Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Friesche lusthof (1966-1967)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.73 MB)

Scans (27.88 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Editeurs

J.H. Brouwer

Marie Veldhuyzen



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Friesche lusthof

(1966-1967)–Jan Jansz. Starter–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 89]
[p. 89]

[59] Bruylofts-Gedicht,

Ter eeren Elbert Claesz. Eland, En Catharina de Blocq.Ga naar voetnoot*

 
Wat vlammen voel ick in mijn droge boesem blaken?
 
Wat yver komt mijn Geest weer op een nieu vermaken?Ga naar voetnoot2
 
Wat stijght mijn in het breyn? wat suyverd mijn ghemoed?
 
Wat lust ist, die mijn lust, tot dichten lusten doet?Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Heb ick het strengh bevel van Themis niet ontfanghen,
 
Dat ick mijn soete Lier met haer cieraet soud' hanghenGa naar voetnoot6
 
Aen Veneris Altaer, en laten nu voortaen
 
't Lust-lockende ghedicht voor and're Dichters staen?Ga naar voetnoot8
 
Vervolghens 't oud' ghebruyck der waerdighe Poeten,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Daer van d'Historien noch veel te segghen weten,Ga naar voetnoot10
 
Die eyndelijck versaed' van Hypocrenis sop,Ga naar voetnoot11
 
Haer Lieren hinghen in vrou Venus tempel op,Ga naar voetnoot12
 
En gaven heur verstand tot and're oeffeninghen.Ga naar voetnoot13
 
Wat lockt dan nu mijn tongh om op een nieu te singhen?
15[regelnummer]
Wat port mijn, om mijn Lier te nemen byder hand,Ga naar voetnoot15
 
Dat doch de Poesie doet springhen uyt de band?Ga naar voetnoot16
 
Ha! nu bespeur ick 't eerst, en word deur 't speuren bangher,
 
Want, hoe! het blaeu ghewulf gaet selfs tot barsten swangerGa naar voetnoot18
 
Met een'ghe nieuwigheyd. Siet daer, het scheurd van een,Ga naar voetnoot19
[pagina 90]
[p. 90]
20[regelnummer]
Daer daeld een groote schaer van Hemel-lien bene'en;Ga naar voetnoot20
 
Maer wie ist dien ick daer op een yvoren waghen
 
Dwars door de Wolcken sie van gayle Mosjes draghen?Ga naar voetnoot22
 
't Is Venus in haer throon, t is Venus die haer pracht,Ga naar voetnoot23
 
En hooghste hoovaerdy te samen heeft ghebracht.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Maer wat voor jongeties, wat zoete bolle dierenGa naar voetnoot25
 
Syn dat, die om haer throon en om haer lichaem swieren?
 
Elck heeft een gulden boogh, elck heeft zijn koker vol
 
Van pylen glat en gaef: dit staet te krachtigh dol.Ga naar voetnoot28
 
Elck heeft zijn vleugeltjes: elck heeft zijn kroesse lockjes:
30[regelnummer]
Elck heeft een dicke toorts, ghe-end op dunne stockjes.Ga naar voetnoot30
 
Elck heeft syn tuyghje ficx: elck doet sijn eyghen werck:Ga naar voetnoot31
 
Elck vlieghd als Venus winckt, elck heeft syn oogen-merck:Ga naar voetnoot32
 
d' Een drijfd de Mosjes voort: de tweede draeyt de raetjesGa naar voetnoot33
 
Van Venus gulden koets: de derde stopt de gaeties,
35[regelnummer]
Op dat gheen wind noch tocht: moght ergens komen door,Ga naar voetnoot35
 
En Venus een Catar doen schieten voor haer oor.Ga naar voetnoot36
 
De vierde mend de koets, en treckt en vierd de zeelenGa naar voetnoot37
 
Van bloemties t' saem gestrengt, dat mach wel trecken veelen.Ga naar voetnoot38
 
De vyfde fluyt en queeld, en twintigh te ghelijck,
40[regelnummer]
Gaen swarmen voor haer throon en singhen daer Musijck:Ga naar voetnoot40
 
En twintigh vlieghen na, bekranst met Myrthen Croonen,
 
Die Venus met haer voerd, om Minnaers te beloonen:Ga naar voetnoot42
 
Thien vliegen by de Koets, en thien daer boven om,
 
Thien roepen met geneughd, vrou Venus wellekom.Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
Ick sagh dit goedjen aen, en docht wat mach dit wesen,Ga naar voetnoot45
 
Wie heeft van meer als een Cupido oyt ghelesen?
 
En hier, hier synder veel: doen schoot my inde zin,Ga naar voetnoot47
 
Hoe dat Cupido kroop het Henne-nestjen in,Ga naar voetnoot48
 
Ontrent een jaer verleen: wat was daer al gebeyers!Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Daer vond Cupido in ontrent twee-hondert Eyers:
[pagina 91]
[p. 91]
 
Denckt wat het schelmtje deed': den afgerechten guytGa naar voetnoot51
 
Gaet sitten op den hoop en broed daer ionghen uyt,
 
Die hem (soo haest hy van het nestjen is ghetoghen)Ga naar voetnoot53
 
Met vleugels zijn ghevolghd, en naer de lucht ghevloghen
55[regelnummer]
Als kleyne Engelties, als kleyne Cupidoos:
 
Wat was vrou Venus blyd, en wat was Juno boos,Ga naar voetnoot56
 
[60] Om dat haer Paeuwen start voor dese pracht moest wijcken,Ga naar voetnoot57
 
Die by dit schoon ghewoel niet was te verghelijcken.
 
En Venus was verheughd, en sprongh van hoovaerdy,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Om dat sy nu in pracht gingh al de Goon voorby.Ga naar voetnoot60
 
Wat word sy nu gediend! want dese kleyne narren
 
Die legghen in de nacht te kijcken door de starren.Ga naar voetnoot62
 
Elck heeft syn eygen plaets: elck houd zijn eygen wacht,
 
Elck let wel op 't gheklagh der Minnaers, die by nacht
65[regelnummer]
Gaen dolen langhs de straet, sy letten op haer karmen,Ga naar voetnoot65
 
En op de wreetheyd oock van die haer niet erbarmen,Ga naar voetnoot66
 
En segghen 't 's and'ren daeghs, vrou Venus haer Goddin,
 
Die schickt daer dadelijck beyd raed en middel in.Ga naar voetnoot68
 
Die let met rijp beraed op d'onverdiende smertenGa naar voetnoot69
70[regelnummer]
Der Minnaers, en vermurruw't der jonghe dochters herten.
 
Soo komt het datmen nu in Charons leren boot
 
Niet soo veel Minnaers voerd, die wanhoop heeft ghedood,Ga naar voetnoot72
 
Als by Nasonis tijd, want dese kleyne spienGa naar voetnoot73
 
Doen Venus haer elend, als in een spiegel, sien.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Die lellen haer aen 't oor, die gunnen haer gheen rusten,Ga naar voetnoot75
 
Tot sy den Minnaer voerd in d'haven van zijn lusten.Ga naar voetnoot76
 
Met dese lieflijckheyd, Dit onghemeen cieraedGa naar voetnoot77
 
Quam Venus in ons stadt ontrent den avond laet,
 
En Hymeneus sat op 't voorste van haer waghen,
80[regelnummer]
Met Wettelijcke liefd en d'Echt (syn naeste maghen)Ga naar voetnoot80
 
Verselschapt op het schoonst. Noch sagh ick op haer KoetsGa naar voetnoot81
 
De Gratien alle dry, dat gaf my vry wat moeds,
[pagina 92]
[p. 92]
 
Haer volghden in een Wolck de Musen alle neghen,
 
Die al haer speel-tuygh voort uyt hare kassen kreghen,Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
En stemden haer gheklanck tot droefheyd of tot vreughd?
 
Doen stond' ick als verbaesd, ghelijck ghy dencken meughd.Ga naar voetnoot86
 
Ick sagh de toortsen aen, 't hert scheen my schier te breken,Ga naar voetnoot87
 
Wie (docht ick) werd door soo veel vyers en vlams ontsteken?Ga naar voetnoot88
 
Wie ist die soo uytmunt? wie ist die Venus hand
90[regelnummer]
Ghedenckt t'onsteken met soo treffelijcken brand?Ga naar voetnoot90
 
Het woord was nau gheseyd, of ick sagh al de stralen,Ga naar voetnoot91
 
Recht voor Blocq's verwery tot Haerlem neder dalen.Ga naar voetnoot92
 
Vrou Venus trad voor aen, sy klopten aen de poort,Ga naar voetnoot93
 
Alwaer sy daed'lijck wierd van 't huys-gesin ghehoord,Ga naar voetnoot94
95[regelnummer]
En cierlijck in ghehaeld, sy gaf haer inde salen,Ga naar voetnoot95
 
Waer in haer Engeltjes begonden om te malen:Ga naar voetnoot96
 
d' Een vloogh strax op de Koets, den ander op de Troon,Ga naar voetnoot97
 
De derde op de kas: maer ach! wat stond het schoon,Ga naar voetnoot98
 
Doen op den aenrecht-banck, recht tusschen al de vatenGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
Van silver en van goud' dees kleyne Goodjens saten,
 
Met toortsjes in haer hand, recht perspectijfsghewijs,Ga naar voetnoot101
 
d' Een hoogh en d'ander laegh, het scheen een Paradijs
 
Vol Hemelsche gheneuchd: men sagh de salen proncken
 
Vol cierelijcke glans, en blakerende voncken.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Doen elck nu op zijn plaets sat naer zijn eygen wil,
 
Gaf Venus haer een winck, en al den hoop sweegh stil.Ga naar voetnoot106
 
Daer op verhief sy strax haer stem vol Godlijckheden,
 
En sprack met d'oude Blocq, dees, of ghelijcke reden:Ga naar voetnoot108
 
O Blocq! dat ick nu treed' tot uwen huyse in,
110[regelnummer]
Is niet om daer te broen de gaylheyd vande Min.Ga naar voetnoot110
 
Ick heb mijn wulpsche zoon (dat siet ghy) t' huys ghelaten,Ga naar voetnoot111
[pagina 93]
[p. 93]
 
En kom u weder by met sulcke ondersaten,Ga naar voetnoot112
 
Als ick voor dertigh jaer, of meer op uwe Feest,
 
Ben uyt een goede gonst, dien ick u draegh, gheweest,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Voorsegghende dat ghy, door seghen vanden Heere,Ga naar voetnoot115
 
U treffelijck gheslacht so treflijck soud' vermeeren,Ga naar voetnoot116
 
En sien u kinderen (o overgroote vreughd!)
 
Seer schoon door schoone le'en, noch schoonder door de deughd
 
En dat in sulck ghetal, dat niemand uws ghelijcken
120[regelnummer]
Soud zijn in dat gheluck: maer elck u moeten wijcken,Ga naar voetnoot120
 
En dat is soo gheschied. Nu kom ick wederom
 
Op d'eerste gast-mael van u dochters Bruydegom,Ga naar voetnoot122
 
Die uyt de lenden van de vroomste is ghesproten,Ga naar voetnoot123
 
Die soo veel gaven van den Hemel heeft ghenoten,Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Dat noyt het Fatum heeft aen eenigh aerdsche beeldGa naar voetnoot125
 
Soo veel ghelux en heyls ghenadigh uytghedeeld.
 
Hy munt in alles uyt, ick swyghe van zijn leden,
 
Die spreken voor sich selfs, en roeme van zijn seden.Ga naar voetnoot128
 
Wat wil ick daer oock veel van roemen? onse vriend
130[regelnummer]
Is met loftuytery, noch ydel eer ghediend.
 
Den ventelijcken wijn en is gheen krans van noden:Ga naar voetnoot131
 
Maer dat hy is een vriend van d'opperste der Goden,
 
Dat tuyghd Apollo selfs, dien hy soo wel ghelijckt,Ga naar voetnoot133
 
Dat hy hem nerghens in als in zijn Godheyd wijckt,Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
't Sy dat men van zijn jeughd, of van zijn deftigheden,Ga naar voetnoot135
 
Met yemand in 't ghespreck gheneghen is te treden,
 
[61] Daer sal zijn ommegangh soo wel by hoogh als laegh,
 
Gewapend voor de Nijd, van tuyghen alle daegh.Ga naar voetnoot138
 
Spreeckt ghy van goed verstand, of hooghe wetenschappen,
140[regelnummer]
Op 't nutlijckst aengheleyd, hy stijght op d'hooghste trappen.Ga naar voetnoot140
 
En komt ghy tot de vreughd van 't sang'righ snaren-spel,
 
Sijn Clavelsimbel klinckt: strax lijckt hy Phebus wel.
 
Dit heeft den wysen God beweeght om af te senden,Ga naar voetnoot143
[pagina 94]
[p. 94]
 
Sijn Susters dry-mael dry, zijn heughelijcke benden,Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Sijn opperste vermaeck, de glory van syn Son,Ga naar voetnoot145
 
De beelden van zijn Geest, de vreughd van Helicon,
 
Om op zijn Bruylofts-feest te spelen op haer snaren,
 
't Welck niemand is gheschied in soo veel duysend jaren.Ga naar voetnoot148
 
Ia tzedert Cadmi tyd, dien Phebus had besind,Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
En staegh in waerden hiel gelyck sijn eyghen kind,Ga naar voetnoot150
 
Alsoo hy in zijn tijd uytstack in alle konsten,Ga naar voetnoot151
 
Dies sond Apollo, tot een teken van zijn gonste,Ga naar voetnoot152
 
De Musen op syn Feest, en dese selfde eer,
 
Doet om de selfde saeck, de selfd' Apollo weer
155[regelnummer]
Aen u kinds Bruydegom, hy vuld het huys met vreughden,Ga naar voetnoot155
 
Sijn leven met gheluck, tot loon van syne deughden:
 
Waer van de hooghste proef, en 't eelste teecken is,Ga naar voetnoot157
 
Het gheen hem nu gheschied door dees verbintenis,
 
Waer in hy sal met vreughd en met geluck versamenGa naar voetnoot159
160[regelnummer]
Met haer, die een Goddin in alles soud beschamen.
 
De glory van het land, de kroone van de jeughd,
 
De ware schildery van d'onbevleckte deughd:
 
Een Maeghd, die nimmermeer ghenoegh kan zijn ghepresen,Ga naar voetnoot163
 
't Sy datmen van haer le'en wil spreken, of haer wesen,Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
De Gratien alle drye bewoonen haer ghemoed,
 
Die hebben haer gheleerd, ghekoesterd, opghevoed,Ga naar voetnoot166
 
Dies synse oock met mijn op dese Feest ghetreden.
 
Om noch eens haer vermaeck te scheppen uyt haer seden,
 
Op dat voor yeder een op dese Bruyloft blijckt,
170[regelnummer]
Dat sy in schoonheyd, deugd, noch heuscheyd niemand wijckt.
 
Wel Iacob Blocq met u verlof sal ick dan endenGa naar voetnoot171
 
Mijn redenen met u, en na de jeughd mijn wenden,Ga naar voetnoot172
 
Dien ick voor alle dingh ben schuldigh aen te bien,
 
't Gheluck aen u geschied, aen haer noch te gheschien.Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
Wel Bruydegom en Bruyd van d'Heere so ghesegend,
 
Dat noyt soo veel ghelux een schepsel is bejeghend
[pagina 95]
[p. 95]
 
Op 't rusteloose rond: ghesegend in u land,Ga naar voetnoot177
 
Ghesegend in 't gheslacht, ghesegend in 't verstand,Ga naar voetnoot178
 
Ghesegend in 't gheluck van wel-ghewonnen haven,
180[regelnummer]
Ghesegend inden Geest van treffelijcke gaven,
 
Ghesegend in de liefd, ghesegend in 't ghemoed,
 
Ghesegend inde stam, die u heeft opghevoed,
 
Ghesegend in de glans van wel ghemaeckte leden,Ga naar voetnoot183
 
Ghesegend in 't cieraet van cierelijcke seden:Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Ick wensch u veel ghelux, en alles wat een mensch
 
Soud konnen vanden Heer begeeren met een wensch.
 
Dat ghy gheluckiglijck moocht treden in de sporen,
 
Daer in u Vader heeft gheganghen u te voren.Ga naar voetnoot188
 
Dat ghy in soete weeld u aenghename tijd
190[regelnummer]
(Niet wetende van rouw noch teghenspoed) verslijt.Ga naar voetnoot190
 
Dat ghy veel Kinderen mooght uyt u stam sien rysen,
 
Die elck sal om haer deughd en om haer schoonheyd prysen.
 
Tot vrolijckheydt van u, tot nut en eer van haer,Ga naar voetnoot193
 
Dit wensch ick: wenscht en tracht myn wensch te komen naer.Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Nu Musen treed doch voort, en wild een Liedtjen singen,Ga naar voetnoot195
 
Dewijl ick mijn bemoey met lieffelycker dingen.Ga naar voetnoot196
 
Dewijl ick met myn volck op 't weeldighste bereyd,Ga naar voetnoot197
 
Het aengename Bed, een Hof vol soetigheyd:
 
Waer op dat soete Paer soo vrolyck sullen rusten,Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
En swemmen in een stroom van kittelende lusten.Ga naar voetnoot200
 
Nu vaert dan voort, ick ga, en maeck het Bed bequaem,Ga naar voetnoot201
 
Volgt Bruydegom en Bruydt, en lacht in Venus naem.
voetnoot*
Elbert Eland trouwde te Amsterdam met Catharina de Blocq, geboren Haarlem 1596, gedoopt Spaarndam 2 okt. 1616.
voetnoot2
op een nieu: opnieuw; vermaken: verheugen.
voetnoot4
mijn: mij; lusten: smaken, gevoelen.
voetnoot6
soete: aangename; cieraet: kleinood, schoonheid.
voetnoot8
laten 't lust verwekkende gedicht aan andere dichters over.
voetnoot9
vervolghens: volgens; waerdighe: verdienstelijke.
voetnoot10
daer van: waarvan.
voetnoot11
versaed': verzadigd; sop: sap.
voetnoot12
haer: hun.
voetnoot13
gaven ... tot: overgaven aan, wendden tot; heur: hun.
voetnoot15
port: spoort aan.
voetnoot16
doch: toch; doet springhen uyt de band: losmaakt.
voetnoot18
hoe: wat; ghewulf: (hemel)gewelf; selfs: zelf.
voetnoot19
een'ghe nieuwigheyd: slechts een nieuwtje.
voetnoot20
bene'en: naar beneden.
voetnoot22
gayle: geile, wellustige; mosjes: vrouwtjes.
voetnoot23
in: op.
voetnoot24
hoovaerdy: (oorzaak van) trots.
voetnoot25
zoete: liefelijke; bolle: mollige; dieren: schepseltjes.
voetnoot28
pylen glat en gaef: gladde en gave pijlen; dit staet te krachtigh dol: dit is wel heel vreemd, grappig.
voetnoot30
ghe-end: geplant.
voetnoot31
syn tuyghje ficx: zijn flinke uitrusting.
voetnoot32
oogen-merck: doel.
voetnoot33
mosjes: vrouwtjes.
voetnoot35
moght: zou kunnen.
voetnoot36
en Venus een oorverkoudheid zou doen vatten.
voetnoot37
treckt: trekt aan; viert: laat schieten; zeelen: touwen.
voetnoot38
gestrengt: gestrengeld; mach: kan; veelen: verduren.
voetnoot40
swarmen: zwermen.
voetnoot42
haer: zich.
voetnoot44
met geneughd: vol vreugde.
voetnoot45
goedjen: goedje, deze schepseltjes.
voetnoot47
schoot my in de zin: schoot mij te binnen.
voetnoot48
henne-nestjen: kippenest.
voetnoot49
ontrent: ongeveer; verleen: geleden; wat was daer al gebeyers: wat was het daar allemaal een lawaai.
voetnoot51
denckt: stel u voor; schelmtje: schelmpje, rakker; afgerechten: afgerichte, aarts; guyt: deugniet.
voetnoot53
soo haest: zodra.
voetnoot56
blyd: blij.
voetnoot57
start: staart; wijcken: onderdoen.
voetnoot59
en: maar.
voetnoot60
gingh ... voorby: overtrof.
voetnoot62
legghen: liggen; starren: sterren.
voetnoot65
haer: hun; karmen: kermen.
voetnoot66
haer: zich.
voetnoot68
schickt in: zorgt voor; middel: hulp (middel).
voetnoot69
beraed: overleg.
voetnoot72
voerd: vervoert.
voetnoot73
spien: spionnen, verspieders.
voetnoot74
elend: ellende, leed.
voetnoot75
lellen: zaniken; haer aen 't oor: aan haar oor; rusten: rust.
voetnoot76
lusten: verlangens.
voetnoot77
lieflijckheyd: lieftallige wezens; onghemeen: buitengewoon.
voetnoot80
maghen: bloedverwanten.
voetnoot81
verselschapt: vergezeld; op het schoonst: zo mooi mogelijk; noch: bovendien, verder.
voetnoot84
voort: dadelijk; kassen: kisten.
voetnoot86
doen: toen; verbaesd: verbijsterd; ghelijck ghy dencken meughd: zoals gij u kunt voorstellen.
voetnoot87
schier: haast.
voetnoot88
werd: wordt; vyers: vuur(s); ontsteken: ontstoken.
voetnoot90
ghedenckt: denkt, van plan is; treffelijck: voortreffelijk.
voetnoot91
nau: nauwelijks.
voetnoot92
recht: precies, vlak; tot: te.
voetnoot93
trad voor aen: liep voorop.
voetnoot94
wierd: werd; van: door; 't huys-gesin: de bedienden.
voetnoot95
cierlijk: vol eerbewijs; gaf haer: begaf zich.
voetnoot96
begonden: begonnen; om: rond; malen: draaien, warrelen.
voetnoot97
strax: dadelijk; koets: bed.
voetnoot98
kas: kast.
voetnoot99
aenrecht-banck: buffet; vaten: vaatwerk, schalen.
voetnoot101
haer: hun; recht: heel; perspectijfsghewijs: schilderachtig.
voetnoot104
blakeren: schitterende.
voetnoot106
al den hoop: de gehele hoop.
voetnoot108
dees of ghelijcke reden: deze of dergelijke woorden.
voetnoot110
broen: broeden, verwekken; gaylheyd: wellustigheid.
voetnoot111
wulpsch: minziek.
voetnoot112
kom u by: kom bij u; ondersaten: ondergeschikten.
voetnoot114
goede gonst: welgezindheid; draegh: toedraag.
voetnoot115
voorsegghende: voorspellende.
voetnoot116
vermeeren: vermeerderen, doen toenemen in aanzien.
voetnoot120
u wijcken: onderdoen voor u.
voetnoot122
u dochters Bruydegom: de bruidegom van uw dochter.
voetnoot123
vroomste: flinkste, edelste.
voetnoot124
ghenoten: verkregen.
voetnoot125
beeld: schepsel.
voetnoot128
selfs: zelf; seden: manieren.
voetnoot131
goede wijn behoeft geen krans; ventelijck: verkoopbaar; is van noden: heeft nodig.
voetnoot133
tuyght: getuigt.
voetnoot134
godheyd: goddelijkheid, god-zijn.
voetnoot135
deftigheden: ernst.
voetnoot138
nijd: afgunst; tuyghen: getuigen.
voetnoot140
op 't nutlijckst aengheleyd: zoveel mogelijk op de praktijk gericht.
voetnoot143
beweeght: bewogen, er toe gebracht.
voetnoot144
dry-mael dry: drie keer drie, negen in getal; heughelijcke benden: vreugdevolle scharen.
voetnoot145
vermaeck: behagen.
voetnoot148
gheschied: te beurt gevallen.
voetnoot149
had besind: liefhad.
voetnoot150
staegh: steeds; in waerden hiel: in ere hield, waardeerde.
voetnoot151
alsoo: daar.
voetnoot152
dies: daarom; gonste: genegenheid.
voetnoot155
u kinds Bruydegom: de bruidegom van uw kind.
voetnoot157
proef: bewijs.
voetnoot159
versamen: zich verenigen, paren.
voetnoot163
nimmermeer: nooit.
voetnoot164
wesen: gelaat.
voetnoot166
gheleerd: onderricht.
voetnoot171
enden: beëindigen.
voetnoot172
redenen: woorden; na: naar.
voetnoot174
aen haer noch te gheschien: dat haar nog tewachten staat.
voetnoot177
rond: wereldrond.
voetnoot178
e.v. in: wat betreft.
voetnoot183
wel ghemaeckte: welgevormde.
voetnoot184
cieraet: kleinood, kostbaar bezit; cierelijcke seden: aangename manieren.
voetnoot188
waarin uw vader u is voorgegaan.
voetnoot190
verslijt: doorbrengt.
voetnoot193
vrolijckheydt: verheuging; haer: hen (zelf).
voetnoot194
te komen naer: na te komen.
voetnoot195
voort: naar voren.
voetnoot196
dewijl: terwijl; lieffelycker: bij de liefde horende.
voetnoot197
volck: ondergeschikten; op 't weeldighste: zo weelderig mogelijk.
voetnoot199
sullen: zal.
voetnoot200
kittelende: prikkelende; lusten: genoegens; hartstocht.
voetnoot201
bequaem: klaar.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken