Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Friesche lusthof (1966-1967)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.73 MB)

Scans (27.88 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Editeurs

J.H. Brouwer

Marie Veldhuyzen



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Friesche lusthof

(1966-1967)–Jan Jansz. Starter–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 240]
[p. 240]

[168] Bruydt-Lofs-Gedicht,

Ter Eeren Gualtherus Henricus Gualtheri, Ende Catharina Haghen.Ga naar voetnoot*

 
't Is noch niet langh gele'en, dat uyt hun blauwe salen
 
De Donder-Godt Iupyn, zyn soon gebood te halen
 
De Goden al te saem, om met eerbiedigheydGa naar voetnoot3
 
Te komen op 't Bancket, dat hy haer had bereyd,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
't Welck doen het lose wicht, (myn oude Cameraetje,
 
Dat my so menighmael verleyd heeft met een praetje)
 
Geworden is gewaer, is hy om leegh gedaeld,Ga naar voetnoot5-7Ga naar voetnoot7
 
En heeft, naer syn gewoont, my weer om hoogh gehaeld;
 
Tot in den Hemel toe, den Hemel vol van weelden,
10[regelnummer]
Den Hemel, die niet meer beduyd als sinne-beelden.
 
Wel (seyd ick) soetertje, myn hartje, dien ick min,Ga naar voetnoot11
 
Wat hebt ghy met u vriend nu weder inde sin?Ga naar voetnoot12
 
Waer op het wichtje weer, de gantsche Rey der GodenGa naar voetnoot13
 
Is by den Donder-Godt op een Bancket ontboden:
15[regelnummer]
En wyl sy syn vergaerd, so kan het licht geschie'enGa naar voetnoot15
 
Dat ghy yet ongemeens sult tot u voordeel sien,Ga naar voetnoot16
 
[169] Waer uyt ghy stoffe schept om eenigh dicht te dichten,Ga naar voetnoot17
 
En daer de menschen mee naer u gewoonte stichten.Ga naar voetnoot18
 
Ick was seer wel te vre'en, verheughd en onbevreest,
20[regelnummer]
Want in dien Hemel had ick menighmael geweest,Ga naar voetnoot20
[pagina 241]
[p. 241]
 
Daer sagh ick hoe de Go'on in hare setels saten,Ga naar voetnoot21
 
Blygeestigh van gemoed, sy droncken en sy aten,
 
En Ceres brocht 't gewas, en Ganimedes schonck,Ga naar voetnoot23
 
Een yeder greep de kroes, en elck om 't seerste dronck.Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ten laetsten, Iupiter verschudde trots syn hayren,Ga naar voetnoot25
 
Waer op de Goden stil, en sonder spreken waren,
 
Elck schickten hem ter zyd, een yeder sagh op hem,Ga naar voetnoot27
 
Die haer aldus aensprack met een verheven stem:Ga naar voetnoot28
 
Ick, die de Blixem schiet, en klater met het dond'ren,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
Kan my (is 't niet wat vreemts?) nu nau genoegh verwond'renGa naar voetnoot30
 
Van d'ongegronde pracht, en d'ydle grootsigheyd,Ga naar voetnoot31
 
Die inde harssens van den mensch besloten leyd;
 
Want ick vermercke, dat sich veel doen Edel noemen,Ga naar voetnoot33
 
En van hun afkomst en hun staten dapper roemen,Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
Iae achten haer te syn soo grooten eere waerd,Ga naar voetnoot35
 
Als of sy waren Go'on, ia meerder op der aerd:Ga naar voetnoot36
 
En Goden syn nochtans besield met hoge Geesten,Ga naar voetnoot37
 
Sy menschen maer in schyn, en in de daed vaeck beesten,Ga naar voetnoot38
 
Daer in noch wetenschap, noch konst, noch eer, noch moedt
40[regelnummer]
Te stampen is, hoe eel sy worden opgevoedt.Ga naar voetnoot40
 
Nu seght my groote Go'on, hert-kenners vande menschen,Ga naar voetnoot41
 
Wie isser, die my sal vernoegen in myn wenschen?Ga naar voetnoot42
 
[170] En seggen my waerom d'een mensche so veel lof
 
Verdiend, en d'ander min? heb ickse uyt een stofGa naar voetnoot44
45[regelnummer]
Niet al-te-saem gemaeckt? en ging Prometheus selven
 
Niet eenderleije vyer in hare boesems delven?Ga naar voetnoot46
 
Hoe komt dan dat den een nu d'ander overtreftGa naar voetnoot47
 
In afkomst, zaet en aerd? en d'eene sich verheftGa naar voetnoot48
 
Tot Edel? en also al syn geslachte noemt,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Daer hy tot Boeren vaeck veel wyser menschen doemt?Ga naar voetnoot50
[pagina 242]
[p. 242]
 
Hier mede sweegh die Godt, en endighde syn reden.Ga naar voetnoot51
 
Waer op Minerva uyt haer zetel is getreden
 
Met Mars verselschapt, en heeft met eerbiedighe'enGa naar voetnoot53
 
Dus d'hooge Godt Iupijn geantwoord op syn re'en:Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Eerwaerde Vader, dat den een eer op de trappenGa naar voetnoot55
 
Des lofs als d'ander styght, komt, of door wetenschappen,
 
Geleerdheyd, wysheyd, deughd, ervarenheyd en konst,
 
Of door de felle krygh, en door des kryghs-Godts gonst,Ga naar voetnoot58
 
D'een word door syn verstand en wetenschap verheven,
60[regelnummer]
Tot heerscher van het volck, en inde hand gegevenGa naar voetnoot60
 
Den staf van 't grootsch gebied, waer in hy dan betoondGa naar voetnoot61
 
Of in syn borst een e'el of one'el harte woond;
 
Want so hy in de deughd volhardt, en soo de Staten
 
Die hy besit, bestierd, dat alle OndersatenGa naar voetnoot64
65[regelnummer]
In voorspoed leven en in rust door syn beleyd,
 
En dat hy yeder recht, nae recht en billickheyd:Ga naar voetnoot66
 
Die mensch word van elck een gehouden dan in waerden,Ga naar voetnoot67
 
En voor een Godt ge-eerd, ia meerder op der aerden,Ga naar voetnoot68
 
[171] En d'ander wederom word door syn grootsch gemoed,
70[regelnummer]
Wanneer hy onvertsaeghd het selve blijcken doetGa naar voetnoot70
 
Inde bebloede krijgh, in 't midden der gevaren,Ga naar voetnoot71
 
Daer hy sich selven noch syn leven soeckt te sparen,
 
Tot dienste van syn land, maer door zijn moedigheyd,Ga naar voetnoot73
 
Het flauwe volck verstout, en tot de krijgh aenleyd:Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Niet anders, of sy tot een blyde Bruyloft gingen,Ga naar voetnoot75
 
En meer door syn beleyd, als door hun kracht, bedwingen
 
Den Vyand van haer rust, die word met recht gevierd,Ga naar voetnoot77
 
Tot Oversten erweeld, ge-Adeld, en Laurierd.Ga naar voetnoot78
 
Dus synder op den Bergh der Eeren veel gestegen,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
Op dese wys alleen word d'Adel eerst verkregen.
 
En op dat hun geslacht, hun kind'ren allegaer,
 
Oock souden treden in de spooren van haer Va'er,
[pagina 243]
[p. 243]
 
Die noemt men Edel-lie'n, om dat sy souden merckenGa naar voetnoot83
 
Op d'Ouders Edeldom, en volgen hare wercken:Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Maer soo dat niet geschied, en soo sy van haer aerd
 
Afwycken, zijn sy gonst, noch eer, noch Adel waerd.Ga naar voetnoot86
 
Want Deughd baard Edel, die alleenich inde dadenGa naar voetnoot87
 
Lof-waerdigh uytgerecht bestaet, of wyse raden.
 
Dit syn de redenen (o groote God!) waer uyt
90[regelnummer]
Den rechten Adel in, en van de menschen spruyt.
 
Wel wyse Dochter, ghy hebt treflijck op mijn redenGa naar voetnoot91
 
Geantwoord (sprack Iupijn) waer door ick wel te vreden
 
En dapper ben vernoeghd, dies schenck ick u tot loonGa naar voetnoot93
 
Een beed; 't sy wat ghy eyscht, ick sweer u by mijn throonGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
[172] En by den Blixem self, dat ghy die sult genietenGa naar voetnoot95
 
In spijt van die 't benijd, en wie het mach verdrieten.Ga naar voetnoot96
 
Ick danck u heuscheyd seer, sprack doe Minerva weer.Ga naar voetnoot97
 
En dees' is dan de beed dien ick van u begeer:
 
Het rusteloose wicht heeft met syn heete schichtenGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
Een lesscheloose brand doen inde boesems stichtenGa naar voetnoot100
 
Van twee gelievekens, die beyde syn gedaeldGa naar voetnoot101
 
Van sulcken Adel als ick voren heb verhaeld.Ga naar voetnoot102
 
Den eenen een Iongman, die wijslyck in de sporen
 
Der deughden van syn Vaer treed, (dien hy heeft verloren)
105[regelnummer]
Sijn Vader, segh ick, die door af-komst noch door gonst
 
Gestegen is tot staet: maer door syn eygen konst:Ga naar voetnoot106
 
Wiens treffelijck verstand, wiens kloeck en deughdigh levenGa naar voetnoot107
 
Geleerd' ervarentheyd, hem waerdigh heeft verheven,Ga naar voetnoot108
 
Tot roer en stuerman der Regierders vande Stad,
110[regelnummer]
En hem, en syn geslacht bekroont met eer en schat:Ga naar voetnoot110
 
Van wien soo menigh mensch, met swarigheyd beladenGa naar voetnoot111
 
Ontlast is en vertroost, door syn versmetste raden,Ga naar voetnoot112
 
Wiens gryse hayren noyt de schand een vleckjen gaf,Ga naar voetnoot113
[pagina 244]
[p. 244]
 
Maer die met eer en roem gedaeld is in zijn graf,
115[regelnummer]
Nalatende tot lof, syn kinderen ervaren
 
In talen veelderley, en des geleerdheyds baren,Ga naar voetnoot116
 
In wysheyd opgequeeckt, tot sedigheyd gewend,Ga naar voetnoot117
 
In gulsigheden vreemd, in soberheyd bekend,Ga naar voetnoot118
 
Met schatten soo versien, dat sy in 't heerlijck levenGa naar voetnoot119
120[regelnummer]
Een Edel-man van staet niet hoeven toe te geven.Ga naar voetnoot120
 
[173] De Dochter wederom gedaeld van soo een man,Ga naar voetnoot121
 
Wiens tweede men nu nau in Friesland toonen kan.Ga naar voetnoot122
 
Die van syn kindsheyd af, niet wetende van rusten,
 
Wt de bebloede krijgh geschept heeft al syn lusten,Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Die, als een Iongen Mars, heeft dickwils onvertsaeghd
 
Den vyand van syn land een koorts op 't lijf gejaeghd,Ga naar voetnoot126
 
En mannelijck in 't veld zyn eere heeft verkregen,Ga naar voetnoot127
 
Die tot den hooghsten top der Eeren is gestegen,
 
Niet door syn vrienden gonst, niet door de CuyperyGa naar voetnoot129
130[regelnummer]
Gelijck nu menigh doet: maer heerlijck, door waerdy,Ga naar voetnoot130
 
Door mannelijck in 't veld voor 't Vaderland te stryden,
 
En, als een ys'ren beeld des vyands last te lyden,Ga naar voetnoot132
 
Door nut, door lof, door roem, voor 't Vaderland behaeld,
 
Die hy met wonden en weer-wonden heeft betaeld.Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
En soo op 't laetst met eer bepeerld syn gryse hayren,Ga naar voetnoot135
 
Als Capiteyn geweest ruym acht en dertigh jaren,
 
Als een die Colonel, als een die Gouverneur
 
Geweest is, daermen had de vyand voor de deur:Ga naar voetnoot138
 
Dit 's Adel in der daed, dees twee, als die te samen
140[regelnummer]
Versamen, mogen recht haer kinders Edel namen,Ga naar voetnoot140
 
Als overtreffende in af-komst en waerdyGa naar voetnoot141
 
Veel snuyvers, die 't geweer doen binden op de zy,Ga naar voetnoot142
 
Die suypen dagh en nacht, en houwen, steken, kerven,
 
G'lijck of den Adel waer door drincken te verwerven.
[pagina 245]
[p. 245]
145[regelnummer]
Maer als ick recht aenschou dit lieffelijcke Paer,Ga naar voetnoot145
 
Het is of ick syn Moer en Mars haer Vader waer.
 
[174] Derhalven Hemel-vooghd versoeck ick dat u Godheyd
 
Niet achtend' op het wicht noch syn verwaende sotheyd,Ga naar voetnoot148
 
Die garen minnaers plaeght, gund, datmen haer verleendGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
De gonst, dat Iuno hun beyd in 't huwelijck vereend,Ga naar voetnoot150
 
't Sal soo (sprack Iupiter) geschieden desen dage,Ga naar voetnoot151
 
Om dat ghy hebt soo wel geantwoord op mijn vrage.
 
Terstond verdween den hoop, en ick was metter vaerdGa naar voetnoot153
 
Al eer ick daerom docht weer by mijn eygen haerd.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Doen onderstond ick my de straten door te jagen,Ga naar voetnoot155
 
Daer hoorden ick hoe dat Gualterus zijn be-Hagen
 
Gevonden had in 't oogh van d'Ed'le jonge Maeghd
 
Die in des schoonheyds roem de hooghste Croone draeght,
 
Wtstekend' in de deughd, uytmuntend' in manieren
160[regelnummer]
Die nae haer wil en wensch haer wesen weet te stieren,Ga naar voetnoot160
 
En dat sy wederom op syne deftigheyd,Ga naar voetnoot161
 
Geleertheyd, staet en schat haer sinnen had geleyd.Ga naar voetnoot162
 
Wel dan, geluckigh Paer, met alle heyl begoten,
 
Wiens huwelijcx verdragh in d'Hemel is besloten,Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Ick wensch u veel gelux, en dat ghy meught te saem
 
Vermeerderen de lof van uwe ouders naem,
 
Leeft vrolijck, leeft gerust, bly-geestigh in u vreughden,
 
Voorspoedigh in u Echt, volstandigh in u deughden.Ga naar voetnoot168
 
 
 
Eynde.
voetnoot*
Gualtherus Henricus Gualtheri, geb. 1592, raadsheer in het Hof van Friesland, trouwde 26 dec. 1619 te Leeuwarden met Catharina Hagen.
voetnoot3
eerbiedigheyd: vertoon van eerbied.
voetnoot4
haer: hun.
voetnoot5-7
toen het listig schepseltje dit gewaar werd, is hij ...
voetnoot7
om leegh: omlaag, af-.
voetnoot11
soetertje: liefje; hartje: liefje.
voetnoot12
hebt inde sin: zijt van plan.
voetnoot13
wichtje: schepseltje.
voetnoot15
wyl: terwijl.
voetnoot16
yet ongemeens: iets bijzonders.
voetnoot17
eenigh: een; dicht: gedicht.
voetnoot18
stichten: te stichten.
voetnoot20
had geweest: was geweest.
voetnoot21
hare: hun.
voetnoot23
't gewas: de vruchten.
voetnoot24
om 't seerste: om 't zeerst, om strijd.
voetnoot25
verschudde: schudde.
voetnoot27
hem: zich; op: naar.
voetnoot28
haer: hen; verheven: luide.
voetnoot29
schiet: werp; klater: lawaai maak.
voetnoot30
nau: nauwelijks.
voetnoot31
van: over; pracht: hoogmoed; grootsigheyd: trots.
voetnoot33
vermercke: merk.
voetnoot34
staten: positie; dapper: zeer; van: over.
voetnoot35
haer: zich.
voetnoot36
meerder: meer.
voetnoot37
en ... nochtans: maar; jawel ... echter.
voetnoot38
in de daed: inderdaad.
voetnoot40
eel: edel ook.
voetnoot41
hert-kenners: harten-kenners.
voetnoot42
die my sal vernoegen in myn wenschen: die mijn wensen zal bevredigen.
voetnoot44
min: minder.
voetnoot46
eenderleije vyer: hetzelfde vuur; delven: verbergen, onderbrengen.
voetnoot47
komt: komt het.
voetnoot48
zaet: nakomelingschap.
voetnoot49
also: zo.
voetnoot50
terwijl hij mensen, die vaak veel wijzer zijn, als boeren betitelt.
voetnoot51
hier mede: hierop; reden: redevoering, woorden.
voetnoot53
met Mars verselschapt: in gezelschap van Mars; eerbiedighe'en: vertoon van eerbied.
voetnoot54
dus: aldus, als volgt.
voetnoot55
eer: eerder.
voetnoot58
felle krygh: wrede oorlog; gonst: genegenheid.
voetnoot60
inde hand: hem in de hand, in zijn hand.
voetnoot61
grootsch: trots; gebied: gebieden; betoond: toont, laat zien.
voetnoot64
bestierd: bestuurt; ondersaten: onderdanen.
voetnoot66
recht: berecht.
voetnoot67
van: door; gehouden in waerden: geëerd.
voetnoot68
voor: als; meerder: als meer (nog).
voetnoot70
wanneer hij laat zien dat dit onbevreesd is.
voetnoot71
bebloede: bloedige.
voetnoot73
moedigheyd: moed.
voetnoot74
flauwe: matte, uitgeputte; verstout: opwekt, moedig maakt; aenleyd: aanvoert.
voetnoot75
niet anders, of: precies als of.
voetnoot77
haer: hun; met recht: terecht; gevierd: geëerd.
voetnoot78
overste: aanvoerder; erweeld: gekozen; laurierd: gelauwerd.
voetnoot79
dus: zo, op deze wijze.
voetnoot83
die noemt men: noemt men die; om dat: opdat. mercken: letten.
voetnoot84
wercken: daden.
voetnoot86
gonst: genegenheid.
voetnoot87
alleenich: alleen; daden lofwaerdigh uytgerecht: op loffelijke wijze verrichte daden.
voetnoot91
wel: zeer; treflijck: voortreffelijk.
voetnoot93
dapper: zeer; vernoeghd: tevredengesteld; dies: daarom.
voetnoot94
beed: (de vervulling van een) wens; 't sy wat: wat ... ook.
voetnoot95
genieten: verwerven.
voetnoot96
in spijt van die: trots ieder, die.
voetnoot97
danck: dank voor.
voetnoot99
wicht: schepsel; schichten: pijlen.
voetnoot100
lesscheloose: niet te blussen; stichten: ontstaan.
voetnoot101
gedaeld: afgestamd.
voetnoot102
voren: hiervoor, eerder.
voetnoot106
gestegen is tot staet: tot aanzien gekomen is; konst: vermogen.
voetnoot107
deughdigh: deugdzaam.
voetnoot108
geleerd' ervarentheyd: beproefde ervaring; waerdigh verheven: waardig bevonden.
voetnoot110
schat: rijkdom.
voetnoot111
swarigheyd: zwarigheid, moeite.
voetnoot112
vertroost: geholpen; versmetste: schrandere; raden: adviezen.
voetnoot113
de schand: onderw.
voetnoot116
baren: vertoon.
voetnoot117
tot sedigheyd gewend: aan zedigheid gewoon.
voetnoot118
in: wat betreft; bekend in: bekend met.
voetnoot119
versien met: voorzien van; in: wat betreft; 't heerlijck leven: hun leven als heer.
voetnoot120
staet: positie.
voetnoot121
wederom: aan de andere kant; gedaeld: afgestamd.
voetnoot122
tweede: gelijke; nau: nauwelijks.
voetnoot124
bebloede: bloedige.
voetnoot126
koorts: doodsschrik.
voetnoot127
mannelijck: door zijn mannelijk gedrag.
voetnoot129
syn vrienden gonst: de begunstiging van zijn vrienden; cuypery: omkoperij.
voetnoot130
menigh: menigeen; heerlijck: op voortreffelijke wijze; waerdy: verdienste.
voetnoot132
lyden: verduren.
voetnoot134
wonden en weer-wonden: wonden en nog eens wonden, wond op wond.
voetnoot135
bepeerld: bepareld.
voetnoot138
daermen: toen men.
voetnoot140
versamen: zich verenigen; recht: met recht; namen: noemen.
voetnoot141
waerdy: waarde.
voetnoot142
snuyvers: snoevers; geweer: wapen.
voetnoot145
recht: goed.
voetnoot148
wicht: schepsel.
voetnoot149
garen: gaarne; gund: vergunt; haer: hun.
voetnoot150
vereend: verenigt.
voetnoot151
desen dage: vandaag (nog).
voetnoot153
hoop: troep; metter vaerd: onmiddellijk.
voetnoot154
aleer: nog voor.
voetnoot155
onderstond ik my: ondernam ik, begon ik.
voetnoot160
wesen: gelaat; stieren: sturen, regelen.
voetnoot161
wederom: van haar kant; deftigheyd: ernst.
voetnoot162
staet: positie; schat: bezit; geleyd: gezet.
voetnoot164
besloten: gesloten.
voetnoot168
volstandigh: volhardend.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken