Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Brieven (2 delen) (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Brieven (2 delen)
Afbeelding van Brieven (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Brieven (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.83 MB)

Scans (263.47 MB)

ebook (5.09 MB)

XML (1.32 MB)

tekstbestand






Editeur

G.E. Opstelten



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven
proefschrift


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Brieven (2 delen)

(1916)–A.C.W. Staring–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Inleiding.Ga naar voetnoot1)

I

Lulofs' Biographie.

Kort na Staring's dood (18 Aug. 1840) wendde zich Prof. Mr. B.H. LulofsGa naar voetnoot2) te Groningen, een vriend van den dichter, tot diens zonen met de mededeeling dat het zijn plan was een biographie van hun vader te schrijven en met het verzoek hem daarbij te willen helpen. Winand, de oudste zoon, ontwierp een Levensschets, waarin hij allerlei bijzonderheden over den dichter meedeelde, terwijl Willem o.a. de gedichten met zangwijzen copieerde en verzamelde in een bundel, dien hij Zangstukken titelde. Tal van onuitgegeven gedichten en enkele brieven, o.a. aan Feith, werden in copie Lulofs toegezonden, die met deze bouwstoffen de biographie voltooide, die in 1843 verscheen onder den titel: ‘Gelderlands Voortreffelijke Dichter, Letter- en Landhuishoudkundige Mr. A.C.W. Staring van den WildenborchGa naar voetnoot3), in zijn leven, karakter en verdiensten geschetst door zijn' oud-Zutphenschen Landsman en Vriend Mr. B.H. Lulofs’. (323 bladzijden met Aanteekeningen).

De critiek op dit boek o.a. in de Vaderlandsche LetteroefeningenGa naar voetnoot4) was ongunstig; al blijken uit de vele persoonlijke opmerkingen aan het adres van den schrijver, de recensenten geen vrienden van Lulofs, terecht worden de breedsprakigheid en zonderlinge stijl afgekeurd. Geestig zegt

[pagina 2]
[p. 2]

Winand: ‘Ik lees nu het gedenkboek over van der Palm door Beets. - Dat is andere tabak dan de aardigheden van Lulofs, welke ik zoo gaarne op eene vergiettestGa naar voetnoot1) aan 't publiek zou voordienen’Ga naar voetnoot2). De familie Staring bezit nog een exemplaar van de levensbeschrijving, waarin Winand alles schrapte wat op Lulofs zelf betrekking heeft, of wat er onnoodig bijgehaald is. Van de Aanteekeningen zei de schrijver zelf: ‘Menig waar woordje wordt er in passant ook ingelegd’Ga naar voetnoot3).

Ondanks het feit dat dit boek een merkwaardig contrast vormt met het karakter en de werkzaamheid van den beschrevene, moet erkend worden dat voor de kennis van Staring's leven de biographie veel nieuws brachtGa naar voetnoot4) - zij het ook dat dit nieuws Lulofs door de zonen meegedeeld was - en dat door een degelijke bestudeering van Staring's poëzie, maar vooral door den persoonlijken omgangGa naar voetnoot5) van den biograaf met den dichter, het werk nog steeds waarde voor de literatuurgeschiedenis heeft. De kinderen schonken uit dankbaarheid aan den schrijver het bekende Zutphensche Maerlant Hs., dat deze van de familie wilde koopen; zij stelden echter de voorwaarde, dat het na Lulofs' dood aan de Gron. Univ. Bibliotheek zou komen, waar het zich dan nu ook bevindtGa naar voetnoot6).

Familie-archief.

Persoonlijk ben ik veel verschuldigd aan het boek van Lulofs, omdat het de aandacht vestigt op de in 1843 aanwezige bronnen: ‘Van Staring's groote werkzaamheid gedurende zijn leven kunnen een twaalftal portefeuilles, vol brieven, memoriën, fragmenten in proza en poëzy, landhuishoudkundige aanteekeningen en wat niet al meer ten bewijze strekken, die zijne zonen na huns vaders dood bijeen gezameld hebben’Ga naar voetnoot7). Ik wendde mij tot de familie Staring en hoorde dat de portefeuilles bewaard waren gebleven; door niet genoeg te prijzen welwillendheid heb ik ze kunnen gebruiken bij deze uitgave der Brieven van Staring. Dankbaar gedenk ik de zorg waarmee de zonen de nalatenschap van hun vader geordend hebben, slechts een enkele portefeuille met het opschrift: ‘Nog te schikken’ moest gerangschikt worden; in de ordening daarvan meen ik nagenoeg overal geslaagd te zijn. Het blijkt uit de nalatenschap dat de bloemlezing door de zonen voor Lulofs samenge-

[pagina 3]
[p. 3]

steld, ook aan Beets werd gezonden en door hem gebruikt voor de nieuwe uitgave van Staring's Gedichten, die hij, nadat Prof. M. de Vries geweigerd had, in 1862 bezorgdeGa naar voetnoot1). Deze herdruk, een lievelingswensch van StaringGa naar voetnoot2), steunde op een handexemplaar van den dichter, waarin hij de laatste verbeteringen had aangebracht, welk exemplaar ook gebruikt werd door J.H. van den Bosch voor de uitgave van een deeltje Poëzie van A.C.W. StaringGa naar voetnoot3); de jongste zoon van den dichter stond het hem in 1892 ten gebruike af. Helaas zijn deze onmisbare bundeltjes - met de brieven de voornaamste bron der Staring-studie - nergens te ontdekken: wel bezit de familie twee exemplaren, waarin de zonen de verbeteringen van hun vader hebben overgenomen, maar het origineel is niet meer haar eigendom. De aanhalingen in deze inleiding zijn dus steeds uit de onverbeterde bundels (1836-37).

Ook Busken Huet kreeg de portefeuille met copieën en de levensschets te leen en stelde met behulp hiervan, naar aanleiding van Beets' uitgave een artikel samenGa naar voetnoot4). Op de levensschets der zonen berust o.a. de vermelding van de aandacht die Staring in zijn jeugd wijdde aan de Crabethsche kerkglazen te Gouda. Het laatste deelGa naar voetnoot5) van Huet's artikel bevat den korten inhoud van een Lofrede op Huygens door Staring zelf geschreven.

Onmiddellijk na den dood van den dichter stuurden de zonen een gedeelte van huns vaders schriftelijke nalatenschap aan Prof. M. Siegenbeek, die Staring herdacht in een vergadering van de Maatsch. der Nederl. LetterkundeGa naar voetnoot6). In denzelfden tijd vroegen ook inlichtingen Beets voor een necrologie in den Ned. MuzenalmanakGa naar voetnoot7), Heldring voor een in den Geld. AlmanakGa naar voetnoot7), Robidé v.d. Aa voor een redevoering te houden in de Maatsch. voor Fraaie Kunsten te AmsterdamGa naar voetnoot8).

Brieven.

Ik zag mij voor het eerst geplaatst voor portefeuilles zelf en hoewel ik mijn voordeel kon doen met de Levensschets, behoefde ik met de bloemlezing door de zonen bijeengebracht, niet tevreden

[pagina 4]
[p. 4]

te zijn. De portefeuilles bleken te bevatten brieven in originali, n.l. de bewaard gebleven correspondentie met zijn naaste bloedverwanten en minuten, de laatste vaak moeilijk te ontcijferen en het bewijs gevend dat Staring niet alleen z'n gedichten ‘beschaafde’Ga naar voetnoot1). Met uitzondering van enkele kladden aan Feith, begon hij pas ± 1795 de minuten van de meeste der door hem verzonden brieven te bewaren in de correspondentie, die hij beantwoordde. De ordening van enkele los bewaarde minuten leverde moeilijkheden op.

Andere Bronnen.

Naast brieven bevatten de portefeuilles een groot aantal onuitgegeven gedichten, veelal den huiselijken kring betreffende. Staring, de aanteekeningenGa naar voetnoot2) bij zijn dichtbundels leeren het, meende het publiek slechts bij hooge uitzondering iets van dezen aard te mogen laten hooren. Ook proza-opstellen, o.a. een Verhandeling over de Romance, een Lofrede op Huygens, een opstel over de waarde van het Kerkgezang, trof ik er in aan. Behalve dezen literairen arbeid zijn in de portefeuilles te vinden: staatkundige memoriën en adviezen, en wat Staring zelf noemde: ‘Losse Gedachten’, opmerkingen o.a. over versrhythme, over het Romantische, taalkundige notities, uittreksels en citaten uit gelezen boeken met de critiek daarop. Van dit alles heb ik alleen dat gebruikt, wat mij in de gelegenheid stelde de brieven beter toe te lichten.

Tevens kreeg ik de beschikking over de verzameling Zangstukken, eerst door den jongsten zoon, WillemGa naar voetnoot3), bij elkaar gebracht, hoewel zijn vader het plan er toe hadGa naar voetnoot4). Ze bevat zeventig uitgegeven en onuitgegeven gedichten met de melodieën, waaronder enkele van Staring zelf.

Een catalogus van de bibliotheek, zooals die bij zijn dood was en twee exemplaren van de Gedichten (editie 1836-37), door de zonen met hun aanteekeningen voorzien, hebben hier en daar goede diensten bewezen.

Uit de aanwezige familieportretten heb ik een keus mogen doen voor de illustratie van dit werk.

Ik meen dat we tevreden kunnen zijn over wat er van Staring's nalatenschap is bewaard gebleven, al leeren ook de gevonden brieven dat er verschillende andere zijn verloren geraakt of vernietigdGa naar voetnoot5) en daaronder, die wij graag zouden hebben bezeten, o.a. aan Staring's

[pagina 5]
[p. 5]

ouders, aan zijn oom te Gouderak en aan FeithGa naar voetnoot1). Ik betreur het, dat ik niet de beschikking kon krijgen over enkele brieven door Staring aan zijn dochter Everdina gezonden.

Wildenborch.

Een onderzoek op den Wildenborch ingesteld, leverde eenig resultaat. De eigenaar, Mr. E. Brants, gaf welwillend zijn toestemming om de daar nog aanwezige papieren, vooral koopbrieven - waaronder zeer oude - maar ook brieven over de afwatering van den Wildenborch, te doorsnuffelen.

Collectie VerHuell.

Burg. en Weth. van Arnhem stelden mij in de gelegenheid de hoogst gewichtige nalatenschap van Alexander VerHuell, aan hun gemeente vermaakt, te raadplegen; ik vond er maar vier brieven en niet dien welke door A. VerHuell zelf is gepubliceerdGa naar voetnoot2).

Openbare Bibliotheken.

De Universiteits-Bibliotheken te Leiden en Amsterdam en de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag bezitten een aantal brievenGa naar voetnoot3) van Staring, alle origineelen, met uitzondering van een paar minuten aan Nijhoff, in Leiden bewaardGa naar voetnoot4).

[pagina 6]
[p. 6]

Waarde der Minuten.

De aanwezigheid van deze origineelen, waarvan in het familie-archief vrij vaak de minuten bewaard zijn gebleven, gaf de gelegenheid om door vergelijken vast te stellen of Staring bij het overschrijven in zijn minuten nog gewichtige veranderingen bracht. Was dit het geval in die brieven, waarvoor het te controleeren was, dan verminderde de waarde der kladbrieven aanmerkelijk. De afwijkingen waren onbeteekenend, b.v.:

voor brief 177: minuut origineel
reg. 5 zag kwam zien
reg. 16 horer Hoorder
reg. 18 moge de mag zijn
reg. 24-27 [ontbreekt] Onder het schrijven.. gebragt.
reg. 33 hoofd vol zorgen hoofd vol muizenesten en zorg.
reg. 39 maar ik las welhaast mijn bekommernissen weg. en ik had welhaast mijn bekommering weggelezen.
reg. 45-50 [laatste alinea van het origineel ontbreekt] Of wij.... verscheiden zijn.

Ik haal als voorbeeld den brief aan waarin de afwijkingen naar verhouding het grootst zijn; de minuten der brieven aan Potgieter b.v. zijn vrijwel geheel gelijk aan de origineelen. Dat Staring wel iets in de kladden zou veranderen bij het overschrijven, konden we verwachten, maar, als rekende hij op een uitgever, geeft hij meermalen aanwijzingen, b.v. door het bovenschrift:. ‘Postalia’ of door de noot: ‘de omhaalde verbeteringen zijn weggelaten’. In 't algemeen hebben de kladbrieven minder, soms geen, komma's.

Vroeger gedrukte brieven.

Reeds vroeger gedrukt waren twee brieven, door Staring aan den Alg. Konst en Letterbode gezondenGa naar voetnoot1); één, gedeeltelijk een bruiloftsversGa naar voetnoot2), aan E.A. VerHuell; nog een brief aan denzelfde uit GöttingenGa naar voetnoot3); vier aan Kleyn en Mevrouw Kleyn-OckerseGa naar voetnoot4), enkele brieven door Lulofs opgenomen naar de hem

[pagina 7]
[p. 7]

door Staring's zonen gezonden copieënGa naar voetnoot1) en een paar fragmenten uit de brieven aan PotgieterGa naar voetnoot2).

Wijze van uitgeven.

Een overzicht van het aantal bekende brieven van en aan Staring vindt men in het achter de correspondentie opgenomen register. Het spreekt vanzelf dat overal waar origineelen en minuten bestaan, de eerste zijn gekozen. Van twee der vroeger gedrukte brieven zijn noch de minuten noch de origineelen teruggevonden, ze worden opgenomen zooals ze in de tijdschriften zijn gepubliceerd. Ik heb zoowel de kladden als de oorspronkelijke brieven afgedrukt gelijk ik ze gevonden heb, dus zonder aan de interpunctie of spelling iets te veranderen en trachtte daarbij naar de nauwgezetheid, die het werk van Staring als eisch aan zijn uitgever mag stellen. Alles wat door mij in den tekst is veranderd, wordt door [ ] aangeduid. In de Bijlagen zijn enkele brieven aan Staring opgenomen, die verband houden met wat van den dichter is gepubliceerd, of hoogst belangrijk zijn voor de kennis van zijn leven. De stamlijsten door Staring's zonen opgemaakt en door Lulofs gebruikt, waren onnauwkeurigGa naar voetnoot3); voor die der familie VerHuell kon ik nu een artikelGa naar voetnoot4) raadplegen, samengesteld door Alex. VerHuell, die de genealogie van zijn familie nauwgezet blijkt bestudeerd te hebben.

Uit den voorraad bekende brieven heb ik een keuze moeten doen en de gekozen brieven zijn in enkele groepen vereenigd. Over de opvatting van deze beide onderdeelen mijner taak kan veel verschil van meening bestaan. Het is mijn bedoeling in de brievenverzameling de veelzijdigheid van den mensch Staring te doen uitkomen, zonder daarom zijn waarde als dichter te willen verkleinen of zijn poëzie op den achtergrond te schuiven. De bekende critieken van PotgieterGa naar voetnoot5) en Huet, de voorrede van Beets voor de uitgave van 1862, artikelen van Van den BoschGa naar voetnoot6) en Koopmans,Ga naar voetnoot7) van TolGa naar voetnoot8), AcketGa naar voetnoot9) en anderenGa naar voetnoot10), hebben niet alleen de waardeering van, maar ook het inzicht in Staring's kunst bevorderd; het zal mijn

[pagina 8]
[p. 8]

plicht als uitgever en inleider der brieven zijn om deze zooveel mogelijk toe te lichten en het nieuw gevonden materiaal met het bekende te verwerken; voornamelijk het léven en het karákter van Staring zullen daardoor in een beter licht komen. Bij het bepalen mijner keuze heb ik, voor zooveel het mij mogelijk was, ook de belangen van den geschiedschrijver van den Nederl. Boekhandel en de Nederl. Muziek, van den plantkundige en den landoeconoom, aan elk van wie de brieven bouwstoffen bieden, niet uit het oog verloren. Het spreekt echter vanzelf dat verreweg het grootste deel der gepubliceerde correspondentie het innerlijk leven van Staring, zijn verhouding tot zijn verwanten en vrienden of zijn beteekenis als letterkundige raakt. Meermalen was een gedeelte van een overigens belangrijken brief het afdrukken niet waard; zoo kort en objectief mogelijk heb ik dan den inhoud van dat gedeelte weergegeven in mijn eigen woorden; soms was zelfs dat niet noodig en kon ik een totaal onbelangrijk deel weglaten.

Over de groepeering der brieven ook een enkel woord. Ik meen dat mijn indeeling het overzicht gemakkelijker maakt en dat zij logisch is. Niemand zal beter dan ikzelf bemerken, dat verschillende brieven in meer dan één groep geplaatst kunnen worden, maar dit blijft een nadeel van iedere groepeering, een nadeel, dat m. i. wegvalt, vergeleken met de groote voordeelen. In elke afdeeling zijn de brieven chronologisch geordend, met uitzondering van die aan Familie en Vrienden, omdat zich daar een betere opeenvolging opdrongGa naar voetnoot1).

Ik heb getracht in de noten de door de brieven vereischte ophelderingen te geven, een enkele maal dezelfde noot nog eens geplaatst, maar in 't algemeen niet uit het oog verloren dat elke brief deel van een geheel is.

De familie Staring heeft in mij als uitgever der brieven van hun voorvader vertrouwen gesteld, ik hoop mij dat vertrouwen nergens onwaardig te hebben betoond. Gedachtig aan den brief van Staring zelfGa naar voetnoot2), waarin hij de vrees uit dat zijn correspondentie na zijn dood ‘in verkeerde handen’ zou kunnen geraken, heb ik enkele brieven of gedeelten van brieven niet opgenomen, omdat kieschheid dit verbood.

Rechtvaardiging der Uitgave.

Ten slotte, de uitgave vindt haar rechtvaardiging, ik weet het, niet in de literaire waarde der brievenGa naar voetnoot3), maar hun schrijver is voor allen, die zich rustig tot de studie

[pagina 9]
[p. 9]

zijner poëzie zetten, iemand, dien zij als dichter bewonderen en als mensch lief krijgen; zij zullen met mij begeeren het leven van dezen man te kennen om zijn kunst beter te begrijpen en daardoor voller te genieten; geen beter middel daartoe dan hem zelf aan het woord te laten. Maar ook den beoefenaar van de literair-historische wetenschap kan deze uitgave niet onverschillig laten; de brieven, betrouwbaar materiaal, maken het hem mogelijk zich een scherper beeld van den mensch en dichter te vormen; hij kan hooren hoe Staring zich verzet tegen veel in de poëzie van zijn tijd, hij zal hem zien als een man met nieuwere denkbeelden, een man van smaak. Wat SiegenbeekGa naar voetnoot1), HasebroekGa naar voetnoot2), Potgieter, maar ook een vreemdeling, J. BowringGa naar voetnoot3) opmerkten, blijkt ook uit de brieven: Staring werd als dichter door de meeste zijner tijdgenooten miskend. De laagstaande letterkundige critiek was hem vaak ongunstig of werd in zoo algemeene termen geuit, dat ze den degelijken auteur geen bevrediging kon geven; ook werd juist dat afgekeurd, wat naar hij meende, bijzondere goedkeuring verdiende. Onder invloed van Potgieter's uitnemende recensie, een recensie die den dichter groote voldoening schonkGa naar voetnoot4), oordeelden de heeren kunstrechters milder, maar Staring's impopulariteit bleef bestaan. Kruseman, uitgever van de Gedichten in 1862, teekent aan: ‘Deze bundels sluimerden sinds jaren in het fonds van I.A. Nijhoff. Ik wenschte ze op te rakelen en kocht ze “op hoop van zegen”. Dr. N. Beets zou den nieuwen druk inleiden en deed dit met warmte. De uitslag was, dat ik van dezen uitmuntenden dichter 39 (zegge negen en dertig) exemplaren bij inteekening verkocht. Eerst veel later, na den verkoop op mijn auctie van 1867, is Staring.... op zijne waarde geschat geworden’Ga naar voetnoot5).

De tijden zijn veranderd, Staring's werk is ernstig en met liefde bestudeerd en hij heeft van bevoegde beoordeelaars in de Nederlandsche literatuur-geschiedenis de eervolle plaats gekregen, die hem toekomt.

[pagina 10]
[p. 10]

Zijn dichterlijke nalatenschap die een zoo groote tegenstelling vormt met de voor ons vaak ongenietbare poëzie zijner tijdgenooten, blijft door haar oorspronkelijkheid de aandacht trekken; ook hier heeft Staring voor een volgend geslacht gearbeid. Wat deze verzameling brieven aan concreets brengt, kan zijn figuur beter doen kennen; hiertoe mee te werken in een overzicht van Staring's leven, stel ik mij tot taak.

voetnoot1)
In de noten verwijst de eenvoudige aanduiding van een bepaalde bladzijde steeds naar het Tweede Stuk van mijn uitgave: ‘Brieven van Mr. A.C.W. Staring’.
voetnoot2)
Prof. in Ned. taal en welsprekendheid (zie brief 224 vlgg.) De correspondentie van de zonen onderling en met Lulofs, is bewaard.
voetnoot3)
Lulofs schrijft 30 Maart 1843: Is het goed als er Staring van den Wildenborch op den titel komt: “zoo een' sonoren en heldhaftigen klank, dat Wildenborch!”
voetnoot4)
Vad. Letteroef. 1844 (blz. 519).
voetnoot1)
Zie Staring's puntdicht: De Langdradige Preek (bundel 1837, IV, blz. 131).
voetnoot2)
11 Julij 1842.
voetnoot3)
5 Sept. 1842.
voetnoot4)
Het aantal feitelijke onjuistheden is niet groot.
voetnoot5)
Zie o.a. blz. 13, 31-32, 44.
voetnoot6)
Zie blz. 250.

voetnoot7)
Aanteekeningen blz. 280.
voetnoot1)
De correspondentie over deze uitgave berust in de L. Univ. Bibl. (L. 1478). Beets ontving f 200 als honorarium van den uitgever Kruseman.
voetnoot2)
Zie o.a. blz. 234.
voetnoot3)
Zwolsche Herdrukken No. 7 (1892).
voetnoot4)
Litt. Fant. en Krit. I, blz. 140-71. Op blz. 153 spreekt Huet ten onrechte van een ‘eigen levensbeschrijving’, hij bedoelt de Levensschets.
voetnoot5)
Blz. 163-66.
voetnoot6)
Zie Handelingen 1841.
voetnoot7)
Van 1841.
voetnoot7)
Van 1841.
voetnoot8)
Zie o.a. Geld. Alm. 1843; bovendien sprak Des Amorie v.d. Hoeven over Staring in het Kon. Instituut (Proces Verbaal 33ste Alg. Vergad. 1840) en J. Kops in de Algem. Vergadering van het Prov. Utrechtsch Genootschap (25 Juni 1841).

voetnoot1)
Zie de reproductie van brief 414.

voetnoot2)
Zie de verontschuldiging bij Aan mijne Gade en Aan den Winter (bundel 1837, III, blz. 156-57).
voetnoot3)
Tijdens het samenstellen schreef Willem aan zijn broer: ‘Welk een geest van tevredenheid met het lot, afkeerigheid van woelen en fortuin najagen heerscht in de meeste stukjes’.
voetnoot4)
Zie blz. 263.
voetnoot5)
Zie blz. 59.
voetnoot1)
Beets bezat één brief van Staring (zie o.a. Ned. Muzenalmanak 1841).

voetnoot2)
Brief 22. Ik vestig met den meesten nadruk de aandacht op deze collectie, nu bewaard in vier koffers en een kast op een der zolders van het Arnhemsche stadhuis. Bij het zoeken in deze koffers op donkere Decemberdagen werd ik bijgestaan door Dr. Jesse, archivaris te Rhenen, wien ik hier nogmaals dank zeg.

voetnoot3)
Het zijn de volgende: Leidsche Univers. Bibl.:
aan N.N. (zeer waarschijnlijk Mr. I.A. Nijhoff) - L. 170 (1).
aan Mr. I.A. Nijhoff, Mr. C.F. van Maanen en Mr. S. Wiselius - L. 1004 (52 + 2 + 1 en 25 van Nijhoff).
aan Mr. J.P. Kleyn en Mevr. Kleyn-Ockerse - L. 1671 (6).
aan Prof. Reuvens (met één minuut van Reuvens) - B.P.L. 885 (1 + 1). Amsterd. Univers. Bibl.:
aan gebrs Diederichs (boekhandelaars) - 21 A. c. 1 (1).
aan E.J. Potgieter. - A. f. 104 (8).
aan M.J. van Löben Sels - A. s. 98 (1). Koninkl. Bibl.:
aan H. Frijlink - 133 B. 9 (2).
aan J. Immerzeel - 133 C. 11 (56).
aan den Vriend des Vaderlands - 75 C. 57 (1).
aan Madame N.N., Mr. v. Limburch en Mr. G. van Hasselt - 129 D 22 (1 + 1 + 10).
aan Steven (boekhandelaar) - 130 G. 36 (1).
Ik waarschuw voor de onjuistheden in het art. A.C.W. Staring in het Nieuw Biogr. Woordenboek I, blz. 1488.
voetnoot4)
Op het Algemeen Rijksarchief in Den Haag bevinden zich een autograaf van het puntdicht ‘Hoop en Vrees’ (bundel 1837, IV, blz. 141) en een onbeteekenende brief over het transport van dennen.

voetnoot1)
Zie brief 371.
voetnoot2)
Almanak voor het Schoone en Goede (1851, blz. 56). Hij is gedagteekend 9 Oct. 1786; een enkele blik op de stamlijst der VerHuell's is voldoende om het onjuiste in te zien van de toevoeging: ‘door dit huwelijk [E.A. VerHuell X A.A. Staring heel verre familie van St.!] werden de familiën VerHuell en Staring vermaagschapt’.
voetnoot3)
Brief 22.
voetnoot4)
Zie Tijdschrift Ned. Letterk. XXXII, blz. 241-60 (uitgegeven door Prof. Kalff) en Dr. G. Slothouwer: Staring als foederalist (Bijdragen en Mededeelingen van ‘Gelre’ XV, 1912).
voetnoot1)
Blz. 251 en 253.
voetnoot2)
Groenewegen: Potgieter, blz. 143.

voetnoot3)
Zie blz. 250.
voetnoot4)
Alg. Nederl. Familieblad IV, 1887, ook afzonderlijk verschenen.
voetnoot5)
Zie Verspreide en Nagelaten Werken (Krit. Stud. I, blz. 129-87).
voetnoot6)
Staring's Kunst (Taal en Letteren I, blz. 1 vlgg.); Staring's Epische Poëzie en zijn Marco. (Taal en Letteren I, blz. 39 vlgg.).
voetnoot7)
Staring's Christendom (Taal en Letteren X, blz. 513 vlgg.); zie ook Postmus: Oud-Holland en de Revolutie, 1910. (Opstel ‘Van een heilrijk lot’).
voetnoot8)
Staring als Dichter: Nieuwe Gids, Febr. 1913.
voetnoot9)
Uit mijn praktijk (Aan mijne Dennen); N. Taalgids 1913, blz. 16-18.
voetnoot10)
In Noord en Zuid staan vele art. over Staring, waarin de schrijvers zich meer met den tekst der gedichten bezig houden.
voetnoot1)
Achter de brieven vindt men een Chronologisch Overzicht van de geheele correspondentie. Ook de brieven over ‘Veengoot’ en ‘Diepegge’ in het Zesde Hoofdstuk zijn bij elkaar geplaatst.
voetnoot2)
Brief 64.

voetnoot3)
Wel zal den lezer menige aardige, zeer persoonlijke uitdrukking of zegswijze treffen.
voetnoot1)
Handel. Maatsch. d. Ned. Letterk. (1841) blz. 12.
voetnoot2)
Een Dichteralbum van vóór Honderd Jaren (blz. 245).
voetnoot3)
Sketch of the Language and Literature of Holland (1829, blz. 115): ‘is not, we think, placed in the position by his countrymen, to which he really is entitled’.
voetnoot4)
Zie blz. 89, 90, 183. Dr. A. Zijderveld te Amsterdam was zoo vriendelijk mij een critiek te zenden, waarschijnlijk van Van der Hoop, uit De Vriend der Waarheid (± 1829): ‘Staringh...... wordt door niemand genoemd, of ten hoogsten in de Vaderl. Letteroef. op een hoogen en zeer onvoegzamen toon gegispt’.
voetnoot5)
A.C. Kruseman: Bouwstoffen, enz., II, blz. 45; m. i. hecht Te Winkel te veel waarde aan Potgieter's recensie. (Ontwikkelingsgang IV, blz. 593). Het oordeel van Jonckbloet (V, blz. 383-88) is niet bijzonder gunstig: hij meent dat Potgieter en Beets Staring overschatten; wel prijst hij enkele ‘meesterstukken van zoetvloeiendheid’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken