Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zonder God (1885)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zonder God
Afbeelding van Zonder GodToon afbeelding van titelpagina van Zonder God

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.63 MB)

Scans (384.75 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zonder God

(1885)–Jan Renier Snieders–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 342]
[p. 342]


illustratie

XXVII.
Veroordeeld.

Kleffer, - nu heb ik een tweede verzoek, dat gij mij wel zult willen toestaan, sprak Raphaël Boerhave; 't geldt nogmaals uwe dochter.

- Handel volgens uw goedvinden, was het antwoord van den ontmoedigden vader.

- Op 't buitengoed, een half uur van 't dorp, komt morgen een vreemde dokter, een professor uit de hoofdstad; verzet gij u er tegen, dat ik hem verzoek, met zijn collega uit ons dorp een consultatie te houden?

- Wat kan dat helpen?

- 'T zal een voldoening wezen voor haar en voor u.

- Haar dokter is een kundig, voorzichtig man, die bijgevolg ons vertrouwen heeft.

- De voorgestelde consultatie mag ook niet als een bewijs van mistrouwen beschouwd worden.

. - Nu, 't zij zoo; doch op dergelijke bezoeken loopen hooge kosten, wierp de schoolmeester op.

[pagina 343]
[p. 343]

- De kosten komen op mijne rekening, zei Boerhave.

- Ik laat alles aan u over; alles is mij voortaan onverschillig.

Den volgenden dag in den morgen verscheen de dokter, en met hem de vermaarde professor uit de hoofdstad.

Terwijl de heeren de ziekenkamer binnengingen, trok Symen Starbb zijn buurman, Raphaël Boerhave, ter zijde, en fluisterde hem in 't oor:

- Ik hoor daar in de buurt dat die vreemde dokter wel een kundig, ervaren man, maar tevens een vrijdenker is.

- Dat is zoo, Symen; daarover echter moeten wij in dit geval maar heenstappen.

- Zoo een man zou de duivel in huis kunnen terugroepen.

- De professor blijft slechts een oogenblik, Symen; groot bezwaar zie ik in dit geval, in zijn vrijdenkerij niet.

De vreemde dokter heeft zich intusschen bij 't ziekbed neergezet, en luistert aandachtig naar de inlichtingen die de behandelende geneesheer hem geeft betrekkelijk het ontstaan, den loop en den aard der ziekte.

Daarna blijft hij lang met het oor op de borst der zieke liggen, en luistert hoe daarbinnen de rustelooze klopper des levens zijn werk doet, en hoe de lucht langs de adempijpen door de longen heenblaast. Terwijl hij met zijn oor op de borst ligt, verzoekt hij de zieke eenige malen te hoesten, daarna luidop te tellen van 1 tot 50, ten einde te hooren welken klank haar stem in de borstholte teweeg brengt. Hij overklopt met zijn stijfgespannen vinger heel de borstholte, gaat opnieuw met zijn oor er op liggen, en komt zoo mogelijk met nog meer nauwgezetheid op zijn waarnemingen terug. Geen enkel levensorgaan der zieke ontsnapt aan zijn onderzoek, geen enkele stoornis in de werktuigen des lichaams, of zij

[pagina 344]
[p. 344]

wordt gewikt, gewogen en met al haar bezwaar in zijn geest aangeteekend.

Na dit alles heeft hij zich met zijn collega in een aangrenzend vertrek begeven, en daar, bij een herhaald schokschouderen, gesproken over den onvermijdelijk noodlottigen afloop der ziekte.

Daarna heeft hij eenige geneesmiddelen aangewezen, ten einde leniging aan te brengen bij een zieke, die op den rand van 't graf ligt, en niet meer dan het geblaas van den wind, het dreunen van den grond noodig heeft, om in den kuil neer te vallen.

De consultatie is afgeloopen.

De professor treedt opnieuw de ziekenkamer binnen, spreekt een bemoedigend woord dat niet gemeend is, drukt haar de hand, en vertrekt.

Kleffer, Boerhave en Symen Starbb staan aan de deur de twee dokters af te wachten.

- Hoe bevindt gij mijne zieke dochter, heer professor? vraagt Kleffer.

Zijne vraag wordt met een langzaam schouderophalen beantwoord.

- Bestaat er nog eenige hoop op herstel? Verberg mij de waarheid niet; ik ben op alles voorbereid.

- Uwe dochter, mijn brave man, is doodelijk ziek.

- Heeft zij nog een tijd te leven?

- Een tijd? neen.... misschien nog eenige dagen, doch die dagen zijn geteld. Haar dood is onvermijdelijk, en dicht, zeer dicht bij. Hoe eerder zij uit 't lijden is, hoe beter voor 't arm meisje, die verschrikkelijk lijden moet.

- 't Is hard voor een vader die uitspraak te moeten hooren.

- Hard, ja, mijn brave man, dat begrijp ik; ook beklaag ik u, ook beklaag ik de arme zieke.... doch 't is zoo, en niet anders.

[pagina 345]
[p. 345]

- Ook haar dokter spreekt evenals gij?

- Mijn gevoelen stemt volkomen overeen, sprak deze, met dat van den professor.

- Raadpleeg al de geneeskundigen van het koninkrijk voegde deze er bij; alwie eenigszins in de kunst ervaren is, zal onze meening bevestigen.

- Dan blijft ons niets anders meer over, dan voor haar te bidden, sprak de pastoor, die juist aankwam, en het vonnis der twee geneesheeren hoorde uitspreken.

- Indien gij met uw gebed dergelijke ziekte meester wordt, glimlacht de professor, wil ik gaarne en kosteloos overkomen, om mij met eigen oogen te overtuigen hoe gij de zaak hebt klaar gekregen.

- Ik bedoelde het gebed voor haar ziel, heer professor, antwoordde de pastoor ernstig.

- Ho, ho! voor haar ziel? spotte de professor.

- Maar ofschoon haar vonnis is uitgesproken, bidden wij toch ook nog voor hare genezing; er is toch een oppermachtig Geneesheer daarboven.

- Wat zijt gij hier in de Kempen brave, doodeenvoudige lieden, lachte de professor; en met een spotlach op de lippen keerde hij den pastoor den rug toe, en vertrok.

- Ja, heer professor, mompelde de geestelijke hem achterna ziende, wat gij niet weet, niet kunt, is een kleinigheid voor Hem, die van daarboven het oog heeft op den spotter hier beneden. Och, heer professor, in het oog van den Almachtige moet gij met al uw bekwaamheid nog minder zijn dan het nietig insekt, dat op een zandkorrel neergezeten, van daar den Schepper van 't heelal zou beschimpen.... wat zegt gij er van, Rumold? die overal te zien was, waar hij zelf iets te zien of te hooren kreeg.

- Oremus! laat ons voor haar bidden, antwoordde

[pagina 346]
[p. 346]

de zinnelooze, terwijl hij door 't geopend venster wees naar het bed, waarop het zieke meisje lag.

- Ja, bidden, herhaalde de geestelijke; en betrouwen op den Gever van alle goed.

- ‘Betrouwen op Hem, voor wiens aanschijn de hemelhooge bergen, en heel de aardbol eens zullen wegsmelten als een vloeiende wasklomp, declameerde de krankzinnige.

In bewondering voor Davids heerlijk denkbeeld, vertaalde de pastoor:

- ‘Montes sicut cera fluxerunt a facie Domini; a facie Domini omnis terra.’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken