Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Narda (1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Narda
Afbeelding van NardaToon afbeelding van titelpagina van Narda

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.05 MB)

Scans (8.51 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Narda

(1925)–Jan Renier Snieders–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 236]
[p. 236]

XII.
Wat? krijgt ze brieven?

En mijnheer Veldenus, die eenige dagen geleden nog zoo populair was, raakte zoo eensklaps bij het volk in ongenade? O, toen ik nog een kind was, heb ik eens in een schoolboek gelezen van een machtigen keizer, die een omreis deed door zijn staten. Nooit viel een vorst zulk een schitterend onthaal ten deel; in de meeste steden werden de paarden afgespannen, en zijn keizerlijke wagen werd door de inwoners zelven voortgetrokken. Een jaar na die zegepralende optocht sloeg de revolutiedonder den troon van den gevierden vorst in stukken! En waarom? Daarom, en nergens anders om. En zoo ging het ook met den dorpsburgemeester; zoo gaat het bijna altijd.

Neen, mijnheer Veldenus werd niet herkozen; hij bekwam slechts een onbeduidend aantal stemmen.

- En dat was nog maar een ekster, lachte men in het dorp, die den burgemeester van de baan had gekegeld! Dat was nog een kegelbol!

- Was die kegelbol, zoo dachten anderen, ook misschien de vinger Gods niet, die den hooghartigen burgemeester,

[pagina 237]
[p. 237]

welke zich zoo ondankbaar, zoo onrechtvaardig jegens de weduwe had gedragen, nu van zijn troon knipte?

- Wie weet dat alles? Maar toch kon dat zoo gebeuren.

- Of is de groote Baas daarboven dan geen Baas meer?

- En wie was de opvolger van den onttroonden burgervader?

Bavo Brinkpoel.

De man scheen echter weinig opgezet met de waardigheid, welke de gemeentenaren hem hadden opgedragen.

Maar ook Narda, zijn dochter, was sedert den avond dat zij naar de voordracht bij Pulm in den Arend had geluisterd, nog zoo bleek, zoo treurig, alsof zij de tering had, meenden de buren.

- Narda, hebt gij gehoord hoe de zaak is afgeloopen? vroeg Brinkpoel toen hij van het raadhuis kwam.

- Ja, vader, ik heb u reeds geluk gewenscht, doch gij hebt niet gehoord dat ik tot u sprak.

- Neen, dat heb ik niet gehoord, meisje, en weet gij wat men nu verder wil? Daaraan zult gij niet gedacht hebben... hoe men 't verzint, weet ik niet.

- Wat is dat vader?

- Men wil van Bavo Brinkpoel, die nu tot raadslid is gekozen, een burgemeester maken... denk eens na, een burgemeester!

- Waarom niet, vader?

- Waarom niet? Vooreerst ben ik te oud; ten anderen heb ik de noodige bekwaamheden niet om dat ambt te vervullen... indien een burgemeester niets te doen had, dan te planten, te zaaien, en te maaien, zou ik hog al kans zien; maar met de pen omgaan, dat is wat anders. Een gaffel, schop of houweel heb ik heel mijn leven stevig in de hand

[pagina 238]
[p. 238]

kunnen houden, maar een pen heb ik bij vergissing steeds plat geknepen.

- Met een bekwaam secretaris, meende de dochter, wordt het werk behoorlijk afgedaan.

- Weet gij al dat de sekretaris dezen morgen is overleden? En waar haalt men er een die met de pen kan omgaan?

- Dat is waar.

- Ja, dat is een groot verlies; waar men hier in het dorp een opvolger zal vinden, weet ik niet; iedereen heeft de noodige bekwaamheid niet, om Vlaamsch en Fransch te lezen, te schrijven, te rekenen en zooals ik daareven zegde, die knap met de pen kan omgaan.

- Hebt gij gehoord wat nieuws er in omloop is? vroeg een buurman, die zijn hoofd door het geopend venster stak; de zoon van mijnheer Veldenus schijnt de plaats te vragen van den overleden secretaris.

- Hoe langer hoe schooner! grinnikte de oude Brinkpoel; indien nu ons boerendorp niet terstond in een stad verandert, heb ik mijn bril niet op; de Heer sta ons bij!

- Het schijnt dat die zaak in de herberg bewerkt is, en de raadsheeren, om den ouden burgemeester over zijn nederlaag eenigszins te troosten, het allen zullen eens zijn.

De buurman vervolgde zijn weg.

- Mijne stem toch zal hij niet hebben, riep Brinkpoel hem achterna; en hij sloeg zoo ontzettend hard met de vuist op den hoek der tafel, dat Narda een gij gaf, en ontroerd heenging.

- Ja, in Gods naam, Narda, mompelde de vader haar achterna ziende, hoe lief ik u ook heb, toch zal er met mijne toestemming nooit een Veldenus zijn voet meer op het raadhuis zetten.

Zooals altijd, wanneer hij niet vroolijk was, zat Brinkpoel

[pagina 239]
[p. 239]

in het vuur te staren, en nam met de tang gloeiende kooltjes op, en liet ze wederom vallen.

- Waar is Narda? vroeg hij om iets te zeggen, aan een der meiden, die de asch van het vuur in den aschbak kwam trekken.

- Daareven, wandelde zij achter in den hof langs haar bloembedden, antwoordde de meid; wil ik haar roepen?

- Zonderling meisje, dacht Brinkpoel; in plaats van vroolijk te zijn om vaders goed geluk, is zij neerslachtig, onverschillig en al wat er uitkomt, is altijd en onveranderlijk hetzelfde liedje, ‘och vader, och, ik durf u nìet zeggen’ doch Bavo is nog zoo dom niet!... neen, zij moet mij niet zeggen wat er op den bodem van haar hart ligt; och, dat weet ik immers toch wel; ik ben toch zoo dom niet!

- Dezen morgen, toen men de tijding bracht, dat bijna al de stemmen op u waren gevallen, was zij vroolijk; doch eenige minuten later...

Hier zweeg de meid.

- Ga voort, zei Brinkpoel met zijn pijpensteel naar de meid wijzend.

- Ik weet niet of het mij wel past, dat ik sommige dingen uitbreng, waagde het meisje.

- Ga voort, meisje, zeg op, wat weet gij? Ik wil, ik moet weten, en ik zal weten wat er in mijn huis omgaat... of is de oude hier geen baas meer?

- Brinkpoel is de baas, en moet het blijven ook.

- Nu dan, ik gebied u te zeggen wat gij weet... Ja, wat weet gij?

- Dezen morgen ontving Narda een brief...

- Een brief? herhaalde Brinkpoel met verbazing.

- Narda ontvangt dikwijls brieven.

- Dikwijls brieven! Brinkpoel's oogen werden bijna on-

[pagina 240]
[p. 240]

zichtbaar, zoo strak fronsde hij de wenkbrauwen; waar duivel komen die vandaan?

- Weet niet, zei de meid; na de lezing van den brief dezen morgen, heeft zij een oogenblik geweend. En toen de meid dit gezegd had, ging zij met haar aschbak de achterdeur uit.

- Brieven? morde Brinkpoel, nadenkend; ja, ik begrijp wel dat zij daarmee weent; zij weende ook wel, zooals Pulm mij zegde, bij de voordracht van Genoveva van Brabant; nu, iemand die met het opzeggen van een versje de tranen uit de oogen perst, zal ook wel bekwaam zijn om hartroerende brieven op te stellen.

Hij vermaakte zich wederom, gedurende eenige minuten, met vuurklompjes op te zoeken en die met de tang omhoog te werpen.

- Zonderling meisje, morde hij; waarom verklaart zij niet openhartig en duidelijk wat er omgaat? Waarom legt zij haar hart niet bloot, in plaats van omwegen te maken? Was dat niet beter, dan die schijnbare onverschilligheid en dat stilzwijgen?

Och, de geheimen van het hart zijn zoo moeilijk te verbergen; en ofschoon het karakter der vrouwen zich hiertoe zeer goed verleent, komt toch alles eens aan het licht... neen, neen, Nardje, gij, en al de dorpsmeisjes, met al dè vrouwenstreken die gij zoo grondig schijnt te kennen, zijt niet in de wieg gelegd om den ouden Brinkpoel ooren aan te naaien.

Brinkpoel dacht nu voor het oogenblik genoeg te weten van de geheime bewegingen zijner dochter, doch zwoer andermaal, dat zij nooit in haar leven aan een huwelijk met mijnheer Veldenus moest denken. En hij herhaalde de woorden welke hij vroeger nog eens gezegd had:

‘Dien kalen winkel wil ik in mijn huis niet!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken