Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Limburgs boekjuweel. Cultureel erfgoed in Limburgse bibliotheken (2005)

Informatie terzijde

Titelpagina van Limburgs boekjuweel. Cultureel erfgoed in Limburgse bibliotheken
Afbeelding van Limburgs boekjuweel. Cultureel erfgoed in Limburgse bibliothekenToon afbeelding van titelpagina van Limburgs boekjuweel. Cultureel erfgoed in Limburgse bibliotheken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.80 MB)

ebook (12.09 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Limburgs boekjuweel. Cultureel erfgoed in Limburgse bibliotheken

(2005)–Jos Stijfs–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 147]
[p. 147]

Edel of dierlijk door Lavater-portret

Een van de meest schilderachtige figuren uit de achttiende eeuw was Johann Kaspar Lavater (1741-1801), protestants predikant in Zürich, religieus dichter en pedagoog, die in Europa naam maakte als gelaatkundige. Goethe was een tijd met hem bevriend. Hij wisselde met deze Zwitser ideeën uit. In de Jezuïetencollectie van de Universiteitsbibliotheek Maastricht bevindt zich een exemplaar van het bekende vierdelige werk van Lavater, dat in de Nederlandse vertaling heet: Over de Physiognomie. Het is in 1781 verschenen bij Joh. Allart in Amsterdam. Goethe schreef een bijdrage in dit boek over gelaatkunde.

 

Lavater ging overwegend intuïtief te werk. Zijn studie van gelaatsprofielen verwierf op den duur een zeker gezag, mede door het reken- en meetkundige systeem dat hij ontwikkelde voor de psychologische interpretatie van menselijke gelaatstrekken en schedelvormen, waarbij hij zich baseerde op silhouetten (schaduwportretjes en profil). Tegenwoordig worden de werken van Lavater als curiosa beschouwd, maar in zijn tijd werden ze wel degelijk serieus genomen. Zijn theorieën muntten niet uit door logica; levendige fantasie had vaak de overhand. Naast zijn physionomische studies heeft hij nog andere merkwaardige verhandelingen geschreven, bijvoorbeeld over visioenen, de duivel, de spoken en het leven na de dood. Het verbaast niet dat sommigen deze ‘wundersüchtige’ asceet uit de periode van de Sturm und Drang bijgeloof verweten. Maar hij vond ook medestanders die, net als hij, tegen de Verlichting en het opkomende nationalisme waren gekant. Een in felle bewoordingen gesteld pamflet tegen de Franse bezetters deed hem in de gevangenis belanden.

 

Lavater begint zijn verhandeling bij Aristoteles en Plato, die mensen- en dierengezichten al met elkaar vergeleken. Hij schakelt dan over naar de Italiaan Giovanni Battista della Porta (1535?-1615), een vanuit een magische ideeënwereld denkende natuuronderzoeker die -bijvoorbeeld- in gezichten van jagers een gelijkenis ontdekte met de koppen van hun jachthonden. Vooral de gravures waarin zulke overeenkomsten worden gepresenteerd zijn hartveroverend. Geitenbokken en daaronder de gezichten van frappant daarop gelijkende patriarchen: smalle schedels, haarslierten, een stevige sik. Lavater steekt hier de draak mee, want: ‘Bij de mens heeft menselijkheid altijd voorrang, die het dier nooit zal bereiken’. Daarom is Porta met speculaties over de ‘ezelachtigheid van een man’ op de verkeerde weg. Het ‘flodderige nederhangen der onderlippe’ in de tekeningen heeft niets menselijks.

 

Niettemin koppelt ook Lavater het uiterlijk aan het karakter. Hij onderscheidt ‘trappen van dierlykheid’ in het menselijk gelaat. Een dubbele boog in de gezichtslijn van de mond duidt op ‘eene wilde en onmenschlyke dierlykheid’.

[pagina 148]
[p. 148]


illustratie
Eén van de afbeeldingen uit de Nederlandse bewerking van Lavaters Physiognomie. Een gezichtstype wordt hier met de kop van een os vergeleken; uit zulke identificaties trok Lavater ook psychologische conclusies: ‘Dat in den bovenstaanden Manskop zich voordoet iets -dat om het met één woord te noemen, naar een beest zweemt, zal buiten allen twyfel weezen: - Doch my dunkt - meerder een mengsel van eenen Os en Leeuw, dan alleenlyk het osachtige daar in te vinden zou zyn’.




illustratie
Een portret van Johann Caspar Lavater.


[pagina 149]
[p. 149]

Zijn er paarden met zwane-, herte- en zwijnshalzen, een mens met een zwaan-achtige hals neigt naar hoogmoed. Mooi is edel, ‘trots, moedig, vermeeten’. Zo straalt de tijger ‘gramschap en bloeddorstigheid en valsche list in de oogen’ uit. Erger: dit ‘lykt op het blyde lachen van den Satan, wanneer een vrome valt’.

 

In Romeinse catacomben zijn pogingen ondernomen door sorteren van schedels en botten te achterhalen, welke onderdelen behoorden tot het skelet van ‘eenen Heiligen’ of ‘eenen heillozen guit’. Hier houdt de schrijver zich op de vlakte. Zijn ‘wezenkunde’ is maar een hulpmiddel. In de botten is hoogstens ‘sterkte en zwakheid’ te onderkennen. Aan schedelvormen, waaronder ‘stomkoppen, klootsche hoofde’ (vierkante koppen en waterhoofden) is wel ‘eene neiging’ af te zien. Duitsers hebben grote achterhoofden en Nederlanders -vond Lavater- hadden langwerpige hoofden. Ouders en schoolmeesters moeten bij het slaan de hoofdschedels of ‘bekkeneelen’ der kinderen zeker ontzien!

 

In de silhouetten van schedels ‘onderzocht’ de Zwitserse dominee de menselijke aanleg, eigenschappen als ‘natuurlyke inwendige kracht’, scheppingskracht enzovoort, die daarin zouden zijn weerspiegeld. De vooruitspringende kin is een pluspunt, maar stompneuzen hebben snel een hang tot zorgeloosheid, stompheid en domheid! Dweperig merkt Lavater op dat het ‘voorhoofd van een genie zweemt naar edele tederheid’.

 

En dan komen de racistische vooroordelen. Lavater toont ‘Het aangezigt van eenen Moor’ (waardoor de lezers) ‘in de diepten der onmenschelykheid nederdaalen’. Borstelige wenkbrauwen daarentegen zijn ‘het Ordens-Lint der Philosophen’. Een hoogleraar uit het Noord-Duitse Oldenburg, B. von Lichtenberg, krijgt de kans Lavater in dit boek terug te fluiten: ‘kan een geleerde man er soms niet uitzien als een ossendrijver, een lastdrager of werkman?’ En waarom zou een knecht niet het sierlijke voorkomen kunnen hebben ‘van eenen hoogontwikkelden Prins?’ Hij vraagt zich af of God bij voorbeeld de ziel van een Newton in ‘het ligchaam van eenen Neger’ had kunnen plaatsen en hoe ‘eene engelachtige ziel in een lelyk ligchaam’ is te ontdekken. ‘Zoude Newton in eenen zo anders gestelden kop van den Neger zyne Licht - theorie uitgevonden hebben? Dat is de vraage’.

Lavater wist geen oplossing. Hij hulde zich liever in poëtische teksten bij zwart ingekleurde schedelprofielen. Prominente tijdgenoten wier edele inborst in zijn portretten duidelijk werd, waren zeer content.

Maastricht, Universiteitsbibliotheek MU PS BII 1 / MU WAF 5 D 9-11 / SU BF 851

Johann Caspar Lavater, Over de physiognomie (vertaald uit het Duits door J.W. van Haa), dl. 1-4, Amsterdam (Johannes Allart) 1780-1783.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken