Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zonder God (1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zonder God
Afbeelding van Zonder GodToon afbeelding van titelpagina van Zonder God

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.63 MB)

Scans (384.75 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zonder God

(1885)–Jan Renier Snieders–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 305]
[p. 305]


illustratie

XXIII.
Heeren, hebt gij geen abuis?

Alies was nu in 't dorp bijna weer op den ouden voet, behalve dat Canutus Kleffer een doodarm man was geworden; behalve dat Symen Starbb, de eertijds zoo goed gezeten boer, geheel ten onder was; behalve dat de gemeente-school gesloten bleef; behalve dat de nieuwe katholieke school, onder het bestuur van Raphaël Boerhave, bloeide als een roos.

De brave boeren herhaalden dikwijls dat men sedert een tijd zonderlinge dingen in 't dorp had zien gebeuren. Al wat men er had willen doen loopen en draaien, zonder God, was verkeerd geloopen, en had niet gedraaid - integendeel ging alles voor den wind, waarvoor men Gods zegen had afgesmeekt.

Sedert de twee diefstallen was nu een half jaar verloopen. Toen ontving de Koninklijke Procureur op zekeren dag een telegram, waarbij men hem meldde dat in de hoofdstad een aanzienlijke diefstal had plaats gehad. Men

[pagina 306]
[p. 306]

verzocht hem onmiddellijk politie-agenten of gendarmen te gelasten een wakend oog te houden bij de aankomst der treinen, dewijl men veronderstelde dat de dief de richting der Nederlandsche grenzen moest genomen hebben.

Bij den eersten trein die aankwam, stonden twee gendarmen in de omheining der statie. Er stapte een man uit, die onmiddellijk het oog had op een huurkoetsier, en wenkend riep hij hem in 't Fransch toe:

- Hola, he! kameraad, hebt gij een rijtuig voor mij?

- Waar moet mijnheer heen? vroeg de huurkoetsier.

- Naar Holland; ik wilde terstond voortreizen.

De twee berenmutsen hadden hem terstond in 't oog, en de brigadier fluisterde den anderen gendarm in het oor:

- 'T moet een man zijn van ongeveer vijftig jaren.

- Ja, maar die heer daar spreekt Fransch? De dief moet een Duitscher wezen, antwoordde de andere gendarm.

- Echte dieven spreken allerlei talen; neen, dat Fransch doet niets tot de zaak.

- Maar die heer daar kan slechts dertig jaar oud zijn.

- Laat zien, hier heb ik zijn signalement: middelmatige gestalte, volle baard, gezet, sterk man, aangezicht hoog gekleurd, donkerbruin met wit doorstippeld pak....

- Grijze overjas.

- Platte, vilten hoed.

- Behalve den ouderdom komt het letterlijk uit.

- Maar de ouderdom?

- Om het even, wij laten hem niet loopen.

De vreemdeling, die met den huurkoetsier een oogenblik in gesprek was geweest, en het niet eens met hem scheen te worden over den vervoerprijs naar de Nederlandsche grenzen, ging juist in 't rijtuig stappen, toen de brigadier hem op den schouder tikte, en vroeg:

[pagina 307]
[p. 307]

- Mag ik uw naam weten, mijnheer?

- Athanase de Tourbières.

- Mag ik weten waar mijnheer vandaan komt?

- Regelrecht uit 't zuiden van Frankrijk.

- En ook waar mijnheer heengaat?

- Naar Holland; ik wil terstond voortreizen.

- Waarom wacht mijnheer niet op den trein, die binnen een paar uren afrijdt?

- Omdat ik dat zoo, en niet anders, goedvind.

- Met een rijtuig komt men later aan dan met den spoortrein.

- Kom, dat is nu mijne zaak.

- Misschien ook wel de mijne. En zijn kameraad, den anderen gendarm, even ter zijde trekkend, vroeg hij:

- Wat denkt gij er van?

- Niet laten loopen, fluisterde deze terug.

- Mijnheer, wij zijn gelast u aan te houden.

- Mij aanhouden, en waarom?

- Dat is ons onbekend.

- Maar dat is een vergissing, heeren?

- Zeer mogelijk; gelief in te stappen, mijnheer.

De vreemdeling was uiterst slecht gezind; hij schold, keef en vloekte, maar moest toch instappen. Eenige minuten daarna hield het huurrijtuig aan de poort van het arresthuis stil.

De Procureur en de Instructie-rechter waren op dit oogenblik afwezend. Totdat de heeren, welke onmiddellijk verwittigd werden, zouden aankomen, werd de gevangene in een der cellen opgesloten.

In den namiddag kwam een der gevangenbewaarders den Bestuurder melden, dat de aangehouden vreemdeling beweerde ongesteld te zijn, en verlangde den geneesheer te spreken. Die geneesheer was niemand anders dan de schrijver zelf van ‘Zonder God!’.

[pagina 308]
[p. 308]

Toen ik in de cel trad, lag de vreemdeling te bed; hij richtte zich overeind, en sprak in 't Fransch, waarin hij zich met veel gemak, maar juist niet in een al te zuiveren tongval uitdrukte:

- Dokter, ik gevoel mij geheel ontsteld; is het ten gevolge van doorstane vermoeienissen, want ik kom uit 't zuiden van Frankrijk, en heb een paar nachten slapeloos doorgebracht; is het misschien ten gevolge der hevige ontroering van mijn onverklaarbare aanhouding?

En hij verhaalde mij hoe hij, een eerlijk en treffelijk koopman, hier voorzeker bij vergissing werd aangehouden, en opgebracht.

- Ik gevoel zware hoofdpijn, vervolgde hij; en ben niet zonder koorts.

- Ook lijd ik een ontzettende pijn aan den arm, voegde hij er bij; 't moet daaraan misschien worden toegeschreven, dat mijn hand zoo ontzaglijk oploopt.

Hij trok zijn mouw op, en toonde mij aan den voorarm een gezwel ter grootte eener hoenderei. 'T gezwel was hevig rood gekleurd, en zeer pijnlijk bij de minste drukking.

- Dat is een etterbuil; indien gij er in toestemt, ga ik u op staanden voet van uw hevige pijn, en bijgevolg ook van uw koorts bevrijden; ook de last in uw hoofd gaat daarmee spoedig weg.

- Wat moet er gedaan worden, dokter?

- Met een kleinen steek mijner bistourri is alles, in minder dan een halve minuut, afgeloopen.

- Ik kan daar niets tegen hebben; doe maar, dokter.

Nauwelijks had hij zijn toestemming gegeven, of de punt van mijn mes was reeds door de huid gedrongen; door de opening liepen een paar eetlepels etter naarbuiten. Maar wat had ik met de punt van mijn bistourri daarbinnen in den etterbuil aangeraakt? Het kwam mij

[pagina 309]
[p. 309]

voor, dat ik met mijn mes op een hard voorwerp had gestoken, en toen ik mijn vinger op de huid drukte, veroorzaakte ik den lijder een hevige pijn. Ja, er zat een hard voorwerp in den geopenden etterbuil, dat voelde ik duidelijk. Ik nam een kleine, fijne tang, en haalde langs de gemaakte opening, achtervolgens twee kleine stukjes glas naarbuiten.

- Zie, man, daar is het wat u zoo hevige pijnen veroorzaakte, en aanleiding gegeven heeft tot de verettering.... zijt gij, een tijd geleden, met uw arm in een glas gevallen?

- Ja, dokter; 't is een heele tijd geleden; ik dacht er zelfs niet meer aan.... de pijn is reeds beter.... duizendmaal dank voor uwe moeite.... kom hier, die stukjes glas zal ik door 't venster werpen.

- Verschooning, die neem ik mee voor de aardigheid; 't is een kleinigheid, dat is waar, maar een geval dat niet dagelijks voorkomt; en ik stak de twee scherven in mijn geldbeugel.

- En verder, dokter?

- Ik ga een der oppassers gelasten, een lijnpap op den arm te leggen.

Bij het uitgaan ontmoette ik den procureur en den rechter, voor wie ik de twee stukjes glas uit mijn geldbeugel haalde, terwijl ik hun verhaalde, hoe ik die daareven uit den arm van den gevangene had gehaald.

- Zeer zonderling, meende de rechter, de stukjes tegen het licht houdend; het eene is donkerrood, het andere blauw.

- Ja, dat is zonderling, meende ook de procureur; hoe kwam dat glas in den arm?

- De man beweert zich met een gebroken glas bezeerd te hebben: 't laat zich overigens zeer goed verklaren.

[pagina 310]
[p. 310]

- Heeren, een woord, kwam een oppasser zeggen; de man dien men daar heeft opgebracht, komt mij bekend voor. Eenige jaren geleden, moet hij in 't bedelaarswerkhuis verbleven, en bij zijn vrijstelling, hier op zijn doortocht, eenige uren vertoefd hebben.

- Oppasser, gij schijnt een goed geheugen te hebben, lachte de procureur.

- Goddank, dat heb ik; 't is nu geen bedelaar of landlooper, maar een net gekleed heer, was het antwoord.

- Gij kunt u vergissen?

- Neen, ik herinner mij zeer goed hem hier te hebben aangetroffen.

- Hoe oud schijnt hij te wezen? vroeg de rechter.

- Dertig jaren, meer niet.

- Dan is het de dief niet, dien wij opzoeken, verzekerde de procureur; die moet een man zijn van vijftig of vijfenvijftig.

- Waarom begaat die domoor van een brigadier zulke domme streken? keef de rechter.

- Kom, wat wagen wij er aan, een oogenblik in zijn cel te gaan? stelde de procureur voor.

Het eerste wat de heeren vroegen toen zij de cel waren binnengetreden, was:

- Heeft hier geen vergissing plaats gehad?

- O, ja, heeren, lachte de vreemdeling; ik ben een Franschman; ik kom regelrecht uit 't zuiden, waar ik geboren ben.

- Zijt gij voor zaken hier in 't land?

- Voor zaken, en wilde verder doorreizen naar Holland.

De procureur meende dat de tongval van den vreemdeling niet zuiver genoeg was, om aan te nemen dat hij een geboren Franschman voor zich had.

- Uw naam?

[pagina 311]
[p. 311]

- Athanase de Tourbières, koopman gevestigd te Parijs.

- Spreekt gij Nederduitsch?

- Neen, 't is de eerste maal in mijn leven, dat ik mijn voet zet, in een Vlaamsche provintie.

De procureur trok den rechter buiten de cel, en fluisterde hem in 't oor, dat die vreemdeling stellig de man niet was, dien men opzocht.

- Maar misschien ook de man niet, voor wien hij zich uitgeeft, fluisterde de rechter.

- Indien ik mij niet bedrieg, moet hij ros haar en een rossen baard hebben.

- Ik heb hetzelfde opgemerkt, dewijl zijn wimpers rosachtig zijn, en nadenkend bracht hij zijn hand even tegen het voorhoofd, en mompelde:

- Indien het die andere eens ware?

- Gestalte, ouderdom en signalement komen tamelijk goed overeen, maar....

- Wij laten hem niet vrij.

- Neen, laat ons onmiddellijk telegrafeeren aan den man, die ons in den tijd zoo goed inlichtte.

- Ja, dat moet terstond gebeuren; die stukjes glas willen uit mijn hoofd niet.

- 'T is zonderling; wat er van zij, laat ons met alles uitstellen tot morgen.

- Ja, ik wil weten wie die man is.

De heeren gaven het stiptste bevel, den gevangene zorgvuldig te bewaken, en verlieten het arresthuis.

Den volgenden dag, reeds vroeg in den morgen, kwamen de heeren terug; een jonge man vergezelde hen. Toen zij boven op den trap waren gekomen, en een langen breeden gang insloegen, fluisterde de procureur:

- Laat ons, om geen het minste gedruisch te maken, op de teenen gaan; hier is de cel.

[pagina 312]
[p. 312]

Hij draaide een klein ijzeren plaatje weg, dat voor een opening niet grooter dan een gulden hing, en fluisterde zoo stil hij kon:

- Zie nu even door dat glaasje, mijnheer, en zeg ons of dat soms de man is.

De vreemdeling, die de heeren vergezelde, had nog bijna niet het oog tegen het kleine glas, of hij keerde zich om, knikte met het hoofd, en fluisterde:

- Ja, hij is het; gij hebt den rechten man in handen.

- Vergist gij u niet?

- Stellig, hij is het; 't zou niet mogelijk zijn mij te vergissen.

- Gij kunt terstond naar huis wederkeeren, sprak de rechter; wanneer ik u binnen een paar dagen noodig heb, ontvangt gij een dagvaarding.... vaarwel.

- Vaarwel, heeren.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken