Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Friesche lusthof (1966-1967)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.73 MB)

Scans (27.88 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Editeurs

J.H. Brouwer

Marie Veldhuyzen



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Friesche lusthof

(1966-1967)–Jan Jansz. Starter–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 19]
[p. 19]

[Pag. 1.] Tot de iong-frovwen van Friesland

 
Vroet-vrouwen van de lust, die met een soete vreughdGa naar voetnoot1
 
Ons' aderen vervuld in 't wassen vande jeughd!
 
't Onsterfelijck geslacht der vloeyende Poeten,Ga naar voetnoot3
 
Die hebben in hun dicht de Musen noyt vergeten,
5[regelnummer]
Maer eeuwigh in 't begin hun gonsten aengebeen;Ga naar voetnoot5
 
Dan ick, ick laetse staen, en kom by u alleen:Ga naar voetnoot6
 
Want ghy zijt de Revier (waar woud' ick 't anders halen?)Ga naar voetnoot7
 
Daer uyt de stromen van al mijn gedichten dalen.Ga naar voetnoot8
 
Iongh-Frouwen groot van roem, wiens dienaer dat ick ben,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Al wat ick dicht of schrijf, dat stort ghy in mijn pen:
 
[2] Ick weet niet aerdighs, noch niet treftighs te versieren;Ga naar voetnoot11
 
Ten sy het u belieft my in de kop te stieren.Ga naar voetnoot12
 
Och! had ick Heynsij Geest! de defticheyd van Hooft!Ga naar voetnoot13
 
En Catsij soete stijl, uyt Paeans hand gerooft!Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ick sou soo dapper van u hooge schoonheyd roemen,Ga naar voetnoot15
 
Dat ghy my soud met recht u trouwe dienaer noemen:
 
Dan, wijl ick, soo ick wensch, het niet uytvoeren kan,Ga naar voetnoot17
 
Is 't beter dat ick swijgh dan dat ick spreeck daer van.
 
Maer hoe! hoe kan 't geschien? wie isser, die niet dol is
20[regelnummer]
En spreken kan, die swijght van 't geen zijn herte vol is?Ga naar voetnoot20
[pagina 20]
[p. 20]
 
Iongh-vrouwen dan wel aen, betoond my maer u gonst
 
Ghy Musae van u tijd en Moeders van de konst,Ga naar voetnoot22
 
Schat-kamers vande vreughd, Revieren, daer de redenGa naar voetnoot23
 
Wtvloeyen, met een glans van treffelijcke zeden!Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
O sinnen vol vernufts, met wetenschap beboud,Ga naar voetnoot25
 
Waer in de eerbaerheyd haer kuysche woonplaets houd?Ga naar voetnoot26
 
Fonteynen van ons lust! vrypostige Goddinnen!Ga naar voetnoot27
 
Die door u aerdigheyd verwackert onse sinnen,Ga naar voetnoot28
 
Naturaes hooghste roem, die sy op deser aerd
30[regelnummer]
Heeft tot een proef-stuck van haer wetenschap gebaerd,
 
[3] Tot u ist dat ick kom, barmhertigh van gesichte,Ga naar voetnoot31
 
En bidde dat ghy wild doen vloeyen mijn gedichten,
 
Betoond my dese gonst, en ick sal wederom
 
Verbreyden uwen lof ter plaetsen daer ick kom,
35[regelnummer]
En daer ick niet en kom, daer komen mijn Sonnetten,
 
Die van u schoonheyds glans doen blasen de Trompetten:
 
Maer hoe? wat hoef ik veel te seggen van het geen
 
Dat duydelijck genoegh bekend' is yeder een?
 
Al trecktmen over Zee, naer Eng'lands ruyme palenGa naar voetnoot39
40[regelnummer]
Daer hoort men tot u roem, uw's schoonheyds roem verhalen,
 
Want d'eerste Friesche vrou, die oyt in Eng'land quam,Ga naar voetnoot41
 
Was die de Coningh tot zijn echte huys-vrou nam.Ga naar voetnoot42
 
Ronixa was het self, die met haer soete oogen,Ga naar voetnoot43
 
Syn Coninghlijck gemoed heeft tot haer min getogen.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Ronixa was de Maeght, het over-soete dierGa naar voetnoot45
 
Dat datelijck zijn hert deed' branden als een vier,Ga naar voetnoot46
 
Sy brocht hem eenen dronck, en gaf hem (na de wyse
 
Die men in Friesland houd, en die men hoord te prysen)Ga naar voetnoot48
 
Een liefelijcke kus, een liefelijcke wond,
50[regelnummer]
O kus! o soete kus, van sulcken schoonen mond!
 
[4] Du leaver Kingh wachts heyl, dat waren hare woordenGa naar voetnoot51
 
Getempert met een lach, waer door sy hem bekoorden.Ga naar voetnoot52
[pagina 21]
[p. 21]
 
Ick sou veel seggen van haer schoonheyd: maer 't mocht schienGa naar voetnoot53
 
Dat ick daer doolden in, want 'k hebse noyt gesien.
55[regelnummer]
Dus staeck ick dat verhael: maer soo veel moet ick schryven
 
En denck daer tot de dood standvastigh by te blyven:
 
Hoe seer hem yder 't zijn te prysen onderwindGa naar voetnoot57
 
Datmen in Friesland noch de schoonste vrouwen vind.Ga naar voetnoot58
 
Misschien sal yemand hier beginnen om te rasenGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
En seggen, lieve man, hoe staet ghy dus te blasen?Ga naar voetnoot60
 
Het schijnt wel ghy begeerd niet dat u mond verbrand,
 
Is 't nu in Friesland al, wat 's dan in Engeland?Ga naar voetnoot62
 
Ick antwoord, dat men my wel licht'lijck kan betonen;Ga naar voetnoot63
 
Dat oock in Engeland seer schoone vrouwen woonen:
65[regelnummer]
Maer die zijn voortgeteeld, dat 's meer dan al te wis,
 
Van 't Edel Friesch geslacht dat daer gebleven is;
 
Doen sy met haren Heer Engisto ginder quamen,Ga naar voetnoot67
 
En met een moedigh hart gansch Engeland innamen,
 
Waer door Britanyen te voren soo beroemd
70[regelnummer]
Doen, naar Engisti naem, wierd Engeland genoemd.
 
[5] O dat ick uwe roem, u deughden sou verhalen,Ga naar voetnoot71
 
Of uwe schoonheyds glants met myne pen af-malen,Ga naar voetnoot72
 
Dat waer niet in mijn macht, te swack is mijn verstand,Ga naar voetnoot73
 
Ick sou den Hemel eer bereycken met de hand,Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
De zee eer drincken uyt, de bergen eer verplaetsen,
 
Ja eer de Donder met mijn hand te rugge kaetsen,
 
Neen liefelijck geslacht, ick sou dan Phaeton
 
Rechtschapen bootsen na in 't mennen van de Son:Ga naar voetnoot78
 
Dan wat ick niet en doe, ontbreeckt my aen mijn krachten:Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Maer geensins aen mijn wil noch gonstige gedachten,Ga naar voetnoot80
 
Ghy doet my ongelijck (gelooft het Nimphen vry)Ga naar voetnoot81
 
Soo veer ghy anders denckt, gevoeld, of spreeckt van my.Ga naar voetnoot82
 
Ick soeck u dienst te doen; en om u te vermakenGa naar voetnoot83
 
Is 't opperste daer ick met lijf en ziel naer hake,
[pagina 22]
[p. 22]
85[regelnummer]
Daerom ist dat ick schrijf, daerom ist dat ick dicht,
 
Daerom ist dat ick brengh dit lied-boeck in het licht.
 
Dees liedtjes, vol vermaecks, vol minnelijcke kluchtjes,Ga naar voetnoot87
 
Vol minnelijck geklagh, vol minnelijcke suchtjes,
 
Vol minnelijck gequel, vol minnelijck onrust,
90[regelnummer]
Die worden uytgedeeld alleen tot uwe lust.Ga naar voetnoot90
 
[6] Iongh-vrouwen als ghy die dan eens begind te singen
 
Laet de barmhertigheyd dan uyt u boesem dringen,
 
Herkauwt en overleght dan eens in u gemoedGa naar voetnoot93
 
Wat pijn u schoonheyds glans den minnaers vaeck aendoet,
95[regelnummer]
Hoe dat sy uwe gonst met suchten en met klachtenGa naar voetnoot95
 
Iae, duldeloose pijn, gantsch yverigh verwachten,
 
Hoe dat sy uwe lof verheffen tot de lucht,
 
En hebt dan deernis met haer tranen en gesucht,Ga naar voetnoot98
 
U strafheyd varen laet, wilt haer u gonst betoonen
100[regelnummer]
En met u weder-min haer trouwe dienst beloonen:
 
Op dat een yeder weet, dat binnen Frieslands lijnGa naar voetnoot101
 
De heuschste, schoonste, en beleefste vrouwen zijn.
 
 
 
Den gheheelen uwen
 
 
 
I. Starter.
 
 
 
Gonst Baerd Nijdt.
voetnoot1
vroet-vrouwen: verweksters; lust: liefde, hartstocht, genoegen.
voetnoot3
vloeyende: melodieuze.
voetnoot5
hun gonsten aengebeên: om haar genegenheid gebeden.
voetnoot6
dan: maar.
voetnoot7
woud': zou.
voetnoot8
daer uyt: waaruit.
voetnoot9
wiens: wier; dat ick: ik.
voetnoot11
niet aerdighs: niets bevalligs; niet treftighs: niets van gewicht, niets fraais; versieren: bedenken.
voetnoot12
belieft: belieft 't; stieren: zenden (mij in te geven).
voetnoot13
defticheyd: ernst.
voetnoot14
soete: aangename.
voetnoot15
dapper: sterk, zeer.
voetnoot17
soo: zoals.
voetnoot20
swijght etc.: die verzwijgt, waar zijn hart vol van is.
voetnoot22
Moeders: verweksters, inspiratrices.
voetnoot23
reden: woorden.
voetnoot24
treffelijcke: voortreffelijke; zeden: manieren.
voetnoot25
sinnen: gedachten, geesten; beboud met: voorzien van.
voetnoot26
houd: heeft.
voetnoot27
lust: genoegen, liefde; vrypostige: vrijmoedige.
voetnoot28
aerdigheyd: bevalligheid; verwackert: opwekt, wakker maakt.
voetnoot31
barmhertigh van gesichte: met een smekend gelaat.
voetnoot39
palen: gebied.
voetnoot41
oyt: op zekere tijd.
voetnoot42
echte huys-vrou: wettige gemalin.
voetnoot43
soete: liefelijke.
voetnoot44
haer min: liefde voor haar; getogen: bewogen.
voetnoot45
over-soete: allerliefste; dier: meisje.
voetnoot46
vier: vuur.
voetnoot48
houd: heeft, er op na houdt; hoord: behoort.
voetnoot51
Gij lieve koning, heil U!
voetnoot52
getempert: vermengd.
voetnoot53
seggen: kunnen zeggen; 't mocht schien: 't zou kunnen gebeuren.
voetnoot57
hoe zeer een ieder probeert het zijne te prijzen.
voetnoot58
noch: toch nog.
voetnoot59
hier ... om: hierover; rasen: te keer gaan.
voetnoot60
blasen: op te scheppen of letterl. vgl. beter hard geblazen dan de mond gebrand.
voetnoot62
al: het een en het al.
voetnoot63
betoonen: tonen, bewijzen.
voetnoot67
doen: toen.
voetnoot71
deughden: voortreffelijkheden.
voetnoot72
af-malen: beschrijven.
voetnoot73
waer: zou zijn.
voetnoot74
bereycken: aanraken.
voetnoot78
rechtschapen: volkomen; bootsen na: imiteren;
voetnoot79
niet en: niet.
voetnoot80
gonstige: genegen, welgezind.
voetnoot81
ongelijck: onrecht; vry: toch.
voetnoot82
soo veer: voorzover, indien.
voetnoot83
u dienst te doen: u te dienen; vermaken: behagen.
voetnoot87
minnelijcke: liefdes-.
voetnoot90
tot uwe lust: om u genoegen te doen.
voetnoot93
herkauwt: overdenkt.
voetnoot95
gonst: genegenheid, liefde.
voetnoot98
haer: hun.
voetnoot101
lijn: grens, gebied.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken