Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vrouwen (1807)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vrouwen
Afbeelding van De vrouwenToon afbeelding van titelpagina van De vrouwen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.39 MB)

ebook (2.73 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vrouwen

(1807)–Hajo Albert Spandaw–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina V]
[p. V]

Voorberigt.

Het Dichtstuk, dat ik, bij dezen, mijnen Landgenooten aanbiede, is sedert eenen geruimen tijd door mij ontworpen geweest.

De eerste Zang was reeds in het jaar 1804 volkomen gereed, toen mij op het onverwachtst in handen kwam: De verdienste der vrouwen, gevolgd naar het Fransch van legouvé, door b. nieuwenhuizen, uitgegeven in de Hage, bij j. immerzeel junior.

Dat het mij niet aangenaam was mij op deze wijze te zien voorgekomen, zullen die gene best gevoelen, welke ooit eene soortgelijke teleurstelling in hunnen Letter-arbeid ondervonden hebben, en ik besloot dadelijk, om mijn voorgenomen plan ganschelijk te laten varen.

[pagina VI]
[p. VI]

Ruim twee jaren heeft dan ook mijn werk stil gelegen; doch naderhand bekroop mij, voornamelijk op aandrang van anderen, wederom de lust, om hetzelve voort te zetten naar het ontwerp, hetwelk ik er van gemaakt had, zonder het zoo evengenoemde Dichtstuk in te zien, en even als of er over deze stof nog niets voorhanden ware, om, na volbragte taak, mijne Verzen door eenige Kunstvrienden te laten beoordeelen, en aan hun de beslissing over te laten, of dezelve, na den arbeid des Heeren nieuwenhuizen, der uitgave zouden waardig zijn.

Ik heb dan ook de vrije uren, die mij mijne ambtsbezigheden vergunden, aan deze taak toegewijd, en het Stuk, naar mijn eerst ontworpen plan en zonder daarin de minste verandering te hebben gemaakt, afgewerkt; mijne Vrienden hebben mij tot de uitgave aangemoedigd, en ik waag het thans, om hetzelve onder het oog van het Publiek te brengen.

De schoone Verzen van den Heere nieuwenhuizen, heb ik, over het geheel genomen, met genoegen gelezen, en, niettegenstaande wij hetzelfde onderwerp behandelen, beide zeer gunstig over de Sekse oordeelen, nu en dan de-

[pagina VII]
[p. VII]

zelfde denkbeelden hebben, veelal dezelfde Vrouwen en in haar dezelfde voortreffelijkheden, in denzelfden dichtmaat, bezingen, zal echter de Lezer eene aanzienlijke verscheidenheid in beider arbeid bespeuren.

Trouwens het ontwerp der Dichtstukken zelve, de verdeeling en de wijze van behandeling verschillen reeds zeer aanmerkelijk. Wij hebben de Vrouwen van onderscheidene zijden beschouwd, onderscheidene trekken, eigenschappen en volkomenheden in haar opgemerkt, onderscheidene voorbeelden gekozen en onderscheidene beelden gebruikt.

Het stuk van den Heere nieuwenhuizen is, in eenige opzigten, vollediger, dan het mijne, en bezit - ik erken het gaarne - voortreffelijkheden, die aan het mijne ontbreken; doch ik vleije mij tevens - en waarom zoude ik het ontveinzen? - dat ook deze zangen eenige waarde zullen hebben, en misschien in andere opzigten den voorrang verdienen. In één woord (want het voegt mij niet deze vergelijking voort te zetten) het eigendommelijke en de houding van beide stukken loopen zoo zeer uit één, dat het werk van den Heere nieuwenhuizen, hetwelk ik in der daad hoogschatte, mijnen arbeid niet overtollig maakt, en dat

[pagina VIII]
[p. VIII]

ik niet kan gehouden worden, door de uitgave van mijne Verzen het zoo even geprezene Dichtstuk te hebben willen overtreffen of deszelfs waarde verkleinen; - terwijl ook eene behandeling van hetzelfde onderwerp bij Dichters niet vreemd is, en, naar mijn inzien, moet worden aangemerkt, als voor de kunst zelve voordeelig, voor de echte Beminnaars der Poëzij aangenaam, voor derzelver Beoefenaars leerrijk en - ten aanzien van deze stof - voor Haar, die van onze gemeenschappelijke Zangen het voorwerp en het sieraad tevens zijn, allezins vereerend.

Ziet daar het gene ik noodig achtte, vooraf te zeggen. Over mijn Dichtstuk zelve zal ik mij niet uitlaten. Uitgebreide Voorredenen, waarin het plan en de inhoud van eenig dichtwerk worden opengelegd en ontvouwd, zijn, volgens mijn gevoel, voor den Lezer niet aangenaam.

Mij schiet niets meer overig, dan mijn arbeid het keurig en bescheiden oordeel van bevoegde Kunstregters aan te bevelen.

 

Zuidbroek, bij Groningen,

Mei 1807.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken