel voelde een schok in het hoofd, die hem langs de beenen uitsloeg.

De pachter hernam:

- Den volgenden dag kwam er nog een groote kerel hier aan, een kerel met lange knevels, en even als de twee anderen, met een drinkschotel aan zijn gordel.... doch mag ik u iets vragen, heer Boudewijn?

- Waarom niet?

- Is dat kleine kereltje ook soms de toekomende uwer dochter?

[pagina 205]
[p. 205]

Boudewijn gaf geen antwoord.

- Dat die kleine vlasbaard een verstandig man was, wil ik gaarne gelooven, maar neem mij niet kwalijk, zulk een witte sprinkhaan kreeg mijne schoone dochter niet.

- Nella kent hem bijna niet, merkte de schoolmeester aan.

- Ik meende het tegendeel bemerkt te hebben, hernam de boer; gij moet zoo licht niet geloof slaan aan hetgeen de meisjes aan vader en moeder wijs maken.

- Gaan wij vertrekken? vroeg Wentsel ongeduldig; het gebabbel van den praatzieken boer begon hem bitter te vervelen.

- Ja, laat ons terugkeeren, zei de schoolmeester treurig.

Zij sloegen den weg in naar de hun aangeduide herberg, die een half uur gaans van de hoeve, aan de overzijde van een moerasveld, was gelegen; het was daar, zoo als de boer hun had gezegd, dat Volpard en Nella waren afgestapt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken