Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk en het landleven ontleend (1844)

Informatie terzijde

Titelpagina van Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk en het landleven ontleend
Afbeelding van Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk en het landleven ontleendToon afbeelding van titelpagina van Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk en het landleven ontleend

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.44 MB)

Scans (23.91 MB)

XML (1.45 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

verzameld werk
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk en het landleven ontleend

(1844)–J.P. Sprenger van Eijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina I]
[p. I]

Register der spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, uit het Dierenrijk ontleend die behandeld zijn.

  Bladz.
Aan de kat of poes komt een graatje toe 25
[Aan] een goed visscher ontglipt wel een aal 2
[Aan] wel gevoederde rammen jeuken de horens 77
Al zouden de kraaijen het uitbrengen 58
Alle baat helpt, zei de muis, en zij waterde in de zee 64
[Alle] hanen moeten een kam hebben 26
Als apen hoog willen klimmen, ziet men hun naakte billen 5
[Als] de boeren slapen, waken de ganzen 24
[Als de] oude honden blaffen, is het tijd dat men uitziet 36

[pagina II]
[p. II]

  Bladz.
Als de gierigaard vrolijk is, danst de kemel 50
[Als de] herder doolt, dolen de schapen 80
[Als de] kat van huis is, hebben de muizen vrij loopen (ook wel knaauwen) 46
[Als de] katten muizen miaauwen ze niet 48
[Als de] wolf oud wordt, reijen hem de kraaijen 97
[Als de] muis zat is, is het meel bitter 63
[Als] God een' mensch plagen wil, dan bijt hem wel een muis dood 63
[Als] een muis (ook wel luis) in den meelzak gevallen is, meent zij dat zij de molenaar zelf is 63
[Als] er een schaap over den dam is, volgen de anderen 79
[Als] men roept: gus! dan meent men al de hoenders 31
[Als men] den hond jonker heet, dan wil men hem hangen 34
[Als men] de kat op het spek bindt, wil zij niet eten 47
[Als men] de zog in den nek kittelt, gaat zij in het slijk liggen 99
[Als] 't hammetje gekloven is, is 't sparen gedaan 28
[Als ’t] lukt kalft de os 67
[Als] twee honden vechten om een been, loopt de derde er meê heen 35
Apen bij apen, en meerkatten bij meerkatten 3
Beter door een ezel gedragen, dan door een paard in 't zand geslagen 21

[pagina III]
[p. III]

  Bladz.
Beter een half ei dan een leege dop 23
[Beter een] jaar op een goed paard gereden, dan zijn gansche leven op een ezel 71
[Beter] ééne vogel in de hand dan tien in de lucht 91
Beveel (commandeer) je honden en blaf zelf 37
Blaaauwe duiven krijgen blaauwe jongen 13
Daar is een zwarte kat tusschen gekomen 46
[Daar is] kat noch muis overgebleven 47
[Daar] men 't minst verwacht, springt de haas uit de gracht 27
[Daar] schuilt een adder in het gras 6
[Daar schuilt een] slang onder 't loof 81
[Daar] steken veel ezels in één vos alleen 93
[Daar] was anderhalf man en een paardshoofd 71
[Daar] zal geen haan naar kraaijen 26
Dat dankje de poes 74
[Dat] de windhond een langen staart heeft komt hem van zijn geslacht 96
[Dat de] zog misdaan heeft, moeten de biggen misgelden 99
[Dat] gij aan de muis geven zoudt, geef dat aan de kat en maak van den nood eene deugd 46
[Dat] hangt als een koe in een kersenboom 54
[Dat] is de kat de kaas bevolen 47
[Dat is] een luizige kamer 60
[Dat is een] nest van een huis 65
[Dat is] geen kattedrek 48
[Dat is] het regte eijereten niet 17
[Dat] komt uit geen schaapshoofd 79

[pagina IV]
[p. IV]

  Bladz.
Dat muisje zal een staart hebben 64
[Dat] wete hem de hond dank 31
[Dat] zal hem geen windeijeren leggen 18
De aap gooit de kastanjes in het vuur en laat ze er de kat uithalen 3
[De] bot is vergald 11
[De] brak doelt op den haas, de wind behoudt het aas 12
[De] druiven zijn zuur sprak de vos, maar hij kon er niet bij 94
[De] een slaat op de haag en de andere heeft het nest 65
[De] eene kraai bijt den andere geen oogen uit 57
[De eene kraai] zit gaarne bij den anderen [57]
[De] ekster kan haar huppelen niet laten 20
[De] ezels kraauwen elkander 21
[De] gans blaast wel, maar bijt niet 23
[De] ganzen gelooven niet, dat de kiekens hooi eten [23]
[De] hen is uitgelegd 30
[De hen] leeft nog al heeft ze de pip [30]
[De] hennen leggen gaarne waar zij een ei zien [30]
[De] hond is dol 31
[De hond] zit op zijn tas [31]
[De] kat die het spit (ook wel gebraad) likt moet men het spek niet vertrouwen 47
[De kat] muist best, als zij jongen heeft [47]
[De kat] zal met zijn leege maag niet weg loopen [47]
[De kat] kan het muizen niet laten 48
[De kat] kijkt den vogel uit den boom 43

[pagina V]
[p. V]

  Bladz.
De koe trekt haar melk op 51
[De koe] weet niet, waar haar staart toe dient, voor dat zij die kwijt is 53
[De koe] wil niet over de brug [53]
[De koe] is nooit zoo bont, als zij wel geschilderd wordt 54
[De] koeijen eten met vijf monden 53
[De] monnik preekte dat men niet stelen mogt en hij zelf had de gans in zijn schapulier 23
[De] mot is in zijn maag 62
[De mot is in] dien winkel [62]
[De] mug vliegt zoo lang om de kaars, tot dat zij zich brandt [62]
[De] muis is in de val 63
[De] nijvere spin heeft een groot weefsel 83
[De] paarden die den haver het meest verdienen krijgen dien het minst 71
[De paarden] stonden als lammeren 72
[De] poes is er mee heen 74
[De] rups dient in de pop gedood 78
[De] schapen moeten zich wonder wel voorzien, waar de wolf regter is 97
[De] slak komt er zoo wel met kruipen als een haas met loopen 81
[De] spiering doet den kabeljaauw afslaan 82
[De] stoutste wezels zuipen de eijeren uit 95
[De] veren sieren den vogel 88
[De] vogel is gaarne waar hij gebroeid is 91
[De vogel is] gevlogen [91]
[De] vogeltjes, die zoo vroeg zingen, eet de kat op den dag 92

[pagina VI]
[p. VI]

  Bladz.
De vos wil kluizenaar worden 93
[De vos] en de kraan hebben elkander te gast [93]
[De] wolf zal zijn vacht wel houden, maar het schaap moet gestroopt zijn 96
[De wolf] eet wel een geteld schaap 97
[De wolf] is in 't net geraakt [97]
[De] woorden zijn goed, zei de wolf, maar ik kom in 't dorp niet 96
Dek toe den pot, daar is paling in 73
Die arme wormen 98
[Die] eijeren hebben wil, moet het kakelen der henne dulden 19
[Die] een goed vischje heeft, mag het wel in den ketel houden 89
[Die] honden wil leiden, moet ka…n en p….n verbeiden 36
[Die] koe geeft veel melk 51
[Die] koetjes loopen in mijne weide 55
[Die] lamp brandt luizig 60
[Die] met honden omgaat, krijgt vlooijen 36
[Die met] wolven omgaan wil, moet mede huilen 97
[Die] pleit om een koe geeft er een toe 52
[Die] verder wil dan zijn paard kan, die zitte af en ga te voet 71
[Die] vogel pikt een graantje te veel 92
Doode honden bijten niet 36
Een aap blijft een aap, al draagt hij een gouden ring 2
[Een] aap is gaauw, maar nog gaauwer, die hem vangt 3
[Een aap] een paap en een wetsteen, komen zeer wel overeen 5

[pagina VII]
[p. VII]

  Bladz.
Een arm man sterft zijn koe, een rijk man zijn kind 51
[Een] arend teelt geen duiven 7
[Een arend] vangt geen vliegen [7]
[Een] blaffende hond bijt nog niet 34
[Een ] enkele bonte kraai, maakt geen kouden winter 57
[Een] ezel stoot zich geen tweemaal aan denzelfden steen 22
[Een] gegeven paard moet men niet in den bek zien 70
[Een] gehuurd paard en eigene sporen maken korte mijlen [70]
[Een] goed paard is zijn voeder waard 71
[Een] goede waterhond ontziet geen morsige sloot 32
[Een] haas bespringt ook wel een leeuw als hij op 't gijpen ligt 27
[Een haas] waar men geen loop in ziet, en vangt een goede weiman niet [27]
[Een] hond aan een been kent geen vrienden 32
[Een hond] zou dat zijn moêr niet geven 31
[Een] jong ooi en een oude ram, daar komt jaarlijks een lam van 65
[Een] kind zou merken, dat een kalf een beest is 42
[Een] klein vogeltje in een klein nestje rustig leeft, daar menige grootere vogel, in zijn groot nest van onrust beeft 92
[Een] krul meer dan een varkensstaart 87
[Een] magere luis bijt scherp 59

[pagina VIII]
[p. VIII]

  Bladz.
Een nachtegaal is er maar een beest bij 65
[Een] ongelegd ei een onzeker ei 14
[Een] open pot of open kuil, daarin steekt ligt de hond zijn muil 33
[Een] oud paard jaagt men aan den dijk 69
[Een] oude bok lust nog wel een groen blaadje 10
[Een oude] wolf is wel gerucht gewoon 97
[Een] paard met vier pooten struikelt wel 69
[Een] rat die zemelen eet, deugt bij het meel niet 77
[Een ] rups op de kool, een hoer in huis 78
[Een] schurftig schaap maakt er velen 79
[Een] snoepende kat wordt ligt gevat 47
[Een] varken sterft van geen vuile maar wel van een leegen trog 87
[Een] vliegende kraai vangt altijd wat 57
[Een] vos verliest wel zijn haren, maar niet zijne streken 93
[Een] zwaan heeft hare pluimen zoo wel van doen, als eene musch haar veren 99
Ééne zwaluw maakt geen zomer 100
Eens anders ham, een eigen mes 28
Eer 't gras gewassen is, is het paard dood 72
Elk mag loopen zoo als hij wil, maar hij houde zijn tred, hij slachte den ezel 21
[Elk] vogeltje zingt zoo als het gebekt is 91
[Elk] waant, dat zijn uil een valk is 84
Er gaan veel tamme schapen in één hok 79
[Er] is spoor noch hoefslag van te vinden 30
[Er] kan geen luis over zijn lever loopen 59
[Er kan geen] vogel voorbij vliegen, of hij moet er een veer van hebben 92

[pagina IX]
[p. IX]

  Bladz.
Er komen meer kalfsvellen dan ossenhuiden ter markt 42
[Er] zijn meer hondjes, die blom heeten 37
[Er zijn] wolven op den weg 98
Gebraden duiven vliegen niet in de lucht 13
Gekoppelde schapen verdrinken 80
Geld of boter bij den visch 89
Gelukkig als de ooijevaar u toevliegt, omgekeerd, als het anders is 66
Goeden dag u allen! zei de vos, en hij kwam in het ganzenhok 94
Groote visschen springen uit den ketel 89
Gij zult er van hebben, zoo ik u op de huid kom. De huid jeukt u, geloof ik; en de vijand kreeg lustig op zijn huid 41
Half en half, zoo als men de leeuwtjes scheert 59
Haring in 't land, de Doctor aan kant 29
Hebt gij een vos rondom uw slot, zoo sluit terdeeg uw hoenderkot 94
[Hebt gij] niet geweten, dat groote visschen de kleine eten 89
[Hebt gij] ooit zulk een bok gezien 10
Heeft de droes (de duivel) het paard, hij neme ook den toom er bij 71
Het bekomt hem als den hond de worst 32
[Het] eerst gewin is katten gespin 49
[Het] gaat als eijeren uit de mand 19
[Het gaat] den kreeften gang 58
[Het gaat den] slakken gang 81
[Het] geitje loopt zoo dikwijls in de kool tot dat het zijn vacht laat 25

[pagina X]
[p. X]

  Bladz.
Het gelijkt als het ene ei het andere 17
[Het] hammetje is gekloven 28
[Het] hinkende paard komt achter aan 68
[Het] is al van 't varken, de koe is op 86
[Het is] beter een vink geplukt dan ledig gezeten 88
[Het is] den eenen hond leed, dat de andere in de keuken loopt 32
[Het is] een arme muis, die maar één hol heeft 63
[Het is een] assurante teef 84
[Het is een] beer op sokken 8
[Het is een] boekworm 98
[Het is een] domme ezel 21
[Het is een domme] ook wel een regte os 67
[Het is een] dood paard aan een boom gebonden 72
[Het is een] duifje zonder gal 13
[Het is een] gek schaap 79
[Het is een] geldwolf 96
[Het is een] goed, geduldig of onnozel schaap 78
[Het is een] haan met een dubbele kam 26
[Het is een haan met] kam en sporen [26]
[Het is een haan] of ook wel haantje [26]
[Het is een] hond, had hij maar een staart 34
[Het is een] kalf Mozes 41
[Het is een] kameleon 43
[Het is een] kat-aas 48
[Het is een] kwaadaardig serpent 80
[Het is een] mager beestje 9
[Het is een] morsig zwijn 100
[Het is een] naakte zwaluw 100
[Het is een] nachtegaaltje op de peluw 65

[pagina XI]
[p. XI]

  Bladz.
Het is een nijdige spin 82
[Het is een] olijk ratje 77
[Het is een] ongelikte beer 7
[Het is een] paauw of eene paauwin 72
[Het is een] regte reu 78
[Het is een regte] uil 84
[Het is een] roode vos 93
[Het is een] rups van een kind 78
[Het is een] steiloor 83
[Het is een] stoute- een schrandere- een slimme- ook wel een ongeluks vogel 91
[Het is een] vischje buiten het kroost 90
[Het is een] vlasvink 88
[Het is een] vuile hond 35
[Het is een] weerwolf 91
[Het is een] witte raaf 76
[Het is een] worm 98
[Het is een] ijzer varken 87
[Het is] er vischje spring in 90
[Het is] geen kat om zonder handschoenen aan te tasten 46
[Het is geen] weer om hond of kat uit te jagen 33
[Het is] goed, dat kwade koeijen korte horens hebben 55
[Het is] haring voor St. Jan 29
[Het is] hem als een goede melkte (melk gegevende) koe geweest 51
[Het is] een neusje van den zalm 99
[Het is] katjesspel 48
[Het is] kalverliefde 42

[pagina XII]
[p. XII]

  Bladz.
Het is koekoek ééne zang 56
[Het is] kwaad hazen met trommels vangen 28
[Het is] maar aperij, apenspel of volmaakt apenspel 3
[Het is maar] een mossel krijg 61
[Het is] moeijelijk honden te leeren blaffen 35
[Het is] op een oor na gevild 67
[Het is] rozen voor de varkens gestrooid 87
[Het is] te vergeefs fluiten als het paard niet p….n wil 69
[Het is] voor de ganzen niet gebrouwen 24
[Het is voor de] kat 43
[Het is] waarlijk geen kippen huishouden 51
[Het is] zoo vol als een ei 16
[Het] kan gebeuren, dat de koe een haas vangt in een naauw straatje 53
[Het] oog van den meester maakt de paarden vet, en dat van het vrouwtje de kamers net 72
[Het] paard is van zessen klaar 69
[Het] pak moet naar den kemel zijn, of het draagt lastig 50
[Het] schaap, dat in de weide is, zoekt de beste kruiden 79
[Het schaap] het arme schaap [79]
[Het] schip is met man en muis vergaan 63
[Het] schort hem waar men de ossen bolt 67
[Het] vreemde koetje likt het vreemde kalfje niet 55
[Het] zal er honden 37
[Het zal] gebeurd zijn, toen de koe Bartel heette 53
[Het] zijn hondsdagen 34

[pagina XIII]
[p. XIII]

  Bladz.
Het zijn luistervinken 88
[Het zijn] vrienden als elefanten 21
[Het zijn] vogels van eenerlei veren 92
[Het zijn] wolven in schaapsvellen 98
Hoe erg de apen ook zijn, zij kunnen de vossen niet bedriegen 3
[Hoe] komt het kalf bij zijn maat 42
[Hoe] schooner aap hoe leelijker jongen 2
[Hoe] schurfter schaap hoe harder geblaat 79
Honger drijft den wolf uit het bosch 97
Houdt uw muil! botmuil, melkmuil 62
Hij acht hem als een hond 34
[Hij] behandelt hem hondsch 38
[Hij] belooft hem koeijen met gonden hoornen 53
[Hij] bewaart zijn nest wel 65
[Hij] blaat als een schaap 79
[Hij] bijt als, of gelijk de hond naar of op den steen 33
[Hij bijt] reuën en teven 78
[Hij] doet een hazenslaapje 27
[Hij doet een] muizenmaaltijd 64
[Hij] drijft op zijne eigene wieken 95
[Hij] eet als een wolf 96
[Hij eet] het met huid en haar op 40
[Hij] gaat als op eijeren 20
[Hij gaat] met de kippen (hoenders) vroeg op stok 51
[Hij] geeft een ei, om een kuiken weer te krijgen 16
[Hij] haalt het paard van Troje in 70
[Hij haalt] hem de huid over de ooren 40

[pagina XIV]
[p. XIV]

  Bladz.
Hij haalt met een anders pooten de kastanjes uit 't vuur 75
[Hij haalt] oude koeijen uit de sloot 54
[Hij] hangt den gebraden haan uit 26
[Hij] heeft dat weg, als of 't een hond hem gebeten had 37
[Hij heeft] de hondsschoenen aangetrokken 34
[Hij heeft de] koe bij de horens 51
[Hij heeft de] schapen gewacht (ook wel geweid) om de keutels 80
[Hij heeft] den aap beet, ook wel een vetten aap geërfd 5
[Hij heeft den aap] in zijn mouw 4
[Hij heeft den] papegaai geschoten 73
[Hij heeft] een geheugen als een garnaal 73
[Hij heeft een] gezigt als een aap, of een regt apen-gezigt, 2
[Hij heeft een] gladden aal bij den staart 1
[Hij heeft een] kalf gemaakt 41
[Hij heeft een kalf] in 't lijf [41]
[Hij heeft een] kraai geschoten 57
[Hij heeft een] mier aan hem 60
[Hij heeft een] snee in zijn oor 67
[Hij heeft een] snoek gevangen 82
[Hij heeft een] uiltje gevangen of geknapt 85
[Hij heeft] er een veer, of wel zijne veren gegelaten 88
[Hij heeft] het hoofd vol spinnewebben 82
[Hij heeft het] huppelen van drie geiten 24
[Hij heeft het] nest niet, die het weet, maar die het rooft 65

[pagina XV]
[p. XV]

  Bladz.
Hij heeft het schaapje lief 79
[Hij heeft het] zoo vast als een hand vol vliegen 90
[Hij heeft] hem of haar zoo lief, als een oud paard zijn moêr 69
[Hij heeft] kind noch kraai 58
[Hij heeft] lang voor de honden geloopen 36
[Hij heeft] muizen nesten in het hoofd 64
[Hij heeft] onder een andermans duiven geschoten 13
[Hij heeft] ooijevaars beenen 66
[Hij heeft] vrij wat op zijn horens 39
[Hij heeft] wespen in den kop 95
[Hij heeft] zijn horens nog niet afgestooten 39
[Hij heeft zijn] kalfsklaauwen afgeloopen 42
[Hij heeft zijn] koetjes op het drooge 55
[Hij heeft zijn] pen in adderspog gedoopt 6
[Hij heeft zijn] schaapjes op het drooge 79
[Hij] helpt de ratten aan het spek 78
[Hij helpt] hem op het paard 68
[Hij] houdt hem den bek open 9
[Hij] huilt met de wolven, waarmede hij in het bosch is, en blaat met de schapen in het veld 97
[Hij] is aan een ram gekoppeld 77
[Hij is] als een paard zoo sterk 68
[Hij is] altijd de bok der zonde 10
[Hij is] bang voor zijn huid 41
[Hij is] bek af 9
[Hij is] bekend als de bonte hond 33
[Hij is] daar, als een aap in een garenwinkel 5
[Hij is] de kalverliefde door 42
[Hij is de] kat die de kastanjes uit het vuur haalt 47

[pagina XVI]
[p. XVI]

  Bladz.
Hij is de uil 84
[Hij is] een goed kalf 41
[Hij is een] haan op zijn eigen mesthoop 26
[Hij is een] horendrager 38
[Hij is een] kalf 41
[Hij is een] muggenzifter 62
[Hij is een] oude putter 76
[Hij is een] regt addergebroedsel 6
[Hij is een] regte buffel 12
[Hij is een regte] schapenkop 79
[Hij is een] schurftig schaap [79]
[Hij is een] zwijn 100
[Hij is] er als een hond aan den band 35
[Hij is er] gezien als een varken in een Joden keuken 86
[Hij is er] mede gekattestaart 49
[Hij is er] zoo aangenaam, als een hond in een kegelspel 35
[Hij is er zoo] mal mede als een aap met zijn jongen 2
[Hij is] gejaagd als een hen, die een ei moet leggen 30
[Hij is] goed; maar was hij een vischje, men zou het hoofdje voor de kat werpen 89
[Hij is] hondsch gierig 38
[Hij is] in zijn wiek geslagen of geschoten 95
[Hij is] niet zoo dom als een schaap 78
[Hij is] nu regt op zijn koeweide 55
[Hij is] of blijft een schaap 79
[Hij is] op de eijeren betrapt 19
[Hij is] op zijn Apostelspaarden gekomen 72

[pagina XVII]
[p. XVII]

  Bladz.
Hij is spoedig op zijn paard 71
[Hij is] stijf in den bek 9
[Hij is] trotsch als een koetspaard 68
[Hij is] uit de luizen 59
[Hij is] van Duinkerken ten haring gevaren 29
[Hij is van] geen goede eijeren gezet 20
[Hij is van] geld voorzien, als een pad van veren 73
[Hij is van] het hondje gebeten 37
[Hij is van het] kalfje genezen 43
[Hij is] visch noch vleesch 88
[Hij is] vogelvrij verklaard 92
[Hij is] zoo arm als de mieren 60
[Hij is zoo] bang als een haas 27
[Hij is zoo bang als een] wezel 95
[Hij is zoo] blind als een mol 61
[Hij is zoo] dartel als een jonge hond 35
[Hij is zoo] dom als het achtereind van een koe 54
[Hij is zoo] dood als een pier 74
[Hij is zoo] doof als een kwartel 58
[Hij is zoo] gerust als een zalm 98
[Hij is zoo] kaal als een rat 77
[Hij is zoo] kwaad als een spin 82
[Hij is zoo] ligt als een veer 87
[Hij is zoo] mager als een luis 59
[Hij is zoo] mak als een schaap 79
[Hij is zoo] schaaps niet [79]
[Hij is zoo] stil als een muis 64
[Hij is zoo] stom als een eend 14
[Hij is zoo] vet als een slak 81
[Hij is zoo] vol ondeugd, als een ei vol zuivel 16

[pagina XVIII]
[p. XVIII]

  Bladz.
Hij is zoo vlug als een vogeltje, dat koe heet 54
[Hij is zoo] wijs als Salomo’s kat, die van wijsheid de pooten brak 47
[Hij is zoo wijs als] zeven dolle koeijen 54
[Hij is zoo] ziek als een kat 44
[Hij] jaagt den hond uit, en loopt zelf mede 34
[Hij] kan geen veêr van den mond blazen 87
[Hij kan] wel met de konijnen door de traliën eten 56
[Hij kan wel] twee ruggen uit een varken snijden 86
[Hij kan] zijne ooren schudden, dat zij klappen 66
[Hij] kent geen schooner ei dan 't geen hij zelf legt 17
[Hij] kiest eijeren voor zijn geld 18
[Hij kiest] het hazenpad 27
[Hij] klapt als een ekster 20
[Hij klapt als een] papegaai 73
[Hij] knijpt de kat in den donker 44
[Hij] komt nu regt op zijn eijeren 19
[Hij komt nu] pas uit den dop 13
[Hij] koopt kat in den zak 45
[Hij koopt] zeven eijeren en geeft er acht weer 20
[Hij] kraauwt den os, waar hij hem bollen wil 67
[Hij] krimpt als een aal 2
[Hij] kruipt als een slak 81
[Hij kruipt] in zijn schelp 80
[Hij] kijkt als een kat in een vreemd pakhuis 44
[Hij kijkt] de kat uit den boom 43
[Hij] laat de ooren hangen 67
[Hij laat de] wieken hangen 95
[Hij laat] den beer los 8

[pagina XIX]
[p. XIX]

  Bladz.
Hij laat den hond hinken 32
[Hij laat] hem op zijne eijeren zitten 18
[Hij] lacht als een paard dat bijten wil 71
[Hij] leeft of is zoo gezond, als een visch in het water 89
[Hij] liep als een haas weg 27
[Hij] ligt lang op zijn nest 65
[Hij] loopt als de kat om den heeten brei 44
[Hij loopt] een hondendrafje 37
[Hij loopt] met gescheurde ooren 67
[Hij loopt] weg als een hond met den staart tussen zijn pooten 33
[Hij] lijkt wel een noordschen bok 10
[Hij] maakt aapjes 6
[Hij maakt] bokkensprongen 10
[Hij maakt] het van eijeren, die uitloopen 19
[Hij maakt] van een vlieg een olifant 90
[Hij] meende om zijn staart te springen 83
[Hij meende] zijn eitje hier neer te leggen 20
[Hij] metselt de kat in den kelder 44
[Hij] moet prikken eten 75
[Hij] muist goed 64
[Hij] neemt het huis op zijn horens 39
[Hij neemt het] op zijn horens [39]
[Hij neemt] te veel, ook wel alles op zijn horens [39]
[Hij] noemt hem man en paard 70
[Hij] of zij is een beest 9
[Hij of zij is] het katje van de baan 49
[Hij of zij] stapt als een paauw 72
[Hij] piept als een muis 64
[Hij] ploegt met een andermans kalf 42

[pagina XX]
[p. XX]

  Bladz.
Hij preekt voor de ganzen 23
[Hij] pronkt met vreemde veren 88
[Hij] raast als een snoek op zolder 81
[Hij] rijdt het paard op den stang 70
[Hij] schaamt zich als een ezel, wien de zak ontvalt 22
[Hij] scheert de schapen en ik de varkens 80
[Hij schiet of maakt een bok 10
[Hij schiet] vooruit als een bruinvisch 12
[Hij] schreeuwt als een mager varken 86
[Hij] slaat een verschen worm aan 98
[Hij slaat] er naar, als de blinde naar het ei 18
[Hij] slacht de kat, die visch wil eten, maar de pooten ongaarne nat maakt 43
[Hij slacht de] kippen, heeft hij veel eijeren hij maakt veel doppen 51
[Hij slacht] den hond, die op het hooi lag, hij mogt dat zelf niet, en wilde niet toelaten dat de os het at 31
[Hij slacht de] koekoek 56
[Hij slacht] des keizers paard dat p..t in de groote plassen 69
[Hij slacht] Wiggert Wiggerts, een kenner van alle vogelen, hij zag een zog voor een tortelduif aan 93
[Hij] smeert hem honig om den mond 38
[Hij] snakt er naar als een vischje naar 't water 89
[Hij] spant de paarden achter den wagen 72
[Hij] speelt: aap wat heb je mooije jongen 2
[Hij speelt:] de beest 9

[pagina XXI]
[p. XXI]

  Bladz.
Hij speelt den gebraden haan 26
[Hij] spreekt als een paard 68
[Hij] springt van den os op den ezel 67
[Hij] staat zoo veeg als een luis op de kam 59
[Hij] steekt de horens op 39
[Hij steekt] er de kat in 46
[Hij] steelt als een raaf 77
[Hij] stinkt als een bunzing 12
[Hij] stuurt zijn kat 44
[Hij] tilt hem over het paard 68
[Hij] trekt hem een veer uit zijn staart 87
[Hij] valt er in als een eend in een vreemd wak 14
[Hij valt] van de graat 25
[Hij] vangt hem een vlieg af 90
[Hij vangt] of slaat twee vliegen in éénen klap [90]
[Hij] vergeet als een ezel achter zijne ooren 22
[Hij] vindt den hond in den pot 32
[Hij vindt] er mosselen 61
[Hij] vliegt op als een brullende leeuw 59
[Hij vliegt op] arendsvleugelen voorbij 7
[Hij] voedt een slang in zijn boezem 81
[Hij] voegt daar, als een aap in een porcelein kas 5
[Hij] voert kattekwaad uit 48
[Hij] weet wel, wat vleesch hij in de kuip heeft 90
[Hij] werkt als een molenpaard 68
[Hij] werpt een spiering uit om een kabeljaauw te vangen 82
[Hij werpt] het voor de honden 35
[Hij werpt] paarlen voor de zwijnen 100
[Hij] wil het ei scheren 17

[pagina XXII]
[p. XXII]

  Bladz.
Hij wil visch voor een visschers deur vangen 89
[Hij wil] ze zieden en braden, maar als het gebeuren zal bijt hij als een gans 23
[Hij] wringt zich als een aal in allerlei bogten 2
[Hij wringt zich als een] slang in allerlei bogten 81
[Hij] zag er uit als een geschoren aap 2
[Hij] zal dat varken wel wasschen 86
[Hij zal] den baars vergallen 7
[Hij zal] met een wind-ei betalen 17
[Hij] zendt hem weg als een boer zijn eenden 14
[Hij] ziet door de huid heen 40
[Hij ziet] er hondsch uit 38
[Hij ziet er] mottig uit 62
[Hij ziet er] uit, dat de honden er geen brood van zouden lusten 37
[Hij ziet] met arendsoogen rond of om 7
[Hij ziet] op geen aap die uit Oost Indië komt 4
[Hijziet] tegen een molshoop op als tegen een berg 61
[Hij] zingt als een lijster 60
[Hij zingt] zijn zwanenzang 99
[Hij] zit als een havik op den tuin 29
[Hij zit] er op als een bok op de haverkist 10
[Hij zit] of hij een luis in zijn oor had 59
[Hij zit of] staat te kijken als een uil in doodsnood 85
[Hij zit] op met hangende pootjes 75
[Hij zit op] zijn ei te broeijen 14
[Hij] zou wel een' dooden ekster verschalken 21
[Hij] zuigt het uit zijn poot 75
[Hij] zweet als een otter 68

[pagina XXIII]
[p. XXIII]

  Bladz.
Ik deed dat om geen houten koe 52
[Ik] heb een eitje mei u te pellen 20
[Ik] moet daar haar of pluimen van hebben 26
[Ik moet daar] haring of kuit van hebben 28
[Ik moet] den vogel eerst goed onder den staart zien 92
[Ik] weet een paard, dat nog harder draaft 71
[Ik] zit hier niet, om vliegen te vangen 90
In troebel water is goed visschen [90]
[In] zulke waters vangt men zulke visschen 89
Kakel gij! de hoenders leggen de eijeren 30
Kalf spaar uw hooi, want de winter is nog lang 42
Katten en wijven moeten te huis blijven 49
Kip! ik heb je 50
Kleine hondekes blijven lang jongekens 37
[Kleine] visschen maken de groote goed 89
Kosters koe weidt op het kerkhof 53
Kwaad ei kwaad kuiken: of, zou het ei beter wezen dan het hoen? dat zou de drommel doen 15
Laat den hond zorgen, die moet twee paar schoenen hebben 35
Leg er haar van den hond op 32
Luipende honden hebben het eerste het spek weg 36
Magere vlooijen (ook wel luizen) bijten scherp 91
Man en paard dood, al dood 70
Men behoeft den hond geen brood te geven, zoolang hij met den staart kwispelt 31

[pagina XXIV]
[p. XXIV]

  Bladz.
Men behoeft geen luizen in den pels te zetten 60
[Men] brandt er horens 40
[Men] dempt den put, als het kalf verdronken is 41
[Men] kan den papegaai met geen rotteval schieten 73
[Men kan] geen jagthoorn maken van een zwijnsdrek noch van een vossenstaart een trompet 86
[Men kan] hem een ei in zijn g.t gaar braden 16
[Men kan] het voor een ei en een appel krijgen 17
[Men kan] ligt een stok vinden, als men den hond wil slaan 33
[Men kan] nooit weten, waar een haas een koe vangt 27
[Men kan] van een varkensoor geen fluweelen beurs maken 86
[Men kan] wel een pad trappen, dat zij piept 73
[Men] kent den ezel aan zijne ooren 66
[Men kent] een goed paard aan zijn draven 69
[Men kent] hem aan zijn veren 88
[Men] moet de horzels niet tergen 40
[Men moet de] huid niet willen verdeelen voor dat de beer dood is 8
[Men moet de] koe wel melken, maar de spenen niet aftrekken 54
[Men moet de] prikken levend houden 76
[Men moet de] schapen scheren, al naar dat zij wol hebben, en wel scheren, maar niet villen 80
[Men moet] geen bontwerker brengen, waar een mooije kat is 48

[pagina XXV]
[p. XXV]

Men moet geen gegeven paard in den bek zien 9
[Men moet geen] paard lopende willen beslaan 70
[Men moet geen] slapende honden wakker maken 35
[Men moet geen] struif om een ei bederven 15
[Men moet geen] wolf in den buik smoren 98
[Men moet] niet te veel eijeren onder ééne hen leggen 19
[Men moet] poot aan spelen 75
[Men] noemt geen koe bont, of er is een vlekje aan 51
[Men] praat maar van koetjes en kalfjes 56
[Men] sluit het stal te laat, als het paard gestolen is 72
[Men] vangt het paard bij den breidel, en den man bij het woord 70
[Men vangt] meer vliegen met siroop dan met azijn 90
[Men] vindt de vossen of hun vel bij den bontwerker 94
[Men vindt] menigen ezel zonder lange ooren 21
[Men] zal geen spek zoeken in het nest van den hond, of worsten in hondenstal 34
[Men] ziet wel ezels die nooit zakken droegen 21
[Men] zoekt op die wijze den otter te strikken 68
[Men] zou doode ratten met hem vangen 78
[Men zou] er op verlieven, als een kat op den mosterdpot 46
Met een dood kalf is goed sollen 42
[Met] enkele veren plukt men den vink kaal 88
[Met] kleine lapjes leert men den hond leer eten 32

[pagina XXVI]
[p. XXVI]

  Bladz.
Met list brengt men een ei in een hopzak 20
[Met] onwillige honden is kwaad hazen vangen 35
Moedige paarden, straf gebit 72
Muis is de moer, zij dragen allen staarten 63
Niemand wil de kat de bel aanbinden, of aandoen 45
Niet alle vogels zijn valken 91
Niets met haast als vlooijen vangen [91]
Of kraai zal geen vogel zijn 57
Om een kleine zaak, eet de wolf het schaap 97
[Om] het minnen van het smeer, likt de kat de kandeleer 47
Onder in den kuil vangt men den visch 88
Op grijpende wolfsklaauwen passen hondstanden 96
Oude vogels zijn zoo ligt niet te vangen 91
[Oude] vossen zijn moeijelijk te vangen 91
Sla de eijers in de pan, dan komen er geen kwae kuikens van 15
[Sla] er wat eijeren in 20
Snoeken op zolder zoeken 82
Spreeuwen willen wel kersen eten, maar geene boomen planten 83
Stugge paarden scherpe sporen 72
Te zomer (ook wel te St. Jutmus,) als de kalveren op het ijs danzen 42
Tegen booze honden, booze knuppels 36
Toen zij met zout kwamen, waren de eijeren al op 19
Trekt men één varken bij den staart dan schreeuwen zij allen 86

[pagina XXVII]
[p. XXVII]

  Bladz.
Uilen broeijen uilen 85
[Uilen] bij uilen, kraaijen bij kraaijen [85]
[Uilen] zijn uilen [85]
Vechtende koeijen, voegen zich, als de wolf komt zamen 55
Veel geschreeuw en weinig wol 96
[Veel] koeijen veel moeijen 54
Vele honden zijn des hazen dood 28
Vette vogels gladde veren, wel te winnen, wel verteren 92
Visschen hebben een goed leven, zij drinken als zij willen en worden nooit gemaand om het gelag 89
Vogels van gelijke veren, vliegen graag zamen 92
Vossen moet men met vossen vangen 94
Vroeg valk vroeg uil 85
Vroom heeft een koe gestolen 52
Waar de bijë honig uit zuigt, zuigt de spin venijn uit 12
[Waar de] ooijevaars nestelen, sterven geen kraamvrouwen 66
[Waar de ooijevaars] weggaan, komt er rusie in de kerk [66]
[Waar de] slang het hoofd kan indringen, daar wringt zij het gansche lijf in 81
[Waar de] varkens veel zijn, is de spoeling dun 87
[Waar] ééne hond tegen p..t p….n zij allen tegen 33
[Waar] het hek open is, loopen de varkens in 87
[Waar] Pallas plagt te staan is nu een uil geschilderd 84

[pagina XXVIII]
[p. XXVIII]

  Bladz.
Wachtje voor den bek 9
Wanneer het den ezel te wel is, dan gaat hij op 't ijs dansen en breekt zijn been 22
Wat den raven toebehoort, verdrinkt niet 77
[Wat] helpt kaars of bril, als de uil niet zien wil 84
[Wat] horens heeft wil steken 39
[Wat] koekoek is dat 56
[Wat] spreeuw is dat 83
[Wat] van katten komt, wil wel muizen 48
Wee den wolf, die in een kwaad gerucht is 97
Welk een looze vos! of hij heeft een vossenaard 93
[Welk een] morsig varken van een wijf 86
Wie des Konings gans eet, k..t de pluimen honderd jaren daarna 24
[Wie] ezel geboren is, sterfï geen paard 22
[Wie] zal het blaffen aan de honden beletten 37
[Wie] zich onder den draf mengt, dien eten de zwijnen 100
Wiens de koe is, die vat ze bij den staart 52
Wij hebben een oude rat in de val 77
[Wij] scheiden nog zoo niet, zei de kat tegen de muis 48
[Wij] willen hem bidden, zoo als men den ezel bidt 22
[Wij] zullen den rooden haan laten kraaijen 26
IJlen maakt uilen 85
Zend een kat naar Engeland, miaauw zegt zij als zij terug komt 44
Zet een kikvorsch op een stoel, hij wil weer naar den modderpoel 50

[pagina XXIX]
[p. XXIX]

  Bladz.
Ziekten komen te paard en gaan te voet 69
Zoekje pieren 74
Zoo als de ouden zongen, piepen de jongen 92
[Zoo] zwart als een raaf 76
Zij beginnen de ooren op te steken 67
[Zij] heeft een nachtegaal in de wieg 65
[Zij] houden huis als de kat met de muis 44
[Zij] is een hanenveer 26
[Zij is een] kat 44
[Zij is een] regt nest 65
[Zij is een] slangenvel 81
[Zij is] zoo rein als een vischben 90
[Zij] leven als katten en honden 49
[Zij] leggen botje bij botje 11
[Zij] meent dat ’s Keizers kat haar nicht is 50
[Zij] wroeten als mollen in de aarde 61
[Zij] zien als pissebedden 74
Zijn haan moet Koning kraaijen 26
[Zijn] wieken zijn gekort 95
Zijne eigene honden bijten hem 36
[Zijne eigene] luizen bijten hem 59


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken