Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van Abélard tot Zoroaster. Literaire en historische figuren vanaf de renaissance in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van Abélard tot Zoroaster. Literaire en historische figuren vanaf de renaissance in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater
Afbeelding van Van Abélard tot Zoroaster. Literaire en historische figuren vanaf de renaissance in literatuur, muziek, beeldende kunst en theaterToon afbeelding van titelpagina van Van Abélard tot Zoroaster. Literaire en historische figuren vanaf de renaissance in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.21 MB)

Scans (31.64 MB)

ebook (9.74 MB)

XML (1.03 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van Abélard tot Zoroaster. Literaire en historische figuren vanaf de renaissance in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater

(1994)–Peter Altena, Léon Stapper, Michel Uyen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 179]
[p. 179]

Pausin Johanna

is volgens de overlevering de enige vrouwelijke paus geweest in de geschiedenis van de christelijke Kerk. De legende rond pausin Johanna gaat uit van een vrouw, geboren in Engeland of in Mainz uit Engelse ouders, van meer dan gemiddelde begaafdheid, welbespraaktheid en schoonheid. Haar ouders zouden haar naar het klooster hebben gezonden, alwaar zij zich voor het eerst in mannenkleren zou hebben gehuld, waarschijnlijk omdat dit de enige manier was voor een vrouw van haar intelligentie om in contact te komen met de juiste leraren. Haar intrede in het klooster betekende het begin van een voorspoedige loopbaan. Nadat zij in de hoogste kerkelijke kringen was doorgedrongen en men nog altijd niet had ontdekt dat zij een vrouw was, werd zij vanwege haar allerwegen geroemde kennis en vroomheid in het jaar 855 tot het hoogste kerkelijk ambt toegelaten: als Johannes Anglicus of Johannes viii nam zij op de zetel van Petrus plaats. Daar ook zijzelf van haar kwaliteiten overtuigd was, heeft zij geen belemmering gezien het hoogste ambt van Stedehouder Gods te aanvaarden. Haar ontmaskering geschiedde - nog steeds volgens de overlevering - toen zij twee jaar na haar benoeming tot paus in hoogzwangere toestand een processie leidde naar de Sint-Jan-van-Lateranen. Te midden van de haar omringende prelaten en het Romeinse volk overvielen haar de barensweeën en schonk zij het leven aan een kind. De woedende menigte stortte zich op haar en doodde haar en het kind.

 

Over de vraag of de legendevorming een grond van historische waarheid in zich heeft, is reeds eeuwen gestreden. In een recente studie (Morris 1985) worden nog bewijzen aangevoerd voor Johanna's daadwerkelijke bestaan, maar zeker is dat veel van de tot dan toe gebruikelijke ‘bewijzen’ voor het bestaan van een pausin in de 9e eeuw niet meer dan twijfelachtige interpretaties van minder goed verklaarbare fenomenen zijn. Zo was de straat waar het drama zich zou hebben voltrokken sinds lange tijd bij pauselijk decreet verboden terrein voor processies, ofschoon zij een rechtstreekse verbinding vormt tussen het Vaticaan en de Lateraan. De redelijke verklaring daarvoor - de straat is gevaarlijk nauw - werd graag over het hoofd gezien en de spectaculaire verklaring dat hier ooit een pausin was bevallen van haar kind won snel aan populariteit. Bovendien bevond zich in deze straat een antiek standbeeldje waarvan herkomst en betekenis onbekend waren: het stelt mogelijk een priester voor in een wijd gewaad met aan zijn voeten een kind, of een heidense god met een jonge vereerder, maar met enige fantasie kon het worden aangezien voor de afbeelding van een vrouw met kind. In dezelfde straat trof men de tekst ‘P. Pater Patrum P.P.P.’ aan, waarvan men op uiterst dubieuze gronden maakte: ‘Papa pater patrum peperit papissa papellum’ (Paus Pater Patrum bezorgde de pausin een klein pausje): de tekst werd vervolgens in verband gebracht met het beeldje.

Bovendien is het van de 9e eeuw tot ver in de 16e eeuw gebruikelijk geweest de pausen bij hun inwijding aan een merkwaardige ritueel te onderwerpen: in het Vaticaan bevindt zich een marmeren stoel met een gat in de zitting en de nieuw gekozen paus diende hierop plaats te nemen, waarbij hem een gordel met zeven sleutels en zeven zegels werd omgegord. Al spoedig raakte de oorspronkelijke betekenis - waarschijnlijk ging het om een rituele overdracht van macht en bezit - verloren en werd bedacht dat men aldus op de tast kon vaststellen of het een man of een vrouw betrof, een voorzorgsmaatregel om te voorkomen dat de Kerk opnieuw met een pausin zou worden geconfronteerd. Tot slot kan worden gewezen op het verhaal dat een beeltenis van de pausin lange tijd de Dom van Sienna zou hebben gesierd, tussen die van Leo iv en Benedictus iii in: het onderschrift zou hebben geluid ‘Johannes viii, een vrouw

[pagina 180]
[p. 180]

uit Engeland’. Pas op instigatie van Clemens viii (1592-1605) werd het beeld van de pausin uit de rij van pausen verwijderd, nadat (van protestantse zijde) twijfel was gezaaid omtrent het waarheidsgehalte van het verhaal van een vrouwelijke paus.

Het waarom van een legendevorming rond een pausin is moeilijk aan te geven. Morris geeft aan dat in de 9e eeuw vrouwen allesbehalve waren uitgesloten van belangrijke functies in de Kerk: de strikte beperkingen met betrekking tot het geslacht van kerkelijke functionarissen zijn pas later (in de 12e eeuw) geformuleerd. Het is dus zeer wel mogelijk dat een geleerde vrouw een hoog kerkelijk ambt heeft bekleed. Waarschijnlijk is bij wijze van satirische reactie op het zeer gecorrumpeerde en decadente pausdom van de vroege middeleeuwen een dergelijk voorval aangedikt en tot waarheid verheven.

In middeleeuwse kronieken wordt meerdere malen gewag gemaakt van het verhaal van een vrouwelijke paus en niet zelden wordt als vader van het kind de duivel genoemd, waardoor de stof verwantschap is gaan vertonen met de Faust-legende. Basis voor deze suggestie van een onheilige verbintenis is een moralistisch getinte verontwaardiging dat een vrouw door ambitie en intelligentie tot het hoogste kerkelijke ambt had kunnen doordringen.

Bekendheid kreeg het verhaal pas in 1271, door een kroniekboek van Martin von Troppau. De literaire verwerking ervan begon met Boccaccio's boek uit 1361-75 over beroemde vrouwen, De claris mulieribus, waarin het verhaal een gelukkige wending krijgt: Johanna, die in wijsheid wordt vergeleken met de legendarische bijbelse koningin Semiramis, blijft gespaard, treedt af als paus en trekt zich in alle stilte terug om haar kind op te voeden. De Duitse vertaling van Steinhövel uit 1473 zorgde voor een brede verspreiding van de stof in Duitsland. Uit deze periode is verder bekend: een gedicht van Lefranc (Les champions des dames, 1442), een Schotse ballade uit het Scotichronicon (1447) van Bower, die zich voor het schrijven van deze verzameling had gebaseerd op het voorwerk door John of Fordun, en twee satires uit 1514 en 1519 van Murner.

In 1480 schreef Schernberg een van alle luchtigheid en satire ontdane stichtelijke versie met het versdrama Ein schoen Spiel von Fraw Jutten (Jutten of Jutta was de Duitse variant op de naam Johanna: in Nederland bestaat in de volksmond nog altijd de aanduiding ‘Vrouw Jutte’). Schernbergs versdrama laat de pausin zien in een symbolische strijd tussen Goed en Kwaad; ze wordt voorgesteld als een prooi van de duivel, maar wordt aan het slot, op voorspraak van Maria, door Christus voor de keuze gesteld: òf eeuwige verdoemenis òf aardse schande door ontmaskering. Johanna kiest voor het laatste: zij sterft bij het baren van haar kind, wordt ter helle opgenomen, maar opnieuw door Maria's voorspraak uit de klauwen van de duivel gered.

In 1558 volgde een wederom spotlustige versie, Historia von Johanna Anglica, der Päpstin, geschreven door Sachs, terwijl in 1591 in Engeland een anoniem toneelstuk The female prelate being the history and the life and death of Pope John (voor het eerst gepubliceerd in 1689) werd opgevoerd. Daarna bleef het gedurende de gehele 17e eeuw stil rond het verhaal. Pas weer halverwege de 18e eeuw werd door Gottsched in zijn Nöthiger Vorrat zur Geschichte der deutschen Dramatischen Dichtkunst uit 1757-65 naar de geschiedenis van pausin Johanna verwezen. Gottscheds pogingen het toneel te hervormen tot een waardig en ernstig theater hielden in dat hij op zoek ging naar voorbeelden. Hij vond die hoofdzakelijk buiten Duitsland en gaf zijn voorbeelden in Duitse vertaling weer. Tevens verzamelde hij verhaalstof die in zijn ogen voldeed aan de hoogste criteria; het verhaal van pausin Johanna was een van de door hem gekozen voorbeelden. Toch liet de 18e eeuw verder hoofdzakelijk blijken de komische, dubbelzinnige en erotische kanten van het verhaal te waarderen: Léger en Faucomplét

[pagina 181]
[p. 181]


illustratie
Pausin Johanna baart haar kind tijdens de processie, miniatuur in een Franse vertaling van Boccaccio's De casibus virorum illustrium, ca. 1420.


schreven komische opera's (resp. 1793 en 1795); Casti was de auteur van een pikante novelle uit 1783; Winnkop, een voormalige benedictijner monnik, schreef in 1783 een sterk ironiserende roman; en van Bruckbräu is de antiklerikale roman Ein Papst im Unterrock uit 1832.

Ongetwijfeld gestimuleerd door Goethes Faust-bewerking trad in de 19e eeuw het verlangen naar voren de verhaalstof een meer serieuze behandeling te geven. Achim von Arnim keerde met zijn versdrama Päpstin Johanna (1813, als prozaversie postuum in 1848 gepubliceerd) terug tot het motief van het duivelspact en liet Johanna optreden als het kunstmatig produkt van een op wereldheerschappij beluste duivel, die Johanna als man verkleed de wereld inzendt en haar koppelt aan een als vrouw verklede jongeling. Ook hier wordt Johanna uiteraard tot paus gekozen en zou het plan van de duivel zijn geslaagd als zij niet tijdig tot inkeer was gekomen. Verdere 19e-eeuwse bewerkingen zijn historiserend of satirisch van aard: Lüdecke schreef in 1874 een toneelstuk, Die Päpstin Johanna, in Spanje verscheen in 1843 de anonieme roman Juana la papesa, in Italië publiceerde Mezzabotta in 1885 zijn roman La papessa Giovanna, terwijl in Duitsland Bartels in 1900 een didactisch en moraliserend toneelstuk Die Päpstin Johanna het licht deed zien. In dit drama wordt Johanna getoond als een ethisch denkende vrouw die gezien de lichamelijke en geestelijke zwakheden uit haar verleden haar priesterschap als een redding ziet. Als zij bezwijkt door zich zwanger te laten maken, trekt zij daaruit de conclusie dat haar de ware kracht om tot grote daden te komen ontbreekt (een faustisch motief) en pleegt zij zelfmoord.

Verreweg de belangrijkste verwerking uit de vorige eeuw is echter de roman I papissa Ioanna uit 1866 van Rhoïdis. Deze Griekse schrijver grijpt de legende aan om met veel eruditie te verdedigen dat er werkelijk een pausin Johanna heeft bestaan. Hij verlustigt zich in haar schandelijke en tegelijk briljante

[pagina 182]
[p. 182]

rol in alle lagen van de kerkelijke hiërarchie en spot op die manier met alles wat heilig is. De schrijver werd uiteraard verguisd, maar zijn satirische roman gaf een krachtige impuls aan de ontwikkeling van de Nieuwgriekse roman. Een Franse vertaling werd in 1907 gemaakt door Jarry, die zich eerder aan een libretto voor een komische opera naar de verhaalstof had gewaagd, Le moutardier du Pape. Opérette bouffe. Een Engelse vertaling door de schrijver Durrell verscheen in 1954. De Nederlandse vertaling door Komrij verscheen in 1967, voorzien van een informatief nawoord. De Engelse regisseur Michael Anderson verfilmde de roman in 1972 onder de titel pope joan, met de Zweedse actrice Liv Ullman als pausin Johanna.

De Zwitserse schrijver Zoozmann parodieerde het faustische streven van menige 19e-eeuwse bewerking in zijn toneelstuk Frau Jutta, waarin Johanna meer een speelbal is van manipulerende kerkelijk-politieke dieren dan een vrouw die op eigen kracht het hoge ambt bereikt. In 1920 schreef Borchardt een dramatisch gedicht, Die Päpstin Jutta, waarin de pausin een faustische dialoog aangaat met een duivelse tegenspeler. Van Brecht is slechts een aanzet tot een toneelstuk bekend, waarin het politieke element dat bij Zoozmann naar voren was gekomen tot in zijn uiterste consequenties had moeten worden uitgespeeld: Johanna is een boerenmeid die in Rome het slachtoffer wordt van een diefachtige gemeenschap van hoogwaardigheidsbekleders. Haar zwangerschap betekent het dramatische einde van haar pogingen zich van dit gezelschap los te maken.

Kraft 1925; Völker 1977; d'Onofrio 1979; Morris 1985

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken