Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De scheerslijper. Uit de kerkvervolging in de laatste dagen der voorgaande eeuw. Deel 1 (1881)

Informatie terzijde

Titelpagina van De scheerslijper. Uit de kerkvervolging in de laatste dagen der voorgaande eeuw. Deel 1
Afbeelding van De scheerslijper. Uit de kerkvervolging in de laatste dagen der voorgaande eeuw. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De scheerslijper. Uit de kerkvervolging in de laatste dagen der voorgaande eeuw. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.98 MB)

Scans (226.05 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De scheerslijper. Uit de kerkvervolging in de laatste dagen der voorgaande eeuw. Deel 1

(1881)–Jan Renier Snieders–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 52]
[p. 52]

V.
Neem niet kwalijk, maar dat gaat niet.

Er zijn een paar jaren verloopen.

Thom Klumpp is nog niet wedergekeerd; en in het dorp is men algemeen van gevoelen, dat de man verongelukt, of op eene of andere wijze hier of daar ongelukkig aan zijn eind is gekomen.

Nu, spreken wij voor het oogenblik niet meer van den kreupelen smidsknecht, en gaan wij liever met Barn Elshout den weg op, die naar het klooster geleidt. Zoodra Barn binnen de poort is, vraagt hij of de Abt te huis is.

- Ja, die is te huis, antwoordde de poortbewaarder, en geleidde Barn naar de spreekkamer.

Toen de geestelijke binnentrad, sprak de jonge smid:

- Heer Abt, ik kwam u iets vragen.

- En wat is het, mijn jongen? antwoordde de goedhartige priester.

- Dat ik het dienen moe word, en....

- Wat zegt gij, Barn, dat gij?...

- Dat ik besloten heb niet langer smidsknecht te blijven.

- En waarom niet, mijn jongen? Zijt gij in uw dienst niet meer tevreden?

- Dat is het niet; maar ik wilde gaarne vooruit geraken in de wereld.

- Dat is zeer loffelijk.

[pagina 53]
[p. 53]

- Dat meen ik ook; het is daarom dat ik wel gaarne voor eigen rekening wilde beginnen.

- Ho, ho! voor eigen rekening? Dat is geen kleinigheid; en kent gij uw ambacht ook? Zijt gij van alles zoo wat op de hoogte.

- Ja, dat zal zich wel schikken.

- En hebt gij wat overgelegd, om u als smidsbaas te zetten?

- Daar ligt de knoop; geen duit heb ik overgelegd; dat kon ik ook niet......, doch ik heb gedacht dat het klooster altijd zoo goed voor mij was, en men den armen Elshout....

- Wel een som geld zoude voorschieten?

- Ja, heb ik goed gehandeld, met mijn vertrouwen te stellen op mijn oude weldoeners?

- Zeker, dat is wel gedaan, maar..,.

- O, ik merk al dat ik mij heb misrekend.

- Dat juist niet; maar gij zegt dat er geld noodig is, en dat is het waarin ik zeker eenig bezwaar vind.

- Ja, ik bezit niets ter wereld, dan mijne beenen, mijne armen en handen, en daarbij mijn goeden wil om vooruit te komen.

- Gij zijt rijker dan gij zelf weet, Barn, zei de Abt hem vriendschappelijk op den schouder kloppend; doch ik begrijp zeer goed, dat gij behalve uwe handen en goeden wil, ook nog geld noodig hebt; doch geld is op dit oogenblik een lastig vraagpunt.

- Ik heb mij altijd verbeeld dat het klooster rijk was, glimlachte de jonge smid.

- Neen, Barn, rijk zijn wij niet; ook heeft de kloosterling niet veel noodig om te leven; wat wij over hebben is voor den arme.

- Ben ik ook niet arm? vroeg Barn op bedrukten toon.

- Jongen, gij weet dat gij altijd mijn beschermkind

[pagina 54]
[p. 54]

zijt geweest, en wees verzekerd dat gij het altijd zult blijven. Wat ik voor u doen kan, zal gedaan worden, indien gij door uw gedrag ook wilt toonen dat gij onze goedheid hebt verdiend.

- Dan kan ik op u rekenen, heer Abt?

- Gij vergeet, mijn jongen, dat niemand hier alleen meester is.

- Ik meende....

- En dan, over welke som zoudt gij moeten kunnen beschikken, om voor eigen rekening een smis in te richten.

- Die som schat ik op vijfhonderd gulden; zou dat te veel zijn?

- Als Abt ben ik niet bevoegd om te beslissen over den aankoop van ijzer, steenkolen en smidsgereedschap, maar het is heden een slechte, een doorslechte tijd, Barn.

- Een slechte tijd, heer Abt?

- Te Parijs gaan de zaken hoe langer hoe slechter; alles staat daar letterlijk het onderste boven.

- Wij wonen hier ver van Parijs, merkte de jonge smid aan.

- Ja, Parijs is nog al een heele rek van hier, doch het ligt vast aan de deur wanneer de zaken gemeend zijn.... en geld, gij spraakt daar van geld, doch er is geen geld meer....

- Geen geld meer, heer Abt?

- Papierengeld, ja dat is er; assignaten die niet meer waarde hebben, dan gewoon schrijfpapier, zijn er in overvloed, maar klinkende munt, dat is wat anders.

- Vijfhonderd gulden maken toch geen zoo groote som uit.

- Heden wel, mijn jongen, doch laat het ons kort maken; luister, gaarne wil ik de kloosterbroeders over uwe belangen raadplegen, en denk u te mogen beloven dat gij geholpen wordt, indien het klooster u kan helpen.

[pagina 55]
[p. 55]

En toen Barn Elshout drie dagen later, volgens afspraak, in het klooster terugkwam, lagen de vijfhonderd gulden gereed.

- Het geld is ter uwer beschikking, zei de geestelijke; doch maak er een goed gebruik van, mijn jongen; wees altijd spaarzaam, ook werkzaam en eerlijk; wie dat is, dien gaat het steeds goed in de wereld.

Barn verzekerde dat hij zijn best zoude doen, en meende niet te veel te zeggen, indien hij den geestelijke beloofde hem binnen een paar jaren de geleende som met den verloopen interest, tot den laatsten penning weer te brengen.

- Nu, dat zou mij oneindig meevallen, glimlachte de Abt; dat zou een bewijs zijn dat gij met uwe zaken op den weg der fortuin stondt.

- Duizendmaal dank, zei Barn.

- En daarbij kunt gij altijd op ons rekenen, wanneer het u soms niet voorspoedig zou gaan in de wereld.

Denzelfden dag, tegen den avond, stond Barn aan den blaasbalg; Wolf had de nijptang in de hand, om een gloeiend hoefijzer uit het vuur te halen. Eensklaps liet Barn den trekker van den blaasbalg los, en sprak:

- Wacht eens even, Klumpp; ik moest u iets zeggen; ik wou wel gaarne verhuizen.

- Wat is dat nu? zei Wolf, en hij legde zijn nijptang neer op het aambeeld; wat wilt gij, verhuizen?

- Ja, verhuizen.

- Dat meent gij toch niet? zei Wolf, en hij was bij dit geheel onverwacht nieuws zoo verwonderd dat hij in geen jaar tijds zijn oogen zoo wijd had opengetrokken als op dit oogenblik; ja, heel het wit zijner oogen was in zijn zwartberookt gezicht zichtbaar geworden.

- Dat meen ik, antwoordde zijn knecht.

- Hebt gij iets tegen mij, of tegen iemand anders van het huishouden?

[pagina 56]
[p. 56]

- Volstrekt niet; doch ik had niet moeten zeggen ‘verhuizen,’ neen, dat is het eigenlijk niet.

- Wat is het dan, Barn?

- Ik heb besloten niet langer als knecht te werken.

- Wilt gij dan smidsbaas worden?

- Ja, dat is het; dat wil ik en dat zal ik ook.

- Wel, jongen, gij kent uw ambacht nog niet; zijt gij zinneloos?

- Zinneloos ben ik niet; en of ik hamer, vijl en nijptang naar behooren weet te behandelen, zal de tijd leeren.

- En hoe gaat gij dat aanleggen? Om een smis in te richten, is er geld noodig; hebt gij geld? Neen.

- Zeker heb ik geld; een goede vriend heeft mij een voldoende som geleend.

- Er hoort nog al iets toe om smidsbaas te worden.

- Dat geloof ik; maar de som is toereikend om te beginnen.

- Indien ik u een raad mocht geven, zou ik zeggen: Barn gij loopt veel te hard, al te hard, en wanneer men al te hard loopt, kan men al licht struikelen, vallen en zich bezeeren.

- Dat is mogelijk; maar ik zoek morgen te vertrekken.

- En is daaraan niets te veranderen?

- Ja, indien Wolf Klumpp dat wil.

- Ik? Wat meent gij? Spreek recht voor de vuist!

- Zult gij niet kwaad worden?

- Waarom zou ik kwaad worden? Hebben wij ooit met elkander getwist, of zelfs maar woorden gehad?

Barn nam hem bij den arm, trok hem voort in den versten en donkersten hoek der smis, en sprak stil:

- Mag ik nu recht uitspreken?

- Ja, zeker, waarom niet? Wat hebt gij mij te zeggen? Hebt gij een grooter huur te vorderen?

- Neen, de huur is voldoende.

- Staat u iets tegen in mijn huis?

[pagina 57]
[p. 57]

- Neen, de menschen hier in huis hebben mij nooit iets misdaan.

- Nu, dan geef ik het op; wat is er?

- Zeker niet. En gij zult niet boos op mij worden, zegt gij?

- Wat ik u ga zeggen, ga nooit verder dan tusschen ons beiden.

- Niet verder; mijn woord houden doe ik, al zou men mijn hoofd met den voorhamer tot gruis slaan.

- Luister, ik wil bij u blijven, en dat voor geheel mijn leven, onder eene voorwaarde.

- Welke voorwaarde?

- Dat gij mij toestaat uw schoonzoon te worden.

- Ho, ho! zei Wolf, en het laatste ho duurde wel zoolang alsof er zeven zelfklinkers achter elkander hadden gestaan.

- Nu, wat zegt gij?

Wolf stond met zijn kin in zijn zwarte hand, onder de neergetrokken wenkbrauwen naar den grond te zien, bedacht zich een oogenblik, en zei toen:

- Barn, neem niet kwalijk, maar dat kan niet.

- Waarom kan dat niet?

- Dat is nu hetzelfde.... neem niet kwalijk; maar dat kan niet.

- Ja, ik weet wel dat gij een hoogen prijs vraagt voor uwe dochter, en haar voor niet minder, dan duizend dukaten verkoopt.

De smid gaf hierop geen antwoord.

- Of zoudt gij mij willen beloven haar aan mij af te staan, wanneer ik het eenmaal zoo ver breng, dat ik duizend dukaten in mijn bezit heb? vervolgde Barn.

- Lang vooruit praten is mijn gewoonte niet.

- Dat is uwe zaak; gij zijt baas in uw huis.

- Nu, wilt gij verhuizen, verhuis dan; in Gods naam.... gij zijt uw eigen meester, en oud en wijs genoeg om door de wereld te raken.

[pagina 58]
[p. 58]

- Dat had ik ook gedacht; doch alles blijve onder ons.

- Ja, en dat blijft zoo afgesproken.

Barn begon weer aan den blaasbalg te trekken, en Wolf nam de nijptang van het aambeeld. En toen het ijzer gloeiend was geworden, haalde hij het uit het vuur en begon het te smeden. Doch Wolf sloeg met zijn hamer nevens het hoefijzer, en de nijptang, die anders zoo vast tusschen zijn vingeren zat, als de diepste wortels van een eik in den grond zitten, liet hij op den grond vallen.

- Het werk gaat niet, mompelde de onthutste smid, ging de deur uit, en stak dien dag geen hand meer aan 't werk.

Den volgenden dag verliet Barn het huis van Wolf Klumpp, en toen hij weg was, zei de smid bij zich zelven:

- Moet ik niet blij zijn, dat hij weg is? Ho, ho! die heeft hier een jaar of drie met zijn hengelroe staan visschen in de hoop onze Gitta aan den angel te krijgen..... wat die duizend dukaten betreft, hieromtrent zou ik al licht mijn woord intrekken, maar dan moest ik iemand voor hebben, die mij ten minste kon zeggen: ‘Zoo en zoo heet ik’ maar dat kan Barn niet. Geen sterveling weet waar die jongen geboren is en opgevoed.... Ik herinner het mij nog, als den dag van gisteren dat men hem op een vroegen morgen aan de kloosterpoort opraapte..... dat Craas de Vorster hem op een tafel had staan, daar ginds in den Gouden Sleutel, om hem aan den minstbiedende te besteden, maar dat niemand hem wilde.... Wolf heeft een uitmuntend geheugen.... Nu, de jongen is daarom juist wel niet slechter, maar het zou me niet aanstaan een vondeling tot schoonzoon te hebben. Barn ga zich in 't een of 't ander dorp als smidsbaas vestigen, en de goede God zegene zijn werk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken