Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Brieven (2 delen) (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van Brieven (2 delen)
Afbeelding van Brieven (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van Brieven (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.83 MB)

Scans (263.47 MB)

ebook (5.09 MB)

XML (1.32 MB)

tekstbestand






Editeur

G.E. Opstelten



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven
proefschrift


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Brieven (2 delen)

(1916)–A.C.W. Staring–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 241]
[p. 241]

IV
Brieven over volks-, taal- en oudheidkunde.

[pagina 243]
[p. 243]

Aan Mr. G. van HasseltGa naar voetnoot1).

333. Wildenb. den 21 December 1802:

Welgeboren, Gestrenge Heer,

 

Ik ben zeer gevoelig aan UWGeb.Gestr. vriendelijke attentie, en betuig mijne schuldige erkentenis voor de mededeeling der aartige Anekdote de Wildenborch betreffende.

Het Markenboek was in handen van een der Gecommitteerden en is mij heden eerst teruggeworden. Ik neem de vrijheid hetzelve bij dezen aan UWGebGestr. te adresseeren, met verzoek, om ééne Copie in het bijliggend Boek, door mij begonnen, te laten vervolgen, en eene Tweede op los onafgesneden Papier te laten maken, waardoor UWGeb.Gestr. mij zeer zoudt verplichten.

Voor weinig dagen heb ik het Idioticon van den Hr. Prof. WassenberghGa naar voetnoot2) ontvangen en met veel genoegen gelezen. Bij de Vrijmoedygheit van een Huisman had ik wel eene tegenoverstaande vertaling gewild, evenwel kan men zich nog beter dáárdoor redden dan door een groot getal aanhalingen uit Gijsb. Japix.

Ik wenschte dat het iemand invielGa naar voetnoot3) om Zutphensche Idiotik. te verzamelen! hij zou' een ruimen oogst vinden, en veel belangrijk taaleigen vooral ten platten Lande aantreffen, zo als bij voorbeeld het gebruik der tertia singul. voor de plur. in de phrasis ‘Zij staat en ziet’ voor zij ‘staan en zien’ - 't welk eene si dîs placet Geldersche elegantie is die op kan wegen tegen de Hollandsche ‘Daar is er, die’ zijnde in de laatste waarschijnlijk geen groter finesse te zoeken dan in de eerste’.....

[pagina 244]
[p. 244]

334. ter Wildenborch den 20 Maart 1804:

Welgeboren, Gestrenge Heer,

 

‘Om Uw vriendelijk compliment........ te beantwoorden deel ik UWGeb.Gestr. hierbij eenige Rijmen mede, die mij laatst onder het eenzaam rijden van Arnhem naar Zutphen den tijd hielpen kortenGa naar voetnoot1). Zo zij UWGeb.Gestr. zo veele minuten korten als zij mij uuren gedaan hebben zal het wel zijn. Voor het overige maak ik uit dezelven, zonder mijn' naam, geen mysterie’.....

335. ter Wildenborch den 14 Jan. 1805:Ga naar voetnoot2)

Welgeboren, Gestrenge Heer,

 

Het Vierde Deel der Arnhemsche OudhedenGa naar voetnoot3) heb ik met dezelfde graagte gelezen als deszelfs Drie Voorgangeren; zo rijk en afwisselend van inhoud! en betuige bij dezen mijne erkentenis voor dit UWGebGestrs vriendelijk Geschenk.

De Zwanen Cuijl, bldz. 59, vermoede ik een Zwanen achterbout te zijn, omdat het woord kuil in dien zin bij de Duitschers voorkomt, in Hammel-keule, een Hamelbout. Ik noem de Zwanen Cuijl een achterbout, in tegenstelling van Roemers Voorbouten van het gebraden Kapoen, die met de Zwanen Cuijl bij mij in 't vijfde Schok Quicken No. 28 der EditieGa naar voetnoot4) van

[pagina 245]
[p. 245]

1669 te vinden zijn. Ik zie dat men Donderkloten gehouwen heeft. Misschien zullen zij dit alleen in 't ruuwe zijn gedaan, en dat men dezelven vervolgends gerond heeft zo als men de Mormels doet? Onze Wildenborchsche Steenen KogelsGa naar voetnoot1) dragen mij hun needrigst compliment aan UWGebGestr. op, voor de honorabele mentie.

Komt UWGebGestrs afleiding van 't woord Kourt voor Torenwachter en den naam Courhuis voor Zutphen (Deventer?) van Courier ook elders voor? Wij hebben hier op onzen Barchemschen Berg ook een Koerbelt, eene overoude opgeworpen Hoogte, die voor een Uitkijk kan gediend hebben. Ik weet niet vanwaar het mij was aangewaaid, dat koeren kijken zoude heten en de Koerbelt met het Koerhuis en den Koert tot dat koeren behoorde. Uwe Derivatie heeft mij nu aan 't zoeken gebragt, maar ik heb koeren nergends in de betekenis van kijken gevondenGa naar voetnoot2).

Bij de Rijgers, Lepelaars en Kraanvogels bldz. 245 kwam mij de Ridderlijke Maaltijd in de Vier Heemskinderen te binnen, waarbij voor elken Gast in een bijzondere schotel een Zwaan, een Putoor, een Kraan en een Reiger zoude opgedischt worden. De vrome Malegijs, die de orders tot dit maal gaf, zal waarschijnlijk door de Kunst van Negromantie, welke hij zo goed verstondt, de Vogels naar de Maag hebben weten te proportioneeren, zo als Milton zijne onbeschofte Duivels in het bekrompen Pandaemonium wist te doen passen.

Laat ons, bid ik, niet naar uwe Rhapsodieën wachten! Ik bewonder UWGebGestr. in de daad op het hoogste! De Gelderschen zullen, wanneer dat zo voordgaat, eindelijk, door den onvermoeiden ijver van een eenig man, aan de Hollandren hunnen AlkemadeGa naar voetnoot3) en andere Oudheidschrijvers niet langer behoeven te benijden.

Ik herinner mij niet, waar ik van WijnsGa naar voetnoot4) Sprekers moet zoeken. In 't laatst dezer maand zal ik vermoedelijk in 't geval zijn om deswegens mondeling door UWGebGestr. onderricht te worden. Reeds spits ik mij om dan ook mijne reverentie aan Hertog KarelGa naar voetnoot5) te kunnen bewijzen, en zal het mij ten aangenamen plicht achten om UWGebGestrs met meerderen dank te

[pagina 246]
[p. 246]

zeggen, voor het vriendelijk medegedeelde, ten aanzien der trouvailles van oude Berichten de Wildenborch rakende.

Ik heb de eer met bijzondere hoogachting en consideratie te zijn,

 

Welgeboren, Gestrenge Heer,

UWTGebGestrs Zeer gehoorzame en ootmoedige Dienaar

A.C.W. Staring.

336. 26 Decbr. 1805:

‘Ik betuige UWGG. mijnen waren dank voor de vriendelijke mededeling van deszelfs Stof voor de Historie der Heidens in GelderlandGa naar voetnoot1), welke nog zo veel meer opmerkelijks boven het beloofde op de titel behelst en met bijzonder interest door mij gelezen is. De slag der drie KeizersGa naar voetnoot2) zal hoop ik inzonderheid den weg gebaand hebben om ons allen die rust te bezorgen welke de behartiging van Studiezaken vordert, en zo al de Fransche macht ten besluit nog tegen de Pruissische moet gewogen worden is het thands niet meer waarschijnlijk dat de schaal binnen onze grenzen zal worden opgehangen. Wij durven ons uit dien hoofde vleijen dat de verwachting van UWGG. verdere bijdragen, zo tot de Kerkelijke als tot de waereldlijke Geschiedenis van Gelderland ons ongeduld niet al te lang zal behoeven te pijnigen’.....

337. ter Wildenborch den 14 Febr. 1807:

‘Ik betuig UWGebGestr. mijne oprechte dankbaarheid, voor de mededeling der Twee Stukken van het Geldersch MaandwerkGa naar voetnoot3), welke ik met zeer veel interest heb gelezen, en ongetwijffeld welkom zijn zullen, aan alle vrienden voor onze Geldersche Oudheden.

UWGebGestrs post uit de Reken. van 1314 was mij niet weinig aangenaam, als brengende dezelve mijn' Cod. Dipl. van de Wildenb. plotslijk een zestig jaren hoger dan den verdragsbrief van Sweder Rodebaard; doch ik moet mijn onkunde belijden omtrend het verstand der woorden glyeGa naar voetnoot4) en silig. Dien ik het eerste voor den naam van een persoon, en het twede voor dien van een munt te nemen? Binnen een paar maanden hoop ik UWGebGestrs mondelinge onderrichting te zullen mogen vragen.

[pagina 247]
[p. 247]

Wolter Steenmetzler en Lambert ten Elsse komen goed bij het Paerd dat door den Scholtz van Lochem zo weinig brillant met zinen olden grauwen vergoed werdGa naar voetnoot1).

De nieuwe stukken in UWGGestrs begonnen werk, de Wildenb. betreffende, deden mij ook veel plaisier; inzonderheid de Verdragsbrief van 1512Ga naar voetnoot2).

Het debiet van het Maandwerk zal, zo ik hartelijk wensch, UWGGs lust gaande houden en Moeleman den moed geven, om ook UWGebGestrs grote Werk met Kaarten en Zegels enz. te ondernemen.

En dan! als eenmaal UWGebGestr. deszelfs oudheidkundigen arbeid wilde kronen, door een klein woordenboek; tot uitlegging van een menigte woorden daarin voorkomende, welke, vooral bij lezers in de andere provinciën, een meer dan gewone geoeffendheid veronderstellen, om wel begrepen te worden; hoe zeer zoude dan de verplichting van een leergierig publiek aan UWGebGestr. nog vermeerderd worden, en welk licht zoude zulk een boek niet alleen over UWGebGestr' en BondamsGa naar voetnoot3) Schriften, maar ook over onze taal verspreiden!’.....

338. ter Wildenb. 28 Novbr. 1807:

.....‘De gissing omtrend de betekenis, van pille in pillegiftGa naar voetnoot4) is in de daad ingenieus, maar zoude men verder behoeven te zoeken dan het woord pel in Kerspel Kil. - Kerstpel Kerstpul Fons baptismalis. Zou dit Kerstpel ook geheel grieks kunnen zijn en pel afkomstig van πελλα mulctra (voor een vat dat vocht in 't algemeen bevat en dus voor vont gebruikt). Maar buitendien! ampulla, en ons pul, gevoegd bij poel, peel enz. als woorden die betrekking hebben op dingen, welke eenig vocht bevatten maken het niet onwaarschijnlijk dat Kiliaans vertaling van Kerspel door Fons baptismalis letterlijk is, en hoe weinig verschilt dan pel van pil in 't hoogd. piel in Kirchspiel (door de Boeren ook eerder als Kerspil dan als Kerspel uitgesproken) en hoe natuurlijk is de naam van pillegift voor een gift aan het kind dat uit de Vont geheven werd voor een doopgift - ondertusschen zij dit salvo meliori gezegd.

[pagina 248]
[p. 248]

Omtrend de MeesekorvenGa naar voetnoot1) (en dus niet Meesekowen?) verbeelde ik mij nu iets te weten dat mèèr zekerheid heeft’.....

339. ter Wildenborch den 17 April 1808:

Staring is over de vondst van een paar zegels verrukt. Hij hoopt op goede gravures er van..... ‘Het Boek met EngijnenGa naar voetnoot2) verdiende wel nagezocht te worden’..... ‘Zou' hier toe door onze Ambassadeurs misschien geen kans zijn? Een dergelijk werk moest, dunkt mij niet alleen veel duisterheid, zelfs in Romeinsche oudheden kunnen ophelderen, maar ook nog veel bruikbaars voor de werktuigkunde bevatten’.

......‘De Heren Hollanders schijnen nog al[tijd] het oogpunt niet te kunnen vatten, waaruit zij de materialen door UWGebGestrs onvermoeide vlijt bijeengebragt moeten beschouwen, en 't is bij hun veelal infelix ignorantia, quae ea damnat quae non intelligit’Ga naar voetnoot3).....

voetnoot1)
1751-1825. Hij was in 1789 burgem. v. Arnhem; in 1795 uit alle betrekkingen ontslagen, werd hij in 1803 Charterbewaarder, enz., van Gelderland te Arnhem. Bekend door: Over de eerste Vaderlandsche Klugtspelen (1780). Er zijn 12 brieven van hem bewaard.
voetnoot2)
‘Taalkundige bijdragen tot den Frieschen tongval’ (1802) door E. Wassenbergh, Prof. te Franeker.
voetnoot3)
St. heeft later eens het een en ander daarover opgesteld voor De Jager en diens Taalk. Magazijn (zie brief 353).
voetnoot1)
Er bijgevoegd is: Aan de Maan (als Aan Luna in Ged. III, 1837, blz. 60). Het heeft 3 strophen meer en is later in vele opzichten veranderd en verbeterd.
In het rijtuig maakte St volgens mededeeling van verschillende leden der familie Staring vaak puntdichten.
In het familiearchief is een gedicht bewaard door St. gemaakt op v. Hasselt's Rijmelarijen en in Decbr. 1802 aan hem gezonden; de laatste regels luiden:
 
“Zie onzen Zangberg, dor en naakt
 
Als Hei van 's Tienders vloek geraakt;
 
Plant Lommer, om zijn' kalen Top,
 
En lok er 't spade nakroost op.
 
Ik - zaai gebloemt in 't needrig Dal,
 
Dat rasch na mij verwelken zal!”
Het Hs. van Aan de Maan wordt evenals de brief op de Kon. Bibl. in den Haag bewaard.

voetnoot2)
In klad aanwezig op den Wildenborch.
Daar ook een brief van v. Hasselt (Arnhem 2 Januari 1805). Hij wil uitgeven een ‘Rapsodie van Geldersche Oudheidszaaken’ en heeft aan stof al 4 deelen of meer bij elkaar.
voetnoot3)
Arnhem bij Moeleman. 1804.
voetnoot4)
‘Brabbeling’ van Roemer Visscher (2de druk. Amst. 1669).
voetnoot1)
In het familiearchief bewaard. (Zie Arnh. Oudheden IV, blz. 93).
voetnoot2)
Zie Mnl. Wdbk. i.v. Coer en Coeren (op den uitkijk staan) en Franck - van Wijk i.v. Koer (torenwachter). Het woord is ook bij Kiliaan te vinden en komt vooral in Geld. dialect voor.
voetnoot3)
C. van Alkemade (1654-1737), bekend door oudheidkundige nasporingen. Hij schreef o.a. ‘Nederlands Displechtigheden’ en bezorgde een nieuwen druk van Stoke's Rijmkroniek.
voetnoot4)
Zie brief 344.
voetnoot5)
Het oorspronglijk Schilderij van Karel van Egmond, hertoge van Gelre en grave van Zutphen uitgelegd (1804, fol. met plaat).

voetnoot1)
Stof voor een Geldersche historie der heidenen (1805).
voetnoot2)
Slag bij Austerlitz.

voetnoot3)
G. v. Hasselt's: Geldersch Maandwerk. 1807, 2 dln. (I, blz. 141-70 over den Wildenborch).
voetnoot4)
Zie Mnl. Wdbk. i.v. gloy (stroo van goede hoedanigheid).
voetnoot1)
Zie bundel 1836, I, blz. 179.
voetnoot2)
Het verdrag van Johan van Wisch en den Gelderschen Hertog. (Zie ook den Gids voor Lochem en Omstreken blz. 71, vlgg., waar de geschiedenis van den Wildenborch wordt verteld, en St.'s opstel in den Geld. Almanak 1838).
voetnoot3)
P. Bondam (1727-1800), sinds 1770 Historieschrijver van Gelderland (o.a. bekend door het Charterboek der Hertogen van Gelderland en Graaven van Zutphen).

voetnoot4)
Geld. Maandwerk, II, blz. 320. De etymologie is onzeker (zie Franck - v. Wijk en Mnl. Wdbk.).
voetnoot1)
Zie Mesecouwe (Mnl. Wdbk.: meezekooi, uitbouwsel aan een vestingmuur en Tijdschrift 21 blz. 144, waar de meening van den bouwmeester Peters is opgenomen).
Op het klad van dezen brief teekent St. 26 Mei 1820 een nieuwe verklaring op, maar 19 Jan. 1823 schrijft hij er bij: “Dit is geheel mis!..... Zouden ook de Mesekouwen kleine houten Blokhuizen zijn geweest”.
In een brief aan I.A. Nijhoff van 22 Aug. 1837 vraagt St. inlichtingen over dit woord ten behoeve van zijn schets van den Wldenborch in den Geld. Volksalmanak.

voetnoot2)
Geldersch Maandwerk, II, blz. 80
voetnoot3)
Eenigszins anders ook te vinden onder de puntdichten ‘Weerstuit’ (bundel 1837, IV, blz. 145).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • brief aan G. van Hasselt

  • brief van A.C.W. Staring

  • brief aan G. van Hasselt

  • brief van A.C.W. Staring

  • brief aan G. van Hasselt

  • brief van A.C.W. Staring

  • brief aan G. van Hasselt

  • brief van A.C.W. Staring

  • brief aan G. van Hasselt

  • brief van A.C.W. Staring

  • brief aan G. van Hasselt

  • brief van A.C.W. Staring

  • brief aan G. van Hasselt

  • brief van A.C.W. Staring


datums

  • 21 december 1802

  • 20 maart 1804

  • 14 januari 1805

  • 26 december 1805

  • 14 februari 1807

  • 28 november 1807

  • 17 april 1808