Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Narda (1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Narda
Afbeelding van NardaToon afbeelding van titelpagina van Narda

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.05 MB)

Scans (8.51 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Narda

(1925)–Jan Renier Snieders–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 32]
[p. 32]

IV.
O, die kreng!

Het ontbijt waaraan zij van blijdschap geen deel kan nemen, is afgeloopen. Zij heeft haar kleederen in een pak bijeen geknoopt, en staat gereed om te vertrekken.

De burgemeester opent zijn lessenaar, en haalt er een papier uit, waarop hij een en ander aangaande zijn ziekendienster heeft aangeteekend.

- Zoodat gij vijftig dagen in mijn dienst zijt geweest, sprak hij lezend; had ik u niet twee franken voor dagloon beloofd?

- Twee franken, ja, zoo was de afspraak, antwoordde de weduwe.

- Dat maakt honderd; laat ons dan maar spoedig afrekenen, hernam hij, zich met den rug naar haar plaatsend, teneinde niet te laten merken, dat hij eenigszins verlegen werd; ik heb in den tijd aan uw manzaliger honderd dertien franken geleend...

- Grooe God! riep de ontstelde weduwe met de hand op haar hart drukkend; honderd dertien franken!

- Nu, dat mag u niet ontstellen; wat kwaad is daarbij?

[pagina 33]
[p. 33]

De een moet den ander in de wereld voorthelpen... Ziehier, indien gij kunt lezen, de schuldbekentenis door hem zelven geschreven en onderteekend.

Bleek als een doode wierp de weduwe een blik op het papier dat de burgemeester haar voor de oogen hield.

- Nooit had de arme weduwe van dit alles een woord geweten.

- Uw manzaliger bevond zich dikwijls in verlegenheid om geld.

- 't Is om zich dood te weenen; en van wanneer dagteekent die schuldbekentenis?

- Ziedaar, lees zelve; 't is het schrift van den opperwachtmeester.

- En ook zijn handteekening...

- Twijfelen is niet mogelijk.

- Honderd dertien! De goede God zij mij genadig!

- Den verloopen intrest van vijf jaren wil ik u kwijtschelden; de geleende som had ik gedacht tegen uw verdiende daggelden maar dood te rekenen.... Want om de dertien franken, die gij eigenlijk nog zoudt moeten bijleggen, willen wij geen kwade vrienden worden... die zijn u evenals de verloopen intresten geschonken voor uwe gedienstigheid.

De weduwe stond aan den grond genageld, keek den spreker met verbaasden blik en open mond aan, doch scheen niet in staat een woord uit te brengen.

- En daarmede zijn nu die oude rekeningen eindelijk en ten laatste eens vereffend, hernam hij, zonder te willen zien in welken toestand de arme ziekendienster daar voor hem stond; nu, gij hebt mij braaf opgepast, en kunt u ook daarom vrij tot mij richten, indien ik als burgemeester u in een of ander kan behulpzaam wezen... ook wil ik u niet laten ver-

[pagina 34]
[p. 34]

trekken zonder u een belooning te geven, welke ik denk u hoogst aangenaam zal wezen.

Hij nam van de kas een groote vogelkooi, waarin een ekster was opgesloten, en schoof dezelve op de tafel.

- Duizendmaal dank, zuchtte de weduwe; ik houd niet van vogels...

- Waarom niet? Meer dan eens heeft men er vijftig gulden voor geboden.

- Nog eens, heer Burgemeester, ik heb geen lust om mij met 't verzorgen van eksters bezig te houden.

- 't Zou mij genoegen doen, indien gij mijn geschenk wildet aannemen.

- Dank u, dank u.

- Van dien vogel heb ik altijd veel werk gemaakt, omdat hij zoo wonder schoon kan praten; nu, ik heb gemerkt dat gij het arme diertje altijd zoo geregeld hebt gevoederd en het lief hadt; daarom heb ik gedacht u mijn ekster af te staan... draag er bij u in huis steeds dezelfde goede zorg voor; het is een onbetaalbare vogel..., vaarwel!

Hij ging het vertrek uit, en liet de weduwe alleen staan.

Ziet gij haar daarover de straat langzaam heengaan, gebogen, neergedrukt onder de zwaarte der bitterste teleurstelling?

Er glinstert een traan van droefheid in haar oog; op haar wezen leest men de uitdrukking van diepe verontwaardiging.

Onder den linkerarm draagt zij een pak met kleederen; aan de rechterhand hangt de eksterkooi, die haar de burgemeester met geweld aan den arm hing.

Waarom smeet zij die getraliede woning, welke met haar bewoner volstrekt geen waarde voor haar kon hebben, niet aan de voeten des gevers in stukken?

Is zij nog niet arm genoeg, en moet die vogel haar nog komen helpen, om het brood nog spoediger uit de kas te zien

[pagina 35]
[p. 35]

verdwijnen? De ekster eet wel zeer weinig, maar de kleinste kostganger is ook in het huis van den arme te veel.

Werktuigelijk nam zij het zonderlinge geschenk van Veldenus aan; werktuigelijk droeg zij den vogel mede naar huis en sprak, terwijl zij de kooi aan een nagel tegen den muur hing, dat toch de arme ekster aan niets schuld had.

De ekster, die voorheen zoo goed praatte, dat zij onder de geleerdste papegaaien haars gelijken niet had, scheen heel haar repertorium, waarom zij in het dorp zoo beroemd was, te hebben vergeten. Het was ook omdat zij zich sedert een geruimen tijd door niets meer van andere eksters onderscheidde, dat de burgemeester, die haar vroeger voor geen vijftig gulden had willen verkoopen, thans blijde was een gelegenheid te hebben gevonden om zich van haar als een nutteloos geworden voorwerp te ontmaken.

De handelwijze van den burgemeester was spoedig in 't dorp bekend. Men was verontwaardigd over dien trek, welken hij niet dan van een Judas kon geleerd hebben. In een goed blaadje stond Veldenus bij de bevolking niet; zijn ondankbare handelwijze jegens de weduwe, die haar leven had gewaagd om het zijne te redden, maakte hem zoo vijandig dat men hem, toen hij voor de eerste maal naar de kerk ging, den rug toekeerde. Ja, de weduwe Horbaak had haar leven gewaagd, om dat van den ondankbaren burgemeester te redden; ook van het oogenblik dat zij in haar huis was teruggekeerd, werd zij ziekelijk, en de geneesheer gaf te kennen dat de langdurige, onmiddelijke aanraking met den gevaarlijken zieke, wien zij had opgepast, zonder twijfel, de vlugge smetstof op haar had overgebracht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken