Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vervolg der leerzaame zinnebeelden (1758)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vervolg der leerzaame zinnebeelden
Afbeelding van Vervolg der leerzaame zinnebeeldenToon afbeelding van titelpagina van Vervolg der leerzaame zinnebeelden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.38 MB)

Scans (31.87 MB)

ebook (8.26 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vervolg der leerzaame zinnebeelden

(1758)–Adriaan Spinniker–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 85]
[p. 85]

Schaadelykheid der waereld-liefde, enz.
III. deel.

 
Nu zaagt gy, Waerelds kind,
 
Dat al wat gy bemint,
 
Bezit op aarde,
 
Dat alle waerelds goed,
 
Hoe schoon 't zich open doet,
 
Hoe hoog in waarde,
 
Maar schyngoed is, dat, uiterlyk bestreeken,
 
Het oog verrukt, doch vol is van gebreken,
 
Vol zorge, die het herte
 
Geduurig vult met smerte,
 
In vreeze en angst de zielen houd begraaven,
 
En doet haar zonder rusten,
 
Tot voedsel van haar lusten,
 
In moeite en pyn, en arbeid eeuwig slaaven.
 
 
 
Nu zaagt gy, hoe die pracht
 
Een deerlyk einde wacht,
 
En moet bezwyken,
 
Ja midden in 't genot
 
De ziele vaak bespot,
 
En heen gaat stryken.
[pagina 86]
[p. 86]
 
Dat waar een' les, een spiegel, om te aanschouwen,
 
Hoe zwak, hoe los die grond is van vertrouwen,
 
En dus in tyds te leeren
 
Beteug'len uw begeeren.
 
Maar kan dat al u niet genoeg beweegen,
 
Welaan, noch eene reden
 
Wil u myn zang ontleeden,
 
Om dwaaze min schoon uit het hert te veegen.
 
 
 
Gy voed misschien een' hoop,
 
Dat niet met zulken loop,
 
Zo snel in 't draaven,
 
U 't wankelbaar geval
 
De vrucht ontdraagen zal
 
Van al uw slaaven:
 
Die hoop heeft kracht, om u in slaap te wiegen,
 
Maar staat te los, en kan u licht bedriegen.
 
Noch kon 't u ook gelukken,
 
Die id'le vrucht te plukken,
 
Die 't hert bekoort, en kan zyn' lust behaagen;
 
't Luk, dat op losse schyven
 
Gestadig rolt, kon blyven
 
In vasten stand ten einde van uw' dagen.
 
 
 
En stel eens, dat u God
 
Vergunde zulken lot,
 
Dat zich uw herte
 
Altyd van aards geluk
 
Bedeeld zag, vry van druk,
 
En ramp, en smerte;
 
Zie dag op dag uw' schatten vry vermeêren,
 
Uw' naam met roem van elk gedienstig eeren,
[pagina 87]
[p. 87]
 
Zwem steeds in volle stroomen
 
Van weelde, niet te toomen,
 
Laat al dat goed, geen' inbreuk van elende,
 
Die zon van vreugd en luister,
 
Geen' wisseling van duister
 
Gevoelende, 't hert streelen tot den ende.
 
 
 
Maar is u onbekend,
 
Hoe spoedig 's levens end
 
Ons dikwils by is?
 
Wie gaf u, blinde zot,
 
Pand, dat van zulken lot
 
Uw leven vry is?
 
Daar duizenden in 't bloeijendst van hun jaaren
 
Voor uw gezicht ten duist'ren grave vaaren,
 
Als bloemen, ras verdorven,
 
En van hun steel gekorven,
 
Verwelkt, vertreên, wanneer het Noord en Zuiden,
 
Ten kerker uitgebroken,
 
Elkander fel bestooken,
 
En schenden al 't sieraad van bloem en kruiden.
 
 
 
Al stond dan 's wearelds goed
 
Op onverwrikten voet,
 
Wiens sterk vermogen
 
Voor ramp noch onheil zwicht,
 
En op zyn zwaar gewigt
 
Blyft onbewoogen;
 
Die losse duur van 't leven, haast verstreeken,
 
Verkort die lengte, en kan de vastheid breeken.
 
Of kan de hoop u vleijen
 
Van niet zo ras te schei'en
[pagina 88]
[p. 88]
 
Van de aarde, die zo sterk uw' lust kan trekken?
 
Neem weêr, dat God wou geeven
 
Uw' hertenwens, en 't leven
 
Naar uwe wil tot hooge jaaren rekken.
 
 
 
Maar ach! wat baat het al,
 
Daar eenmaal moet en zal
 
Uw brosse leven,
 
Het zy dan vroeg, of laat,
 
Zyn' aangevangen draad
 
Ten einde weeven?
 
Al wilde u God door zyne goedheid spaaren,
 
Om Enochs zoon in leeftyd te evenaaren,
 
Ja verr' voorby te loopen,
 
Wat heil is hier te hoopen,
 
Als dat ge uw' zorg ziet groeijen door 't verlengen,
 
Daar 't uurglas van uw' dagen
 
Toch eens, met korte vlaagen
 
Verloopen, alle uw' vreugd ten eind zal brengen?
 
 
 
De dood, de felle dood,
 
Ontziet, noch klein, noch groot,
 
Noch arm, noch ryken;
 
Wat 's levens licht geniet,
 
Moet al voor haar gebied
 
En rykstraf wyken:
 
Haar wreede voet, die weet van geen' verschooning,
 
Klopt zonder keur aan vorst- en herders- wooning;
 
Haar zeisen, nooit te paaijen,
 
Weet alles af te maaijen,
 
Wat ploeg bestuurt, of steeds in goud kan praalen:
 
Het baat geen tegenwoelen,
 
't Moet al haar' macht gevoelen,
 
En jong of oud ten naaren kerker daalen.
[pagina 89]
[p. 89]
 
Daar word dan all' de lust
 
Met eenen slag geblust,
 
De vreugd geschonden
 
Van 's waerelds logen-aas,
 
Dat hier het hert zo dwaas
 
Hield vastgebonden.
 
En noch waar 't goed, had alles slechts een ende:
 
Maar dan begint het jammer en de elende
 
Der valsverleide zielen,
 
Gewoon met vlyt te knielen,
 
Voor schat, en eer, en zondelyke vermaaken,
 
Daar ze in des afgronds poelen
 
De bitt're voorsmaak voelen
 
Der helse pyn, die eenmaal staat te naaken.
 
 
 
Bedenk dit, waerelds kind,
 
Te jammerlyk verblind,
 
Doe de oogen open,
 
En slaâ de elende gaâ,
 
En 't onheil dat hier na
 
U zal beloopen.
 
Of streelt ge uw hert te dwaas met die gedachten,
 
Dat ge uwen pligt in d' ouderdom betrachten,
 
En u op 't eind van 't leven
 
Tot betering zult geeven?
 
't Zy verr', dat werk noch langer uit te stellen,
 
Dit uur te laten glyden,
 
Op hoop van and're tyden,
 
Daar elken dag de dood u dreigt te vellen.
 
 
 
Of zult ge u dan zo sterk
 
Bevinden, om dit werk
[pagina 90]
[p. 90]
 
Naar eis te pleegen,
 
Als 's waerelds dwaaze min
 
Gants heeft haar' zetel in
 
Uw' ziel gekreegen?
 
Een oude boom, vast in den grond geschooten,
 
Word niet zo licht verplant, als jonge loten.
 
Zo gaat het met de zonden,
 
Wier wortels, in de gronden
 
Van 't hert gehecht, verid'len alle krachten.
 
Neig dan uw hert en ooren,
 
En laat geen' tyd verlooren:
 
Volg 's Hemels raad, zo hebt gy heil te wachten.

EINDE


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken