Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Brieven (2 delen) (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Brieven (2 delen)
Afbeelding van Brieven (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Brieven (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.83 MB)

Scans (263.47 MB)

ebook (5.09 MB)

XML (1.32 MB)

tekstbestand






Editeur

G.E. Opstelten



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven
proefschrift


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Brieven (2 delen)

(1916)–A.C.W. Staring–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Aan zijn Neef A.H.C. StaringhGa naar voetnoot1).

15 ter Wildenborch 14 April 1797:

Weledelgestrenge Heer Zeer geëerde Neef,

 

Zo zeer ik door de blijken van betrouwen en achting vereerd worde welken UWEd.gestr. Brief van den 4 ll. voor mij behelzt, zo zeer vrees ik dat gebrek aan ondervinding en gewennis om zaken te behandelen mij niet zonderling geschikt maken om meede uitvoerder van een' laatste wilGa naar voetnoot2) te zijn; en mijne wijs van leeven en bestaan geeft weinig hoop dat ik door den tijd dit gebrek verhelpen zal. - Vergun mij UWEd. Gestr. dit in bedenking te mogen geeven. Terwijl ik nochthands wanneer UWEd. Gestr. bij deszelfs besluit onveranderd bleef den vereerenden plicht van Exec. gewillig op mij zal neemen - en het onzekere sterflot mij later dan UWEd. gestre. te beurt valt’....

16. 3 Febr. 1801:

Weledelgestrenge Heer en Veelgeëerde Neef

 

Ik meen UWEd. gestr., toen wij in den laatsten zomer het genoegen hadden U hier te mogen zien, ter loops gesproken te hebben, over eene jaarlijksche uitkeering, waartoe ik door mijne Moeder bij eene Codicillaire dispositie ten faveure van mijn Behuwdvader Boers (te Leijden gemaakt)

[pagina 30]
[p. 30]

ben verbondenGa naar voetnoot1) - eene uitkeering, vooral in de omstandigheden waar in de publieke zaken reeds voor mijn Moeders overlijden geraakt waren, en verder nog hoe langs zo meer geraakt zijn, niet volkomen geëvenredigd aan de zuivere opbrengst van den Boedel welke mij aangeërfd is - als bedragende de som na het overlijden van mijne Moeder aan mijn' Behuuwdvader uitgekeerd met het Douarie reeds een som van meer dan zes en twintig duizend gulden! van mijn Capitaal genomen. Nu heb ik dan, naar redding van mijne zaken uitziend eer het te laat wierd, ouvertures tot eenen uitkoop aan mijn' Behuuwdvader gedaan en 't laat zich aanzien dat hier iets van worden kan - Doch hiertoe is gereed geld nodig en ik heb gedachte mij tot dat einde aan niemand beter te kunnen adresseeren dan aan UWEd. Gestre, die ik durf vertrouwen dat zo zeer uit vriendschap als uit betrekking van Familje niet ongaern zien zal dat de nalatenschap van mijn' Vader in mijne handen blijve.

Ik heb te Amsterdam bij den Auditeur van Alphen 20.000 glns aan oude Hollandsche 2½ pcts obligaties. Het komt mij voor dat dit gevoegd bij mijne personeele obligatie een voldoend onderpand voor eene som van f 6500-:-: konde strekken, welke ik gaern a 4 pct zoude wenschen te hebben - onder die mits, dat deze som van f 6500 mij in de eerste 2 jaren niet zoude mogen opgezegd worden, en dan ook niet dan in 2 Termijnen van 6 maanden tot 6 Maanden te betalen - Mag ik UWEDgestre. wel vergen om eens in Amsterdam naar dit geld voor mij uit te zien? - De zaak kan evenwel nog niet tot conclusie gebragt worden, want als ik uw antwoord heb, moet ik eerst, zo het gunstig is, nog het arrangement met mijn' Behuuwdvader maken, en het zou misschien wel niet tot stand kunnen komen, in welk geval ik dan ook geene penningen zoude nodig hebben’....

17. 22 Novbr. 1804:

Waarde en hooggeëerde Neef,

 

Van Arnhem 't huiskomende vond ik de grievende tijding ons door UWGebGestr. missive van den 11 ll. medegedeeld - Niet anders dan de noodlottigste aankondiging met den eersten te gemoet ziende liet ik een' postdag voorbijgaan zonder U te antwoorden, dan geen bericht wegens den verergerden toestand van den ons zo dierbaren Grijzaard ontvangen hebbende begint onze moed zich weder eenigzins op te beuren, en ik schrijf dezen om UWGebGestr. op het vriendelijkst te verzoeken mij wel met een paar regels te

[pagina 31]
[p. 31]

willen melden hoe de tegenwoordige staat der zaken te Gouderak is zo ten opzichte van mijnen waerdigen Oom en tweden Vader als met betrekking tot uwe eigen gezondheid waaromtrend ons uw Brief mede bekommerd maakt.

Wees verzekerd, mijn waardste Neef dat geene deelneeming hartelijker oprechter wezen kan dan de onze en dat ik met levendig gevoel voor mij betoonde vriendelijkheid en met ware hoogachting ben

Uw gehoorzame dienaar en liefhebbende Neef

18. [eind November 1804]:

Weledelgestrenge Heer, hooggeachte Neef,

 

Wij hebben met de oprechtste deelneeming het bericht ontvangen van het overlijden van onzen waerdigen en tedergeliefden Oom. Zijn uitgang was zagt[?]. Zijn gedachtenis zal zo zeer bij allen die zijn uitmuntend caracter gekend hebben in zegening blijven als dezelve door zijn Bijbelwerk voor de vergetelheid bewaard is.

Dit is het mijn geachte Neef wat U zal opbeuren in dit verlies en wat ook mij tot troost verstrekt die in den zo beminnelijken gnjzaard eenen tweeden Vader betreure. Wij betuigen onze schuldige erkentenis voor de eer der ontvangene communicatie en ik beveel mij UwerWEd.Gestr. veelgeschatte vriendschap aan terwijl ik[mij] met waare hoogachting noem

 

P.S. Volgends UWEDgestr. intentie mij door Neef Staring van HuissenGa naar voetnoot1) gecommuniceerd heb ik ZWgeb. eene som van f 59-16 [gezonden] welke verzoeke aan mijn schoonvader v.d. Muelen te Amsterdam voor mij te restitueeren.

voetnoot1)
Zoon van J.G. Staringh, hij was kapitein ter zee, en streed o.a. bij Doggersbank. Aan hem schreef St. in zijn jeugd al gedichtjes. Hij stierf in 1805. Er zijn 14 brieven van hem bewaard.
Zijn silhouet geeft Scheurleer: Onze Mannen ter zee, III blz. 214.
voetnoot2)
Staring werd door zijn neef tot Executeur benoemd, in geval van diens overlijden.

voetnoot1)
Jaarlijks f 1000 en het gebruik van een huis in Zutfen of f 1000; 21 Maart 1801 kocht St. dit recht af voor f 9000.

voetnoot1)
St.'s neef, Urbanus Staringh, woonde daar.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • brief aan Anthony Hendrik Christiaan Staring

  • brief van A.C.W. Staring

  • brief aan Anthony Hendrik Christiaan Staring

  • brief van A.C.W. Staring

  • brief aan Anthony Hendrik Christiaan Staring

  • brief van A.C.W. Staring

  • brief aan Anthony Hendrik Christiaan Staring

  • brief van A.C.W. Staring


datums

  • 15 april 1797

  • 3 februari 1801

  • 22 november 1804

  • november 1804