Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Muren van glas (1993)

Informatie terzijde

Titelpagina van Muren van glas
Afbeelding van Muren van glasToon afbeelding van titelpagina van Muren van glas

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.82 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Muren van glas

(1993)–Rosalie Sprooten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 94]
[p. 94]

8

Vermoeid stond ze op, ging naar beneden en dronk, geleund tegen het aanrecht, een glas koud water. Voornemens lagen haar zwaar op de maag. Wat moest ze met nieuwe kleren? Weken achter de naaimachine, ze zag het niet zitten. De komende dag leek al eindeloos. Met een diepe zucht bedwong ze de opkomende kwaadheid. Ze keek naar de tuin en zag de groene puntjes van de sneeuwklokjes boven de grond uitsteken. Frederik duwde met zijn kop tegen haar elleboog. Ze draaide zich om, pakte hem op de arm en aaide met haar wang over zijn hoofd. Hij was nog loom van het slapen en liet zich gewillig knuffelen. Ze stak haar neus in zijn vacht. Soms rook hij nog naar nestmelk.

‘Zullen we maar verhuizen?’

Misschien moest ze inderdaad weg uit deze omgeving en elders een nieuw leven beginnen. Ze zette de kater weer op zijn vier poten en ging naar boven. Binnen een uur was ze gekleed, had ze enkele boterhammen gesmeerd, de kat gevoerd en de planten water gegeven. Het zweet stond op haar voorhoofd. Morgen zou ze Fernand weer ontmoeten en dan zou er veel veranderen in haar leven. Ze keek in haar beurs. Er zat voldoende geld in voor een treinreis. De buurvrouw kon ze wel vragen om de kat straks iets uit een blikje te geven.

‘Het is maar voor één dagje’, zei ze hem. Hij was druk bezig zijn vacht te likken.

Voor geval van nood beschikten de buren over een sleutel van de achterdeur. Louise verzorgde tijdens hun afwezigheid de planten en leegde de brievenbus. Verder

[pagina 95]
[p. 95]

bleef het contact beperkt. Ze belde aan en wachtte. Even later hoorde ze hoe de buurvrouw naar beneden tripte op haar muiltjes. De deur werd geopend. Om een lange monoloog te voorkomen liet Louise de sleutel van de voordeur aan de ring heen en weer bungelen.

‘Zou je straks voor de kater kunnen zorgen?’

De buurvrouw was snel van begrip.

‘Ga je op reis vandaag?’

‘Ik moet in Amsterdam wat zaken regelen.’

Aan haar wenkbrauwen was te zien dat ze er graag iets meer van had vernomen.

‘Pas daar maar op. Voor je het weet ben je je tas kwijt. Daar loopt zoveel vreemd volk rond. Heb ik je niet verteld wat mijn zuster daar vorig jaar is overkomen? Gewoon de bodem uit de tas gesneden. Maar ja, die is zelf niet van deze wereld...’

‘Je moet 't me niet kwalijk nemen maar ik heb haast, anders mis ik de trein nog. Ik wil op de fiets naar het station.’ Louise keek op de kerkklok. De buurvrouw schikte haar blonde kapsel dat al compleet in de plooi zat. In hun voortuin stond een prachtige gouden regen die straks, bij iets meer voorjaarswarmte, volop zou bloeien. Ze plukte er ieder jaar stiekem een tak van, die ze dan op het nachtkastje zette. De takken hingen tot voor haar slaapkamerraam.

In dertien minuten had ze het station bereikt, zette de fiets in de stalling en kocht nog hijgend een retourtje hoofdstad. De trein stond al klaar. Toen het fluitsignaal even na half tien werd gegeven en de reis begon, zuchtte ze opgelucht. Ze leunde met haar hoofd tegen de achterbank en sloot haar ogen. Gelukkig was het niet druk zodat de plaats naast haar lang onbezet bleef. Ze las de krant, puzzelde aan een doorloper en keek enkele malen in haar agenda. Het Nederlandse landschap was Lim-

[pagina 96]
[p. 96]

burgs, Brabants en voordat ze er erg in had zat ze in het Hollandse. Het was na Den Bosch drukker geworden zodat ze nu regelmatig werd afgeleid. Na Utrecht werd het uitzicht kaler. Straks zouden alle koeien, paarden en schapen overgeleverd zijn aan felle zon, regen, wind of storm zonder ook maar onder één enkele boom beschutting te kunnen zoeken. Niemand die zich daar druk over maakte. Was het gierigheid van de boeren, gebrek aan hart voor hun dieren? Ieder levend wezen zocht toch geborgenheid in de ongenaakbaarheid van de natuur. Het maakte haar kwaad. Ze moest een brief sturen aan het ministerie. Geachte minister, zou ze schrijven, dat dieren in gevangenschap worden gehouden is al erg genoeg, maar kunt u niet een wet uitvaardigen die agrariërs verplicht het welzijn van hun beesten beter in het oog te houden. Tot in Amsterdam dacht ze over de term welzijn. Ze dacht aan dierentuinen, aan het transport van duiven en slachtvee, aan kettinghonden en aan kanaries die hun leven lang opgesloten zaten in kleine kooien. Was hun gevangenschap van minder belang dan die van psychiatrische patiënten? Mensen onder een spanlaken had ze nooit gezien, dat kwam in de nieuwe kliniek niet voor. Wel opsluiting in een kale kamer. Toen had ze het logisch gevonden. Nu vroeg ze zich af hoeveel het met machteloosheid te maken had. Zij had haar werk lange tijd toch graag gedaan. Waarom was er een einde gekomen aan iets dat als een warme mantel om haar heen had gelegen? Wanneer was de afbrokkeling begonnen? Zes weken na haar vertrek uit de kliniek had ze een bezoek gebracht aan de personeelsafdeling. Het was zo'n vertrouwde omgeving, maar op dat moment had ze getrild van angst alsof ze voor het eerst kwam. Ook van schaamte. En terwijl haar papieren in orde werden gemaakt en zij onwennig over haar nieuwe situatie in de

[pagina 97]
[p. 97]

kamer stond, kwam de personeelschef binnen. Een veertiger, goed van de tongriem gesneden en zelfverzekerd. ‘Ha, dag Louise, hoe gaat het?’ Zonder haar antwoord af te wachten boog hij zich over een bureau en schreef misschien wel: Jantje zag eens pruimen hangen. Na enige minuten schroefde hij zijn vulpen dicht en keerde zich naar Louise. Hij bekeek haar van top tot teen. De onzekerheid maakte haar slap en gaf een duizelig gevoel in haar hoofd.

‘Je bent zeker wel blij dat je nu niet meer hoeft te werken’, zei hij. Of had hij het anders geformuleerd? Had hij gezegd, afgekeurd? Ze was sprakeloos, maar een antwoord had hij ook niet verwacht. Met zoiets als, het ga je goed, verdween hij naar zijn kamer.

‘We hebben nu een hele goeie aangenomen’, had ze Courtens horen zeggen, toen deze chef zijn intrede deed. Had ze misschien voor deze personeelschef ook nog iets in petto? Een vulpen met spuitend gas of zo?

Wie met hem over zaken of problemen wilde spreken moest van goeden huize komen om door zijn monologen heen te breken. Dat had ze zelf vaak genoeg ervaren.

In Amsterdam had ze in de drukte al haar aandacht nodig. De beelden die haar het laatste half uur dwars hadden gezeten verdwenen naar de achtergrond. Met de stroom mee liep ze het station uit, richting centrum, zich afvragend hoe ze deze dag kon doorbrengen.

Een broodje met kaas, chocolademelk met slagroom, appeltaart? Het kon haar allemaal niet bekoren. Ze dacht aan Fernand die nu in de kliniek net gegeten had en over de afdeling zou slenteren. Mompelend, schichtig af en toe om zich heen kijkend, maar meestal met de ogen op zijn voeten gericht. Nog ongeveer 24 uur en dan zou hij er zijn. Op de Dam keek ze naar de stadse bedrijvigheid. Tussen de mensen door fladderden duiven, dan hier dan

[pagina 98]
[p. 98]

daar neerstrijkend. Twee van hen pikten aan een platgetrapte zak frites. Ze zagen er uit alsof ze met vuile kleren van huis waren gegaan. Sommige droegen een ring en verrieden daarmee deels hun herkomst. Dat waren de vrijheidsstrijders. Die hadden zich losgerukt uit de tirannie van de duivenmelker, die hadden geen zin om in Dax of Lissabon gelost te worden en dan, vaak onder barre omstandigheden, naar huis te vliegen. Vliegen op weduwschap? De pot op, val maar dood, zullen ze gedacht hebben. Dierenliefde? Laat me niet lachen. Deze duiven hadden weliswaar gekozen voor het harde bestaan van de straat maar ook voor de vrijheid. Ze keek langs de gevels omhoog. Schuilplaatsen in overvloed. Niks luxe duiventil. Dappere jongens, zei Louise en liep door naar het Rokin. Haar maag begon te knorren. Het was bijna vijf uur geleden dat ze voor het laatst had gegeten. In de etalage van een tabakszaak lagen prachtige sigaren in mooie verpakkingen. Na enig aarzelen stapte ze naar binnen en kocht er twee voor vijf gulden.

‘Is het een cadeautje?’ vroeg de meneer.

Louise knikte. Ze zag het verraste gezicht van Fernand al voor zich. Ze betaalde en ging weer naar buiten. Wat deed ze in vredesnaam in deze stad? Ze probeerde zich te herinneren waarom en wanneer ze besloten had naar Amsterdam te gaan. Bij de Westertoren keerde ze om. Met enige moeite wist ze aan de overkant van de straat te komen. Even later kwam ze buiten adem weer op de Dam.

 

*

 

Er werden na enige tijd nog drie nieuwe directeuren benoemd. Een voor de centen, een voor personele zaken en een voor patiëntenzorg. In die laatste functie werd

[pagina 99]
[p. 99]

nota bene Hugo Blokland benoemd.

‘Heb jij dat zien aankomen?’ vroeg ik Joris.

‘Hij heeft er geen stom woord over gezegd. Ik zweer het je.’

‘Dan zal er van onze groepsgesprekken ook niets meer komen.’

‘Nou, dan krijgt Peter Beekman toch nog zijn zin.’

‘Hoezo? Hij weet er toch niets van?’

‘Ach, ik bedoel maar, hoeven wij niet meer stiekem te doen. Ik begrijp nog steeds niet wat hij er nou op tegen heeft.’

‘Hij is bang Joris, bang voor kritiek.’

Toen ik de daaropvolgende maandag tegenover hem zat en hij geïnteresseerd naar mijn doen en laten buiten werktijd informeerde, voelde ik me schuldig over mijn kwaadheid. Ik vertelde over de tuin en het schilderij waar ik aan werkte. Zijn stem, daar was iets mee. Die bluste vaak mijn wrok. Dat ik te weinig patiënten in mijn programma had daar spraken we niet over. Voordat ik die morgen bij hem vandaan ging, meldde ik hem mijn voornemen om Hanekamp officieel een brief te schrijven en opheldering te vragen over zijn houding tegenover mij. Vooral zou ik willen weten waarom er sinds lange tijd geen patiënten meer naar mij verwezen werden.

‘Zou je dat nou wel doen Louise?’

Ik wil verdomme werken voor mijn geld en niet beneden duimen zitten draaien. Ik verveel me te pletter en daar word ik doodmoe van, had ik willen schreeuwen. Maar ik nam keurig afscheid van hem.

Beneden liep ik weer langs de diverse ateliers om te zien waar mijn collega's mee bezig waren. Ik zag Felix Penders in de timmerwerkplaats achter een grote boormachine. Fernand maakte tralies voor de kleine vogel-

[pagina 100]
[p. 100]

kooitjes die regelmatig aan diverse dierenwinkels geleverd werden. Ik kon wel een betere tijdpassering voor hem bedenken dan dit eentonige werk. Arbeidstherapie! Was het inderdaad een ‘geneeswijze’ of slechts aanpassing aan ons economisch systeem? Daar had ik graag een discussie over gevoerd. Omdat ik nog drie kwartier tijd had voor de volgende afspraak pakte ik op mijn kamer een map met papieren en wandelde daarmee door de hele kliniek. De deuren bij de secretaressen stonden altijd open zodat ik hier en daar een kort praatje kon maken. Zo kwam ik de dag wel door. In de hal van de eerste verdieping stonden vijf psychiaters met elkaar te praten. Hanekamp hield net als ik een pak papieren onder zijn arm gekneld. Zeker ook een uitgeholde functie, schoot het door mijn hoofd. Ik zou naar de directie moeten stappen en met veel overtuiging zeggen: Herman, die Hanekamp daar heb ik zo mijn twijfels over. Die man is niet geschikt. Hij mag dan een diagnose kunnen stellen, van therapie heeft hij, buiten het farmaceutische, geen flintertje kaas gegeten. Erger nog, deze man is een eikel, die moet je er gewoon uitschoppen. Jij hebt toch zeker meer in je mars dan Courtens en baardmans Peter samen!

Maar enkele uren later ging de mare door de kliniek dat Herman Goudsmit met onmiddellijke ingang zijn ontslag genomen had en vandaag nog zou vertrekken.

‘Leuk voor de pers. Daar kan de stad weer van smullen. Wanneer zou die onrust ophouden Joris?’

‘Ik wacht daar niet op,’ zei hij, ‘als ik de kans krijg ga ik hier weg. Ik heb er schoon genoeg van.’ Snel dronk hij zijn koffie en liep op een drafje naar het theater.

Hij wel, maar waar moest ik naar toe? Ik zou de energie en de moed niet hebben om een andere baan te zoeken. Ik zou blijven en hem missen.

[pagina 101]
[p. 101]

Rond half vijf besloot ik naar huis te gaan. Maar ik was zo nieuwsgierig naar de reden van ontslag dat ik naar de eerste verdieping ging. Misschien dat iemand van het secretariaat de sluier van het nieuwe drama kon oplichten, die waren meestal beter op de hoogte dan wij, beneden. Halverwege de trap hoorde ik twee mannenstemmen. Eén was van algemeen directeur H. Goudsmit. Ik draaide mij om en liep snel de trap af. In het souterrain zag ik hem weer door het ruitje van de lift samen met voorzitter Molin. Een moment keek ik pal in het gezicht van zeg-maar-Herman.

Ik versnelde mijn pas. Achter mij hoorde ik hun voetstappen. Onhandig stak ik de sleutel in het slot, opende het portier en schoot in de auto. Op enkele meters afstand passeerde mr. dr. Molin met in zijn kielzog de gewezen directeur. Beiden droegen zware aktentassen. Het grote gebouw rees hoog en donker achter hen op. Goudsmit liep met gebogen hoofd. Ik moest er bijna van huilen. Hoelang heerste er al oorlog op de eerste verdieping en wie telde de slachtoffers, ook op de begane grond? Liep daar een verliezer of was hij een vluchtende? Ik zou het nooit weten en voorzitter Molin kon weer een nieuwe protégé zoeken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken