Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Friesche lusthof (1966-1967)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.73 MB)

Scans (27.88 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Editeurs

J.H. Brouwer

Marie Veldhuyzen



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Friesche lusthof

(1966-1967)–Jan Jansz. Starter–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

Trou-Dicht

ter eeren d'Heere Erich Brahe, Steyn-soon, Heer tot Knusdorf, &c. en Iuff. Lucia van EysingaGa naar voetnoot*

 
In 't midden vande nacht, doen 's Hemels blauwe rockenGa naar voetnoot1
 
Met een ghesterde kleed heel waren overtrocken:Ga naar voetnoot2
 
Doen d' aerdsche Cirkel was van Phoebi glans beroofd,
 
Vermits hy leyde neer de stralen van zijn hoofd,
5[regelnummer]
En ick op 't aldersoetst was van mijn slaep gelegen,
 
Is Morphaeus den droom uyt zijn spelonck gesteghen,
 
O droom! o soete droom! my dochte daer ick laghGa naar voetnoot7
 
Dat ick de kleyne God Cupido voor my sagh,
 
[12] Cupido was het selfs, die duydlijck tot my seyde,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Nu wil ick eerst myn lof door al de Werld verbreyden:
 
Al leght ghy nu en slaept, noch sal ick u doen sienGa naar voetnoot11
 
Het gene noch eer langh in Friesland sal geschien.Ga naar voetnoot12
 
Ghy hebt voor leurery, daer niet was aen bedreven,Ga naar voetnoot13
 
Geacht tot heden toe, wat de Poëten schreven
15[regelnummer]
Van myn verheven macht, ghy hebt oock noyt gelooft,
 
Dat ick den trotsen Mars had van syn kracht berooft,
 
En hem bedwongen flucx de Krygh te laten steken,Ga naar voetnoot17
 
En Venus om haer min te bidden en te smeken.
 
Maer beyd (al syt ghy schoon dus godloos van vermoen)Ga naar voetnoot19
[pagina 30]
[p. 30]
20[regelnummer]
Ick sal u wel terstont wat anders mercken doen.Ga naar voetnoot20
 
Hy had het nauw geseyd, of hy was voort verdwenen,Ga naar voetnoot21
 
En daer is in syn plaets een Krygs-Held we'er verschenen,
 
Wiens wesen bloosend rood, staegh bly-koleurigh stond,Ga naar voetnoot23
 
En een Gold-g'lycke baerd verçierden hem de mond.
25[regelnummer]
Een wonder groot vernuft men merck'lyck kond' bespeuren,Ga naar voetnoot25
 
Te stieren syn gedaent in blydschap en in treuren.Ga naar voetnoot26
 
Zyn oogen als een git, die stonden na syn sin,Ga naar voetnoot27
 
Dan soet, dan straf, dan weer vol lieffelycke min.Ga naar voetnoot28
 
Maer ach! wat had hy le'en, twee beenen als pylaren,
30[regelnummer]
De stercke steunsels van syn trotsche lichaem waren.
 
En wyl ick noch dus stond star-oogend op syn le'en,Ga naar voetnoot31
 
Een over-schoon Godin hem aen syn sy verscheen,
 
Ick schrickte van 't gesicht, en dachte in myn sinnen,
 
Is dit een mensch, of is het een van de Goddinnen?
35[regelnummer]
[13] Nu, 't sy Vrou, of Godin, of wat het wesen mach,
 
Ick sweer by al de Goon, dat ick noyt schoonder sagh.
 
Haer blond gekruyfde hayr mocht 't goud soo wel gelycken,Ga naar voetnoot37
 
Dat self de Son daer voor in glans sou moeten wycken,Ga naar voetnoot38
 
Om schoon Helenae wil is dapper veel geschied,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Maer dat sy dees Godin geleeck, geloof ick niet,
 
Haer voorhoofd hoogh en breed, so braef en uytgelesen,Ga naar voetnoot41
 
Dat het een Silv'ren Bergh scheen duydelyck te wesen.Ga naar voetnoot42
 
Twee oogen als een Git of Diamanten fynGa naar voetnoot43
 
Haer teysterden in 't hooft gelyck een Sonnen-schyn,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Die wist sy na haer wil, dan lodderlyck te swieren,Ga naar voetnoot45
 
Dan met een fier gelaet heel deftigh weer te stieren.Ga naar voetnoot46
 
Haer wesen Prinçelyck was soo vol Majesteyts,Ga naar voetnoot47
 
Dat ick noyt in een Vrou sagh soo veel deftigheyds,
 
Op haer sneeu witte vel, heel lieffelijck te blosen
50[regelnummer]
Stonden haer wangetjens gelijck twee roode Rosen,
[pagina 31]
[p. 31]
 
Haer kin, niet uyterlijck, maer maet'lijck breed en rondGa naar voetnoot51
 
Verçierde met een kloof haer welgestelde mond.Ga naar voetnoot52
 
Haer lipkens als een kars, heel lodderlijck omranden,Ga naar voetnoot53
 
Den kleynen silv'ren boogh van haer yvooren tanden.
55[regelnummer]
Ach, haer albast'ren hals, daar sneeu en CristalijnGa naar voetnoot55
 
Veel minder noch als niet in held'righeyt by zijn,Ga naar voetnoot56
 
Haer schoonheyd beelden uyt, soo haest sy maer eens lachten,Ga naar voetnoot57
 
Het welck ick duyd'lijck sagh als 'k op haer gorgel achten,Ga naar voetnoot58
 
Haer borstjens hard en rond veel blancker als yvoor
60[regelnummer]
Daer schenen met een glans die blaeuwe aderen door.
 
[14] Wat wil ick veel haer le'en van stuck tot stuck beschryven,
 
Ick sou de gantsche dagh daar me wel besich blyven,
 
En rechten noch niet uyt. Om haer te prysen rechtGa naar voetnoot63
 
Is myn begryp te kleyn, en myn verstand te slecht,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Naer desen wenden hem de Iongman met syn ogen,Ga naar voetnoot65
 
En heeft voor haer syn knien gansch nederigh gebogen,
 
En seyde: (so my dunckt, na myn onthouden) dit:Ga naar voetnoot67
 
O schoone! die myn ziel volkomentlyck besit,
 
O schoone, die myn geest, o schoone, die myn sinnen
70[regelnummer]
Bedwongen hebt, om u dus vierigh te beminnen.Ga naar voetnoot70
 
Aensiet myn lyen doch, en de stantvastigheydGa naar voetnoot71
 
Daer mijn te heete min syn trouw op heeft geleyd.Ga naar voetnoot72
 
O schoone Vyandin! ick hebbe noch tot heden,
 
Heel vruchteloos voor u gestort al myn Gebeden.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
En isser dan, Godin, barmhertigheyd in u?Ga naar voetnoot75
 
Ick bid u toond het doch u trouwe Dienaer nu.
 
Of soo ghy uyt zijn dood kond scheppen u vermaken,Ga naar voetnoot77
 
Hy sal met dit geweyr wel aen het sterven raken.Ga naar voetnoot78
 
En wild ghy dat hy leefd soo helpt hem uyt de nood,
80[regelnummer]
Ach! gund hem een van tween, het leven of de dood.
 
Ick ken wel, o myn Son (u schoonigheyd aensiende)Ga naar voetnoot81
 
Dat ghy veel hooger Heer, als die u vryd, verdiende.
[pagina 32]
[p. 32]
 
Ick weet wel dat u deughd en schoonigheyd, de min
 
Verdienen van die u kan maken Koningin:
85[regelnummer]
Maer laes! (myns levens vreughd) myn mannelijcke zinnenGa naar voetnoot85
 
En konnen niet als 't geen gantsch Prins'lyck is, beminnen.Ga naar voetnoot86
 
[15] U treffelijcke gangh, u Goddelijck gesicht,Ga naar voetnoot87
 
U Prinçelijck ghelaet, is al mijns levens licht.
 
Laet my doch wederom, Prinçes, u liefd' beerven.Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Och waer met is u min (seght Iuffrou) te verwerven?Ga naar voetnoot90
 
Verwerftmen die door liefd, of trouheyd van gemoe?
 
So komt my daer alleen de hooghste prijs van toe.Ga naar voetnoot92
 
Verwerft men die door goet, of overvloed van haven?Ga naar voetnoot93
 
Soo danck ick dan de Goon voor al haer milde gaven.Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
Verwerft men die door roem van treffelijck geslacht?
 
Soo danck ick d' olde stam, die myn heeft voort ghebracht,
 
Of wilt ghy die op pracht van lijf en le'en besteden?Ga naar voetnoot97
 
Soo danck ick oock de Goon voor mijn gesonde leden.
 
Aensiet mijn wesen, 't welck het boeck is van mijn hert,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
En oordeeld eens daer uyt mijn lyden en mijn smert.Ga naar voetnoot100
 
Ach, troost my doch mijn troost, siet hoe ick mijn vernederGa naar voetnoot101
 
Gund voor mijn trouwe dienst my doch u liefde weder.
 
Doe sprack de Iuffrou weer, o Chrijgs-held, dat ick dusGa naar voetnoot103
 
My heb voor u geveynst, dat boet ick met een kus.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Ick had wel over langh besloten in mijn sinnen,Ga naar voetnoot105
 
Dat ick geen ander man als u sou willen minnen:
 
Maer het bedrogh datmen nu hedens-daeghs hanteerd,Ga naar voetnoot107
 
De vrouwen tot haer schaed' wel vaeck het veynsen leerd.
 
Doch doen ick duydlyck sagh, (o roem van alle Helden!)
110[regelnummer]
Dat u volmaeckte jeughd sich in mijn veynsen quelden,Ga naar voetnoot110
 
Wat stond my doe te doen: een onbeveynsde vlamGa naar voetnoot111
 
Wierd noyt verborghen datse niet te voorschijn quam.Ga naar voetnoot112
 
Ick kon, (hoewel de schaemt daer sterck wou tegen steygeren)Ga naar voetnoot113
 
Mijn weder-min aen u, mijn lieve lief, niet weygeren,
[pagina 33]
[p. 33]
115[regelnummer]
Ick kies u tot mijn lief, mijn hoop, mijn troost, mijn Heer.
 
Ick danck u, ô mijn vreughd, sprack doe de Iongh-man weer,
 
Nu wil ick in mijn hert met gulde letters schryven
 
Ghy syt mijn liefste, en ghy sult mijn liefste blyven.
 
't Was niet soo haest geseyt, of sy verdwenen voort,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
En Cupid' in haer plaets quam my doe weer aen boord,
 
Die seyde lieve man, wat leght ghy in u slapen
 
Na 't gheen ghy hebt gesien, dus in u geest te gapen?Ga naar voetnoot122
 
De Iongh-man die ghy saegt, was den manhaften Bra,
 
En d'edele Prinçes was Iuffrou Eysinga.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Ick hebse wel soo sterck gebonden alle beyden
 
Dat niemand als de Dood (mijn vyand) haer kan scheyden,Ga naar voetnoot126
 
En mits haer Bruylofts Feest, de naeste woensdagh sy,Ga naar voetnoot127
 
Siet, soo begeer ick nu heel yverigh, dat ghyGa naar voetnoot128
 
Ter eeren van de twee ghelieven, voort wilt dichten
130[regelnummer]
Een vrolijck Bruylofts-lied om alle vreughd te stichten.Ga naar voetnoot130
 
Mits sprongh ick uyt den slaep, en dacht dit vreemd gesichtGa naar voetnoot131
 
Moet ick van stonden aen gaen stellen in 't ghedicht.Ga naar voetnoot132
 
Ick nam flux pen en inckt, en doen het was geschreven,
 
Gingh ick my op de straet by goede kunde geven,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Daer sprack een met der haest ('t was my een soet geluyd):Ga naar voetnoot135
 
Nu is Lucia Eysinga met Erich Bra de Bruyd,
 
't Was my genoegh geseyt, ick docht kan dan de dromenGa naar voetnoot137
 
De klare waerheyd dus flux op de hielen komen?Ga naar voetnoot138
 
[17] Soo ist best dat ick voort, na Cupidoos bevel,Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Tot dees gheliefkens eer, my tot het dichten stel.Ga naar voetnoot140
 
Wel dan, o Bruydegom, die van soo verre stranden
 
Comt, en onthaeld ons hier de Phoenix onser landen,Ga naar voetnoot142
 
Een eenigh dochter daer ick wel van roemen machGa naar voetnoot143
 
Dat 'k haers gelijcke nau, veel min oyt schoonder saghGa naar voetnoot144
145[regelnummer]
Van adel, kuyscheyd, deughd, en wel ghemaeckte leden,Ga naar voetnoot145
 
De rechte roem en 't puyck van alle Friesche steden,Ga naar voetnoot146
[pagina 34]
[p. 34]
 
Die, met haer soet ghesicht, en zeden heeft gheveldGa naar voetnoot147
 
Soo menich Edel-man en dapper strijdbaer Held,
 
Die sy soo met haer min, wist innerlijck te quellen,
150[regelnummer]
Dat al ons land daer van ghenoegh weet te vertellen.Ga naar voetnoot150
 
Dies segh ick dat ghy meught van onverwelckbaer stofGa naar voetnoot151
 
Trophéen rechten op, tot teycken van u lof,Ga naar voetnoot152
 
Want ghy gaet met de Bruydt, gelijck een Crijghsman strijcken,
 
En laet de Friesen na met blaeuwe schenen kijcken.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
En ghy o schoone Bruydt, die met u soete ooghen
 
Een soo volmaeckten man hebt tot u min getoghen,Ga naar voetnoot156
 
Een man die van geslacht, van rijckdoms overvloed,
 
Van welgemaeckte le'en, van mannelijck ghemoed,
 
Van wijsheyd, achtbaerheyd, van loffelijcke deughden,
160[regelnummer]
Van bly-geestigh gemoed, en minnelijcke vreughdenGa naar voetnoot160
 
Soo dapper is voorsien, dat hy de soete minGa naar voetnoot161
 
Wel waerdigh waer van een gheboren Coningin.
 
Ick wensch u veel gelux, en alles wat een mensch
 
Sou konnen vanden Heer, begeeren met een wensch.
165[regelnummer]
[18] Ick wensche dat de vreughd en minne van u beyden
 
Mach duren tot de dood u zielen komt te scheyden.
 
Nu houd, mijn Musa houd, ghy maeckt het al te langh,Ga naar voetnoot167
 
Het wachten valt dees twee geliefkens al te bangh.
 
De duysternis des nachts van Venus uytverkoren,Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Verdwijnd nu, en de dagh begind vast door te boren.Ga naar voetnoot170
 
Het soete lieve paer, dat siet malcander aen,
 
En dencken in haer sin, och, was dit eens gedaen,Ga naar voetnoot172
 
Sy souden tot de strijd haer garen gaen bereydenGa naar voetnoot173
 
Daer niemand dood en blijft, noch niemand hoeft te scheyden.Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Wel Bruydegom, wel aen, ick weet wel hoe het hoord,
 
Sa Iufferkens komt aen, en helpt de Bruyd doch voort.Ga naar voetnoot176
 
Wel hoe vrouw Bruyd, wat 's dit? hoe sit ghy dus te peynsen?Ga naar voetnoot177
 
Wild ghy u nu quansuys oock voor 't gheselschap veynsen?Ga naar voetnoot178
[pagina 35]
[p. 35]
 
Ick hoop niet dat ghy u nu van de strijd verveerd,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Ghy weet te meer den wegh, en hebt de spraeck gheleerd,
 
En ist u uyt den sin, (wilt vry u sorghe staken)
 
De Bruydegom sal 't u wel weer indachtigh maken.
 
Het kan my missen, maer ick sie hem daer voor an,Ga naar voetnoot183
 
Dat hy van een Iuffrou, veel Iuffrous maken kan.Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Nu soete Iufferkens gaet met de Bruydt vry decken,
 
De Bruyd'gom meend in 't ernst, hy wil daer niet met gecken,Ga naar voetnoot186
 
Nu dan, waer wacht ghy na? geeft haer den laetsten soen,Ga naar voetnoot187
 
Het ghene dat ghy laet, dat sal den Bruyd'gom doen.
 
Of wild ghy al te saem eerst en voor alle dingen,
190[regelnummer]
Tot het geselschaps vreughd dit liedtken helpen singen?Ga naar voetnoot190
voetnoot*
E. Brahe, Bestalter Hopman der Ver. Nederlanden, Rijksraad in Denemarken, † aldaar 5 nov. 1624. Trouwde 3 juli 1616 te Leeuwarden met Lucia (Lisck) van Eysinga, geb. 24 maart 1595, dochter van Aede, raadsheer in het Hof van Friesland.
Titel: ter eeren: ter ere van.
voetnoot1
rocken: uitspansel; doen: toen.
voetnoot2
ghesterde kleed: kleed met sterren; heel: geheel.
voetnoot7
daer ick lagh: terwijl ik daar zo lag.
voetnoot9
selfs: zelf.
voetnoot11
en slaept: te slapen; noch: toch.
voetnoot12
eer langh: weldra.
voetnoot13
leurery: iets onbeduidends; daer niet was aen bedreven: waar niets mee te bereiken viel.
voetnoot17
bedwongen: gedwongen; flucx: onmiddellijk; krygh: krijgsbedrijf; laten steken: staken.
voetnoot19
al ... schoon: ook al; dus: zo; vermoen: veronderstelling.
voetnoot20
mercken doen: duidelijk maken.
voetnoot21
nauw: nauwelijks; voort: dadelijk.
voetnoot23
wesen: gelaat; staegh: steeds.
voetnoot25
wonder: zeer; merck'lyck: duidelijk.
voetnoot26
stieren: (be)sturen, beheersen; gedaent: houding; treuren: droefheid.
voetnoot27
als een git: als git; na syn sin: al naar zijn humeur.
voetnoot28
soet: liefelijk; straf: streng.
voetnoot31
wyl: terwijl; star-ogend op: te staren naar.
voetnoot37
gekruyfde: gekrulde; mocht: zou kunnen.
voetnoot38
self de Son: de zon zelf; wycken: onderdoen.
voetnoot39
ter wille van de schone H.; dapper veel: zeer veel.
voetnoot41
braef: krachtig.
voetnoot42
scheen duydelyck: duidelijk scheen.
voetnoot43
als: zoals.
voetnoot44
haer ... in 't hooft: in haar hoofd; teysteren: flikkeren, bewegen.
voetnoot45
na: naar; dan ... dan: nu eens ... dan weer; lodderlyck: liefelijk; swieren: laten zwerven.
voetnoot46
gelaet: voorkomen; deftigh: ernstig; stieren: sturen.
voetnoot47
haer wesen prinçelyck: haar vorstelijk gelaat.
voetnoot51
uyterlijck: (te veel) naar voren; maet'lijck: naar behoren.
voetnoot52
kloof: kuiltje; welgesteld: goed gevormd.
voetnoot53
kars: kers.
voetnoot55
Cristalijn: kristal.
voetnoot56
(waar) bij (vergeleken) sneeuw en kristal, wat helderheid betreft, nog veel minder dan niets zijn.
voetnoot57
beelden uyt: deed uitkomen; soo haest: zodra.
voetnoot58
gorgel: keel; achten: lette.
voetnoot63
en rechten noch niet uyt: en nog niets tot stand brengen; recht: naar verdienste.
voetnoot64
slecht: gewoon, onbeduidend.
voetnoot65
naer desen: naar haar; hem: zich.
voetnoot67
na myn onthouden: voorzover ik het onthouden heb.
voetnoot70
vierigh: vurig.
voetnoot71
doch: toch.
voetnoot72
op heeft geleyd: op heeft gevestigd.
voetnoot74
heel: geheel.
voetnoot75
godin: geliefde.
voetnoot77
u vermaken: uw genoegen.
voetnoot78
geweyr: wapen; wel: zeker.
voetnoot81
kon: erken.
voetnoot85
laes: helaas; zinnen: geest.
voetnoot86
prins'lyck: vorstelijk.
voetnoot87
treffelijcke: voortreffelijke; gesicht: blikken.
voetnoot89
wederom: in ruil; beërven: verwerven.
voetnoot90
Iuffrou: jonkvrouw, liefste.
voetnoot92
my daer alleen ... van: mij alleen daarvan.
voetnoot93
haven: have, bezit.
voetnoot94
haer: hun.
voetnoot97
besteden ... op: geven in ruil voor.
voetnoot99
wesen: gelaat.
voetnoot100
oordeeld: schat; daer uyt: daar naar.
voetnoot101
troost: liefste.
voetnoot103
weer: op haar beurt.
voetnoot104
my heb geveynst: heb geveinsd, mij anders heb voorgedaan dan.
voetnoot105
over langh: allang, sedert geruime tijd; sinnen: geest, ziel.
voetnoot107
hanteerd: beoefent, in praktijk brengt.
voetnoot110
in: wat betreft.
voetnoot111
onbeveynsde: echte.
voetnoot112
noyt verborghen datse: nooit zo verborgen dat ze.
voetnoot113
steygeren: zich verzetten.
voetnoot119
niet soo haest: nauwelijks; voort: dadelijk.
voetnoot122
gapen: suffen.
voetnoot124
Prinçes: vorstin.
voetnoot126
haer: hen.
voetnoot127
mits: daar; sy: zal zijn.
voetnoot128
yverigh: vurig.
voetnoot130
alle: niets dan; stichten: verwekken.
voetnoot131
mits: inmiddels; sprongh: werd wakker.
voetnoot132
van stonden aen: dadelijk.
voetnoot134
kunde: kennissen; geven: begeven.
voetnoot135
een: iemand; met der haest: onmiddellijk; soet: aangenaam.
voetnoot137
't was my genoegh geseyt: ik wist nu genoeg.
voetnoot138
klare: zuivere; op de hielen komen: nabij komen.
voetnoot139
best: het beste; na: naar, overeenkomstig.
voetnoot140
stel: zet.
voetnoot142
onthaeld: ontrooft, berooft van.
voetnoot143
roemen: prijzend verklaren.
voetnoot144
nau: nauwelijks.
voetnoot145
wel ghemaeckte: welgevormde.
voetnoot146
de rechte roem: terecht de roem.
voetnoot147
soet: liefelijk; gesicht: blik; zeden: manieren.
voetnoot150
al ons land: ons gehele land.
voetnoot151
dies: dus, daarom; onverwelckbaer: onvergankelijk.
voetnoot152
rechten op: oprichten; u lof: de lof, die u toekomt.
voetnoot154
blaeuwe schenen: een blauwtje, afwijzing; na ... kijcken: nakijken.
voetnoot156
u min: liefde voor u.
voetnoot160
minnelijcke: liefdes-.
voetnoot161
dapper: zeer.
voetnoot167
houd: stil; al te: zeer.
voetnoot169
van: door.
voetnoot170
vast: bijna; boren: breken.
voetnoot172
en dencken in haer sin: en denkt bij zichzelf; eens: maar eens.
voetnoot173
garen: gaarne; haer: zich.
voetnoot174
dood en blijft: sterft.
voetnoot176
sa: toe; komt aen: komt dichterbij; voort: weg, hier vandaan.
voetnoot177
wel hoe: wat nu.
voetnoot178
hem veynsen: zich (anders) voordoen (dan men is); quansuys: in schijn.
voetnoot179
u verveerd: bang zijt voor.
voetnoot183
het kan my missen: ik kan me vergissen.
voetnoot184
Iuffrou: Jonkvrouw; vry: maar; decken: beschermen.
voetnoot186
meend: meent.
voetnoot187
na: op.
voetnoot190
tot het geselschaps vreughd: tot vreugde van het gezelschap.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken