Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jantje Verdure (1943)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jantje Verdure
Afbeelding van Jantje VerdureToon afbeelding van titelpagina van Jantje Verdure

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.56 MB)

Scans (17.18 MB)

ebook (2.75 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

Hélène van Coppenolle



Genre

proza

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jantje Verdure

(1943)–Stijn Streuvels–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 127]
[p. 127]

VII.

Het was in de stilte van een gewonen voormiddag, dat vrouw Verschave over de plaats ging, naar de beenhouwerij te wege, en plotseling staan bleef omdat een schreeuw haar opschrikken deed. Het moest te Verduurkes uit het zoldervenster gekomen zijn. Zij stond nog stil als het herbegon: een gruwelijke schreeuw, en nu gevolgd door een grooten vloek.

In haar ontsteltenis sloeg zij onbedacht een kruis en keek op naar het zoldervenster vanwaar dat akelig geluid kwam. Wat mocht het zijn? Wat was er daar gaande?... Doch eer ze den tijd had na te denken, ging de schreeuw weer op, met een heele reeks schromelijke vloeken nu!

Zij wenkte naar 't wijf van Plancke den timmerman die buiten kwam zien om te weten waarom vrouw Verschave daar bleef stilstaan.

- Er is hier iets gaande! Meelnie.

Nu hoorde Meelnie het ook.

- Wel menschen toch, wie durft er ginder zoo schandalig vloeken? 't Is te Jantjes in huis!

Het was huilen en tieren als van een bezetene en telkens gevolgd door een lange reeks godslasteringen, dat 't pijn deed in de ooren. Plancke kwam ook buiten, de kosterin, de beenhouwer en zijn wijf, kwamen om te zien wat er met al dat volk gaande was te Jantje Verdures op het

[pagina 128]
[p. 128]

plankier. Ze bleven er in troppel staan luisteren, en malkander afvragen wat het toch zijn mocht. Telkens als er een schreeuw opging gevolgd door een vloek of een slechte reden, sloegen de wijven een kruis en bleven ontsteld opkijken naar het zoldervenster.

- Heere-mijn-God, barmhartigheid, zuchtte de kosterin, maar 't is Jantje zelf!

Er volgden nu op elkaar: vloeken, slechte redens, vermaledijdingen, verwenschingen en moorelende schreeuwen die door 't hart sneden en pijn deden om aan te hooren.

Na korten tijd stonden al de menschen van de plaats buiten, met schrik te luisteren, en niemand dorst zijn meening uitspreken.

- 't Is Jantje, in elk geval Jantje, beweerde de schoenmaker. Maar dat begrepen ze nog minder: van Jantje had het niemand verwacht, - het was niet mogelijk - wat kon hem aanzetten alzoo te vloeken en te schreeuwen?

- Er moest iemand binnen gaan, om te weten wat er haperde; misschien was er hulp vandoen?

Niemand durfde.

Al de vloeken die men ooit gehoord had, de lange, zware verdoemeniswoorden, met krakende godslastering, verwensching van Heiligen, werden daar uitgebraakt als van iemand die van den duivel bezeten is; met vuile spreuken en de kiezigste smerigheden. De kosterin kon het niet langer aanhooren, ze vluchtte weg, met de vingers in de ooren gestopt. De anderen bleven staan, benieuwd om den uitval te kennen. De voorbijgangers vermeerderden de bende; anderen lieten het werk staan en kwamen bij. Velen sloegen een kruis, zegden een schietgebed op, om de

[pagina 129]
[p. 129]

gruwelijkheid van het kwaad dat zoo godtergend aanhield en de straf over het dorp zou trekken.

Opeens kwam Mieneka te Verdure's buiten. Nu sprong iedereen nader, men schormde rond het wijveke om nieuws te vernemen.

De ontsteltenis stond op Mieneka's wezen.

- Menschen, ik kan 't niet meer uithouden, - 't is te wreed!

Zij gaf geen acht op degenen die haar bij de kleeren vasthielden, zij wilde weg.

- Hij ligt daar te brieschen als een verdoemde, zegde zij. 't Is Jantje, ja zeker is 't Jantje. Hij ligt op sterven en hij kan niet sterven: de duivel laat hem niet los! De pastoor is hem aan 't belezen, maar hij spuwt naar hem. Gebeden, wijwater, Sint-Jans-evangelie, de paaschkeers, niets kan er helpen. Hij roept om verdoemd te worden. Hoor, hij is nog altijd bezig - laat mij gaan, menschen, 't is om er den eeuwigen schrik van in 't lijf te houden. Ik heb den gruw in mijn bloed. Ge zoudt moeten weten hoe hij afziet: zijn aanzicht is blauw en de oogen puilen uit zijn hoofd.

- Het verstilt, zegde de schoenmaker, die met zijn hoofd tegen de voordeur te luisteren lag. Ik hoor niets meer tenzij zuchten en kermen. Geen vloeken meer.

- 't Is toch jammer van zijn ziele, zei iemand.

- Hoe mag dat op hem gevallen zijn? - een heilig ventje?!

- Niemand is daar vrij van, dat kan den heiligsten man overvallen.

- En zal God hem dat aanrekenen? Hij weet toch niet wat hij doet!

[pagina 130]
[p. 130]

- Dat zijn Gods geheimen, beweerde 's kuipers wijf; we moeten bidden voor zijn arme ziele.

Er was niets meer te hooren, - maar nu deed de stilte nog akeliger aan. In de diepte van het huis hoorden zij Irmatje kermen en roepen. Dan kwam de pastoor naar buiten. Hij zag er verslagen uit, en vertrok door de menigte zonder iemand aan te spreken. Wat verder zegende hij de kleine kinders die, voor hem op de knieën vielen en de benediktie vroegen. De wijven keken hem achterna tot hij achter den hoek van den gevel verdwenen was, - ze wisten dat hij het geheim in zijn binnenste verborgen, met zich meedroeg naar de pastorie. Jantje moest nu gestorven zijn... als een goddelooze? Dat was 't geen ze geern hadden geweten! Zou hij in de gewijde eerde begraven worden?...

- Geen gedacht van! beweerde Plancke. Iemand die van den duivel bezeten is!

- En in de kerk niet komen ook. Geen lijkdienst! Iemand die sterft zonder berouw, al vloekend en God verwenschend!

- En zeggen dat ze Jantje zullen steken op 't hondenkerkhof, in 't hoekje bij de versmoorden en de verhangenen! Weet ge 't nog! waar ze Ivo Stampers begraven hebben.

- Dat kan ik niet gelooven! beweerde Kimpe. Jantje, dat is in zijn ziekte gebeurd. En wie weet er of hij op 't laatste oogenblik misschien God heeft aangeroepen?

- Met den duivel in zijn lijf zeker, die er meester was!

Dat bleef voor allen het raadsel. Morgen zou het uitwijzen: als al of niet de beeklok zou luiden voor de uitvaart. Maar wachten tot morgen was lastig. Bij menigeen ontstond

[pagina 131]
[p. 131]

reeds het voornemen in 't geheim 's pastoors meid te gaan uitvragen, die misschien van den pastoor iets mocht vernomen hebben. Ze stonden nog wat te twisten en te beweren, onderstellingen te maken, en dan trok de een na den ander, stil en vezelend, elk zijn huis binnen.

Het zou vandaag geen dag worden gelijk gister, - het ging niet om te werken. Iedereen hield het oog op 's bakkers zoldervenster, waar ze wisten dat Jantje lag en er goddeloos gestorven was. Het scheen alsof er over het huis iets als een sombere schaduw hangen bleef, - de bakkerswinkel een ander uitzicht had gekregen - het kwaad er bleef boven hangen....

En toch was er niets aan veranderd: de gevel was wit gelijk vroeger, het toogvenster, de deur en de vensterluiken hadden dezelfde warmbruine kleur, - het stond er in zijn geheel, onveranderd, tusschen Poorters beenhouwerij en den werkwinkel van den timmerman. Dezelfde fransche brooden en de muizekes lagen er effen gereekt, in orde, voor 't uitbuikend venster, en aan de twee keukenvensters hingen de witte, neteldoeken gordijntjes even streng gesloten, achter de bloeiende floksen en geraniums op de vensterbank, - juist gelijk in Theresia's tijd.

In den voormiddag sloeg de klok met gewonen galm, het keerend uur van den dag, en dezelfde stille, vreedzame lucht hing er in het omhein der dorpsplaats over de huizen, met den wegwijzer te midden, die met zijn drie armen de drie uitwegen aanwees. Alles had weer hetzelfde uitzicht gekregen gelijk op de gewone dagen, als er niets gebeurd is. Maar binnen in elk huis, was men over Jantje Verdure bezig,

[pagina 132]
[p. 132]

en in de verwachting hoe het met de begrafenis zou afloopen.

 

EINDE


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken