Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dichtkundige ziele-zangen (ca. 1720)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dichtkundige ziele-zangen
Afbeelding van Dichtkundige ziele-zangenToon afbeelding van titelpagina van Dichtkundige ziele-zangen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

ebook (3.89 MB)

XML (0.49 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dichtkundige ziele-zangen

(ca. 1720)–Philippus van Sorgen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het I V. Deel. Jesus bewesen God te zijn, door de Wetten van het Oude Testament.

 
Die lust heeft Jesus als een God te schouwen aen,
 
Die heeft alleenig maar den Bybel op te slaen,
 
Daar sal hy Jesus van zijn Godheid hooren spreken,
 
Wel duidelijk en wel verstaenelijk voor Leeken.
 
Terwijl dat Josua sig legerde in het Veld,
 
Verscheen hy hem gelijk een uitgerusten Held,
 
En keurig na zijn naam voldoet hy zijn begeeren,
 
Hy zegt hem dat hy was de Vorst van 't heir des Heeren.
 
Als God soo gaf hy hem ook kragt en helden moed,
 
Om groote Koningen te trappen met de Voet.
 
Als God ontfing hy ook die spys ter offerhanden
 
Van Gideon, dat hy tot assche deed verbranden,
 
Wanneer hy eens verscheen aan Manoach zijn Vrouw,
 
Terwyl hy besig was in 't Veld met Akker-bouw:
[pagina 28]
[p. 28]
 
Soo wil hy de eernaam zelfs niet van Jehovah dragen,
 
Maar noemt sig wonderlijk aan die hem daar na vragen.
 
De wonderlijke, dat 's te seggen hoog en groot,
 
Die nimmer menschelijk vernuft in sig besloot,
 
Den onbepaalden God, onsienlijk, ongemeten,
 
Oneyndig, sonder hoogte, lengte, diepte, breedte.
 
De siender van dat Heyl'ge Seraphijnen Rot,
 
Die noemt hem wonderlijk, zoo wel als sterke God:
 
Hy segt: ons werd een Soon een wonder Kind gegeven,
 
Waar van al in 't begin der Rolle staat geschreven,
 
Zijn naam is Vrede-Vorst, en sterke God, en Raad,
 
En wonderlijk, en wijs, en mogende van daad,
 
En door de kennisse van dese Knegt zijn Sone,
 
Soo sal de Vader ons in zijn gezigt verschonen;
 
En David als hy desen Nazaat sag van veer,
 
Die noemt hem in zijn Lied eerbiediglijk zijn Heer;
 
Hy geeft deselve Naam aan hem en aan zijn Vader,
 
En voegd haar alle beyde op dese wijs te gader.
 
De Heer die (segt hy) heeft gesproken tot mijn Heer
 
Set u ter Regterhand van mijnen Setel neer,
 
Tot dat ik onder uwe voeten stel ten schemel,
 
Al wat'er is in aardse Vaten, Lugt en Hemel.
 
De wrevelige sult gy dwingen met gewelt,
 
En Zegenpralend haar verjagen uit het veld,
 
De wereld heb ik tot uw' Lot en snoer beschooren,
 
Als die daar zyt dien Zoon op heden my gebooren:
 
Gy waart al voor die tijd geresen uit mijn schoot,
 
Gy waart het die ontwierpt die ronde Wereltkloot:
 
Gy waart mijn Voesterling, mijn Woord, mijn Raad, mijn Beelt'nis,
 
Aan wien mijn Wijsheid door geboorte meê gedeelt is.
 
Wie kan dan loochenen de Godheid van den Soon,
 
Aan wien de Vader geeft te sitten op zijn Throon,
 
Het geen geen ander ooit dan hy en heeft genoten,
 
Die uit zijn Boesem was van eeuwigheid gesproten.
 
Wie kan op sulk een wijs van God zijn voortgeteeld,
[pagina 29]
[p. 29]
 
Die niet besitten zou des Vaders volle Beeld:
 
Ja soo een sterflijk oog haar kon sien alle beiden,
 
Hy kon haar niet als door haar werking onderscheiden.
 
Soo spreekt ook Jesus door een wyze Konings mond,
 
Ik was geboren en gezalft voor 's werelds grond,
 
'k Ben 's Vaders Troetel-kind, vermaak en welgevallen,
 
Zyn wijsheid wesentlyk, 'k ben alles en in allen.
 
Ik was van eeuwigheid verborgen in zijn schoot,
 
Van eeuwigheid zoo ging mijn Vader van my groot:
 
Ik ben het Hooftstuk en beginsel van zyn wegen,
 
Mijn Wesen en mijn Beeld heb ik van hem gekregen.
 
Ik was zyn eigendom, en voorwerp van zyn min,
 
'k Was met en by hem, voor en na, en in 't begin
 
Des ruimen Werelds kloot, aleer hy die bereidde,
 
Aleer die Lugt en Vyer, en Land en Water scheidde.
 
Doe nog de Hemelen niet waren uitgebreid,
 
Doe nog den Balert lag bedekt met duisterheid,
 
Eer nog de Vogelen haar stemme lieten hooren,
 
En eer het groen geboomt de menschen kon bekooren,
 
Doen nog geen Heuvelen en Bergen hoog van kruin,
 
Geschapen waren, nog de Zee bepaalt met Duin,
 
Eer nog de vogelen eens zweefden op haar pinnen,
 
Eer dat de vissen nog eens roeiden met haar vinnen,
 
Eer nog de Ster of Maan was aen het bogtig rond,
 
Eer nog de Son eens wist haar loop en vaste stond,
 
Doen was ik, ja ik was geweest al lang voorhenen,
 
Mijn Ouderdom kan van de tijd geen naam ontleenen.
 
Ik, Ik was d'Eersteling der Goddelijke kragt,
 
Hy heeft door my alleen de Wereld voortgebragt,
 
Door my schiep hy die wijde en groote Hemel-kringen,
 
En al d'onsienelijke en sienelijke dingen.
 
Siet daar dan Jesus als een Schepper van dit Al;
 
Soo wel des Hemels kloot, als van des Werelds Bal.

Door P.V.S.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken