Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius (1804)

Informatie terzijde

Titelpagina van Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius
Afbeelding van Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en EliusToon afbeelding van titelpagina van Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.05 MB)

ebook (3.45 MB)

XML (0.62 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius

(1804)–Naatje van Streek-Brinkman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 184]
[p. 184]

Vyf-en-veertigste brief.
Heloise aan Clementina.

Wel, goed meisjen! het spyt my waarlyk, dat myne scherts u beledigd heeft, ik volgde slechts de luim waarin ik my bevond, zonder u boos te willen maaken; verschoon my dan, vriendin, en wyt soortgelyke losse uitdrukkingen nimmer aan myn hart, dat nooit in staat is om u de minste onaangenaamheeden te veroorzaaken. - Beschouw het intusschen niet als een nieuwe scherts, wanneer ik u geluk wensch dat gy den jongeling gevonden hebt, die zo geheel naar uw' ideaal gelykt. Ik beken dat hy een vry zonderling verschynsel in de tegenwoordige waereld is; het geen ik hierömtrend verder denk, zal ik voor my houden, om geen den minsten schyn te geeven dat ik weder myne vóórige fout zou willen begaan, maar is het dan, hemels naam! myn schuld, dat myne verbeelding altyd een blik in het toekomende slaat, en aldáár dingen waant te ondekken die nog met eenen dikken sluijer omhuld zyn? Myne verbeelding is dikwerf zo levendig dat ik moeite heb

[pagina 185]
[p. 185]

om de verschillende beelden, welke zy my schetst, te volgen; en alles woelt my somtyds zo verward door het hoofd, als of ik: in een harsensschimmige waereld leefde, waarin ik door schaduwen omringd wierd. Echter gloort 'er, in het middenpunt van dit verschiet, een enkele straal die tot in myne ziel doordringt en al de andere voorwerpen opklaart.... Behoef ik u dit beeld optehelderen? uw gevoel moet u zeggen dat de hoop alleen het vermogen bezit om myn geheele hart aldus te ontgloeijen; en over alles wat my omringt haare lichtstraalen te verspreiden. Ja het is de hoop van eens, met den jongeling dien ik bemin, ja meer dan myn leven bemin, gelukkig te zyn.... Ik heb dit lang voor my zelve trachten te ontveinzen, maar alles overtuigt my dat myn hart zyn keus gedaan heeft, en dat ik den Heer C....... met al het gevoel bemin, waarvoor ik immer vatbaar zou kunnen zyn.

De tegenstand is de toetssteen der liefde, en waarborgt ons voor derzelver duurzaamheid; zo lang de Heer C..... ongestoord aan ons huis kwam, en geen andere zwaarigheid ondervondt, dan een juist niet altyd even vriendelyk gelaat van Mama; dat zich echter ongevoelig van tyd tot tyd opklaarde; en dus slechts gelyk was aan een rasch voorbygaand onweder, zag ik hem met genoegen, maar kende de onrust en drift niet, die myn hart be-

[pagina 186]
[p. 186]

stormt, sinds de Heer B...... het in den zin kreeg om zich by Mama te vervoegen en haar om myn hand te vraagen: vermids hy zeerryk is, schynt zy hem zeer genegen te zyn, immers zy heeft hem vergund om aan huis te komen, en dringt ten sterksten by my aan, om hem myne liefde te schenken. Maar, goede vriendin! is het dan in ons vermogen om naar welgevallen van anderen, iemand te beminnen?.. ô Neen de liefde is geen gevoel dat wy naar scheppen; geen gevoel dat wy naar willekeur kunnen doen ontstaan! het dringt zich ter sluip in ons hart, wyverleenen hieraan een verblyf, vóór dat wy het weeten of vermoeden; tot dat het ons eindelyk geheel beheerscht; en al onze aandoening tot één middenpunt, naamlyk, tot den lieveling dien het zich verkoos, bepaalt. vruchteloos wil men zich dwingen om dit gevoel tot een ander voorwerp te richten, na duizend verschillende aandoeningen komt men altyd tot het zo zeer geliefkoosde beeld terug... en het hart geniet hierdoor eene onbekende vreugde, vermengd met eene zagte melancholie, die men niet zou willen verwisselen voor het luidrugtigst vermaak. Gaarne wilde ik Mama genoegen geeven, gaarne wilde ik haaren raad volgen in elk ander geval, daar ik weet dat zy my hartelyk bemint, en dat haar sterke zucht om my in een' ruimen levenstand te plaatsen, gedeeltelyk ontstaat uit den wensch om my gelukkig te zien.

[pagina 187]
[p. 187]

Maar, lieve vriendin! kan ik immer gelukkig zyn met een' man die my onverschillig is? - En voor al nu ik een' ander jongeling op het hevigst bemin. Kan men ooit waar geluk smaaken als het hart eene eeuwige onrust gevoelt? - Ik ken vrouwen welken zich, door aanraading of dwang, om een groot fortuin te maaken, met een' man verbonden die haar onverschillig was, en welke, schoon zy in den schoot van overvloed en weelde levende, echter diep rampzalig zyn, daar zy hun gevoel moeten smooren omtrend het voorwerp dat haar hart nog bestendig bemint: en gevoel moeten veinzen omtrend een' echtgenoot die haar onverschillig is.

ô Vriendin! in zulk een' toestand zou ik rampzalig zyn, ofschoon ik ook alle andere aardsche geluksgoederen onverhinderd kon genieten. Voor een hart dat minder gevoelig is dan het myne, kan het mooglyk zyn, dat luisterryke voordeelen een tegenwigt kunnen uitmaaken dat schaadeloos stelt voor de liefde; maar voor my schynt al de pracht der groote waereld als een waterbel in vergelyk van dit wezenlyk gevoel. - Al de schiterende grootheid waardoormen zich omringd zie:, terwyl het hart lydt, schynt my gelyk te zyn aan eene gevangenis welke men door bekoorlyke tuinen, beeken en bloemen omringde - het uiterlyk aanzien zou de oogen tot zich trekken,

[pagina 188]
[p. 188]

daar men misschien zelfs het lot der genen die zich in het midden van zulk een heerlyk oord bevonden, benyden zou - terwyl de ongelukkigen, dien men benydt, hun leven zouden weg kwynen in eene treurige zelfverveeling, of geduurige onrust.... Neen vriendin! indien het lot niet gedoogt, dat ik wezenlyk geluk geniete, alsdan zal ik my ten minsten door geen schyngeluk laaten verblinden.... Zie dáár, hoe alles zich dan ook moge beslissen, het vaste voorneemen

 

Uwer vriendin

 

heloise.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken