Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De torenbouw van het vlek Brikkekiks in het landschap Batrachia (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van De torenbouw van het vlek Brikkekiks in het landschap Batrachia
Afbeelding van De torenbouw van het vlek Brikkekiks in het landschap BatrachiaToon afbeelding van titelpagina van De torenbouw van het vlek Brikkekiks in het landschap Batrachia

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.16 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.N.M. Wijngaards

N.C.H. Wijngaards



Genre

drama

Subgenre

satire


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De torenbouw van het vlek Brikkekiks in het landschap Batrachia

(1975)–Simon Stijl–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 35]
[p. 35]

4. De tekst



illustratie

[pagina 36]
[p. 36]

Vertooners:

Mijnheer Krabbekwaad, Schout.
Mevrouw Krabbekwaad.
Domine Guichelheil.
Doctor Bistortus.
Paddestoel } Schepenen.
Vossestaart } Schepenen.
Wolbaal } Schepenen.
Rondhout } Schepenen.
Weerhaan } Schepenen.
Stoffel Stotterzot, Kamerdienaar van den Schout.
Mevrouw Fijnepijn, eene jonge Weduw.
Advokaat.

 

Het eerste en derde Bedrijf wordt gespeeld in het huis van den Schout, het tweede ten huize van Mevrouw Fijnepijn.

[pagina 37]
[p. 37]

De torenbouw

Eerste Bedrijf, 1e Tooneel
Mijn Heer Krabbekwaad, Mevrouw Krabbekwaad.

Mijnheer:

Maar Liefste....

Mevrouw:

Maar mijn Heer Krabbekwaad, dat geduurig talmen heeft mij lang verveeld.

Mijnheer:

Mijn waarde!

Mevrouw:

Hoor, mijn Heer, gij hebt ook een familiaariteitGa naar voetnoot1.), die onder persoonen van onzen rang niet betaamenlijk is.

Mijnheer:

Jouw hooge Persoon!Ga naar voetnoot2.)

Mevrouw:

Jouw - hooge Persoon! hoor eens hoe dat doorluchtig schepzel zich encanailleertGa naar voetnoot3.) met de schepenen van dit verachtelijk dorp! Jouw hooge Persoon!

Mijnheer:

Kan ik het helpen, Mevrouw! dat de Habstenoers verhevener opvoeding hebben dan de Krabbekwaaden.

Mevrouw:

Nu dan, de Toren?

Mijnheer, zijn schouders optrekkend:

Ja, de toren!

Mevrouw:

Is het plan gereed?

Mijnheer:

Ten naasten bij.

Mevrouw:

Heeft Doctor Bistortus het al geëxamineerd?

Mijnheer, wat barsch:

Dat heb ik niet noodzaakelijk gevonden.

Mevrouw:

Niet, Kinkel? heb ik u niet duizendmaal gezegd, dat gij met hem en Domine Guichelheil alles moest overleggen?

Mijnheer:

Pardon! mama, pardonnez-moi.

Mevrouw:

Schwernuth!Ga naar voetnoot4.)

[pagina 38]
[p. 38]
Mijn Heer loopt naar het Buffet, om een groot glas wijn te drinken, terwijl Mevrouw een snuifje neemt, en met groote schreden over het Tooneel wandelt.
Mevrouw:

Nu zeg me, Zotskap! hoe veel werklieden zijn 'er aangenomen om den ouden toren af te breeken?

Mijnheer, nog eens drinkende:

Wat belieft UE?

Mevrouw, hem het glas uit de hand slaande:

Den ouden toren, mon ami!

Mijnheer:

Ah! pardonnez-moi mamie, je n'en scais rien.Ga naar voetnoot5.)

Mevrouw:

Dacht ik het niet? hebt gij ter vergadering van Schepenen de propozitieGa naar voetnoot6.) wel gedaan van achttienduizend op het minst?

Mijnheer, uit de fles drinkende:

De Pro-po-zitie. Ach! ik had gisteren hoofdpijn en ik heb ter vergadering een uiltje gevangen.Ga naar voetnoot7.)

Mevrouw:

Loop, Gek, loop naar uw marionetten, en paradeer aan 't front - sur une manche de balai....Ga naar voetnoot8.)

2e Tooneel
Domine G., Mijn Heer Kr., Mevrouw Kr.

Domine G., na eene diepe buiging:

Is't mij gepermiteerd te vraagen, of Mevrouw wel geslaapen heeft.

Mijnheer Kr.:

Ik geloof neen, Domine! dat is te zeggen, je moest men wel verstaan. 't Is je wel gepermitteerd te vraagen...., maar zutGa naar voetnoot9.), ik geloof neen: dat is, Mevrouw heeft niet wel geslaapen, daarom wees voorzigtig, of je krijgt ook een veeg uit de pan.

Domine:

Ik admireer altoos de tedere zorg, die Mijnheer draagt voor de gezondheid van Zijne dierbaare Gemaalin.

Mijnheer:

Braaf! Domine: maar dat is eigenlijk de zaak van Dr. Bistortus, versta je? Noch beter, geloof ik, dan de torenbouw.

[pagina 39]
[p. 39]
Mevrouw, hem ter zijden trekkende:

Kun je dan niet zwijgen, bij menschen van fatsoen?

Domine:

Al eveneensGa naar voetnoot10.)! Mijnheer: Dr. Bistortus is waarlijk een groot man. Hij wordt met recht overal de groote Bistortus genoemd. Misschien is hij op een na de grootste van ons Land.

Mijnheer:

Naast mij, wil hij zeggen: dat heb ik eens vaardig begreepen.

Mevrouw tegen Domine:

Ik beken, eerwaarde Heer, dat ik naast UE geen grooter zou weeten te noemen.Ga naar voetnoot11.)

Domine:

Mevrouw maakt mij beschaamd, van 't hoofd tot de voeten.

Mijnheer:

Melaatsch, wil hij zeggen. Ha, ha! ha! daar drinken we eens op, Domine!

Mevrouw, met groote deftigheid:

Ga naar voetnoot12.) Mijn Heer Krabbekwaad! het wordt tijd dat Gij de brieven ondertekent, die Stotterzot op mijn last geschreeven heeft. Zij zullen nu wel in gereedheid zijn.

op haar orlogie ziende.
Mijnheer:

Mevrouw Habstenoer, of Krabbekwaad, tout comme-il vous plairaGa naar voetnoot13.); 't is wat te vroeg, mijn handen beeven noch.

Mevrouw, zeer straf:

Denk aan uw pligt!

Mijnheer:

Dat wijf, dat wijf! en 't is of 'er de drommel meê speelt, ik durf haar toch niet onder de oogen zien.

3e Tooneel
Mevr. Kr., Domine G.

Mevrouw:

Thans kunnen wij geregeldGa naar voetnoot14.) spreeken. Wel nu, Eerwaarde Heer, hoe staan de zaaken?

[pagina 40]
[p. 40]
Domine:

Zeer verward, Mevrouw. Ik betuig het met leedweezen en schaamte: de domheid, de hardnekkigheid, de verkleefdheid aan ingewortelde vooroordeelenGa naar voetnoot15.), zijn onbeschrijflijk in mijne anderszins achtenswaardige Landgenooten. Met alle liefde, die ik hun toedraag, acht ik het mij tot schande onder hen gebooren en opgevoed te zijn. Zij hebben geen denkbeeld van behoorlijke onderwerping. Zij eerbiedigen even weinig het vorstelijk scharlaken, als den geestelijken mantel. Hunne burgerlijke zielen en zintuigen, aan een donker kantoor verslaafd, verheffen zich nooit tot de beschouwing van adelijken en vorstelijken luister. Trouwens, wat zou men ook anders verwachten van Houthandelaars, Steenkoopers, Zaagmolenaars, TraanziedersGa naar voetnoot16.), Haringpakkers en soortgelijkenGa naar voetnoot17.)? Allermeest jammert het mij, dat een zo doorluchtig wezen als het Uwe, Mevrouw, onophoudelijk tegen zulk een weerbarstig volk moet worstelen, daar gij niets anders dan deszelfs verbetering bedoelt....

Mevrouw:

En voor mij is niets troostelijker, dan dat onder zulk een volk nog de Edele Zielen van Dominus Guichelheil en Doctor Bistortus gevonden worden, braave BoanergèsGa naar voetnoot18.)!

Domine G.:

Aanbiddelijke DeboraGa naar voetnoot19.)!

Hij nadert om haare hand te kussen, die zij op eene onverschillige wijze te rug trekt.
Domine, met eenige ontroering:

Het was, Mevrouw, om deeze reden, dat de Egijptische plaagen... ik wil zeggen de Egijptische Pyramiden...Ga naar voetnoot20.)

[pagina 41]
[p. 41]

Exkuzeer, Mevrouw: een hoest, die mij sederd drie weeken kwelt, noodzaakt mij dikwijls mijne ernstigste verzuchtingen, ja mijne vuurigste schietgebeden, af te breeken.

Mevrouw:

Heeft Doktor Bistortus daar geen balsem voor?

Domine G.:

Den balsem GileadsGa naar voetnoot21.). Maar wij hebben tot laat in den nacht gehandeldGa naar voetnoot22.) over het plan van den nieuwen toren, en daarop alle de afmeetingen des torens van Babel zo zorgvuldig nagespoord, dat ik voor dien tijd alle mijne ongemakken vergat. De algemeene belangen zijn gewigtiger dan de gezondheid van een enkel man, die tot Uwen dienst alleen gebooren is.

Mevrouw:

Waarom breekt men den ouden niet af?

Domine:

Mevrouw! dat is 'er bij schepenen nog niet door.

Mevrouw:

Niet door! niet door! en wie zou dat beletten?

Domine:

Schepen Wolbaal keert alle slagen af, die men daarop doet.

Mevrouw:

Wolbaal! die Droomer? waarom removeert men hem nietGa naar voetnoot23.)?

Domine:

Vergeef het mij, Mevrouw! Schepen Stillewacht verliest ook meer en meer het vertrouwen. Schepenen Vuurslag en Rondhout danssen beurt om beurt voorGa naar voetnoot24.), en zo wordt 'er geduurig een spaak in 't wiel gestooken.

Mevrouw:

't Is om te creveerenGa naar voetnoot25.) van spijt. Remotie, remotieGa naar voetnoot26.)! tot den laatsten man. Mijn Heer Krabbekwaad! Mijn Heer krabbekwaad!

Mijnheer Kr. van binnen:

Plait-il?Ga naar voetnoot27.)

Mevrouw:

Krabbekwaad!

Mijnheer, van binnen:

Al zachtjesGa naar voetnoot28.) en met zinnenGa naar voetnoot29.).

Mevrouw:

Krabbekwaad!

[pagina 42]
[p. 42]
Mijnheer, van binnen:

Mevrouw Habstenoer!

Domine:

Mevrouw vergunne mij, eer mijn Heer verschijnt, nog eene geringe bedenkingGa naar voetnoot30.) voor te stellen.

4e Toneel
Mijnheer, Mevrouw, Domine.

Mijnheer:

Wat is er gaans, Mevrouw, dat je zo schreeuwt?

Mevrouw:

Och! niets, Mijn Heer; vertrek maar weêr.

Mijnheer:

Maar liefste! neem niet kwaalijk, dat ik terstond niet kwam. - ik was ...

Mevrouw:

Mijn lieve man, vertrek maar weêr.

Mijnheer:

Ik was met de Kamenier ...

Mevrouw:

Hou!Ga naar voetnoot31.)

Mijnheer:

Aan't kijven ... wat meen je wel?

Mevrouw:

Lomperd!

Mijnheer:

Ik had, onder ons gezeid, een groot gat in mijn kous, juist boven den schoen.Ga naar voetnoot32.)

Mevrouw:

Vertrek!

Mijnheer:

En die karonjeGa naar voetnoot33.) had de onbeschaamdheid van mij dat te zeggen -

Mevrouw:

Infaam!Ga naar voetnoot34.)

Mijnheer:

Ja wel, infaam! moet men hooge PersoonenGa naar voetnoot35.) hunne gebreken zo assurantGa naar voetnoot36.) onder het oog brengen?

[pagina 43]
[p. 43]
Mevrouw:

Nu, mijn Heer, wees zoet: ik zal haar straffen.

Mijnheer:

Die Karonje! dat addersvel!

Hij vertrekt.

5e Toneel
Mevr. Kr., Domine G.

Mevrouw:

Mag ik thans Uwe bedenkingGa naar voetnoot37.) hooren, weleerwaarde Heer?

Domine G.:

't Zal mij veel eer zijn, Mevrouw: vooral wanneer ze 't geluk heeft Uwe hooge wijsheid te behaagen. Zo veel schepens te gelijk te removeeren komt mij bedenkelijk voor, om meer dan eens reden; maar wel voornaamelijk om dat zulks niet wel anders dan op de auctoriteitGa naar voetnoot38.) van mijn Heer Uw gemaal zou kunnen geschieden. En ik behoef U niet te zeggen, Mevrouw, dat hoogstzelve bezwaarlijk daartoe zal te brengen zijn. Er is zo iets in zijn edel hart, of liever hem ontbreekt zo iets, hoe zal ik mij best uitdrukken? ik hoop dat Mevrouw mij verstaat.

Mevrouw:

Moed, wilt gij zeggen, niet waar?

Domine G.:

Vergeef het mij, Mevrouw, de grootste mannen, die aan't hoofd van eene Armee het grootste gevaar zouden trotseeren, hebben dikwijls in het kabinet niet meer moed dan een kind.

Mevrouw:

Wel, wat hadt gij 'er dan op gevonden?

Domine:

Wij moeten een achtsten Schepen hebben. Dan kunnen de stemmen altoos tot staaken gebragt worden, waardoor de decizieGa naar voetnoot39.) komt aan uw Gemaal; dat is in de vaste handen van zijne aanbiddelijke Echtgenoote.

Mevrouw:

Bravo!

Domine:

Dat zal niemand in't bijzonder kwetzen, maar veeleer eene GedaanteGa naar voetnoot40.) van eerbewijs aan Schepenenkamer hebben; waardoor mijn Heer Krabbekwaad gemaklijk zal overgehaald worden om 'er de hand toe te leenen. En al het overige zal volmaakt overeenkomstig met de wetten kunnen behandeld worden.Ga naar voetnoot41.)

[pagina 44]
[p. 44]
Mevrouw:

Bravissimo! maar zijt gij dan gerust op de goede trouw van drie?

Domine:

Onfeilbaar. Schepen Paddestoel is zijne gansche opkomst aan mijn Heer en Mevrouw verschuldigd.Ga naar voetnoot42.) Zijn hart is dankbaar, Schepen Weerhaan laat zich draaien, en Vossestaart is belaaden met schulden.

Mevrouw:

Maar het geld, het geld is bij die vervloekte Wolbaalden en

Domine:

Geen nood, Mevrouw, het lokaas van de Hoop is hierGa naar voetnoot43.).

Mevrouw:

Hebt gij ook het oog op iemand geslagen?

Domine:

Mijn Neef, Mevrouw.

Mevrouw:

Neen, zacht; mij valt iets in.

Domine:

Een Jongman, juist niet hoog van Geboorte...

Mevrouw:

Stil, Domine!

Domine:

Maar schrander en getrouw...

Mevrouw:

't Kan zijn; maar wat dunkt uw Eerw. van onzen Stoffel Stotterzot?

Domine, verslagen:

Met eerbied, Mevrouw.

Mevrouw:

ô! Ik zie wel, dat mijn Heer geen vleier is; maar spreek rechtuit, behaagt U die persoon niet wonderlijk?

Domine, schielijk van toon veranderende:

Ik ben betoverd van die vinding.

Mevrouw trekt aan de schel. Een Lakkei komt.
Mevrouw:

Roep mijn Heer Stotterzot; en verzoek den Advokaat ten spoedigsten hier te komen.

Lakkei binnen.
[pagina 45]
[p. 45]

6e Toneel
Schepenen Paddestoel, Vossestaart, Mevrouw, Domine.

Mevrouw:

Treedt nader, Heeren, gij komt recht van pas.

Schepen Paddestoel:

Het zal ons de hoogste eere zijn ...

Sch. Vossestaart:

De bevelen van Mevrouw te moogen verstaan.

Mevrouw:

Gij weet, 'er moet een nieuwe tooren zijn, hoog en dik, en prachtig, overeenkomstig met de waardigheid van dit gezegend vlek. Maar gij weet ook hoe veel tegenstand dit grootsch ontwerp in de bekrompene zielen van zommigen Uwer Mederegenten ontmoet, en gij begrijpt hoe lastig het valt voor mijn Hooggebooren Gemaal en mij, van dag tot dag met zulke Schepzels daarover te twisten.

Sch. Paddestoel:

Wij weeten 't, Mevrouw.

Sch. Vossestaart:

En beklaagen ons bij elke vergadering van de haatelijke tweedragt, die hieruit onvermijdelijk zal ontstaan.

Mevrouw:

Zie hier dan een gezegend middel om de rust en Eendragt te herstellen. Een achtste Schepen.

Sch. Paddestoel:

Een achtste?

Sch. Vossestaart:

hij telt op zijn vingers. Ja toch, UE, Collega Paddestoel, Schepen Weerhaan, dat verstaat zich, mijn geringe Persoon, en dan, de vierde?

Mevrouw:

Daar is hij.

Sch. Vossestaart:

Treffelijk! Dit gaat alles te boven.

7e Toneel
De voorigen, Stoffel Stotterzot.

Mevrouw:

Nader vrij, Schepen Stotterzot.

St. Stotterzot:

Ah! zo den: meine genadige Fraw wird mit mich ein luttel badinierenGa naar voetnoot44.).

Domine:

Onze Genadige Vrouw stelt u tot achtste Schepen aan.

Schepen Paddestoel:

Kollega, reik mij de hand.

[pagina 46]
[p. 46]
Sch. Vossestaart:

Kollega! ik heb lang gewenscht U met dien achtbaaren naam te begroeten! Vivat Schepen Stotterzot.

St. Stotterzot:

Ihr Herrn! ich bin ein armer Kerrel; aber das ich meritesGa naar voetnoot45.) haabe, 's kan sein. Ich werde sonsten mich bij onzer Genaediger Frauw bedanken.

knielende

Und wen ich einmaal achtster Keurforsten worden sollte; man weis es gaar nicht, was die Fortuin wol brauwenGa naar voetnoot46.). Genadiger Frauw, ich werdte meine Seele verschwehren, om uichGa naar voetnoot47.) zum Kaizerlichen Trohn zu erwählen.

Domine:

Moeten wij niet bekennen Schepen Vossestaart, dat de vreemdelingen in alles onze Natie overtreffen? Hoe naïf is dat, hoe sentimenteel!Ga naar voetnoot48.)

Sch. Vossestaart:

't Is boven mijn bereik, Eerwaarde Heer.

Domine, lachende:

Nu, dat is veel gezegd.Ga naar voetnoot49.)

8e Toneel
Mijnheer Krabbekwaad, Advokaat Grabbeleheb, de voorigen.

Mijnheer:

Mevrouw, dat is toch niet fraai: ik sprak daar met den Advokaat over je plan van achttienduizend torenbreekers, en dat hadden we schier gereed; maar nu breng jij er met jouw ontijdige orders de klad weêr in.

Mevrouw:

Mijn Heer! gij weet niet wat gij zegt.

Mijnheer:

Zie daar! ik kan altijd niet zwijgen.

Mevrouw:

Genoeg hiervan.

Mijnheer:

VerdordGa naar voetnoot50.! ik heb maar zelden zo veel verstand als vandaag. En zo legt alles weêr in duigen. Wat doe jij hier, Stotterzot?

[pagina 47]
[p. 47]
Stotterzot:

Exkuziert! genaediger Herrn! ich werde mich von's gleichen auf meine knien bedanken von ihrem Forsprache, das onzer Genaediger Frau meine Fortuin werdte poussierenGa naar voetnoot51.).

Mijnheer:

Waartoe!

Stotterzot:

Zum achtstem Keurforsten.

Domine:

Tot achtsten Schepen, meent de braave Man.

Mijnheer:

En wie zal dan mijn Kamerdienaar zijn?

Mevrouw:

Dat zal hij blijven, wees gerust mijn Heer. Sta op, Stotterzot. - Advokaat! ik had u hier ontbooden om te spreeken van eene nieuwe verkiezing, die ik mijn Heer Krabbekwaad ook straks in mijn Kabinet zal communiceerenGa naar voetnoot52.). De zaak vereischt zo veel spoed, dat zij niet ten uitersten formeel heeft kunnen behandeld worden. Ik twijffel niet of gij hebt ze reeds begreepen: anders zal de eerwaarde Heer Guichelheil u nader onderrichten. Ik verwacht derhalven van Uwe bekende genegenheid en trouw niets minder, dan dat gij bij de overige Schepenen dit voorstel smaakelijk zult maaken, op dat het bij de naaste vergadering, die terstond extraordinairGa naar voetnoot53.) moet aangezegd worden, zonder haperen doorgaê.

Advokaat:

Ik begrijp Uwe Genade ten naasten bij, maar zulk eene nieuwigheid, Mevrouw, kan die in eene vergadering van Schepenen beslist worden?

Mevrouw:

Wat zoudt gij meer vereischen?

Advokaat:

Het volk.

Mevrouw:

Het Canaille?Ga naar voetnoot54.)

Advokaat:

Pardon, Mevrouw! dat hebben wij dagelijks van nooden.

Mijnheer:

Hadden wij onze achttienduizend maar, heer Advokaat!

Mevrouw:

Zwijg, mijn Heer, en volg mij. Advokaat, gij zult wel willen gehoorzamen.

[pagina 48]
[p. 48]
Zij vertrekt met mijn Heer. Domine geleidt den Advokaat ter andere zijde binnen.
Stotterzot:

NabersGa naar voetnoot55.)! Ihr zollen mich wollen permittieren, das ich mich absentiere, om felicitations zu ontfangen.

Sch. Vossest.:

Met al ons hart, Collega.

9e Toneel
Sch. Vossestaart, Paddestoel.

Vossestaart:

Zie daar, het verheven karakter van Mevrouw Krabbekwaad.

Paddestoel:

't Is maar een flaauwe trek 'er van. Wat zou het Land gelukkig zijn, indien men haare deugd en wijsheid beter erkende.

Vossestaart:

Zij zal het zonder dat wel gelukkig maaken. Hoor, mijn vriend, onze Natie is te rijk, en dat heeft Mevrouw voorlang begreepen.

Paddestoel:

Een volbloedig lichaam, zegt Dr. Bistortus, wordt best door aderlaatingen geneezen.

Vossestaart:

Daar zullen gij en ik, en Bistortus niet minder, wel bij vaaren.

Paddestoel:

Ik admireer altijd Uwe Staatkunde. Ondertusschen voorzie ik van dit laatste voorstel noch al sterke stuipenGa naar voetnoot56.).

Vossestaart:

Consilium in arenaGa naar voetnoot57.), mijn vriend! wees gerust, en Conformeer U maar altoos met mijn adviezen.

Einde van het eerste Bedrijf.

Tweede Bedrijf, 1e Toneel
Mevr. Fijnepijn, Dr. Guichelheil.

Domine:

Hoe vaart Mevrouw Fijnepijn?

Mevrouw:

CholeriekGa naar voetnoot58.), Hijsteriek, Rheumatiek, asthmatiek... hoe heet

[pagina 49]
[p. 49]

het ook meer? ik weet het niet, mijn Heer; 't is of ik sederd het overlijden van mijn lieven man geen adem scheppen kan.

Domine:

Lieve Betje, Uw waardige man had den uitersten ouderdom bijna bereikt, die voor den aardschen TabernakelGa naar voetnoot59.) bescheiden is, en gij die noch geen dertig jaaren telt, met zulk een douarieGa naar voetnoot60.).

Mevrouw, met verheffing:

Geen vijf entwintig!

Domine:

Wel nu, en daarbij zo schoon.

Mevrouw:

Maar téérhartig, sensibelGa naar voetnoot61.), Domine!

Domine:

Dit is het tevens, dat u zo beminlijk maakt.

Mevrouw:

Dit rouwgewaad erinnert mij telkens...

Domine:

Dat gij de bekoorlijkste Engel zijt.

Mevrouw:

Ei Foei! hoe zwoegt mijn hart.

Domine, haar kussende:

Mijn Sulamiete!Ga naar voetnoot62.)

Mevrouw:

Laat af, laat af, sta van me!

Domine, al verder:

In den geloove...

Mevrouw:

Wat gaat u aan...?Ga naar voetnoot63.)

Domine:

Die niet struikelt, zal niet opstaan.

Mevrouw, zeer flaauw:

Aimable seducteur...Ga naar voetnoot64.) maar zacht, ik hoor gerucht.

2e Toneel
Dr. Bistortus, Ds G., Mevr. F.

Dr. Bistortus:

Is het mij, als Medicus, gepermitteerd de serieuze ExercitatenGa naar voetnoot65.) van twee zulke waardige persoonen voor een oogenblik te interrumpeeren?

Mevr. F.:

Gij koomt van pas, groote Man; ik heb terribile vapeursGa naar voetnoot66.).

[pagina 50]
[p. 50]
Dr. Bistortus:

De spiritus materialisGa naar voetnoot67.), Mevrouw; of 't geen noch beter is het oleum animaleGa naar voetnoot68.)! Ik recommandeer u dat dagelijks: maar Mevrouw Fijnepijn is te delikaat.

Mevr. F.:

Het schikt zich weêr, Mijn Heer Bistortus: de tegenwoordigheid van zulk een Medicus doet zomtijds wonderen.

Dr. Bistortus:

En onze onvergelijkelijke StentorcusGa naar voetnoot69.) BoanergèsGa naar voetnoot70.)?

Domine:

Naar den vleesche kapitaaGa naar voetnoot71.), God zij geloofd en gedankt: maar in den geest niet weinig getroubleerd.

Dr. B.:

De omstandigheden geeven daar groote reden toe.

Ds. G.:

Ja, mijn Heer, wij beleeven donkere tijden.

Dr. B.:

Uw eerwaarde weet reeds hoe de boeken zitten?

Domine:

Niet juist, mijn Heer.

Dr. B.:

De Heer Stotterzot is aangesteld met vier stemmen tegen vier.

Domine:

Dat is een raadzel: Vier tegen vier, en hij de achtste?

Dr. B.:

Ik zal 't oplossen. 't Stond drie tegen vier: doch toen heeft de Heer Krabbekwaad zich bij de drie gevoegd, pro se en in qualiteitGa naar voetnoot72.), gelijk Uw Eerwaarde ligtelijk begrijpt.

Domine:

Als eerste Representant van haare GenadeGa naar voetnoot73.).

Mevr. F.:

Daar was zijne Genade in dit geval de naaste toeGa naar voetnoot74.): echter is 't gelukkig dat Mevrouw in andere gevallen ook heel andere Representanten weet te kiezen.

Dr. B.:

Charmante creature!

[pagina 51]
[p. 51]
Domine:

En is dat zo zonder stribbeling afgeloopen, mijn heer?

Dr. B.:

Uw Eerwaarde kent onze Tegenvoeters te wel om dat te onderstellen; Schepen Vuurslag stak een keel op als een klok. Wolbaal schudde geduurig 't hoofd. Rondhout sprak van zijne beschimmelde Privilegien, en Stillewacht gaapte zonder spreeken. Eindelijk sloeg zijne Genade met het hamertje op de Tafel, en gaf last om den nieuwen Schepen binnen te leiden, op dat hij in den Eed genomen wierd.

Mevrouw:

Vorstelijk! maar hoe weet mijn Heer Bistortus dit alles zo naauwkeurig, daar UE zekerlijk niet in de vergadering tegenwoordig is geweest?

Dr. B.:

Van den Advokaat, Mevrouw, uit de eerste hand. Ik verwacht hier oogenblikkelijk dien scherpzinnigen Staatsman, op dat wij te zamen, indien het Mevrouw niet incommodeertGa naar voetnoot75.), eene consultatie houden over het beste plan.

Domine:

Over den besten SchoenGa naar voetnoot76.) voor zijne Genade.

Dr. B.:

Zeer geöbligeerdGa naar voetnoot77.), mijn Heer!

Mevrouw tegen dr. Bistortus:

Was 't niet de beste schanslooperGa naar voetnoot78.)?

Dr. B.:

Pardonneer me, Mevrouw: dat kwam par BricolGa naar voetnoot79.). Echter zou een schanslooper in onze dagen het beste Staatsiekleed voor de Rechtvaardigheid zijn, om al wat krom en scheef is te bedekken, mits dat men hem zonder mouwen maakt, op dat men 'er die naar tijds omstandigheid wat naauwer of wijder, korter of langer, aan mogt zetten. En in dien zin zou onze Advokaat buiten tegenspraak een onnavolgbaar Snijder zijn.

Domine:

De afmeeting der slippen zou ik echter liefst van U verwachtenGa naar voetnoot80.).

[pagina 52]
[p. 52]
Dr. B.:

En ik van UE de knoopen.

.......................Ga naar voetnoot81.) zonder slippen.

Mevr. F.:

En van wien nu de Alema jisGa naar voetnoot82.)? 't is impolietGa naar voetnoot83.), Heeren, dat je mij vergeet.

Dr. B.:

Les beaux esprits se rencontrentGa naar voetnoot84.). Maar tot de Zaak. De vier Antagonisten hebben geprotesteerd van nulliteitGa naar voetnoot85.); en dewijl dit onmiddellijk tegen den Schout geschied is, kunnen zij, volgens het gevoelen van den Advokaat, als schuldig aan het Crimen laesae majestatisGa naar voetnoot86.) aangemerkt worden. Dat hamertjeGa naar voetnoot87.), zegt hij, is zo heilig als de staf van Mozes, daar hij mede op de rotsen sloeg.

Domine:

Het bloeie als de staf AaronsGa naar voetnoot88.)!

Dr. B.:

Maar ziet, deeze rebellen hebben een grooten aanhang: en nu voorziet men eene hagelbui van adressenGa naar voetnoot89.), Requesten, Memoriën, et sic porroGa naar voetnoot90.).

Domine:

Wij moeten dien pas afsnijden... laat zien, wordt het St. Nicolaasfeest vanavond niet gevierd?Ga naar voetnoot91.)

Mevr. F.:

Ik meen, ja.

Dr. B.:

De Advokaat verschijnt.

3e Toneel
Advokaat, de voorigen.

Domine:

De zegen des Hemels, der aarde, en des AfgrondsGa naar voetnoot92.), zij over U, en de Uwen, weledele Gestrenge Heer!

[pagina 53]
[p. 53]
Advokaat:

Ik wensch UwEerwaarde de hoogste bevordering, die een Man van Uwe merites zich ooit belooven kan.

Dr. B.:

Geen komplimenten, Heeren! nos kennimus nos.Ga naar voetnoot93.)

Mevr. F.:

Uw Dienaares Heeren; ik zal, terwijl Gij aan 't raadpleegen zijt eenige schikking tot een soupé maaken, dewijl het St. Nicolaasavond wordt. Domine Guichelheil heeft mij dat ter goeder uur erinnerd.

Domine:

't Soupé, Mevrouw, is een gelukkige inval; maar Uwe tegenwoordigheid is hier noodzaakelijk.

Dr. B.:

Absoluut, Mevrouw, Gij hebt een uitheemschen Kok, die genoegzaam voor het soupé kan zorgen.

Mevr. F.:

Maar mijn arm hoofdje!

Dr. B.:

Ik zeg U, duizendmaal, Mevrouw, gij hebt te veel geest, gij zijt te vol van vuur; dat moet werken, dat moet uitwaassemen.

Mevr. F.:

Maar het past niet, dat eene Vrouw...

Advokaat:

Eene vrouw als Elizabeth Fijnepijn?

Mevr. F., zich zettende om te breien:

't Is wel bedroefd dat men in zijn eigen huis niets te zeggen heeft.

Advokaat, lachende:

Ja, dat is nu het SijstemaGa naar voetnoot94.). Nu dan: 't oproerig protesteeren der vier Antagonisten is de Heeren bekend?

Domine:

Onze PodaliriusGa naar voetnoot95.) Bistortus heeft ons tot zo verre onderricht.

Advokaat:

Weet dan verder dat zij reeds bedankt zijn.

Mevr. F.:

Bravo!

Advokaat:

Maar het brengt den ganschen aanhang in beweeging. Alle Renteniers, Winkeliers, Gildebroeders, en wat dies meer isGa naar voetnoot96.), ten minsten de meeste en magtigste beroepen zich op zogenaamde rechten en handvesten, die de Schout, zeggen zij, bij zijne aanstelling bezwooren heeft, en die hij nu, voegen ze 'er met de grootste onbeschaamdheid bij, met voeten treedt.

[pagina 54]
[p. 54]
Mevr. F.:

Vooreerst is dat een logen: want zo 'er al iets op te zeggen valt, dan moet men onderscheiden wat pro se, en wat in qualiteitGa naar voetnoot97.) geschiedt, niet waar, Heeren?

Domine:

Juist, Mevrouw. En dan noch wat in een perplexGa naar voetnoot98.) geval om de rust te bewaaren noodig is. Zij toonen hierdoor den waaren geest van het Schoutschap niet te verstaan.

Dr. B.:

Zij hebben 'er geen denkbeeld van. Moet men ook de hooge Geboorte en de doorluchtige AttachementenGa naar voetnoot99.) van zulk een Huis met die flétrissuresGa naar voetnoot100.) ontheiligen? Onze Natie is de lompste op den Aardbodem.

Advokaat:

Halt! Mijnheer. 't Zijn niet al te maal lomperds. Zelfs durf ik te zeggen dat het grootste deel, verre 't grootste, uit zeer geschikte lieden bestaat. De Zakkendraagers, de Sjouwers, Sleepers, de Vischwijven, waaronder zelfs twee Heldinnen zijnGa naar voetnoot101.), die voor geene Jeanne d'Arc behoeven te wijken: al wat op de Nikkersgracht, en de Bloedbeulingstraat, in de Dweepstraat, en de Ploertebuurten zijne woning heeft, gedraagt zich op de voorbeeldelijkste wijze. Zij schikken zich op met linten en strikken van de geliefde koleur, om het betoverend Zinnebeeld van de Allerheiligste Eendragt uit te drukken: zij heffen vreugdepsalmen aan, die het gehoor verdooven. Zij stichten Eereboogen voor mijn Heer en Mevrouw, zij danssen 'er om heen, en onder door: Kortom, zij geeven 't stichtelijkste voorbeeld van vaderlandsliefde dat ergens te vinden is, al reisde men tot de afgelegenste gewesten, bij Huronnen en KannibaalenGa naar voetnoot102.).

mevr. F.:

Die vrolijkheid behaagt me bijzonder. Zij bewijst zo het sensibele hart van die eenvouwige menschen.

Domine:

En uit dat nobel beginzel komt de heilige Stemme des Volks.

Dr. B.:

Zie daar dan de eere van onzen Landaard onwederspreekelijk verdeedigd, waarin ik mij boven alle verbeelding verheug. Want schoon

[pagina 55]
[p. 55]

wij Citroijens du mondeGa naar voetnoot103.) zijn; wij kunnen toch ons Vaderland niet geheel verzaaken.

Advokaat:

Verzaaken? wij behartigen hier de gewigtigste belangen van het lieve Vaderland.

Dr. B.:

Dùs wordt het nu tijd, dat wij op den tegenwoordigen staat zaaken indicatiefGa naar voetnoot104.) formeeren. Vergeeft mij deeze medicinaale uitdrukking.

Mevr. F.:

Wel nu, groote Medicus, die moesten wij van u dan hooren.

Dr. B.:

Mijn Praktijk, Mevrouw, valt bijzonder in een chirurguaalen smaak: amputeeren, extirpeeren, corrodeerenGa naar voetnoot105.); ik weet niet hoe 't komt, daar heb ik, al zeg ik het zelf eene meesterlijke hand van; en dat zal hier ni fallorGa naar voetnoot106.), noodzaakelijk zijn. Maar het kwaad moet met wortel en tak uitgeroeid worden. En gelijk wij, in onze Praktijk een regel hebben: Cito, tuto, et jucundeGa naar voetnoot107.), zo dunkt me, dat deeze regel hier op het politieke bij uitnemendheid applicaabelGa naar voetnoot108.) is. Mij dunkt, die braave menschen, daar mijn Heer de Advokaat flusjesGa naar voetnoot109.) van gesproken heeft, zullen zonder moeite gedisponeerdGa naar voetnoot110.) worden, om dat redeneerend gespuisGa naar voetnoot111.), met alle zijne pligtmaatige harssenschimmen te verstrooien, te verjaagen, hunne wooningen, anderen ten Exempel te slechten, en dus het heilloos vuur van Tweedragt voor eeuwig te blusschen. Dit kan buiten tegenspraak schielijk en veilig geschieden. Aan het laatste lid van onzen regel, lieflijk of aangenaam zal mogelijk iets ontbreeken; maar wij hebben ook een anderen regel, die dit wederom afdoet: Duro modo, durus eminens. Dixi.Ga naar voetnoot112.)

Domine:

Al is het ook onaangenaam voor weinigen, 't zal bij de groote menigte lang in zegeningen blijven. Is 't ook niet zelfs door een Heiden-

[pagina 56]
[p. 56]

schen SchrijverGa naar voetnoot113.) aangemerkt dat groote voorbeelden onvermijdelijk met eenige hardheid gepaard gaan?

Advokaat:

Zeer zeker: zo heeft Cosmos de Medicis die een zeer goed christen was, gelijk trouwens de gansche Mediceische familie, gezegd, dat de waereld met geene PaternosterGa naar voetnoot114.) in de hand kon geregeerd worden.

Mevr. F.:

De Heeren worden nu zo geleerd, dat ik 'er geen oog meer op houden kan.

Advokaat:

De correctie van Mevrouw Fijnepijn is billijk. Nu heb ik nog maar ééne aanmerking op de veiligheid der voorgestelde Operatie.

De rusteverstoorende CabaleGa naar voetnoot115.) heeft voor eenigen tijd onder verscheidene voorwendzelen zo veel uitgewerkt, dat 'er een groot aantal waakers in dit vlek is aangesteld. dien men houwersGa naar voetnoot116.) en ander geweerGa naar voetnoot117.) heeft gegeeven, waardoor de vredelievende gemeente niet zelden in haare vrolijkheden beteugeld wordt. Deeze snaaken weten met dat geweer nu al vrij behendig om te gaan, schoon zij 't sedert weinig daagen geleerd hebben. Zij zijn 'er geen hair te goed toe om het voor de afgezaagde schepenen op te vatten, en bonafGa naar voetnoot118.) in 't honderd te kappen, waardoor een goed deel van onze getrouwste voorstanders gevaar zou loopen neus en ooren te verliezen. De vraag is dan of men niet liever moest wachten tot dat de Baron van HabstenoerGa naar voetnoot119.) ons eenige honderden van zijne lijfeigenen gezonden had, en dan meteen den ouden toren om verre te haalen? Salvo meliori.Ga naar voetnoot120.)

Mevr. F.:

Komt het juist op een turfmand vol neuzen en ooren aan, mijn Heer? Zo wij maar triomfeeren...

Domine:

Bon! St. Nikolaas is ook een al te zoete baas, om zijn feest zo onverschillig te passeeren.Ga naar voetnoot121.)

[pagina 57]
[p. 57]
Dr. B.:

De aanmerking van den Heer Advokaat is echter ten hoogsten nuttig; zij brengt mij tot eene aanvulling van mijn projekt, naamelijk het omhaalen van den ouden toren. Daar moet men mêe beginnen! Onbegrijpelijk, dat ik dat vergeeten had.

Mevr. F., zeer levendig:

Un tendre engagement va plus loin qu'on ne pense.Ga naar voetnoot122.)

4e Toneel
De voorigen, Stotterzot.

Stotterzot:

A! der Hazekopfen!

Domine:

Wat is't, heer Stotterzot?

Stotterzot:

Der Berrentrutter!Ga naar voetnoot123.)

Advokaat:

Wat is'er gaans, heer Schepen?

Stotterzot:

Infamie!Ga naar voetnoot124.), perduellioenGa naar voetnoot125.)! FelonieGa naar voetnoot126.)!

Dr. B.:

Nu, spreek dan klaar, mijn Heer.

Stotterzot:

Ah! meiner Genaediger Frauwlein!

Mevr. F.:

Wat zegt gij, is tegen haere Genade iets gepleegd?

Stotterzot:

Gepflegt! passiert, insultiert! affrontiertGa naar voetnoot127.)! wie sollte ich es ausdrucken, ich bin der tramontane gaar kweitz.Ga naar voetnoot128.)

Mevr. F.:

Nu, drink een glas Bourgonje, mijn Heer, en verhaal ons kortelijk het geval.

Stotterzot:

Hatten zie ein KeulenaartgenGa naar voetnoot129.), das werdte mich besser komen.

Mevrouw bezorgt een glaasje dat door een Lakei gebragt wordt.
Ds G. en dr. B. tegelijk:

Wel nu, mijn Heer!

[pagina 58]
[p. 58]
Stotterzot:

Potstauzend! ich hatte die Ehre mit meiner Genaediger Frau zu spantsieren bis dem alten Thurm. Ihre Genade wollte inspection nehmen van es terrain das man for dem neuwen sollte menagierenGa naar voetnoot130.). Man was geschaade? Schwernuth!Ga naar voetnoot131.)

Advokaat:

Vaar voort, mijn Heer.

Stotterzot:

Ich kan es nichmahlen vergessen!

Dr. B.:

Zo veel te beter kan je't verhaalen.

Stotterzot:

Ich kan nicht! Lieber Frauw Fainpain, haaben zie noch einmahl vom Keulnaartgen?

Mevrouw bezorgt het weêr.
Advokaat:

Is Mevrouw door de Gezwooren waakers, of zogenaamde rustwaarders, geïnsulteerd?

Stotterzot:

Insultiert? arrestiert, lieber Herrn! ihr haaben's recht.

Advokaat:

Mevrouw gearresteerd?Ga naar voetnoot132.)

Stotterzot:

Al zo bald!

Dr. B.:

Mevrouw Krabbekwaad?

Stotterzot:

Freilich!Ga naar voetnoot133.)

Domine:

Gebooren Habstenoer?

Stotterzot:

Das ist der grouwel! Das Krabbekwaad allein werdte gaar nicht sein: aber das heiliger Habstenoer. holt mich der Deibel?Ga naar voetnoot134.)

Mevr. F. tegen ds. G. ter zijde:

Zou Mevrouw dat gezocht hebben?Ga naar voetnoot135.)

Domine:

Betje! gij hebt eer van dien inval.

Advokaat:

Heeren, vertoeft hier noch een kwartiertje. Ik zal met Schepen Stotterzot gaan, om mij nader op het geval te informeren.

Mevr. tegen Stotterzot:

Noch een Keulenaartje mijn Heer?

[pagina 59]
[p. 59]
Stotterzot:

Ihr habben's recht, lieber Fraulein: trei ist numerum perfectum.Ga naar voetnoot136.)

Dr. B.:

Wij wachten mijn Heer dan ten spoedigsten wederom?

Advokaat:

Met drie haasten. Allons, mon ami.

5e Toneel
Mevr. F., Domine, dr. B.

Domine:

Heer Doctor, neem het niet kwalijk: maar zoudt UE nu niet eens naar Mijn Heer Krabbekwaad behooren te gaan, om hem voor... UE verstaat mij - te bewaaren? Want men weet niet waar zijne presenti zou kunnen vereischt worden.Ga naar voetnoot137.)

Dr. B.:

Ik had juist een ander concept, eerwaarde Heer! ik wouw eens naar de Kwiksteeg om eenige vizites quasi, en UE moest met een goede goudbeurs door de Dweepstraat en ploertebuurten...

Domine:

Zeer wel, maar ik heb juist mijn goudbeurs thuis vergeeten.

Mevr. F.:

Dat zal ik fourneerenGa naar voetnoot138.), mijn Heer.

Dr. B.:

Maar ik bedenk mij; Mevrouw moet zo lang niet alleen zijn; de vapeurs...Ga naar voetnoot139.)

Domine:

Zeer wel: ik blijf tot dat de Advokaat zal komen.

Dr. B.:

Gij zijt geen Arts, mijn Heer; en deeze agitatie...

Domine:

Ik zal Mevrouw des noods wel iets toedienen van het oleum animaleGa naar voetnoot140.), dat ik voor schoone Dames altijd bij mij draag.

Dr. B., hem op de schouder kloppende:

Semper tibi pendeat hamus.

Domine:

In me mora non erit ulla.

[pagina 60]
[p. 60]

6e Toneel
Ds. Guichelheil, Mevr. F.

Domine:

Betje! dat ik u in mijne armen drukke om dien heerlijken inval van flus... ik heb je zo lief!

Mevrouw, zuchtend:

Zul je dan ook voor mij bidden, Boutje?

Domine:

Bidden, dat het davert, en zoenen dat het klapt!

Mevr. F.:

Wacht een beetje... hoor! heb je mijn portret al gezien?

Domine:

Ik heb hier 't origineel.

Mevr. F.:

Ja! maar, mijn lieve Stoutert, het hangt in mijn pruilvertrekje, vlak over het Lit d'Ange... hè?Ga naar voetnoot141.)

Domine:

Onweêrstaanbaar!

Zo als zij willen vertrekken hoort men van binnen een groot geroep van houze, moord, brand, sla dood! de dienstboden loopen door het huis, roepende: Mijn Heer! Mevrouw!
Mevr. F.:

Wel duivelsch!

Domine:

Zacht! Laat zien...

7e Toneel
Schepen Vossestaart, Ds. G., Mevr. F.

Sch. Vossest.:

Triomf! Triomf! Mevrouw, MijnHeer! Sta je hier zo bedremmeld! naar buiten! naar buiten! de teerling is aan 't rollen, de toren legt' er al. Het gansche vlek is in rep en roer. Bij St. Niklaas! het wordt tijd, zo je noch iets van de vrolijkheid wilt zien. Vuurslag wordt geplonderd, en Stillewacht is haasop.Ga naar voetnoot142.)

Domine:

Schikt de Voorzienigheid zo alles in een oogenblik?

Sch. Vossest.:

Of de Baron Habstenoer; dat weet ik niet. De Baron is gekomen met eenige duizenden om het affront van Zeine Schwester te wreeken.

Domine:

Soli Deo Gloria!Ga naar voetnoot143.)

[pagina 61]
[p. 61]
Mevr. F.:

Hoor, Vriend Vossestaart, ik zal voor u een fles Bourgonje commandeeren. Ondertusschen gaan wij eens zien; niet waar, Domine?

Domine:

Treffelijk! De Schepen is aangedaan meer dan hij weet. Gij moet hier noodzaaklijk wat adem scheppen, waarde vriend!

Zij gaan!

8e Toneel
Vossestaart alleen.

Dat Dametje... en ... nu, dat raakt mij niet.

Een Lakei komt met een fles en een roemer op een schenkbord.
Vossest., tegen den Knecht:

Heb je niet een bokaal, vrijer? Zoo'n glaasje kan het hart niet raaken.

De Lakei komt onmiddellijk met een groote bokaal, dien hij wil volschenken.
Vossest.:

Zo! ga jij nou ook maar eens kijken; ik ben hier meê klaar.

Hij gaat in een leunstoel zitten drinken, maar neemt eene peinzende houding aan, zeggende voorts:

Dat is nu fraai! Maar alles wel ingezien, wat zal 'er uit zuurenGa naar voetnoot144.)? 'T Loopt mij, om de waarheid te zeggen, wat buiten 't roer. Die nieuwe tooren, Pardi! hoe dik, hoe hoog, hoe breed zal die wel moeten zijn? Doctor Bistortus zal hem van marmer willen hebben; wie weet, ja wie weet, of er niet een porceleinen kap op komt. En nu het met de Habstenoers zo wel gelukt is, zal Mevrouw 'er een klok in willen hangen, die tien mijlen in't rond kleppen kan, om die snaaken, zodra zij ze weêr van nooden heeft, op te roepen. Nu, zulk een werkstuk op onze weeke gronden. Doch dat kan zo veel kwaad niet: verzakt hij zomtijds, daar komen vette commissiesGa naar voetnoot145.) van. Besteeden, aanneemen, scharwinselenGa naar voetnoot146.), al wat lief en aangenaam is. Maar dat concept van flus: marmer en porcelein, mits de klok 'er buiten, neen om den d....s niet. Nou dan, marmer en porcelein... Wel, Vossestaart, dat heb je zo wel bedacht, waarom geef jij zelf dat plan niet aan de hand? Top! en dan een gouwe plaat met de naamen van Mijn Heer en Mevrouw,

[pagina 62]
[p. 62]

van diamanten... neen robijnen... bloedkleur moet het zijn, waarachtig wel bedacht. Zij zullen me toch vroeg of laat aan den dijk jaagenGa naar voetnoot147.), en daarom moet ik pijpjes snijen, terwijl ik in't riet zit... Hei! daar heb je weêr een seldermentsch geschreeuw. Nou komen de smouzenGa naar voetnoot148.) 'er bij: Begotja! dat hoor ik klaar. Kom! 't wordt mijn tijd om meê te doen, en toe te zien dat ze niet bij abuis mij of een van mijn vrienden op den hals komen.

 
Al is de molikGa naar voetnoot149.) nog zo klein,
 
Alevenwel moet hij Duivel zijn! Hoezee!
Einde van het Tweede Bedrijf.

Derde Bedrijf, 1e Toneel
Het tooneel is de Gehoorzaal van den Schout.
Schepene Wolbaal, Rondhout.

Rondhout, op zijn horlogie ziende:

't Is half twaalf. Nu hebben wij hier reeds drie kwartier gestaan, en wie weet noch wanneer men ons audientie zal verleenen?

Wolbaal:

't Is voor u niet kwaad, mijn vriend, dat dit wat duurt; want ik vrees dat Uwe driften nogal niet genoeg bedaard zijn. Hoe ligt kan een enkel woord ons rampzalig maaken?

Rondhout:

Vriend Wolbaal, ik beken het: maar kan dat ook zo veel scheelen? zijn wij niet bijna zo rampzalig als men worden kan?

Wolbaal:

Wij komen evenwel hier, zo niet om de ongelukken te herstellen, ten minsten om zo veel mogelijk verdere ongelukken af te wenden.

Rondhout:

Helaas! gelooft gij, dat onze pogingen eenige uitwerking zullen hebben?

Wolbaal:

Hoe 't gaê, wij zullen altoos 't genoegen hebben dat door ons geene middelen ten algemeenen nutte verzuimd zijn.

[pagina 63]
[p. 63]
Rondhout:

Ach! waaren wij altemaal Wolbaalen geweest, misschien was het zo verre niet gekomen.

Wolbaal:

Mijn waarde Rondhout, onze temperamenten verschillen, en dat is dikwijls ten hoogsten nuttig. U beschuldig ik niet: maar ik geloof, indien'er fout is, dat Vuurslag zich zomtijds te driftig, en Stillewacht te flaauw gedraagen heeft. Evenwel zijn't allerbraafste menschen. Heb ik geduchte slaagen afgeweerd, gij hebt ze zomtijds loffelijk toegebragt daar ze moesten zijn: maar zij hebben wel eens het spel, als't op zijn schoonste stond, bedorven.

Rondhout:

Keurt gij dit laatste, tegen Mevrouw Krabbekwaad, toen zij den ouden toren kwam bezigtigen, volkomen af?

Wolbaal:

Dat kan ik juist niet zeggen. Er hingen toen al zo veel donkere wolken, dat deze pas waarschijnlijk het onweêr maar weinige oogenblikken vroeger heeft doen uitbarsten. Hoor met korte woorden, hoe ik de zaak beschouw. Wij schepenen hebben onze fatsoenlijke medeburgers geene genoegzaame respekt beweezen, en daardoor is't getal dergeenen die onze zaak begunstigden, te klein gebleeven. Zodra Vuurslag voelde, dat men ons niet als meesters, maar als Gekommitteerden, gelijk wij waarlijk zijn, beschouwde, gaf hij daar onvoorzigtig vonk op. Was dit niet gebeurd, dan zou onze partij ontzaglijk zijn geweest, en wij hadden Weerhaan, ja zelfs Vossestaart, op onze zijde gehouden. Met Paddestoel had men't gemaklijk kunnen stellen; en dan zou de Baron van Habstenoer wel thuis gebleeven zijn.

Rondhout:

Nu ondertusschen...

Wolbaal:

Ja, Vriend! het legt 'er toe'! Maar geloof vrij, dat de sterkste drijvers van dit werk het eerlang nog luider zullen beklaagen.

2e Toneel
Mijn Heer Krabbekwaad, De voorigen, Stotterzot in't verschiet.

Mijnheer Kr.:

Wel, Vriendtjes! de hekken zijn zo wat verhangen, niet waar? of kom je nog, als Heeren en Meesters, om mij te vertellen dat ik uw eerste Dienaar ben.

Sch. Wolbaal:

Kwamen wij amptshalven, heer Schout, Wij zouden u onbeschroomd onder het oog brengen wat gij zijt of immers behoort te zijn. Maar wij komen thans als medeleden van een allerongelukkigsten Burgerstaat, als menschen, die, ten diepsten getroffen door de

[pagina 64]
[p. 64]

onverdiende mishandelingen waarvan het Vlek onzer geboorte een prooi geworden is, niet stil kunnen zitten, zolang ons de geringste straal van hoop overig blijft, om eeniger maate dat kwaad te stuiten. Wij beschouwen U als den man, in wiens hand de middelen gesteld zijn, om niet alleen het uiterste onheil te doen ophouden, maar zelfs de geringste ongeregelheden. Wij gelooven niet dat gij ongevoelig zoudt zijn voor het jammerlijk gekerm van ontelbaare rampzaligen, indien dat deerlijk schouwspel der folteringen, die zij benevens hunne Vrouwen, kinderen en bedienden ondergaan, u zo wel als ons bekend waaren. Wij achten ons derhalven verpligt u daar een denkbeeld van te geeven; in hoope dat, zo al niet een menschlievend medelijden, dan noch ten minsten een redelijk begrip van uw eigen waar belang, u beweegen zal...

Mijnheer Kr.:

Heb je ook iets anders te zeggen?

Sch. Rondhout:

Heer Schout, om Gods wil!

Mijnheer Kr.:

Hem! Stotterzot!

Stotterzot:

Ihr Genaede!

Mijnheer Kr.:

Gelei die snaaken eens naar buiten.

Wolbaal:

Gedenk, mijn Heer...

Rondhout:

Dat gij ook een sterveling zijt.

Stotterzot:

Ai zo den! gij Lummels, herausch! herausch!

Mijnheer:

Weg met dat Canaille!

3e Toneel
Mijn Heer Kr., St. Stotterzot.

Mijnheer:

Nu Stotterzotje lief, zeg me nu eens kort en omstandig, hoeveel huizen leggen 'er om verre?

Stotterzot:

Sieben und swantsig, Genaediger Herr!

Mijnheer:

Niet meer?

Stotterzot:

Ai! es ist nur ein aampfang. Die heldhaftigen hersteller der Constitution haben sich gepartageert in zwei divisions. Der einer verrichtet ihre Manoeuvres am Osten, der ander zum Westen von's Flek. Es gibt ein allerlustigstem Schauwspiel, wie gut das Feijer aufgeht, und etwas weiter die Frauwens aus dem Fenster springen...

[pagina 65]
[p. 65]
Mijnheer:

Heb je de lijst der getekende huizen in je zak?

Stotterzot:

Ich haabe ihn bei meiner Genaeder Frauwe gelassen. Ihr Genaede werdte ihn nur etwas vergrossen.

Mijnheer:

Ik wouw 'er dien pestigen Wolbaal, met zijn makker Rondhout opgezet hebben.

Stotterzot:

Ai! der matstotsen!Ga naar voetnoot150.)

4e Toneel
Mevrouw Kr., Ds Guichelheil, dr. Bistortus, Sch. Paddest., Mijnheer Kr., St. Stotterzot.

Mevrouw, in 't optreeden:

Hoe vind je dat van Vossestaart, Docter? Die porceleinen kap, en die gouden plaat met robijnen?

Dr. B.:

Allerliefst, Mevrouw.

Mevrouw:

't Moet zekerlijk nog wat geëmbellisseerdGa naar voetnoot151.) worden.

Domine:

't Is een fijn ventje.

Mevrouw Kr.:

Men kan hem met vrucht emploieerenGa naar voetnoot152.).

Dr. B.:

Om zo de kat eens uit den boom te kijken.

Mevrouw tegen Mijnheer:

Zit gij hier zo tranquil, mijn Heer, terwijl wij voor't lieve Vaderland zweeten en zwoegen, om uw mottig huis nog zo veel aanzien te geeven als 't voeren kan?

Mijnheer:

Mevrouw Habstenoer, ik weet wel dat ik tegen jou niet praaten kan.

Mevrouw Kr.:

Apropo! Domine, zou La Fijnepijn voor het Bal zorgen?

Domine:

Vast, Mevrouw; dat is juist haar zaak.

Mevrouw:

En Doctor voor de Illumation, niet waar?

Dr. B. buigt zich diep.

Stotterzot:

Der Herr Doktoor ist waarhaftig ein omnis homo!Ga naar voetnoot153.)

Mijnheer:

Wat hoor ik daar? zullen we pret hebben? dan most ik met La Fijnepijn het bal openen. Bij men ziel, mama, dat moet ik.

[pagina 66]
[p. 66]
Mevrouw:

Men zal zien. Ondertusschen hebben wij nog zaaken van belang te schikken. Stotterzot, haal Weerhaan en Vossestaart hier ten spoedigsten.

Stotterzot binnen.

5e Toneel
Alle voorigen, behalve Stotterzot.

Mevrouw tegen ds. G. en dr. B.:

Gij, Heeren, hebt reeds eenig denkbeeld van de maatregelen, die ik noodig acht, om niet alleen door het bouwen van dien nieuwen tooren, voor den luister van ons Huis te zorgen, maar ook het lieve Vaderland te verlossen van die gedrogtelijke pesten, die al sederd twee eeuwen hier eene oorzaak van bloedige twist en tweespalt zijn geweest. Ik meen den Koophandel, en de vaart op veelerlei gewesten, waardoor deeze Natie eene ruwheid bekomen heeft, die ze nooit volkomen afleggen zal. In waarheid, zolang die pesten niet onherroepelijk verbannen zijn, zal het huis der Krabbekwaaden, in weerwil van zijne doorluchtige parentagesGa naar voetnoot154.), dagelijks ontrust en gedwarsboomd worden.

Dr. B.:

't Gaat vast, Mevrouw, eer deeze Natie tot reden gebragt word, zal zij nog menigmaalen metten strenge roeden moeten gekastijd worden.

Domine:

Met ScorpioenenGa naar voetnoot155.), zo men ze waarlijk lief heeft.

Mijnheer Kr.:

Dat is zo klaar... als ik weet niet hoe.

Mevrouw Kr.:

Zodra de Schepens gekomen zijn, zal ik tot bijzonderheden overgaan. Om ondertusschen de zaak haare vereischte achtbaarheid bij te zettenGa naar voetnoot156.), zal 't noodig zijn, dat wij ons ieder naar zijn rang behoorlijk plaatsen. Gij hier, mijn Heer, aan mijn linker hand. Domine en Dokter weeten hunne plaats. De Advokaat dien ik hier onmiddellijk verwacht, zal achter mijn fautteuil staan. De Schepenen, daar Stotterzot het hoofd van is, zullen door hem gerangeerd worden, verstaat jij 't, Paddestoel?

Hij buigt zich.
Mijnheer tegen dr. B.:

Verdord! waarom heb ik ook zo veel verstand niet?

[pagina 67]
[p. 67]
Dr. B.:

O Mijnheer! Uwe hooge Gemaalin is zo wel de wijste als de deugdzaamste Vrouw op de aardbodem.

Mijnheer Kr.:

De Schepentjes komen, en de Advokaat ook. Morjinne!Ga naar voetnoot157.) wat we nu zullen hooren.

6e Toneel
Mijnheer, Mevrouw, ds. G., Advokaat, de vier Schepenen.

Stotterzot geleidt den Advokaat achter den Stoel van Mevrouw, en posteert vervolgens de Schepenen twee aan twee tegen elkanderen aan.
Mevrouw, omziende:

Heer Advokaat! uwe aanspraak, zo kort als mogelijk is.

Mijnheer:

Ja, dat harangueerenGa naar voetnoot158.) heeft de D...... bedacht; men zit op een droogje, en...

Mevrouw:

Fi donc!

Advokaat:

Heeren en Vrienden! aangezien het den Hemel heeft behaagd, op eene allerminzaamste wijze een einde te maaken, van de onheilen, die dit anderszins gelukkig Vlek, ja het gansche Landschap Batrachia, zo deerlijk eenen geruimen tijd gefolterd hebben. - - - - Aangezien deeze gezegende omwenteling...

Mevr. Kr.:

Genoeg, mijn Heer, ik zal vervolgen. Het eerste, dat ik deezen Raad heb voor te stellen, is een eed.

Domine:

Naamelijk, Mevrouw?

Mevrouw:

Met lijf en ziel te bevorderen in de eerste plaats de belangen der Huizen Habstenoer en Krabbekwaad, in de tweede die van het Vlek Brikkekiks, in de derde die van den Landschappe Batrachia. En voorts die belangen altoos te verstaan overeenkomstig de orders der hoogstgemelde Huizen. Zweert gij 't?

Al te zaamen:

Zonder hezitatieGa naar voetnoot159.).

Mevrouw:

Ik ken de kracht van Uwe eeden: maar het Gemeen zal ook dit voorbeeld moeten volgen. Nu, Stotterzot!

Stotterzot tegen de overige Schepenen:

Herren Collegaas! es ist richtig das wir auf onze kniën solten fallen.

[pagina 68]
[p. 68]
Paddestoel:

Hoe, geknield?

Weerhaan:

Dat vind ik toch vreemd.

Stotterzot:

Es ist hoflich!

Vossestaart:

Ik heb een stijve knie.

Stotterzot:

Werdt 'ir knielen, hoazekopf? oder ich zal dich mores lieren.

Zij knielen.
Mevrouw:

Schepenen! Uw College zal blijven, gelijk het nu is.

Weerhaan:

Op de helft verminderd, Mevrouw?

Mevrouw:

Maar gij hebt Stotterzot. 't Is veel geruster zo, men zal die schikking ook hier en daar in de Gerechtshoven maaken.

Domine:

Dat is't middel om veel omslag af te snijden.

Dr. B.:

Vooral de gedelegueerde Rechters, daar dit Volk altijd zo haatelijk van spreekt. Men heeft ze dan niet van nooden.

Mevrouw:

Nu dan de Contributien, voor mijn Broeder Habstenoer zes korenzakken vol dukaaten. Die moeten 'er morgen zijn.

Advokaat:

Morgen, Mevrouw!

Mevrouw:

Morgen, MijnHeer! binnen veertien dagen voor de grondslagen van den nieuwen tooren, tien.

Advokaat:

Tien Korenzakken!

Mevrouw:

Vol met dukaaten, MijnHeer! Binnen zes weeken twintig, tot het droogmaaken van een vaart, die dit volk zolang gebruikt heeft, om herwaard en derwaard de belangen onze gebuuren, ter overzijde te benadeelen.

Dr. B.:

Dit zal ons Land verlossen van veele kwaalen, daar het lang aan heeft gekwijnd.

Domine:

Als weelde, dartelheid, moedwil enz.

Dr. B.:

En ons onfeilbaar voor de wederinstorting behoeden.

Mevrouw:

Voorts binnen 't half jaar eene arbritaireGa naar voetnoot160.) som ten dienste van onze Schatkamer, om een toereikend getal werklieden aan te neemen; waardoor mijn Heer Krabbekwaad in staat gesteld wordt, om zo veel torens te bouwen of af te breken, zo veel vaarten droog te

[pagina 69]
[p. 69]

maaken, zo veel wolven, tijgers, beeren, hijenaas, in zijne diergaarde te houden als hij verkiezen zal.

Mijnheer:

Puik! dat's in mijn smaak: ik wist wel dat 'er nog iets ontbrak.

Mevrouw:

Dit voor eerst. De jaarlijksche opbreng zal nader bepaald worden.

Advokaat:

Mevrouw!

Mevrouw:

Advokaat!

Advokaat:

Ik vind mij verpligt eene geringe zwaarigheid te opperen. Uwe vijanden zijn meest geplonderd, en ik hoop niet dat gij Uwe vrienden onder zulk eene Contributie zult betrekken.

Mevrouw:

Weet gij tegen wie gij spreekt?

Advokaat:

't Is met den dieptsten eerbied, Mevrouw...

Mevrouw:

Petit Bourgeois! Gij hebt het geringste denkbeeld niet van sublieme Staatkunde, die de impartialiteitGa naar voetnoot161.) nooit uit het oog verliest.

Mijnheer:

- En die op een prik weet te zeggen, waar ze te pas komt, vriend! mijn Diergaarde, mijn Diergaarde, Flon, flon! Larida!

Mevr. Kr.:

Hebben nu de overige Heeren noch iets aan te merken?

Allen te zaamen:

Niets, niets!

Mevrouw:

Bezweert dan nogmaal Uwe gezegende Constitutie; gij Heeren, geknield! gij Schepenen, op het voorbeeld van Stotterzot, driemaal het hoofd tegen de aarde.

Zij steeken bij beurten de vingeren op, en roepen, Vivat de gezegende Constitutie, en daarop volgt een generaal - Hoezee!
Mijn Heer, tegen de Schepenen die opstaan:

Neen, vriendtjes! ik moet met joului nog wat pleizier hebben. Dat laatste Compliment was zo mooi, dat moet ik noch eens van je zien. Jij, Vossestaart, wees jij nou eens Vleugelman; al is je knie wat stijf, de nek is buigzaam, Sa lustig!

 
à la façon de Barabi, Barbari,Ga naar voetnoot162.)
 
mon ami.
Hij posteert zich vlak voor Vossestaart, die tot tweemaalen het hoofd ter aarde buigt, en bij de derde reize, mijn Heer Krabbekwaad bij den voet grijpt, zo dat hij achter over tuimelt.
[pagina 70]
[p. 70]
Mijnheer:

Help! Help! mijn kop, mijn rug, mijn lenden.

Vossestaart neemt schielijk de vlugt.

7e Toneel
De voorigen, behalve Vossestaart.

Mijnheer:

Moord! Brand! Schelmen, schurken, Verraaders, Tijgers, Pantherdieren, Ha bestenoers!

Alles in verwarring. Mevrouw loopt stampvoetende over het Tooneel, en geeft Paddestoel, die haar wil doen bedaaren, een souflet.Ga naar voetnoot163.) Stotterzot huilt en schreit. Weerhaan gaat loopen. Ds. Guichelheil en Dr. Bistortus richten mijn Heer Krabbekwaad op.
Mijnheer Kr. schoppende en trappende:

Vossestaarten! gevleeschte Duivels!

Mevrouw:

Waarom jaagt (men) hem niet na?

Stotterzot:

Genaadiger Frauw! ich glaube das Weerhaan ons...

Mevrouw:

Matstels!Ga naar voetnoot164.) wat doe jij dan noch hier?

Stotterzot:

Ai zo dan!

Mijnheer:

Hangen zal hij, op mijn ziel! zonder form van proses! gerabraakt, gevierendeeld... ô mijn rug, mijn lenden, mijn stuitbeen!

Dr. B.:

Men zal het visiteerenGa naar voetnoot165.), uw Genade...

Mijnheer:

Daar zal je, pardi! wel af blijven.

8e Toneel
Mevrouw Fijnepijn, de overigen.

Mevr. Fijnep.:

Wat hoor ik hier? ach! wat verwarring!

Mevr. Krabbekw.:

Waar is de Schurk?

Mevr. Fijnep.:

Ach Mevrouw! hij vond juist een rijk gezadeld paard dat voor Uwen Heer Broeder den Baron gereed stond, daar is hij opgesprongen, en als een pijl 'er mee door de vaart gezwommen.

[pagina 71]
[p. 71]
Mevr. Kr.:

't Is om te barsten van spijt. Jaagt men hem niet na?

Mevr. Fijnep.:

Ik weet het niet, geen mensch weet wat hij doet of zegt, zo algemeen is de ontsteltenis. Ach! mijn vapeurs verheffen zich ook wêer Ei mij!

Domine schiet toe om haar te helpen.
Mevr. Krabbekw.:

Hoe is't lieve Man?

Mijnheer, thans wederom op zijn stoel zittende:

Hoe is't lieve man. Vermoorde KaronjeGa naar voetnoot166.)! 't is jouw schuld dat alles hier zo scheef gaat. Wat verstand heb jij van dit volk te regeeren? Adelijke slons! Zo je mij met deeze goejelui liet omgaan, met de meisjes KnakknilisGa naar voetnoot167.) en met de jongens Blindemannetje speulen, dan hadden we noit verschil. Daar leit nou het mooie Bal, de Diergaarde, de toren cum annexis, straks verzonk je met al den horlementGa naar voetnoot168.) voor den Duivel.

Hij loopt raazende naar binnen.
Einde van het derde en laatste Bedrijf.

voetnoot1.)
‘Mijn waarde’ in de voorafgaande zin is familiaire taal in Stijls tijd.
voetnoot2.)
Deze aanspreking en enkele andere in de eerste scènes, waarop duidelijk gereageerd wordt, zijn mogelijk ontleend aan de brief van prins Willem aan de Staten-Generaal op 29 juni 1787, dus onmiddellijk na de arrestatie van de Prinses.
voetnoot3.)
Zich afgeven met het gewone volk, zich gedragen als het gewone volk.
voetnoot4.)
‘Schwerenot’: verdorie! Wat donder nogan toe!
voetnoot5.)
Ik weet er niets van... De in het Fransgestelde zin heeft waarschijnlijk wel de bedoeling de Prins te typeren. Zo zal hij gewoon zijn geweest zijn vrouw met ‘Maman’ aan te spreken.
voetnoot6.)
Voorstel.
voetnoot7.)
een dutje gedaan.
voetnoot8.)
op een bezemsteel.

voetnoot9.)
zut! grove uitroep met ongeveer de betekenis van: Wat kan mij het verdommen!
voetnoot10.)
Dat is gelijk; Bistortus is dus op beide gebieden goed thuis.
voetnoot11.)
Achter: ‘geen grooter’ is geen zelfstandig naamwoord ingevuld. De zin suggereert natuurlijk veel meer dan dat Dominee bijvoorbeeld een groot politicus zou zijn zonder meer, juist in verband met ‘groote’ in de vorige claus bij de naam Bistortus, de ‘draaier’. Ook Dominee is dus wel een ‘draaier’ en konkelaar van het ergste soort...
voetnoot12.)
gestrengheid, mogelijk ook waardigheid.
voetnoot13.)
helemaal zoals je wilt!

voetnoot14.)
ordelijk, namelijk nu het ‘warhoofd’, de ‘schout’ weg is.
voetnoot15.)
Hier wordt duidelijk gezinspeeld op het vasthouden van de burgerij aan hun oude rechten en privileges, en in het algemeen ook op hun republikeinse gezindheid.
voetnoot16.)
mensen die walvistraan koken.
voetnoot17.)
Dominee heeft hier door de opsomming duidelijk gemaakt, wie eigenlijk de tegenstanders van de ‘schout’ en zijn vrouw zijn, nl. niet het lagere volk, maar de kleinere zelfstandigen, de middenstanders, de burgers.
voetnoot18.)
Boanergès cf. Markus 3-17: zonen van de donder. Mevrouw spreekt hier de ‘tale Kanaäns’. Boanergès, onverschrokken mannen, mannen uit één stuk.
voetnoot19.)
Dominee antwoordt in dezelfde taal: Debora... Prinses Wilhelmina werd door haar bewonderaars dikwijls zo genoemd en door de patriotten: Jezabel. Deborah komt voor in Richteren V, ze was profetes en rechter van Israël; ze vierde de overwinning op Sizara in een beroemd lied. Jezabel was een der beruchtste koninginnen uit de latere koningstijd.
voetnoot20.)
Stijl wil hier niet enkel de verwarring van Dominee laten blijken; het is hem er tevens om te doen de domheid en onwetendheid van de adviseur van de schoutsvrouw tot uitdrukking te brengen.
voetnoot21.)
balsem Gileads: een geliefde koopwaar, in Gilead gekocht en verhandeld in Judea en Israël, zie Ezk. 27, 17.
voetnoot22.)
gediskussieerd, gesproken.
voetnoot23.)
removeren: vervangen, wegwerken. Dit woord is een berucht kodewoord: door remotie kon men ‘de wet verzetten’, nl. een tegenovergestelde politiek mogelijk maken.
voetnoot24.)
geven beurtelings de toon aan in de vergadering.
voetnoot25.)
letterlijk barsten, springen, ook kreperen.
voetnoot26.)
zie noot 23.
voetnoot27.)
Pardon? Wat is er?
voetnoot28.)
kalm-aan.
voetnoot29.)
met overleg.
voetnoot30.)
bezwaar.

voetnoot31.)
Stil!
voetnoot32.)
Stijl wil hier ongetwijfeld laten blijken, dat de schoutsvrouw haar huishoudelijke plichten verwaarloost.
voetnoot33.)
karonje, oorspronkelijk Frans charogne, kreng.
voetnoot34.)
Onbeschaamd!
voetnoot35.)
Zie noot 2. Intussen is deze gehele scène wel opgezet om de verhouding van de ‘schout’ tot het personeel wat nader te belichten. Hij ‘kijft’ met hen over onbenulligheden, maar bovendien is er door de reaktie van de schoutsvrouw tevens de suggestie, dat er iets méér is tussen de schout en de kamenier. Prins Willem werd er door de patriotten openlijk van beschuldigd, dat hij een rokkenjager was.
voetnoot36.)
duidelijk.

voetnoot37.)
bezwaar.
voetnoot38.)
het gezag.
voetnoot39.)
beslissing.
voetnoot40.)
een schijn.
voetnoot41.)
in overeenstemming met de geldende bepalingen voor de vroedschap.
voetnoot42.)
Het is mogelijk dat deze allusie slaat op een bekend regent, ook kan het slaan op het type regent dat ‘als een paddestoel uit de grond komt’ en slechts bestaat bij de gratie van de ‘schout’.
voetnoot43.)
Het kollege van schepenen lijkt te worden versterkt, vandaar de verwijzing naar de ‘hoop’.

voetnoot44.)
een beetje grapjes maken.
voetnoot45.)
verdiensten.
voetnoot46.)
klaarspelen zal.
voetnoot47.)
U.
voetnoot48.)
Stijl laat hier opzettelijk dominee Guichelheil enkele modewoorden van zijn tijd gebruiken; dominee probeert daarmee bij Mevrouw in het gevlij te komen.
voetnoot49.)
sarkastische opmerking tegenover Vossestaart, die eveneens zijn uiterste best doet Mevrouw te vleien, die immers ook een ‘vreemdelinge’ is.

voetnoot50.
Bastaardvloek, bij ‘vromen’ in gebruik.
voetnoot51.)
bevorderen, vooruithelpen.
voetnoot52.)
mededelen.
voetnoot53.)
als buitengewone vergadering.
voetnoot54.)
Mevrouw gooit alles: burgers en het ‘lagere volk’ op één hoop, iets dat in Stijls tijd erg on-sociaal gedacht was. Het belangrijkste in deze uitlating is wel, dat Mevrouw zowel de burgers - die voor het merendeel patriottistisch waren - als het ‘lagere volk’ - dat grotendeels orangistisch was - ten diepste veracht.
voetnoot55.)
letterlijk: buren, vrij voor kollega's.

voetnoot56.)
sterke tegenstribbelingen van patriottische zijde.
voetnoot57.)
Vrij vertaald: Komt tijd, komt raad! We zullen ter plaatse wel raad schaffen.

voetnoot58.)
opvliegendheid.
voetnoot59.)
het lichaam.
voetnoot60.)
Frans: douaire, datgene dat een weduwe van haar man als jaargeld erft.
voetnoot61.)
gevoelig.
voetnoot62.)
Sulamitische: de vrouw voor wie Salomon het Hooglied geschreven zou hebben; mijn teerbeminde.
voetnoot63.)
Wat is er? Wat overkomt u?
voetnoot64.)
Beminnelijke verleider!

voetnoot65.)
verrichtingen (quasi-ambtelijk gebabbel).
voetnoot66.)
opvliegingen van het bloed naar het hoofd.
voetnoot67.)
spiritus materialis: letterlijk de geest van de stof. Omdat het hier als geneesmiddel voorgesteld wordt, zal het iets moeten zijn als geest van zout, vlugzout.
voetnoot68.)
oleum animale: letterlijk dierlijke olie. Gezien vooral het gebruik van dezelfde term in het 5e toneel van het 2e bedrijf, wordt hier gedoeld op het mannelijk sperma en daardoor op de seksuele omgang tussen Dominee en mevrouw Fijnepijn.
voetnoot69.)
Stentorcus: Stentor komt voor in Homerus' Ilias, V, 785. Hij kon zo hard schreeuwen als 50 anderen.
voetnoot70.)
vgl. noot 18.
voetnoot71.)
geweldig.
voetnoot72.)
namens zichzelf, dus persoonlijk, en in zijn funktie als voorzitter van het bestuurskollege.
voetnoot73.)
Opzettelijke opschroeving van de aansprekingsvormen voor ‘Mevrouw’ en ‘Mijnheer’ om de laffe, flikflooierige toon van de orangisten te typeren.
voetnoot74.)
Daarvoor kwam ‘Mijnheer’ nu het eerste in aanmerking: dat de schout representant van zijn vrouw moet zijn, is natuurlijk al bespottelijk genoeg...
voetnoot75.)
niet schikt, slecht uitkomt.
voetnoot76.)
samenhangend met de uitdrukking: Op welke leest zullen we het schoeien? Dus: Hoe zullen we het zaakje aanpakken?
voetnoot77.)
verplicht.
voetnoot78.)
schanslooper: een lange, wijde jas die tegen alle soorten weer beschutting biedt. De suggestie is dus, dat de funktie van de schout in het nieuwe bestel zó zal moeten zijn, dat men er alle kanten mee uitkan.
voetnoot79.)
per ongeluk.
voetnoot80.)
De allusie in de richting ‘slippendrager’ is duidelijk.
voetnoot81.)
(onleesbaar in het handschrift)
voetnoot82.)
(onleesbaar in het handschrift) Alemasjis?
voetnoot83.)
onbeleefd.
voetnoot84.)
U was me te vlug af; U neemt me de woorden uit de mond.
voetnoot85.)
dat de zaak van nul en gener waarde zou zijn.
voetnoot86.)
misdaad van majesteitsschennis.
voetnoot87.)
de voorzittershamer namelijk.
voetnoot88.)
Aärons staf bloeit, cf. Num. 17.8 en Ber. 9.4. Omdat de staf van Aäron ging bloeien, bleek Aäron de uitverkorene van Jahweh te zijn.
voetnoot89.)
verzoekschriften.
voetnoot90.)
en zo verder, enzovoorts.
voetnoot91.)
Voor de sarkastische betekenis van het ‘Sint-Nicolaasfeest’ zie de Inleiding onder ‘Analyse van het spel’.

voetnoot92.)
Hier komt de pompositeit en de huichelachtigheid van de Dominee wel bijzonder goed uit de verf!
voetnoot93.)
Ons kent ons...
voetnoot94.)
Satirische verwijzing naar het politieke ‘systema’ - zoals men het in de 18e eeuw zei -, waarbij men ‘in eigen huis niets te zeggen heeft’.
voetnoot95.)
Podalirius: Welke bijbedoeling deze benaming heeft voor dokter Bistortus (eventueel Friedrich Albert Schenck) is niet duidelijk, maar het lijkt meer dan zomaar een potjeslatijnachtige naam.
voetnoot96.)
Weer laat Stijl goed uitkomen, wie er vooral leden waren van de patriottische groeperingen.
voetnoot97.)
pro se: hier om persoonlijk voordeel; in qualiteit: vanwege zijn funktie als bestuurder.
voetnoot98.)
moeilijk, verward.
voetnoot99.)
degenen die eraan verwant zijn.
voetnoot100.)
ontering, schandvlekken.
voetnoot101.)
Kaat Mossel is wel de bekendste van de viswijf-heldinnen.
voetnoot102.)
Huronen: Indianenstam, in de 18e eeuw dikwijls genoemd als voorbeeld van een barbaars volk.
voetnoot103.)
Wereldburgers.
voetnoot104.)
letterlijk: aanwijzing, maar in het kader van de tekst eerder als ‘aanleiding tot handelen’ op te vatten.
voetnoot105.)
extirpeeren: wegsnijden, uitsnijden; corrodeeren: verwoesten van slijmvliezen, beenderen of verzweringen door bijtende stoffen.
voetnoot106.)
ni fallor: als ik me niet vergis.
voetnoot107.)
snel, veilig en aangenaam.
voetnoot108.)
toepasselijk.
voetnoot109.)
daarstraks.
voetnoot110.)
ertoe gebracht.
voetnoot111.)
de burgerij!
voetnoot112.)
als 't hard moet, is erg hard het best, ik heb gezegd.
voetnoot113.)
auteur uit de klassieke oudheid.
voetnoot114.)
Cosimo de Medici, 1389-1464. Grondlegger van de politieke macht van de Medicis.
voetnoot115.)
kliek.
voetnoot116.)
zwaarden.
voetnoot117.)
andere wapens.
voetnoot118.)
op goed geluk.
voetnoot119.)
De broer van Mevrouw en daarom de representant van de Pruisische koning.
voetnoot120.)
Op voorbehoud van beter.
voetnoot121.)
De alleusie op het St.-Nikolaasfeest is hier wel heel duidelijk.
voetnoot122.)
De dokter heeft zich erg laten meeslepen door zijn enthousiasme voor zijn vak. Vandaar Mevrouw Fijnepijns opmerking: Een dierbare verbintenis voert iemand verder dan hij wel denkt. De uitdrukking is verwant aan: Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.

voetnoot123.)
Door Stijl gefantaseerd Duits scheldwoord.
voetnoot124.)
Ontering, schande.
voetnoot125.)
Crimen perdullionis: majesteitsschennis.
voetnoot126.)
verraad, trouwbreuk.
voetnoot127.)
in het openbaar uitgedaagd, beledigd.
voetnoot128.)
ben van mijn stuk, ben helemaal in de war.
voetnoot129.)
glaasje jenever.
voetnoot130.)
klaarmaken.
voetnoot131.)
wel verdorie! (Schwerenot!)
voetnoot132.)
aangehouden.
voetnoot133.)
Jazeker!
voetnoot134.)
duivel.
voetnoot135.)
Mevr. Fijnepijn suggereert hier dus dat mevr. Habstenoer zich met opzet zou hebben laten tegenhouden om tot een provokatie te kunnen komen. Dit is ook wel in overeenstemming met de historische gegevens omtrent de reis van prinses Wilhelmina.
voetnoot136.)
Driemaal is scheepsrecht.

voetnoot137.)
Dominee suggereert hier dat de Schout had willen vluchten. Ook dit is in overeenstemming met de historische gegevens. Zie Inleiding: Historische achtergrond.
voetnoot138.)
leveren.
voetnoot139.)
opvliegingen.
voetnoot140.)
Het ‘oleum animale’ voor mannelijk zaad is de lezer reeds eerder tegengekomen, zie noot 68. In de volgende claus gaat dr. B. op deze zinspeling in: Moge je hengeltje altijd uithangen! met een duidelijke dubbelzinnige betekenis: enerzijds: Dan vang je nog eens wat! anderzijds met een verwijzing naar de penis. Dominee antwoordt op die dubbelzinnigheid dan ook, vrij omgezet: Daar zal ik niets op tegen hebben!

voetnoot141.)
Zinspeling op de ‘onschuld’ van mevr. F. Maar ‘Lit d'ange’ of beter ‘Lit à l'ange’ was een soort breed, diep rustbed zonder poten, met een hemel die slechts de helft van het bed overkoepelde.

voetnoot142.)
haas-op, vgl. haasje-gaan, op de vlucht slaan, er vandoor gaan.
voetnoot143.)
Alleen aan God de eer! De uitroep moet de patriotten overigens wel bijzonder wrang in de oren geklonken hebben!

voetnoot144.)
tenslotte eruit zullen ontstaan, eruit zullen worden.
voetnoot145.)
opdrachten die geld opleveren.
voetnoot146.)
scharwinselen: uit hoogduits scharwenzeln eig. soort kaartspel, maar met de betekenis erbij van ‘wat omhanden, wat te doen hebben’, moderner gezegd: wat kunnen versieren.
voetnoot147.)
aan de dijk zetten, afdanken.
voetnoot148.)
smouzen: dieven, boeven, ook joden.
voetnoot149.)
molik: ook molijk, molk, mnl. moloc: pop, vogelverschrikker, ook sufferd, houtenklaas e.d.

voetnoot150.)
stoot waardoor iemand mat is, hier dus: een rake, afdoende zet.

voetnoot151.)
verfraaid.
voetnoot152.)
gebruiken.
voetnoot153.)
omnis homo: man van alle markten thuis.

voetnoot154.)
verwantschappen.
voetnoot155.)
met schorpioenen kastijden, zie I Kon. 12.11, bijzonder streng aanpakken.
voetnoot156.)
om de zaak het aanzien te verlenen dat haar toekomt.
voetnoot157.)
Morjinne: in hedendaags Frans: mordienne, een bastaardvloek, zoiets als herrejennig!

voetnoot158.)
redevoeringen houden, speeches afsteken.
voetnoot159.)
aarzeling.
voetnoot160.)
willekeurig, naar eigen believen in te vullen.
voetnoot161.)
onpartijdigheid.
voetnoot162.)
op de wijze van.

voetnoot163.)
draai om de oren.
voetnoot164.)
Lampoot!
voetnoot165.)
onderzoeken.

voetnoot166.)
karonje: Frans charogne, kreng.
voetnoot167.)
buigen en mooi weer spelen.
voetnoot168.)
horlement: van Engels hurlement, hurliment: verwarring, lawaai, rommel.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • De torenbouw van het vlek Brikkekiks in het landschap Batrachia