Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Aanhangsel, of tweede deel, van de dicht-kundige ziele-zangen, op-gesongen door Philippus van Sorgen en verscheide andere zangh-lievers (1688)

Informatie terzijde

Titelpagina van Aanhangsel, of tweede deel, van de dicht-kundige ziele-zangen, op-gesongen door Philippus van Sorgen en verscheide andere zangh-lievers
Afbeelding van Aanhangsel, of tweede deel, van de dicht-kundige ziele-zangen, op-gesongen door Philippus van Sorgen en verscheide andere zangh-lieversToon afbeelding van titelpagina van Aanhangsel, of tweede deel, van de dicht-kundige ziele-zangen, op-gesongen door Philippus van Sorgen en verscheide andere zangh-lievers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (63.98 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Aanhangsel, of tweede deel, van de dicht-kundige ziele-zangen, op-gesongen door Philippus van Sorgen en verscheide andere zangh-lievers

(1688)–Philippus van Sorgen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het III. Deel.

God is meer in Iesus, als in alle aerdsche Schepselen, meer in Hem dan oyt in Adam, of eenig ander Mensche.

 
Dewijl men niet en vind in ‘t Hemelsche Paleys,
 
Het geen soo heerelijck en dierbaer is van prijs,
 
Dat ‘t eenigsints mogt zijn met Iesus vergeleecken,
 
Is hier beneden niets dat men sijn weergae reecken?
 
Neen: Duysent Werelden en zijn by Iesus niet,
 
Haer schoonheyt toont ons maer dien Iesus in ‘t verschiet
 
Daer zijn geen Bladeren nog soo veel Kooren-aren,
 
Als sig wel Deugden in dien Iesus openbaren.
 
Het aerdsche Paradijs, dien çierlijcken Hof,
 
Verbeeld wel iets van hem, maer ongeschickt en grof,
[Folio 25]
[fol. 25]
 
Hy is een ware Boom van wetenschap en leven
 
Bequaem, om ons het een en ‘t ander te geven,
 
En dat nog ‘t leven Gods, dewijl hy is Gods Soon,
 
En die voor ’s werelds grond al speelde voor sijn Throon.
 
Ontfangen voor die tijd, en voor de tijd gebooren,
 
Des Vaders Woord en Beeld, den stilder van sijn tooren.
 
Nog Adam, nog niet een van sijn ontaerd geslagt,
 
Kan tegens Iesus in de weegschaal zijn gebragt.
 
Daer zijn geen Koningen, Apostelen, Propheten,
 
Die oyt bestonden haer by Iesus af te meten.
 
Schoon hy mogt zijn gemaeckt als Adam eens van God,
 
Ia schoon hy had van hem geen seer verschillend lot,
 
Nog had hy boven hem een kennis van Gods regten,
 
Die geen versoecking, als vergeefs en kon bevegten,
 
Behalven dat hy had een vaste Heyligheyd,
 
Die nimmermeer kon zijn verandert of misleyd.
 
Geregtigheyd gepaert met Heyligheyd, verbeelde,
 
Sig in hem op en ‘t op als hem sijn Vader teelde.
 
Hy was gegenereert in ‘t Heden, voor den tijd,
 
En sijn Geboorten-dag die was van Eeuwigheyd:
 
Den Adem van Gods mond die was in hem geblasen,
 
En geen geschapen wind en kon die vlam verbasen.
 
Die groote Levens-kragt besat hy inder tijd,
 
Oock in en na sijn Dood en was hy die niet quijt,
 
Ia in het duyster graf heeft die hem niet begeven,
 
Als hem der Priest’ren-nijd berooft had van sijn Leven.
 
Hy is een beter Hooft van een volmaeckter Lijf,
 
Als Adam, die te ligt geloof gaf aen sijn wijf;
 
Want Iesus is Gods Beeld en uytgedrucke wesen,
 
Uyt sijn self standigheyd, van eeuwighey geresen.
 
D’Aerts-Vader Enoch in sijn ommegang met God,
 
Nog Abel, hadden van dit ligt soo veel genot
 
Als Iesus, die sig mogt in Gods Gesigt versaden,
 
Want hy had van Natuyr dit Regt, niet door genade.
 
Hy sag sijn Vader niet alleen maer door ‘t geloof,
 
Want God gelijck te zijn en hield hy voor geen roof.
[Folio 26]
[fol. 26]
 
En in syn diepste grond in ‘t binnenst van syn wesen,
 
Daer woonde God in God van eeuwigheyd gepresen.
 
Hy was aen God verknogt met soo een naeuwen band,
 
Hy was des Vaders Woord en werckelyck verstand:
 
In hem was niet alleen een enckele verbeeltnis,
 
Maer ‘t volle Beeld des geen, van wien hy voortgeteelt is.
 
Als Abraham hem sag, soo was hy seer verblijd,
 
En Moses viel terneer voor sijne Majesteyt;
 
En schoon sy mogten met haer God als vrienden spreken,
 
Met Iesus konnen zy dog noyt zijn vergeleken.
 
Soo de Drie-eenigheyd sig immer heeft vertoont,
 
Aen een van dese twee, des Vaders volheyd woont,
 
In Iesus sienelijck, sy moesten hem aenbidden,
 
Want in het Drie-getal woont Iesus in het midden.
 
Selfs Isaac was een van dit geslachte Lam,
 
Wanneer hy wierd geloft voor een verwarden Ram;
 
En Iacob sag hem staen op ‘t hoogste van dien Ladder,
 
Waer op het Hemels-heyr om strijd haer toonden radder.
 
Die Ladder schildert af die t’samen-ketening,
 
Waer door sijn Godlijckheyd aen sijn’ Menscheyd hing;
 
En Ioseph in sijn staet van Vorst en Onder-koing,
 
Was van ‘t gebiedend Ampt van Iesus een vertooning,
 
Hem komt de Name van Behouder beter toe
 
Als Ioseph, die maer keerd des Hongers sware roê,
 
Hy was een ander God als Moses, in ‘t verbreecken
 
Van Pharao’s lastig Iock, want hy deed Moses spreecken.
 
En waerlyck Iesus is ‘t geen Moses was in naem,
 
Hy maeckte Moses Staf tot wonderen bequaem;
 
En dese Staf die was syn Alvermogend wesen,
 
Waer voor de Tovenaers met reden mogten vresen.
 
Dien grooten Priester Gods en Vorst Melchisedeck,
 
Die ‘t allebey te saem was in een Omme-treck,
 
En Moed- en Vader-loos en sonder Bloedverwanten,
 
Dien scheen ons Iesus Beeld te vooren in te planten.
[Folio 27]
[fol. 27]
 
Want soo als Iesus is des Vaders eeuwig Woord,
 
Soo had hy niet van doen een andere geboort.
 
Hy is een eenig Soon en sonder tweede Broeder,
 
Geboren uyt Gods schoot, en daerom sonder Moeder.
 
En oock ter voller tijd als hy in ‘t Vleesch verscheen,
 
Syn Vader vond men niet, want hy en hadder geen;
 
En hy had als Gods Soon geen Vader meer van noden,
 
Dewijl hem had geteelt den God van al de Goden.
 
Soo heeft oock Abraham en syn geloovig zaet,
 
Van Iesus Zegening ontfangen grooter maet,
 
Als van dien Priester Gods, noemt Iesus dan met reden,
 
Salems Melchisedeck, een Vorst van Regt en Vrede,
 
O Iesus! van die schaer als Heer en God erkent,
 
En die oock waerelyck die eere weerdig bent,
 
Het gene gy haer gaeft vergunt ons dat oock mede,
 
En word van ons oock soo als van haer aengebeden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken