Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius (1804)

Informatie terzijde

Titelpagina van Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius
Afbeelding van Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en EliusToon afbeelding van titelpagina van Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.05 MB)

ebook (3.45 MB)

XML (0.62 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius

(1804)–Naatje van Streek-Brinkman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 127]
[p. 127]

Vier-en-twintigste brief.
Adelson, aan Elius.

Uw laatste brief heeft my de zuiverste vreugd doen smaaken, die ooit het gevoel eener oprechte vriendschap aan ons hart kan schenken. Uwe wysbegeerte is grootsch en verheft ons boven de gewoone rampen van het leeven - de wyze waarop gy den Godsdienst op dezelve toepast, is niet alleen zeer overtuigend, maar ook tevens zeer eenvouwig en troostryk. - En by aldien alle christen -leeraars uw voorbeeld navolgden, welke heilryke uitwerkselen zou dit niet op het maatschappylyke geluk hebben? Welk denkend wezen zou zyn eerbied kunnen ontzeggen, aan eenen Godsdienst, die ons in alle omstandigheden van het leeven tot baak, tot steun en troost kan strekken?... Maar vriend, vergun my om het u te zeggen: maar weinige leeraars hebben uw kiesch en overtuigend gevoel - uw menschenkennis en ondervinding - gy verstaat de zoo zeldzaame konst om alles in een belangryk dag-licht te

[pagina 128]
[p. 128]

stellen - terwyl veele leeraars zich met afgetrokkene beschouwingen bezig houden die het hart ys koud - en een vreeslyke tusschen-ruimte laaten tusschen den Godsdienst, en het maatschappylyke leeven, die den mensch die zyn pligten als christen wil vervullen, uit alle zyne gezellige verbintenissen losrukken, en hem al de waarde derzelver willen doen vergeeten: terwyl zyn hart echter veel hierby gevoelt: en dus aarselt hy om den raad der stuggen redenaar te volgen, die hem eenzaame dorre paden als den weg tot zyn geluk aanwyst.... ô Gy kunt u niet verbeelden, hoe veel de Godsdienst op zulke eene dorre wys beschouwt, 'er door verliest: by elk denkend mensch die kies gevoelt...

Gy daarentegen, verbindt onze maatschappylyke betrekkingen met de pligten van den Godsdienst - alles wordt door u eene onaf-gebrookene schakel van waarheden, die invloed op ons geluk hebben - gy beschouwt: de mensch gelyk hy werklyk is, en doet hem handelen gelyk hy werkelyk handelen kan... Gy ontrukt hem niet aan het onschuldig genot des levens: integendeel, gy leert hem om dit genot te waardeeren - gy boezemt hem dankbaarheid in jegens het opperste wezen van wien hy zoo veel weldaaden ontvangt... En dankbaarheid wordt dus het beginsel waaruit zyn eerbied voor den Godsdienst en

[pagina 129]
[p. 129]

zyn bereidwilligheid tot het beöeffenen dier pligten, die ons geluk alleen kunnen vermeerderen, voortvloeit.... Hier spreekt het hart - en het kieschte gevoel kan zyn neiging opvolgen....

Gy ziet dat ik uwe troostgronden besef, en dat ik dus ook niet meer twyffel of dezelve uit uw hart voortvloeide....

Ook ik, zal met een dankbaar hart de genoegens van het leeven genieten, want ik, zou ook zeer ondankbaar handelen, indien ik dezelve niet op prys stelde.

Door myn arbeid geniet ik een matig bestaan, waardoor ik myn goede moeder onderhouden kan - ik geniet duizend genoegens die anderen ontbeeren, of waarvoor zy ongevoelig zyn – de hemel heeft my een hart geschonken, dat gevoelig is voor de schoon-heden der Natuur - ik beschouw met verrukking de ontluikende lente - elke bloem trekt myn aandacht en doet my tot haaren grooten Schepper opklimmen - wanneer ik haar konstig samenstel gade slaa en haare verschillende couleuren beschouw: in een woord wanneer ik alles wat my omringd van het eenvouwdigste veldviooltje, tot aan den trotstere ceder toe aandachtig beschouw, is elk halmpjen, elk bloempjen, elke blaadjen, elke plant een konststuk, dat door geen menschelyke handen kan nageboost worden: –

[pagina 130]
[p. 130]

't is waar de konst heeft het verre gebragt: maar van nader by beschouwd is het verschil zoo groot, als 'er tusschen het alles bestraalende hemellicht, en de zon is, die men ons op het mariönetten tooneel verbeelt.

In myne eenzaame wandelingen vindt ik vermaak, om dit alles gade te slaan - ik smaak duizende genoegens waarvoor veele lieden niet vatbaar zyn.

Ook de liefde dat kiesch gevoel, dat ons geheel aanzyn bezield, maakt my recht gelukkig - nog onlangs deedt dit gevoel my eenige uuren genot smaaken, waar by niets kan evenaaren...

Eenige dagen geleden ging ik een tourtje naar B..... doen. Na dat ik eenige bezigheden aldaar verricht had, deedt ik in den nameidag eene wandeling in het bosch - naauwlyks had ik eenige laanen in hetzelve doorgewandeld, of by het inslaan van een zylaan zag ik in het diepst van het bosch een meisjen zitten, met een kind dat voor haar stond - een onbekend gevoel trok my derwaards - en nader by komende, klopte myn hart geweldig: - ik stond eenige oogenblikken stil, als by my zelven, beraadslaagende of ik haar wilde ontwyken: maar het denkbeeld, ik ben immers ook niet menschenschuw, genaard met een geheime aandoening trok my

[pagina 131]
[p. 131]

derwaards. - Tot dat ik op weinig treden genaderd zynde, met de levendigste vreugde ontdekte dat dit myne constantia was.

Deeze onverwagte ontmoeting, de gulle blydschap die zich op haar gelaat vertoonde, dit alles deedt my, de sterkste aandoening ondervinden: ik sloot haar in myn armen, en riep in verrukking uit: lieve constantia welk een geluksgod doet my u hier ontmoeten?.... ô Vriend, men moet beminnen, met drift beminnen om zich zulk een wellustig oogenblik te beseffen: wy staarde elkander sprakeloos aan, en het zachtste genoegen waar voor deugdzaame zielen vatbaar zyn, straalde uit onze beider oogen.... Gy weet dat myne geliefde te D.... by haar ouders is, - maar zy was voor eenige dagen te B.... by den schout gelogeerd, en was met zyn zoontjen een wandeling in het bosch gaan doen, alwaar ik haar ontmoette.

Wel had gy my dit niet kunnen schryven, vroeg ik haar op een' zachten toon? - ‘Myn reis kwam zoo onverwagt op, hernam zy – dat dit niet mooglyk was - en daar ik hier maar weinig dagen blyf, zou ik u dit niet geschreeven hebben, vermids ik weet dat uwe bezigheden u zelden toelaaten om in de week uit de stad te verwyderen.’

[pagina 132]
[p. 132]

Ik omhelsde de lieve kleine die zy aan de hand had - dit gaf weder stof tot een zeer belangryk gesprek waarvan de liefde de tolk was.... de aangenaame oogenblikken die wy met elkander doorbragten, verliepen zeer snel - en den avond begon te vallen, toen wy elkander nog duizend dingen te zeggen hadden.... Ik bragt haar by den schout – en het oogenblik van scheiden was dáár: wy verlieten elkander na dat wy wederzyds de belofte van liefde en trouw vernieuwd hadden.

Ik herhaal het, men moet beminnen om de waarde van zulke oogenblikken te beseffen... Dat hy die aan rykdom en grootheid gehecht is, daarin zyn wellust vinde: myn hart kent geen grooter genoegen dan dat de liefde en vriendschap my schenkt.

 
Dit is myn rykdom, myn geluk,
 
Ja al myn wellust in dit leeven
 
Dit is myn troost in ramp en druk,
 
Als stormen om myn schedel zweeven....
 
En ook in zalige oogenblikken,
 
Als 't lot my gul en vriendlyk wenkt
 
Wanneer geen ramp myn hart doet schrikken
 
En 't lot my kalmte en zielrust schrikken
 
ô Dan verfynt de zuivre liefde,
 
En waare vriendschap myn genot -
 
De pyl die eens myn boezem griefde,
 
Geeft meerder wellust aan myn lot -
[pagina 133]
[p. 133]
 
Terwyl de vriendschap frissche bloemen,
 
Alöm verspreidt, en samen vlecht;
 
Kan ik myn lot gelukkig noemen:
 
Daar liefde en vriendschap my, aan 't wislend leven hecht...

Met deeze gevoelens ben ik

 

Uw Vriend,

adelson.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken