Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Friesche lusthof (1966-1967)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.73 MB)

Scans (27.88 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Editeurs

J.H. Brouwer

Marie Veldhuyzen



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Friesche lusthof

(1966-1967)–Jan Jansz. Starter–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 220]
[p. 220]

[142] Bruydt-Lofs-Gedicht,

Ter eeren Dominicus Ornia, Ende Margarita Boners.Ga naar voetnoot*

 
Na dat de bruyne nacht met haer gestarde rockenGa naar voetnoot1
 
Het çierelycke blauw des Hemels had betrocken,Ga naar voetnoot2
 
En d'heldre dageraed met haer saffrane kleedGa naar voetnoot3
 
De boodschap vande dagh weer aen de menschen deed:
5[regelnummer]
Heeft Morpheus zijn wolck, zijn mistigh kleed getogen
 
Van myn beneveld' en noch sluymerende ogen,Ga naar voetnoot6
 
De sorgeloose slaep verliet mijn, en ick sagh
 
Door 't venster in mijn hof, hoe d'heughelijcke dagh
 
Syn flauwe (niet-te-min seer aengename) stralen
10[regelnummer]
Liet op 't bedoude groen en 't koude Aerdrijck dalen:Ga naar voetnoot10
 
Dies sprong ick van mijn bed, verlatende myn rust,Ga naar voetnoot11
 
Afkeerigh van 't gemack, beswangerd met een lust,Ga naar voetnoot12
 
En brandend' yver om yet çierelycx te dichten,Ga naar voetnoot13
 
Waer met ick yemand mocht vermaken ofte stichten.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ick schoot mijn kleeren aen, ick maeckte mijn gereed;
 
Maer ick was nau gekemd, gewasschen en gekleed,Ga naar voetnoot16
 
Of 'k hoorde voor de deur van myn gesloten kamer
 
Dry sachte klopjes met een kleyn Metalen hamer:Ga naar voetnoot18
 
[143] Wel (docht ick) wat is dit? ick opende de deur,
20[regelnummer]
Doen stond Cupido daer met boogh en pylen veur:
[pagina 221]
[p. 221]
 
Ick seyde: wellekoom myn soete Speelgenoodtje,Ga naar voetnoot21
 
Waer komt ghy doch van daen? komt in myn kleyne Goodtje,Ga naar voetnoot22
 
Hier heb ick Brandewyn met Suycker en Muscaet,
 
Cupido, dat 's een dranck die sich wel drincken laet,
25[regelnummer]
Besonder smorgens vroegh: nu hartje waerom loopje?Ga naar voetnoot25
 
Komt sit wat by mijn neer, ick breng dy eens een soopje:Ga naar voetnoot26
 
De brandewijn is warm, die gloeyt in onse borst,
 
Die reynighd onse maegh, die hoed ons voor de dorst.Ga naar voetnoot28
 
Hoe slechtjes zijt ghy noch (sprack 't wichtjen) in u praten;Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Waer saeghd ghy dat de Go'on oyt droncken ofte aten?
 
Sy hebben niet van doen, sy hoeven spijs noch dranck,Ga naar voetnoot31
 
Dies weet ick voor die gaef en gonst u weynigh danck,Ga naar voetnoot32
 
Ghy kond met dese kost mijn Godheyd niet vermaken:Ga naar voetnoot33
 
Dat ick hier by u kom geschied om and're saken:
35[regelnummer]
Dus luysterd naerstigh toe tot ick het u vertel.Ga naar voetnoot35
 
Wel sit dan (seyd ick) wat soo lang op die schabel,Ga naar voetnoot36
 
En leght u boogjen neer, u wonderbare flitsen,Ga naar voetnoot37
 
Die maeghden koelen, en der minners hert verhitsen,Ga naar voetnoot38
 
Nae 't u behaeghlijck is. De minne-Godt sat neer,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
Hy leyde op mijn disch zijn lieffelijck geweer,Ga naar voetnoot40
 
En is aldus met mijn in het gespreck getreden.
 
't Is u noch wel bewust, hoe ick onlangs geleden,Ga naar voetnoot42
 
U brocht op een Palleys, in 't midden vande Zee,
 
Daer ick u al de pracht mijns Moeders toonen de'e,Ga naar voetnoot44
45[regelnummer]
[144] Hoe dat voor hare deur veel klagende MinnarenGa naar voetnoot45
 
Met briefjens in haer hand gestadelycken waren,Ga naar voetnoot46
 
Die sy my reyckten toe wanneer ick binnen tradt,Ga naar voetnoot47
 
Op dat ick van myn Moe'r haer loopens eynd verbadt,Ga naar voetnoot48
 
Met meer omstandigheyd te langh om te verhalen:Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
En hoe ick eynd'lyck u brocht in de gulde zalen,
 
De zalen vol geneughd, de zalen vol geluck,
[pagina 222]
[p. 222]
 
't Begin van 's Minnaers vreughd, en 't eynde van haer druck:Ga naar voetnoot52
 
Alwaer ghy saeght een rey van vrolycke Gelieven,
 
Die geestigh haer geluyd ten Hemel toe verhieven,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
En bloncken van çieraed, van wien ghy 't eerste PaerGa naar voetnoot55
 
Wel kond, en vraeghden myn wat dat te seggen waer:Ga naar voetnoot56
 
't Syn Minnaers (seyd' ick) die het eynd van haer verdrieten
 
En d'aenvang van haer vreughd gereed syn te genieten,Ga naar voetnoot58
 
Haer pleyt is inde sack, haer loopen is gedaen,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
En 't vonnis van haer recht sal tot haer vordeel gaen,Ga naar voetnoot60
 
Doen opende de deur, de deur van Diamanten,Ga naar voetnoot61
 
Daer ghy myn Moeder saeghd omringd aen alle kanten
 
Met Raden wys en oud, wiens namen ghy wel weet,Ga naar voetnoot63
 
Vermidts ick u dies tydts daer van de wete deed;Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
Partyen wierden inge-eyscht, om hare sakenGa naar voetnoot65
 
t'Ontdecken, door haer Rechts-geleerden en Veur-spraken:Ga naar voetnoot66
 
Die quamen voor den dagh, en pleyten op de rol,Ga naar voetnoot67
 
Waer op myn Moeder selfs het vonnis wysen sol:Ga naar voetnoot68
 
Sy sat op haren Throon, sy hoorden met en tegen,Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
En liet het daer na van de Reden overwegen;Ga naar voetnoot70
 
[145] En vindende dat Paer, in afkomst, deughden, le'en,Ga naar voetnoot71
 
Ieughd, schatten, liefd, verstand, en oock van sinnen een:Ga naar voetnoot72
 
Wees sy d'een d'ander toe, en wensch[t]en haer te samen
 
Van d'aldereerste uur dat sy te samen quamen,
75[regelnummer]
Tot op haer sterfdagh toe, geluck, voorspoed, geneughd,
 
En nae haer beyder dood, den Hemel tot haer vreughd.
 
Doen hoorden ghy terstond Trompetten en Schalmeijen,
 
En saeghd de gantsche Raed door d'after-deure scheijen.Ga naar voetnoot78
 
Wy keerden wederom nae d'eerste gulde zael,
80[regelnummer]
Daer was des Minnaers rey veranderd al-te-mael:Ga naar voetnoot80
 
Wel (seyd ghy) wat syn dit nu weer voor nieu Vertoners,Ga naar voetnoot81
[pagina 223]
[p. 223]
 
Is 't Douwe Ornia met Margarita Boners
 
Niet, die in 't eerst gelit van dese Reye staet?
 
'k Loof nau dat hare trouw op 't uyterst swanger gaet.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Cupido was dat waer! mocht ick dat vast geloven!
 
Ick sweer u dat den Heer, den Opper-Heer hier boven,
 
Gevoeghelijcker Paer noyt t'samen heeft gevoeghd,Ga naar voetnoot87
 
Daer my en al de Werld heeft beter aen ghenoeghd.Ga naar voetnoot88
 
In deughden beyd volmaeckt, in çierelijcke leden,
90[regelnummer]
In heuschen ommegang, in treffelijcke zeden,Ga naar voetnoot90
 
In schatten, afkomst, staet, in vrienden groot en ryck,Ga naar voetnoot91
 
Iae wat de Wereld heeft: malkander soo gelyck,
 
Dat noyd den Hemel ded' gelycker Paer vergaren,Ga naar voetnoot93
 
Wiens vreughde groeijen sal met 't groeijen van haer iaren.
95[regelnummer]
Derhalven bid ick u, dat als haer saeck bepleyt
 
Word voor de Throone van u Moeders Majesteyt,
 
[146] Ghy u daer oock vervoeght, om naerstich nae de redenGa naar voetnoot97
 
Te luysteren, op dat ghy al d'omstandigheden
 
My vriendelijcker wijs weerom verhalen meught:
100[regelnummer]
Ick sal u eeuwigh weer sijn danckbaer voor die deughd.Ga naar voetnoot100
 
Ick nam het willigh aen, ghy badt dat ick niet sloften,Ga naar voetnoot101
 
Nu om u te voldoen in 't punct van mijn beloftenGa naar voetnoot102
 
Ben ick weerom ghekeerd, om u te doen verstaen,Ga naar voetnoot103
 
Hoe dat de saeck is in het pleyten toegegaen.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
De Raed die was vergaerd, de bancke wierd ghespannen,Ga naar voetnoot105
 
Daer wierden ingheheyst twee treffelijcke mannen.Ga naar voetnoot106
 
Veurspraken van dees twee ghelieven, dien de Re'enGa naar voetnoot107
 
Afvraeghden, wie daer was versoecker van hun tween,Ga naar voetnoot108
 
De Iongman of de Maeghd. Des Iongmans Rechtsgeleerde
110[regelnummer]
Sijn ooghen daedlijck nae de wyse Reden keerden;Ga naar voetnoot110
 
En seyden, dat bin ick, die van mijn Meesters zijdGa naar voetnoot111
[pagina 224]
[p. 224]
 
Bid, dat ghy nu den draed van syn verdriet af-snijd,Ga naar voetnoot112
 
En hem tot synen Bruyd, de schoone Maeght verliendt,Ga naar voetnoot113
 
Dien niemand meer als hy, door reyne liefd verdiendt,
115[regelnummer]
Waer op de Reden tot des dochters Advocaet.
 
Wat Ionck-vrou ist, die haer soo dapper bidden laet?Ga naar voetnoot116
 
Ondeckt ons haeren staet, deugd, afcomst, schoonheyd, schatten:Ga naar voetnoot117
 
Doen sprack de voorspraeck tot de Heeren die daer satten,Ga naar voetnoot118
 
Margrieta Boners ist, de pronck van onse jeughd,Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
De roem van onse Stadt, de woonplaets van de vreughd,Ga naar voetnoot120
 
Wiens Vader rijck in eer, deugd, schatten, wijsheyd, vrienden,Ga naar voetnoot121
 
Dat treffelijcke ampt in synen tijd, bedienden,
 
[147] Van Generael Commijs, tot troost van die hem vroom,Ga naar voetnoot123
 
Tot schrick van die hem droeg gansch tegen redens stroom,
125[regelnummer]
Die nae dat hy hem so in d'eerst', als laetste daghen,Ga naar voetnoot125
 
Had als een voorbeeld van de vroomheyd selfs ghedragen,Ga naar voetnoot126
 
Verciert met alles wat den Heer oyt menschen gaf,Ga naar voetnoot127
 
Met onverwelckbaer roem gedaeld is in sijn graf.
 
Nae latende dit beeld begaeft met alle gaven,
130[regelnummer]
Die oyt Natura heeft in 't menschlijck rif begraven.Ga naar voetnoot130
 
Haer blonde hayren daer de blonde Phoebus self
 
Sijn blonde glans van haeld, tot pronck van 't blau-gewelf:
 
Sijn gulde kettens, die de sinnen en 't vermoghenGa naar voetnoot133
 
Der Iongmans vleuglen, die haer yverich be-oogen.Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Haer poeselachtig vel, verwind de schoonheyd vanGa naar voetnoot135
 
De blanckste schuymen, die de Zee opwerpen kan,Ga naar voetnoot136
 
Wanner sy is versteurt, en d'onbewogen rotsenGa naar voetnoot137
 
Schijnt met haer golven vol onstuymicheyts te trotsen.Ga naar voetnoot138
 
Haer voorhooft hoog en breed, is een yvoren veld,
140[regelnummer]
Waer in Natuer ten thoon haer rijcke gaven steld.
 
De lieve lidtjes van haer lieffelycker oogjes:Ga naar voetnoot141
 
Syn Peerle deckseltjes, omringd met goude boogjes,Ga naar voetnoot142
[pagina 225]
[p. 225]
 
Besluytend onder haren kas een Sonne-schyn,
 
Waer voor Apolloos glans beschaemd sou moeten syn,
145[regelnummer]
Haer oogjens teyst'ren als twee held're morgen-Sterren,Ga naar voetnoot145
 
Het welck den wysten mensch syn sinnen sou verwerren:Ga naar voetnoot146
 
't Schynd dat de vreughd, ia dat de voncken van de min
 
Daer houden hun Palleys en schoonste schou-plaets in.
 
[148] Iae dat Cupido self daer çierlyck sit te proncken,
150[regelnummer]
En schiet syn pylen door haer lodderlycke loncken,Ga naar voetnoot150
 
In yder Minnaers hert, sy trecken elcx gemoet
 
Veel stercker na haer toe als zeyl-steen 't yser doet.Ga naar voetnoot152
 
Saeghd ghy in 't witte Melck oyt twee Provinçe-Rosen,Ga naar voetnoot153
 
Soo siet haer wangen aen in 't schoonste van het blosen:Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
En seght my dan eens of de blonde Dageraet
 
Oock schoonder bloost, als sy van hare bed opstaet?Ga naar voetnoot156
 
Haer neusje welgemaeckt op 't çierelijckst verheven,Ga naar voetnoot157
 
Daer d'Asem soet van reuck soo traeghjes uyt komt sweven,Ga naar voetnoot158
 
Dat 't schijnd dat d'Asem self seer nood verlaten sou,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Haer schoone woonplaets in soo overschoonen Vrou.
 
Haer lipjes als Corael, ia als de karsjes gloeijen,Ga naar voetnoot161
 
Wanneer sy naulycx ryp in 't schoonst syn van haer groeijen,
 
Daer tusschen dryft en sweefd soo honigh-soeten dou,
 
Dat Ganimedes dat voor Nectar keuren sou.Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Haer tandtjes kleyn en gaef als twee yvoren rijen
 
Op 't alder-çierlyckst in haer roode mondtje vlijen,Ga naar voetnoot166
 
Haer wel-gemaeckte kin, de buurman vande Mond,
 
Kleyn, maetlyck breed, verçierd met een verheven rond.Ga naar voetnoot168
 
Maer als ick op haer hals myn geest en myn gedachten
170[regelnummer]
Volkomentlycken voed, waer by sal ick die achten?Ga naar voetnoot170
 
Waer sal ick doch haer glans by vergelycken recht?Ga naar voetnoot171
 
By een pylaer van Peerl, Albaster is te slecht,Ga naar voetnoot172
 
't Schynd dat Natura die met vlyt heeft willen draeijen,Ga naar voetnoot173
 
Om daer des werelds vreughd en wellust in te zaeijen,Ga naar voetnoot174
[pagina 226]
[p. 226]
175[regelnummer]
[149] Daer heeft sy çierlyck op verheven, doch niet hoogh,
 
De kleyne aderkens als een lazuren boogh.Ga naar voetnoot176
 
Haer boesem sou een mensch in syne sinnen krencken,Ga naar voetnoot177
 
De reste sietmen niet, daer mach elck 't syns van dencken.Ga naar voetnoot178
 
Maer wat haer reysigh lyf, en wat haer lichaems stal,Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Haer geestige gebaer, haer middel aerdigh smal,Ga naar voetnoot180
 
Haer handtjes kleyn en sacht die 't witste wit beschamen,Ga naar voetnoot181
 
Daer ghy siet warme snee met sacht yvoor versamen,Ga naar voetnoot182
 
Daer beeckjens stromen door van helder blau Saphier.
 
Belangd; wat is het min als Hemelsche playsier?Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Haer lange vingertjes met Amatiste entjes,Ga naar voetnoot185
 
Onsteken als een lont de sulpher-heete Ventjes.Ga naar voetnoot186
 
Haer kleyne voetjes, die sy nae haer wille set,
 
Syn Prinslyck, 't welck sy toond in aerdigheyd van tret,Ga naar voetnoot188
 
In 't kort Vrou-Venus, als men recht sal overleggenGa naar voetnoot189
190[regelnummer]
Haer schoonheyd met u glans, men moet nootwendigh seggen:
 
Ghy sijt den Hemel tot des schoonheyds pronck gebaerd,Ga naar voetnoot191
 
Sy is des werelds roem, en 't çiersel vander aerd,Ga naar voetnoot192
 
In deughden opgequeeckt, in treffelycke zeden,Ga naar voetnoot193
 
Niet min uytmuntend als in cierelijcke leden:Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Soet-vloeijende van tael, heusch, minlyck van gelaet,Ga naar voetnoot195
 
Seer ned'righ van gemoed, en deftigh van gewaed,Ga naar voetnoot196
 
In 't groeijen van 't verstand, in 't bloeijen van haer iaren,
 
In 't soetste van haer tyd om met een man te paren.
 
Doen sweegh de Voorspraeck; en de gulde Reden sprack,
200[regelnummer]
Voorwaer dat waer een Maeghd die geen çieraed ontbrack.Ga naar voetnoot200
 
[150] Wie, en hoedanigh is de Iongman, dien de Goden
 
Uyt liefde, tot de liefd van dese Maget noden?Ga naar voetnoot202
 
Het is Dominicus, 't is Ornia die haer
 
(Sprack 's Iongmans Advocaet) volgd deugdelycken naer.Ga naar voetnoot204
[pagina 227]
[p. 227]
205[regelnummer]
't Is Ornia die haer geplaetst heeft in syn sinnen,Ga naar voetnoot205
 
Die, als syn eygen siel haer eeuwigh sal beminnen,
 
't Is Ornia, wiens deughd en wandel onbevleckt,
 
De Iongmans tot een spoor en tot een voorbeeld streckt,
 
Wiens Vader oud in deughd, en nutte wetenschappen,Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Met lof geklommen is op d'Eers beroemde trappen;Ga naar voetnoot210
 
Die tot syn sterfdagh sich een trouwe Raeds-verwant
 
Getoond heeft voor syn Stadt, tot nut van 't Vaderland:
 
Van dat hy eerst het ampt met waerdigheyd bekleeden,Ga naar voetnoot213
 
Tot dat hy inde dienst des Ampts is overleden,
215[regelnummer]
Hy syn hulpsame raed en daed haer noyt ont-trock,Ga naar voetnoot215
 
Dies was syn dood de Stadt een droevigh ongelock.
 
Nae dat dees droeve dood had Ornia gescheyden
 
Van synes Vaders troost, wiens raed hem plach te leyden:
 
Waer toe begaf hy hem? niet tot de wulpsigheyd,Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
Die meest de ionge ieughd in sulcken toeval vleyd:Ga naar voetnoot220
 
Niet tot de ledigheyd, maer tot de naerstigheden,Ga naar voetnoot221
 
Om so de witte deughd met arbeyd nae te treden,Ga naar voetnoot222
 
Der talen kennisse, en des geleerdheyds spoor,
 
Hy tot het wit, waer hy na doelen wou, verkoor.Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
En nae dat hy hier lang in de Latynsche sprake
 
Geschept had al syn lust en opperste vermaken.Ga naar voetnoot226
 
[151] Nae Vranckryck heeft hy sich gewend, die tael geleerd,
 
Dat weeligh land doorsien, en is weer t' huys gekeerd,Ga naar voetnoot228
 
Met goede kennisse van spraken ende Steden,
230[regelnummer]
Wtmuntend in de deughd en alle brave zeden,Ga naar voetnoot230
 
T'huys synde, hoe heeft hy syn leven aengesteld?Ga naar voetnoot231
 
Heeft hy oock ydelyck verquist syn Ouders geld?Ga naar voetnoot232
 
O neen: maer heeft syn tyd met naerstigheyd versleten,Ga naar voetnoot233
 
Om 't houden 't geen hy wist: wat hy niet wist te weten,
235[regelnummer]
Hovaerdigh, noch gemeen, niet gierigh nochte ry:Ga naar voetnoot235
 
Als een die niet aenvangd, of heeft daer reden by:Ga naar voetnoot236
[pagina 228]
[p. 228]
 
Heusch in syn omme-gang, en deftigh in syn wesen,Ga naar voetnoot237
 
Waeruyt men magh het boeck van syn gedachten lesen.Ga naar voetnoot238
 
Beleeft by yeder een, voorsichtigh wat hy spreeckt,Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
Wat eyscht ghy van een man dat dese man ontbreeckt?
 
Van vrienden treffelijck, en treffelijck begoedight:Ga naar voetnoot241
 
Wiens voorgang in de deugt, elck tot de deugde moedight,Ga naar voetnoot242
 
Van goedertieren aerd, van 's lichaems brave stal,Ga naar voetnoot243
 
Van Frische leden, iae in kort geseyt, van al
245[regelnummer]
Het gheen den Hemel oyt verleenden aende menschen,
 
Op 't loffelijckst versien. Hoe sou de maeght dan wenschenGa naar voetnoot246
 
Bequamer man als hem? Die haer soo seer bemind,Ga naar voetnoot247
 
Dat hy sijn levens lust aen hare liefde bind.Ga naar voetnoot248
 
Hier sweegh de Veurspraeck op, doen antwoorden de Reden.Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
De maeght sal wis in Vreughd haer tijd met hem besteden:Ga naar voetnoot250
 
Maer seght my Voorspraeck, die dees dochters saeck bewaerdGa naar voetnoot251
 
Heeft oock sijn liefd' in haer een weder Liefd gebaerd?Ga naar voetnoot252
 
[152] Vermagh sy hem oock wel? Sy siet hem altijd garen,Ga naar voetnoot253
 
En laet de Reden selfs wat red'lick is, verclaren,Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Gaf hy tot antwoord weer. Partijen gingen uyt,Ga naar voetnoot255
 
Doen quamen weder in de Bruygom en de Bruydt,Ga naar voetnoot256
 
Tot wien mijn Moeder sprack, Deughtsame jonge lieden
 
U hertens wil en wensch sal naer u wensch gheschieden,
 
Margrieta ghy liefd hem, ghy Ornia lieft haer,Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Weest dan in Godes naem noch liefelijcker paer,
 
Den Hemel gun u soo veel vreughts en heyls te samen,
 
Als aen de blauwe Lucht oyt gulde sterren quamen,
 
Hier med' verdween den Raed, en ick vloogh yligh voortGa naar voetnoot263
 
Naer uwe woningh toe om u te houden woort.Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
Nu dan vaert wel weerom, wilt alle traegheyt staken,Ga naar voetnoot265
 
En tracht een Bruylofts dicht tot haren lof te maken:
[pagina 229]
[p. 229]
 
Mits ging Cupido deur en liet mijn gansch verheught,Ga naar voetnoot267
 
Iae tot de ooren toe bedoven in de vreught.Ga naar voetnoot268
 
Om 't brave Huwelijck soo wijselijck besloten.Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Och dat sy doch te saem soo veel ghelucx genoten,Ga naar voetnoot270
 
Als drupplen waters, jae als sanden sijn in Zee!Ga naar voetnoot271
 
En Haertjes op het Vee! noch wensch ick yvrig mee,Ga naar voetnoot272
 
Dat gonst van groot en kleyn, aensienlijckheyt van statenGa naar voetnoot273
 
Veelvuldigheyt van schat, haer nimmer magh verlaten,
275[regelnummer]
Dat hare liefde groey, en dat haer vreught vermeerGa naar voetnoot275
 
In welvaert, voorspoed, deughd, Godtsaligheyt en eer.
 
 
 
Finis.
voetnoot*
Het huwelijk vond plaats te Leeuwarden 21 april 1620 met Margriete Boner.
voetnoot1
bruyne: donkere; gestarde rocken: kleed met sterren.
voetnoot2
betrocken: bedekt.
voetnoot3
saffrane: saffraankleurig.
voetnoot6
beneveld: door slaap bevangen.
voetnoot10
bedoude: bedauwde.
voetnoot11
dies: daarom.
voetnoot12
beswangerd met: aangestoken door.
voetnoot13
yet çierelycx: iets fraais.
voetnoot14
mocht: zou kunnen; vermaken: behagen.
voetnoot16
nau: nauwelijks; gekemd: gekamd.
voetnoot18
kleyn: kleine.
voetnoot21
soete: lieve.
voetnoot22
in: binnen.
voetnoot25
besonder: vooral; hartje: liefje.
voetnoot26
ick breng dy eens een soopje: ik neem een slok op Uw gezondheid.
voetnoot28
hoed: behoedt.
voetnoot29
slechtjes: dwaas, onnozel; noch: nog altijd; wichtjen: schepseltje.
voetnoot31
niet: niets; van doen: nodig; hoeven: behoeven.
voetnoot32
dies: daarom; gonst: genegenheid; weet danck: ben dankbaar.
voetnoot33
kond: kunt; mijn Godheyd: mij, die een God ben; vermaken: behagen.
voetnoot35
naerstigh: ijverig, nauwlettend.
voetnoot36
sit: ga zitten; schabel: voetbank.
voetnoot37
flitsen: pijlen.
voetnoot38
maeghden: meisjes; koelen: koel maken; verhitsen: verhitten, doen gloeien.
voetnoot39
nae 't u behaeghlijck is: al naar het u behaagt.
voetnoot40
disch: tafel; geweer: wapen.
voetnoot42
bewust: bekend; onlangs geleden: kort geleden.
voetnoot44
daer: waar; toonen de'e: liet zien.
voetnoot45
hoe dat: hoe.
voetnoot46
haer: hun; gestadelycken: aldoor.
voetnoot47
wanneer: toen.
voetnoot48
verbadt: zou afsmeken, door vriendelijk verzoek zou verkrijgen.
voetnoot49
omstandigheyd: vijven en zessen.
voetnoot52
druck: verdriet.
voetnoot54
geestigh: opgewekt.
voetnoot55
bloncken: schitterden; çieraed: versierselen.
voetnoot56
kond: kendet; te seggen waer: te betekenen had.
voetnoot58
genieten: verwerven.
voetnoot59
haer pleyt is inde sack: hun zaak is in kannen en kruiken.
voetnoot60
tot haer vordeel gaen: tot hun voordeel strekken, goed voor hen aflopen.
voetnoot61
opende: ging open.
voetnoot63
Raden: raadsheren; wiens: wier.
voetnoot64
vermidts: daar; dies tydts: toentertijd; de wete deed: op de hoogte bracht.
voetnoot65
wierden: werden; inge-eyscht: opgeroepen, gedaagd.
voetnoot66
t'ontdecken: bloot te leggen, te ontvouwen; Veur-spraken: advocaten.
voetnoot67
pleyten: pleitten; op de rol: in 't gerechtsgebouw.
voetnoot68
selfs: zelf; sol: zou, moest.
voetnoot69
met: voor.
voetnoot70
Reden: Rede; van: door.
voetnoot71
vindende: bevindende; le'en: leden.
voetnoot72
schatten: bezit; van sinnen een: één van zin, geest, gemoed.
voetnoot78
after-deure: achterdeur; scheijen: weggaan.
voetnoot80
al-te-mael: geheel en al.
voetnoot81
nieu: nieuwe; vertoners: betogers?
voetnoot84
loof: geloof; nau: nauwelijks; hare: hun; op 't uyterst swanger gaet: op 't punt staat beklonken te worden.
voetnoot87
gevoeghelijcker: beter bij elkaar passend.
voetnoot88
daer my heeft aen ghenoeghd: waar ik behagen in heb.
voetnoot90
treffelijcke: voortreffelijke; zeden: manieren.
voetnoot91
schatten: bezit; staet: positie, aanzien.
voetnoot93
ded': deed; vergaren: bijeenkomen.
voetnoot97
ghy u daer vervoeght: gij u daarheen begeeft; naerstich: ijverig; reden: woorden.
voetnoot100
deughd: dienst.
voetnoot101
willigh: graag; badt: verzocht; sloften: zou treuzelen.
voetnoot102
voldoen: bevredigen; in 't punct van: wat betreft.
voetnoot103
weerom: terug; verstaen: weten.
voetnoot104
hoe dat: hoe; is toegegaen: zich toegedragen heeft.
voetnoot105
de bancke wierd ghespannen: de rechtzitting werd formeel geopend.
voetnoot106
ingheheyst: ingedaagd.
voetnoot107
veurspraken: advocaten; dien: aan wie; Re'en: rede;
voetnoot108
afvraeghden: afvroeg; versoecker: hij, die aanspraak maakt.
voetnoot110
keerden: keerde.
voetnoot111
seyden: zei; van mijn Meesters zijd: uit naam van mijn meester.
voetnoot112
bid: verzoek.
voetnoot113
verliendt: verleent, geeft.
voetnoot116
haer: zich; dapper: erg, zeer.
voetnoot117
ondeckt: ontdek, openbaar; staet: positie.
voetnoot118
satten: zaten.
voetnoot119
de pronck: het sieraad, het puikje.
voetnoot120
de woonplaets van de vreughd: de altijd blijmoedige.
voetnoot121
wiens: wier.
voetnoot123
tot steun van degene, die zich flink gedroeg, tot schrik van degene, die zich gedroeg in strijd met wat redelijkerwijs van hem verwacht mocht worden.
voetnoot125
hem: zich.
voetnoot126
vroomheyd: flinkheid.
voetnoot127
verciert met: begaafd met.
voetnoot130
rif: lichaam; begraven: ondergebracht.
voetnoot133
gulde: gouden; kettens: kettingen; sinnen: gedachten, geest; 't vermoghen: kracht.
voetnoot134
vleuglen: bevleugelen; be-oogen: bekijken.
voetnoot135
verwind: gaat boven.
voetnoot136
schuymen: vlokken schuim.
voetnoot137
versteurt: vertoornd.
voetnoot138
trotsen: trotseren.
voetnoot141
lieffelycker: liefelijke.
voetnoot142
peerle: paarlen.
voetnoot145
teyst'ren: stralen.
voetnoot146
wat de geest van de wijste mens zelfs in verwarring zou brengen.
voetnoot150
door haer lodderlycke loncken: door middel van haar liefelijke blikken.
voetnoot152
haer: zich; zeyl-steen: een magneet.
voetnoot153
Provinçe-Rosen: rozen uit Provence.
voetnoot154
in 't schoonste van het blosen: wanneer zij zo schoon mogelijk blozen.
voetnoot156
oock: misschien.
voetnoot157
op 't çierelijckst: zo fraai mogelijk; verheven: vooruitstekend; welgemaeckt: welgevormd.
voetnoot158
reuck: geur.
voetnoot159
seer nood: met grote tegenzin.
voetnoot161
karsjes: kersen.
voetnoot164
voor: boven; keuren: kiezen.
voetnoot166
vlijen: passen.
voetnoot168
maetlyck: met mate, naar behoren; verçierd met: voorzien van.
voetnoot170
voed: te gast laat gaan, vergast; waer by sal ick die achten: waarmee zal ik die vergelijken.
voetnoot171
recht: naar verdienste.
voetnoot172
slecht: gewoon.
voetnoot173
draeijen: draaien, beeldhouwen.
voetnoot174
wellust: geluk; zaeijen: leggen.
voetnoot176
lazuren: hemelsblauw.
voetnoot177
in syne sinnen krencken: van zijn verstand beroven.
voetnoot178
't syns: het zijne.
voetnoot179
stal: gestalte.
voetnoot180
geestige gebaer: bevallige bewegingen; aerdigh: bevallig.
voetnoot181
beschamen: overtreffen.
voetnoot182
snee: sneeuw; versamen: zich verenigen.
voetnoot184
belangd: betreft; min als: minder dan, anders dan.
voetnoot185
entjes: toppen.
voetnoot186
Ventjes: jongemannen.
voetnoot188
prinslyck: als van een vorstin; aerdigheyd: bevalligheid.
voetnoot189
recht: naar verdienste; overleggen met: vergelijken met.
voetnoot191
pronck: sieraad.
voetnoot192
çiersel: sieraad.
voetnoot193
opgequeeckt: grootgebracht, opgevoed; treffelycke zeden: edele manieren.
voetnoot194
cierelijcke: bevallige.
voetnoot195
gelaet: houding, manier van doen.
voetnoot196
deftigh: ernstig.
voetnoot200
waer: zou zijn; die: aan wie.
voetnoot202
van: voor.
voetnoot204
deugdelycken: in voortreffelijke kwaliteiten; volgd naer: navolgt, nabijkomt.
voetnoot205
sinnen: gedachten, geest.
voetnoot209
nutte: nuttige.
voetnoot210
d'Eers beroemde trappen: de roemrijke trappen van de eer.
voetnoot213
van dat hy eerst: van het eerste ogenblik af, dat hij.
voetnoot215
hulpsame: behulpzame; ont-trock: onthield.
voetnoot219
waer toe begaf hy hem: waar gaf hij zich aan (over).
voetnoot220
meest: gewoonlijk; toeval: omstandigheid; vleyd: behaagt.
voetnoot221
naerstigheden: ijver, werk.
voetnoot222
witte: reine; nae te treden: te volgen, na te streven.
voetnoot224
wit: doel; doelen: richten; verkoor: koos.
voetnoot226
vermaken: genoegen.
voetnoot228
weeligh: rijke; doorsien: bezichtigd.
voetnoot230
brave zeden: goede manieren.
voetnoot231
aengesteld: ingericht.
voetnoot232
oock: misschien.
voetnoot233
met naerstigheyd versleten: ijverig gebruikt.
voetnoot235
gemeen: (te) gemeenzaam; nochte: noch; ry: verkwistend.
voetnoot236
een: iemand; niet: niets; reden: een bedoeling.
voetnoot237
deftigh: ernstig; in: wat betreft; wesen: gelaat.
voetnoot238
waaruit men zijn gedachten kan opmaken.
voetnoot239
voorsichtigh: lettend op.
voetnoot241
van: wat betreft; begoedight: wat bezit betreft.
voetnoot242
moedight: aanmoedigt, aanspoort.
voetnoot243
van 's lichaems brave stal: wat het lichaam betreft flink van gestalte.
voetnoot246
op 't loffelijckst: zo voortreffelijk mogelijk; versien: voorzien.
voetnoot247
bequamer: passender, aangenamer; als hem: dan hij is.
voetnoot248
hare liefde: liefde voor haar.
voetnoot249
hier ... op: hierop; antwoorden: antwoordde.
voetnoot250
besteden: doorbrengen.
voetnoot251
bewaerd: verdedigt.
voetnoot252
gebaerd: gewekt.
voetnoot253
vermagh: mag (lijden); altijd: stellig; garen: gaarne.
voetnoot254
selfs: zelf.
voetnoot255
uyt: naar buiten.
voetnoot256
in: binnen.
voetnoot259
liefd: bemint.
voetnoot263
hier med': hiermede, vervolgens; yligh: snel; voort: dadelijk.
voetnoot264
om u te houden woort: om woord te houden tegenover u.
voetnoot265
weerom: op uw beurt.
voetnoot267
mits: inmiddels; deur: er van door.
voetnoot268
bedoven: gedompeld.
voetnoot269
brave: edele, voortreffelijke; besloten: gesloten, waartoe besloten was.
voetnoot270
genoten: deelachtig mochten worden.
voetnoot271
sanden: zandkorrels.
voetnoot272
noch: verder; yvrig: vurig; mee: ook.
voetnoot273
gonst: genegenheid; staten: positie.
voetnoot275
hare: hun; vermeer: vermeerdere, toeneme.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken