Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rook in het hoofd (1964)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rook in het hoofd
Afbeelding van Rook in het hoofdToon afbeelding van titelpagina van Rook in het hoofd

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (19.23 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rook in het hoofd

(1964)–Kees Stempels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige

Hoofdstuk V / Een tactvol optreden

De heer Leefhans had een zindelijke opwelling en men hoorde hem doende met een stofzuiger, eerst op de trap, later op het overloopje. Ten slotte, nadat het geraas steeds dichterbij was gekomen, stootte hij enige malen nadrukkelijk met het mondstuk tegen de deur van Krekels kamer. Ondertussen trachtte de bewoner van dit vertrek aan Mapje een zo eerlijk mogelijk verslag uit te brengen over het bezoek van

[pagina 151]
[p. 151]

Lucy. Van de pressie die mevrouw Verstee had uitgeoefend om Krekel met Lucy te laten praten was Mapje al tijdens de laatste filmavond op de hoogte gesteld. Terwijl op het doek een kostelijke prehistorische visie op de creatie van The Raven voortbibberde - de sombere, magere, langharige en zwarte dichter slaat de armen radeloos omhoog, grijpt in paniek naar zijn hoofd, een zwarte vogel fladdert razendsnel om zijn lange haren en aan de voeten van het genie blaast een vrouw de laatste adem uit, ook razendsnel - terwijl Mapje en Krekel dit alles aanschouwden had ze hem in het oor gefluisterd: ‘Waarom vraagt ze niet meteen of je met Lucy wil trouwen? Dat bedoelt ze toch?’ Krekel had de rechter schouder even opgehaald.

Het bonken tegen de kamerdeur leidde Krekels aandacht af, zodat hij niet de juiste woorden kon vinden om zijn zelfbeheersing van die avond met Lucy te verklaren. ‘Ik mag haar niet genoeg voor zo iets,’ zei hij. Na enig nadenken vond hij het eigenlijk wel een afdoende verklaring waarin hij zelf niet te fraai werd afgeschilderd.

Mapje ging koffie zetten terwijl het stofzuigergeluid langzaam wegtrok, waarschijnlijk naar het rommelkamertje van de heer Leefhans, want even later was het holle gestommel te horen van omvallende lege kartonnen dozen. Daarna verstomde de stofzuiger geheel.

‘Wat moet ik nu verder doen? Wat heeft het voor zin nog met Lucy te praten? Het vervelende is dat haar moeder er beslist bij de eerste de beste gelegenheid op terugkomt.’ ‘Je kunt tegen haar zeggen dat je er maar van afziet.’ ‘En dan zeker de verklaring erbij geven?’ ‘Ja, waarom eigenlijk niet? Dan weet ze tenminste wat er aan de hand is. Hoewel, ik vind het anderzijds tegenover Lucy een rotstreek. Je zou kunnen zeggen dat haar gedrag ten opzichte van jou en in ieder geval ten opzichte van mij ook een rotstreek was, maar ze weet net zo goed als jij dat ik over zo iets wel heen kan stappen.’ ‘Maar wat dan?’ ‘Ik weet het

[pagina 152]
[p. 152]

niet. Misschien is het toch het beste dat je tegen mevrouw Verstee zegt dat Lucy en jij elkaar niet liggen en dat je net zo min met haar kan praten als zij zelf.’ ‘Goed, ga jij dan mee? Anders wordt het helemaal zo'n raar gedoe met allerlei scheve toestanden. Ik begin er niet op het raadhuis over; stel dat ze in tranen uitbarst. Je kunt daar trouwens toch niet rustig over zo iets zitten praten als er ieder ogenblik iemand binnen kan komen.’ ‘Je kunt toch beter alleen gaan, denk ik. Ze heeft wel enig respect voor je, lijkt me. Mij ziet ze alleen maar als een rivale van Lucy, althans in zo'n situatie. En je bent in ieder geval een man.’ ‘Zou dat wat uitmaken?’ ‘Nou en of. Heb je dat niet gemerkt?’ ‘Waaraan?’ ‘Aan alles. Het is overduidelijk. Ik begrijp niet dat je dat niet hebt opgemerkt. Je bent af en toe toch erg naïef.’ ‘Ik kan me niet voorstellen dat het verschil maakt.’ ‘Ik wil je wel een voorbeeld geven. Ken je dat verhaal van dat feestje bij Lucy? Haar moeder is verdraaid geschikt bij dat soort gelegenheden, dat moet ik toegeven. Ze zorgt voor drank en voor wat te eten, het hele huis staat ter beschikking en ze is helemaal niet pietluttig of kinderachtig. Er waren wat lui van Lucy's leeftijd of een beetje ouder en ook nog een ongetrouwde man van in de dertig, ik denk een vriend die Lucy had overgehouden van een relatie met een van haar onmogelijke ouwe kerels. Mevrouw Verstee had zich nogal opgetut, het viel me op. De hele avond zocht ze toenadering tot die man, zodra ze een paar borreltjes op had althans. Ik moet zeggen dat het een erg sympathieke figuur was. Het was gewoon pijnlijk als je haar aan de gang zag. Die man kreeg er genoeg van, belde een taxi en ging weg. Ze was toen zo razend dat ze iedereen naar huis stuurde. Ik bood nog aan de boel af te wassen - dat deed ik altijd - maar ze snauwde: Opbreken heb ik gezegd.’

‘En met dat al wil je zeggen?’ ‘Dat je beter alleen kunt gaan.’

[pagina 153]
[p. 153]

Krekel zat fijn gedachteloos bonnetjes te scheuren, maar werd er door de heer Tombeau opuit gestuurd om een speurtocht te ondernemen naar een vermiste brief. En passant liep hij ook even bij de typekamer binnen om te informeren wanneer mevrouw Verstee er weer zou zijn. Morgen of overmorgen, vertelde men hem. Dat betekende dat hij nu op moest schieten met zijn bezoek, anders zou de confrontatie ten stadhuize geschieden. Overigens vond hij de kwestie lang niet meer zo urgent als tijdens het gesprek met Mapje. Het was allemaal erg overtrokken en opgeblazen. Hij kon toch gewoon zeggen dat hij er geen kans toe zag met Lucy te praten? En hij hoefde toch geen rekening en verantwoording aan mevrouw Verstee af te leggen? Maar goed, hij had het nu eenmaal met Mapje afgesproken en het was een kleine moeite even langs te gaan.

 

Bing-bong. Knip - het lichtje in de gang. Knip - het lichtje bij de voordeur. ‘Hallo, jij hier?’ Mevrouw Verstee deed open met een doek om het hoofd en een kimono aan. Ze had zich juist gebaad omdat ze de volgende dag weer fris aan het werk wilde gaan, verontschuldigde zij zich. ‘Maar kom binnen.’ Krekel hing zijn jas op aan de kraag na nog even vergeefs naar het lusje te hebben getast - een vrijgezellen-kwaal, verklaarde mevrouw Verstee die het gebaar had opgemerkt - schoof zijn das omhoog en trad de kamer binnen. Mooi, de kamer zag er bewoonbaarder uit dan de vorige keer. Enige stoelen waren opzijgeschoven om plaats te maken voor een netjes opgemaakt bed dat in de hoek van het vertrek was geplaatst. Op het kussen lag een schone, opgevouwen pyjama en de schemerlamp stond op een plaats waar hij zijn functie beter kon vervullen. Het was warm in de kamer; achter micaruitjes speelden bruinrode, gele en blauwe vlammen. ‘In de slaapkamer kan ik niet stoken, daarom hebben Lucy en ik het bed maar beneden gezet. Ga zitten. Wil je koffie? Ik wilde juist een verse pot gaan

[pagina 154]
[p. 154]

zetten.’ ‘Zal ik het even doen?’ ‘Kan je dat?’ ‘Ja, allicht, als getraind vrijgezel...’ ‘Graag dan. Alles staat klaar op het aanrecht.’

Krekel begaf zich naar de keuken, liet de elektrische koffiemolen kraken, zette water op, stampte de koffie aan, goot op. ‘Er is geen koffiemelk meer,’ riep mevrouw Verstee uit de kamer. ‘Zet maar melk op.’ Krekel liet de melk niet overkoken en liep even terug naar de kamer. Ze was met haar armen om de knieën op een kussen bij de kachel gaan zitten om haar haren te drogen. De doek lag opgevouwen op de grond. Met het sluike natte haar leek ze wel op Lucy. ‘Wilt u melk en suiker en hoeveel?’ Krekel voelde zich gespannen, alsof zijn ademhaling werd bemoeilijkt. Onder het inschenken zuchtte hij een paar maal diep. Daarna bracht hij zonder morsen de koffie binnen.

‘Kwam je naar mijn gezondheid informeren? Erg aardig van je,’ zei mevrouw Verstee spottend. ‘Dat in de eerste plaats,’ zei Krekel. ‘Vertelt u eens omstandig hoe u zich voelt.’ ‘Wel, ik ben weer helemaal in orde. Alleen een beetje magerder geworden door de koorts.’ Ze betastte haar onderste ribben, waarbij de kimono schalks een onschuldig klein beetje openviel. Snel trok ze het kledingstuk weer dicht. ‘Ik ben blij te horen dat u weer de oude bent,’ zei Krekel, ‘en hoe maakt mejuffrouw uw dochter het?’ Mevrouw Verstee, zuchtte, streek met een hand door haar natte haren en haalde haar schouders op. ‘Ze is weer met die Henk op stap. Toevallig ben ik te weten gekomen dat hij uit een rotmilieu komt. Maar wat doe je eraan?’ ‘Ik ben ervan overtuigd dat ze op een gegeven ogenblik schoon genoeg van hem krijgt.’ ‘Dat zal wel. Maar wie komt er dan aan de beurt? Een vent van hetzelfde kaliber natuurlijk.’ ‘Ze zal toch wel eens iemand treffen die bij haar past?’ ‘Ik weet het niet. Ze heeft een man nodig die haar onverbiddellijk in toom houdt. Dan kan het nog wat worden. Ik besef best dat ik te kort ben geschoten. Misschien had

[pagina 155]
[p. 155]

ik haar als kind niet zo vaak haar zin moeten geven. Ik heb haar niet verwend, niet met duur speelgoed en met snoep en zo. Niet op die manier. Maar ik heb haar al heel gauw als een redelijk denkend wezen beschouwd. Toen ze op de lagere school zat hadden we al gesprekken met elkaar die je anders alleen tussen volwassenen voert. Toen vond ik dat fijn, want je moet rekenen dat mijn man er bijna nooit was. Eens op een avond kwam hij vroeger thuis dan hij had geschreven. Lucy deed open en zei ‘Dag meneer’ tegen hem. Dat geeft wel ongeveer aan welk aandeel hij in haar opvoeding heeft gehad. Haar vader is een lieve oom voor haar die af en toe komt logeren. Voor mij eigenlijk ook. Dat bedenk je niet allemaal van te voren als je trouwt. Dan realiseer je je niet dat je te kort zult komen. Hij beschouwt Lucy bovendien nog als een klein kind. Hier, dat heeft hij voor haar opgestuurd. Zo'n flauwekulding laat hij over de halve wereld sturen.’ Ze wees naar de schoorsteenmantel.

Krekel stond op en ging tegenover mevrouw Verstee bij de schoorsteenmantel staan. Hij pakte het aangewezen voorwerp op: een houten poppetje, opgebouwd uit schijfjes, cilindertjes en bolletjes die door een elastiekje bijeen werden gehouden. Wanneer je op de onderzijde van het voetstukje drukte verslapte het elastiekje, waardoor de samenstellende delen van het poppetje een andere positie ten opzichte van elkaar innamen. ‘Lucy is een poosje geleden nog bij me geweest,’ zei Krekel terwijl hij op het voetstukje drukte, ‘en ik was vast van plan met haar te praten, maar ik kreeg gewoon geen kans.’ Het poppetje knikte - daartoe gestimuleerd door kleine drukjes op het voetstuk - herhaaldelijk met zijn bolle kopje, ongeveer op de manier waarop Krekel knikte als een uitleg hem te lang duurde en hij wilde laten blijken dat hij het al lang had begrepen.

‘Wat heb je gezegd?’ ‘Niets eigenlijk. Ik probeerde met objectiverende opmerkingen de situatie rijp te maken voor een gesprek, maar ze reageerde averechts.’ Het poppetje

[pagina 156]
[p. 156]

slingerde nu lusteloos met de linker arm, enigszins door zijn knieën gezakt.

‘Hoe vind je Lucy?’ ‘Aardig wel, maar onbegrijpelijk. Of juister gezegd ongrijpbaar, onbenaderbaar. Ze heeft zich helemaal ingekapseld.’ Het poppetje draaide nu de romp een kwart slag. Merkwaardig, dacht Krekel, ik drukte op dezelfde manier als zoëven, maar toen slingerde zijn arm en nu draait zijn romp. Hij drukte wat krachtiger en nu viel het kopje plotseling op de borst.

‘Ik word moe in mijn rug. Ik geloof dat ik even op bed ga zitten.’ Krekel liep met het poppetje in de hand achter haar aan om weer in een stoel te gaan zitten. Mevrouw legde de opgevouwen pyjama onder het bed en zette zich op het hoofdkussen, leunend tegen de muur. In de naburige woning hoorde Krekel een wc ruisen. Achter de micaruitjes knetterde het even.

‘Ik weet eigenlijk niet wanneer dat begonnen is,’ zei mevrouw Verstee. ‘Ze leidde al vroeg een eigen leventje, misschien door die volwassen gesprekken en in ieder geval ook doordat ik weer ben gaan werken, natuurlijk.’ Het poppetje knikte weer. ‘Zou je misschien even dat kussen dat bij de haard ligt willen aangeven?’ Krekel drukte nog even hard op het voetstuk waardoor het poppetje helemaal dubbel sloeg; daarna liet hij het met een ruk overeind schieten en zette het op het tafeltje met het glazen blad. Hij haalde het kussen. ‘In mijn rug graag.’ Ze leunde voorover. ‘Zo goed?’ ‘Ja, best.’ Ze greep zijn hand. ‘Jij zou nooit met Lucy trouwen, he?’ ‘Nee,’ zei Krekel ernstig, ‘nee, dat weet ik wel zeker.’ Ze had zijn hand nog steeds vast en legde die nu op haar schouder. ‘Het is te laat,’ zei ze. ‘Ik kan haar niet meer veranderen. Ze is te oud.’ ‘Negentien, noemt u dat te oud?’

Krekel stond in een rare gedraaide houding en ging daarom op de rand van het bed zitten. Onwillekeurig gleed zijn arm om haar middel. ‘In ieder geval ben ík te oud om op-

[pagina 157]
[p. 157]

nieuw te beginnen. Ben je bang voor me?’ ‘Nee, waarom?’ ‘Bijna iedereen is bang voor me, mag me althans niet.’ ‘Daar heb ik geen last van.’ ‘Je zit zo ongemakkelijk.’ Krekel ging een beetje onderuit zitten en trok zijn benen op het bed. ‘Zo beter?’ Hij streek nu met een hand over haar haren die nog een beetje vochtig waren. Plotseling nam ze zijn hoofd in beide handen en kuste hem. Ze liet zich onderuit glijden en Krekel gleed mee. Boven zijn hoofd zag hij de bleke bol van een plafonnière, die overigens niet brandde. Haar kimono viel van boven open - het was een wonder dat dat nog niet eerder was gebeurd. Ze stak een knie omhoog waardoor ook de onderkant van de kimono van haar lichaam gleed. De glasplaat op het tafeltje weerspiegelde het poppetje dat dom naar het tafereel staarde. Wellicht een incarnatie van de heer Verstee, dacht Krekel, maar er viel niet veel meer te denken.

 

Dit had niet mogen gebeuren. De auteur had de lezer dit smakeloze slot moeten besparen, dit slot waarvoor hij volledig verantwoordelijk is, al zijn de figuren hem dan uit de hand gelopen. Maar hij had kunnen weten dat wat hij er van tevoren instopt, er aan het eind uitkomt. Of is hij toch niet helemaal verantwoordelijk? De druk die hij op het voetstuk uitoefent verwekt immers niet altijd dezelfde reacties. Hoe het ook zij: het blijft een betreurenswaardig slot, zeker in een gemeente als Zeveren.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken