In oorlogstijd. Het volledige dagboek van de Eerste Wereldoorlog
(1979)–Stijn Streuvels1 februari 1917De Uhlanen schijnen er een sport van te maken mensen te boeten1 en dat voor de kleinzieligste reden: zet ge maar een voet buiten uwe gemeentegrenzen, zonder paspo[o]rt, zet ge twee stappen buiten uw huis zonder uw naamkaart2 - overal waar ze iemand kunnen pakken doen ze 't - het lijkt of ze wel een procent konden verdienen van de ingebrachte boeten - en zeggen dat de maatregel eigenlijk ingesteld is alleen om het smokkelen tegen te gaan. Zit ge op de tram, 't merendeel van de reizigers gaan naar Kortrijk hun boete betalen! Het geldt stroomt van 't land weg en de som loopt met de meeste willekeur voor gelijk welke kleine boete van 20 tot 50 Mark. Boeten voor gebrek aan levering van hooi, stro enz., gaan van 500 tot 700 fr.... Is het nu lafhartigheid bij ons volk of overdreven vrees? 't is in elk geval pijnlijk om zien hoe ze gereed zijn en gedwee om persoonlijk het geld te gaan dragen naar 't gerecht waar iedereen zonder verhaal, verweer, verhoor, onderzoek of beredeneerde veroordeling de som mag gaan storten die op het briefje is aangegeven, zonder meer. Van waar komt die lamme gewilligheid? en nergens geen speur van opstand of koppigheid. Ik weet wonder wat er gebeuren zou als er niemand van al wie geboet1 werd, wilde omzien3, als iedereen zich liet afhalen4 en weigerde te betalen. Er zouden in elk geval geen soldaten genoeg zijn om de dienst uit te voeren en 't gevang ware ineens veel te klein! | |
[p. 612] | |
10 februari 1917Bij groepjes van 10-20-30 komen de opgeëiste werkelozen terug uit Frankrijk1 - en 't geen ze vertellen over hun behandeling alginder gaat alle gedacht te buiten. Men kan zich inbeelden welke vreugde, waar vader of zoon alzo2 ineens onverwachts weer verschijnt!!! Maar daarentegen welk verdriet bij de gebuur waar vader of zoon wegblijven - verergerd door 't geen men nu hoort vertellen over 't leven ginder... en de honger! | |
26 februari 1917Een nieuwe maatregel - Nu elke inwoner zijn kaart heeft komt er nog een nieuwe bepaling: ieder huis heeft nu zijn lijst met de opgave van alle huisgenoten - waar aanwezige en afwezige moet op vermeld zijn; - komt er nu 's nachts bv. een soldaat bij u binnen - al de inwoners moeten te voorschijn komen - en verder wordt er rondgezocht of er niemand teveel [is] of ontbreekt volgens de lijst. We werden nog nooit zo wel zorg gedregen dan nu en 't verergert - zodanig dat er een boertje in zijn ongeduld uitriep onder 't volk aan de kerksteen5: ‘We zullen achterna6 nog moeten gezeid zijn wanneer we ons broek mogen afsteken!’ Heel zeker wekt de organisatiegeest van de Duitsers hier veel mistevredenheid - maar iedereen voegt er zich in - uit nood - en de een neemt het op in kwaadheid waar de andere het met een klucht en welgezind uitspeelt. | |
[p. 613] | |
25 februari 1917De nood stijgt - en de eetwaren worden al zeldzamer. Nu is er hier de Volkssoep ingericht - en in school krijgen de kinders een kop koffie met een smouterham1 in de namiddag - uitstekende maatregelen - die veel nood zullen lenigen. ‘We gaan naar 't ergste, maar dan komt het einde en de beternis’, zeggen de mensen. Men stelt zijn troost in de hoop en dat doet de mensen voortleven. Het allerergste voor 't ogenblik is de nood aan kolen - al wie er zonder is kan er geen meer krijgen - een geluk dat de felle koude wat geweken is, maar wat gaan de mensen uitrichten zonder vuurmaaksel? De gemeentebesturen hebben last gegeven2 de bomen langs de kalseiden3 te doen snoeien om alzo4 de mensen wat te gerieven5 van brandhout. Op de trambaan zitten hele benden wijven en kinders die de kolen uit de asse zoeken... |