Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
'De "verborge werkkingh" van het zeventiende-eeuwse calvinistische liedboek' (1994-1995)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.80 MB)

XML (0.04 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

artikel
100 artikelen/Gouden Eeuw


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

'De "verborge werkkingh" van het zeventiende-eeuwse calvinistische liedboek'

(1994-1995)–Els Stronks–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 2]
[p. 2]

De ‘verborge werkkingh’ van het zeventiende-eeuwse calvinistische liedboek Ga naar eind*

Els Stronks

In de tweede helft van de zeventiende eeuw kwamen talloze, door predikanten geschreven calvinistische liederen op de markt. En wel voor het vertier van de gemeenteleden. Wie zich over dat feit verbaast, heeft bij het horen van het woord ‘calvinistisch’ waarschijnlijk het inmiddels bijna spreekwoordelijke streven naar soberheid en de mijding van alle geneugten voor ogen. In deze visie passen geen dominees, die gelovigen met luchtige liedjes willen vermaken. Het geestelijk lied werd voor deze predikanten echter hèt middel om de bittere pil van het leven naar Gods voorschriften in muzikaal verguldsel aan de gemeenten aan te bieden. De idealen en denkbeelden van het calvinisme werden misschien door deze liedboeken in ons land wel zo bekend.

Om de boodschap onder de vromen te verspreiden dat al het wereldlijk vermaak vermeden diende te worden, maakten de predikanten gebruik van een medium waarmee in hun ogen juist bij uitstek verderf

illustratie
Van Lodensteins Uytspanningen, voor het eerst in Utrecht uitgegeven, verscheen aanvankelijk ook zonder afbeelding. In de editie van 1693 werd voor het eerst een illustratie afgebeeld, waarop de Dom centraal staat (foto UB Utrecht).


gezaaid werd. Liedboeken met liefdesliederen, vanaf de eerste helft van de zeventiende eeuw zeer populair, waren het kwaad waartegen zij zich heftig verzetten. De populariteit van deze liederen toonde aan dat het lied de kracht had mensen te beïnvloeden en die ‘werking’ werd door de predikanten onderkend. Toen de ouderling A. Godart in 1676 een lofdicht voor het liedboek de Uytspanningen van de calvinistische predikant Jodocus van Lodenstein uit Utrecht schreef, probeerde hij daarin de ‘Werreldlingh’, die slechts de dartele wijsjes van ‘onkuissch’ en ‘geile dichters’ kent, over te halen voortaan geestelijke liederen te lezen en zingen:
 
‘'k Zegh, leest en zingt ze togh met aandagt en opmerkkingh,
 
't Zal wonder zijn zoo niet uw Ziel wordt aangeraakt
 
En lieffelijk gestreelt, door een verborge werkkingh,
 
En proeft een zoeter zoet als zy ooit heeft gesmaakt.’ Ga naar eind1

Zijn aanprijzing van de Uytspanningen is gebaseerd op de ‘verborge werkkingh’, de aantrekkingskracht van het geestelijk lied. Hij belooft dat in dit liedboek een verrassend ‘zoeter zoet’ aangetroffen zal worden. Het uiteindelijke doel is van de wereldlingen, door het zingen van Van Lodensteins liederen, hemelingen te maken.

Ik wil hier ingaan op enkele aspecten van de achtergrond van dit wervend gebruik van het liedboek. Eerst worden de ontwikkelingen behandeld, die geleid hebben tot de bloei van het calvinistische liedboek in de periode 1650-1700. Vervolgens wordt nauwkeuriger bekeken waarom de predikanten juist het lied als medium kozen. En ten slotte wordt aan de orde gesteld wie de zangers, lezers en kopers van de calvinistische bundels geweest kunnen zijn.

 

Het calvinistische lied tot 1650

Toen het calvinisme in de zestiende eeuw terrein won in de Nederlanden was het geuzenlied een belangrijk middel in de politieke strijd tegen Spanje. Tegelijkertijd werden de reformatorische ideeën over de

[pagina 3]
[p. 3]

geloofsleer verspreid in liedboeken als de Veelderhande Liedekens. Ga naar eind2 Aan de verspreiding van deze bundels met geestelijke liederen onder de calvinisten kwam aan het eind van de zestiende eeuw een vrij abrupt einde, toen Marnix van St. Aldegonde een campagne begon tegen het zingen van niet aan de bijbel gebonden liederen in de calvinistische eredienst. Ga naar eind3 Marnix' actie had tot gevolg dat de calvinisten in de zeventiende eeuw in het kerkgebouw vrijwel uitsluitend psalmen zongen. Ga naar eind4

Een mogelijk onbedoeld neveneffect van zijn pleidooi was ook een afname in de produktie van calvinistische liederen. In het eerste kwart van de zeventiende eeuw werden weinig of geen nieuwe calvinistische liedboeken uitgegeven. Pas rond 1625 verschenen weer wat bundels en losse liederen. Het ging om een nog bescheiden aanbod, waarin het liedboek Nieuwe Lof-Sangen, en Geestelycke Liedekens (c. 1625) van de Utrechtse predikant Bernardus Busschoff een opvallende plaats innam. Hiervan zijn in de zeventiende eeuw waarschijnlijk een kleine twintig herdrukken verschenen. Ga naar eind5 De werkelijke bekendheid van de Nieuwe Lof-Sangen in de zeventiende eeuw laat zich moeilijk meten, omdat van de bundel slechts laat zeventiende-eeuwse en achttiende-eeuwse exemplaren overgeleverd zijn. Er is echter meer dan één reden om aan te nemen dat de bundel al snel een succes werd. Busschoffs naam duikt op in voorwoorden van een aantal vroeg zeventiende-eeuwse calvinistische liedboeken, zijn liederen werden al snel in contemporaine bloemlezingen opgenomen Ga naar eind6 en op het titelblad van de oudst bekende uitgave uit het laatste kwart van de zeventiende eeuw van de Wed. van Theunis Jacobsz. Loots-Man Ga naar eind7 staat te lezen dat het hier een zeventiende druk betreft.

Eén van Busschoffs liederen, de ‘Lofzang des Heeren’ met de contra-remonstrantse uitleg van het begrip ‘uitverkiezing’, was met name zeer geliefd. Het werd in de periode rond de Synode van Dordrecht herhaaldelijk als liedblad verspreid. Ga naar eind8 De remonstrantse predikant Uytenbogaert reageerde verontwaardigd op Busschoffs initiatief. Dat zijn collega ‘Liedekens dicht en opentlijck in Druck uytgheeft / daer men de Luyden mede leert’ Ga naar eind9 was voor hem onacceptabel. Uytenbogaerts reactie, hoewel primair gericht tegen de inhoud van de ‘Lofzang des Heeren’, laat zien dat de belerende werking van het zingen ook door hem werd onderkend.

Busschoffs liedboek is een uitzondering in tijden van algemene schaarste. In de tweede kwart van de zeventiende eeuw kent de geschiedenis van het calvinistische lied enkele opvallende hoogtepunten, Ga naar eind10 maar van een echte bloei van het genre is geen sprake. Wel kan op basis van het voorbeeld van de Nieuwe Lof-Sangen worden

illustratie
Een in meerdere opzichten bijzondere afbeelding uit Den Christelicke Jongheling van de Vlielandse predikant F.E. den Heusen, Amsterdam 1647. Ten eerste komen in andere calvinistische liedboeken geen illustraties bij de liederen voor en ten tweede was het in de liederen niet gebruikelijk de duivel als de personificatie van het kwaad (hier niet van het wereldlijk zingen, maar van het spelen) voor te stellen. De oorzaak voor het zondigen werd door de calvinisten niet in de verleiding door de duivel, maar in de slechtheid van de mens zelf gezocht (foto KB Den Haag).


beweerd dat het geestelijke lied nooit helemaal uit het leven van de calvinisten verdwenen is, ondanks het feit dat de psalmen in de kerk zo'n dominante plaats innamen.

Opleving en bloei

Na 1650 begon langzamerhand een grote groep predikanten zich, mogelijk op aangeven van G. Voetius, Ga naar eind11 voor het verspreiden van hun ideeën van het liedboek te ‘bedienen’. Predikant-dichters als S. Simonides, F. Ridderus, V. van Oosterwyck, W. Feylingius, W. Sluiter, de reeds genoemde J. van Lodenstein, J. Kloeck en W. Velingius werden al snel gesteund door de nauw bij de gereformeerde kerk betrokken gemeenteleden H. Uilenbroek, J. Willemsen, T. Sonnema, M. Beeckman, W. ter Burgh, P. van Sorgen, H. Sweerts en J. Boekholt. Ga naar eind12 Bij de opleving van het calvinistische lied in de tweede helft van de zeventiende eeuw waren veel auteurs betrokken, die dan vaak ook nog meer dan één bundel op hun naam hebben en iedere herdruk vermeerderden met aanhangsels en toegiften.

Deze bloei van het calvinistische lied hing samen met het vroomheidsoffensief

[pagina 4]
[p. 4]

van de Nadere Reformatie. Ga naar eind13 De vertegenwoordigers van deze beweging streefden naar een nauwkeuriger, strikter (‘nader’) naleven van de gereformeerde geloofsleer en streden tegen zedenbederf en verval van de vroomheid. Ga naar eind14 Dat zij juist het liedboek als propagandamiddel aanwendden, laat zich verklaren door de aantrekkingskracht die het lied toch al op hun gemeenteleden uitoefende. Het wereldlijke lied was met name onder de jeugd, een specifieke doelgroep van het offensief van de Nadere Reformatie, zeer populair. Ga naar eind15 J. Boekholt, de Amsterdamse uitgever die ook zelf een aantal stichtelijke boekjes schreef, klaagde dat uit de monden van kinderen slechts ‘godloose’ liedjes te horen waren. Ga naar eind16 In het voorwerk van vrijwel alle zeventiende-eeuwse calvinistische bundels worden de geestelijke jeugdigen gelokt met speciaal voor hen geschreven liedjes en bijvoorbeeld in 't Nieuw Geestelijck Kruyt-Hof Ga naar eind17 zijn de afdelingen met deze liederen verzameld in een apart deel, waarboven staat: ‘Volgen eenige Veerssen, rakende de jeugdelijcken staet’. Ga naar eind18 In diverse liederen gaan de dichters in op de bezwaren die zij tegen het zingen van wereldlijke liedjes door jongeren hebben. De Rotterdamse predikant W. Velingius dicht, niet al te fijntjes:

 
‘Hoe word die Peerl [=de dichtkunst]
 
van 't Verkendom vertreen?
 
Hoe word dat puikwerk van verheve geesten
 
Bemoddert van die vuile weereldbeesten!
 
Wiens dichten zyn dood schichten voor de zeen
 
 
 
Leg neer uw veer/drekdichter van de Hel
 
Die met uw fraei vergift de jeucht betoovert
 
Die met Sirene zang de ziel veroovert
 
En maakt eerlang des weerelts medgezel.’ Ga naar eind19

Velingius schrijft, net als Godart in zijn lofdicht voor de Uytspanningen, het lied de kracht toe om de ziel te betoveren. De gedachte dat juist de jeugd vatbaar is voor het verderf is een gemeenplaats, die telkens weer door deze dichters wordt verwoord. De Delftse predikant V. van Oosterwyck beschrijft in zijn Hofbloemen ofte Drie Hondert Stichtelijcke en Leersame Bedenckingen Ga naar eind20 de attractieve werking van de poëzie en de gevolgen daarvan voor de jeugd:

 
‘…niet ter werelt is te vinden
 
Dat yemants Ziele kan verslinden
 
Gelyck helaes! de Poësyen
 
Van de snood' en laetste tyen
 
Meest syn besayt met sulcke vruchten
 
Die vol van vuyl' en geyle luchten
 
Een brant ontsteken in de herten
 
Die 't lichaem en de Ziele smerten,
 
En menichte Jong-gesellen
 
Al lacchende doen gaen ter Hellen
 
En vallen in des satans handen
 
Om onverteert altyt te branden.’


illustratie
Het overgrote deel van de calvinistische liedboeken heeft een titelpagina zonder illustraties. Titel en typografie moesten de kopers lokken (foto Zeeuws Documentatiecentrum Middelburg).


Door hun geestelijke in plaats van wereldlijke teksten aan te bieden, speelden de predikanten in op de reeds aanwezige behoefte aan vertier en vermaak. De aantrekkingskracht van het lied hoopten zij zo ten goede aan te wenden. Ga naar eind21

Opmerkelijk is dat zij niet alleen de jeugd, traditioneel dé doelgroep van lieddichters, met hun liederen wilden bereiken. De Rotterdamse predikant Franciscus Ridderus schrijft catechisatieliederen voor (kleine) kinderen Ga naar eind22 en in verschillende bundels komen juist ook liederen voor ‘ouderen’ voor. In de achttiende eeuw is dit proces verder uitgekristalliseerd in de bundel Geestelike Gesangen van de predikant W. Schortinghuis: hij heeft daarin voor zeven groepen gelovigen, ingedeeld naar de mate van ‘bekeerdheid’, aparte liederen opgenomen.

Het gebruik

De liedboeken die ten bate van het vroom-

[pagina 5]
[p. 5]

heidsoffensief van de Nadere Reformatie ingezet werden, zijn sober uitgegeven. Tegen de gangbare zeventiende-eeuwse gewoonte in werden ze door de drukker in weinig kostbare, onversierde en uniforme banden van perkament gebonden. Ga naar eind23 Het waren bovendien ongeïllustreerde uitgaven, meestal zelfs zonder titelplaat. De Uytspanningen van Van Lodenstein vormt een uitzondering op deze regel. Dit liedboek kreeg in de vijfde druk een titelprent, een remake van een al bestaande houtsnede, en vanaf de tiende druk zelfs een speciaal voor deze bundel ontworpen illustratie. Ga naar eind24 Eén op de drie liedboeken heeft muzieknotatie bij de liederen; het afdrukken van noten was een arbeidsintensief en daardoor relatief kostbaar proces. Ga naar eind25 De lage prijs van een editie zonder muziek van de Uytspanningen wordt door de drukker Willem Clerck een voordeel genoemd: zo hoefde niemand van een exemplaar verstoken te blijven. Ga naar eind26 De boekjes waren van klein, tot zeer klein formaat: octavo's komen voor, duodecimo's zijn het meest gebruikelijk. Ga naar eind27 Omdat het papier waarop gedrukt werd per vel toch al een zeer lage kostprijs had, waren het al met al zeer goedkope boeken. Ga naar eind28 Van Lodensteins drukker Clerck was niet de enige die rekening hield met geïnteresseerden zonder (veel) geld. De samensteller van de verzamelbundel Geestelyke gezangen, Adriaan de Loo, bracht in dit liedboek gezangen van verschillende dichters samen: ‘tot dien eynde op dat oock die onder u arm zyn dezelve voor een kleyne prys of weynig geld mogten bekomen, anders liep de prys te hoog, dewyl dezelve uyt een ander Provincie hier moesten werden ontboden.’ Ga naar eind29

De boekjes werden waarschijnlijk met het oog op de doelgroep van de predikanten goedkoop en sober uitgevoerd: de liederen werden gemaakt, zo blijkt uit aanduidingen van de dichters op voorpagina's en in voorwoorden, tot ‘stichtinghe der eenvoudigen’. Ga naar eind30 Er werd niet alleen terdege rekening gehouden met de beurs, maar ook met het bevattingsvermogen van de ‘kleinsten’ onder de gelovigen. De Middelburger J. Willemsen schrijft in het voorwoord van zijn bundel Sions Zielsbanketten bijvoorbeeld dat hij een verheven stijl vermeden heeft, omdat de ‘eenvoudige Godzoekende zielen’ daardoor slechts in de war gebracht zouden worden: ‘Deze Gezangen heb ik […] geschikt naar het bevat en de lust van de eenvoudigen […]. Ik hebbe meest en doorgaans de zedelyke Waarheden beöogd en de gezangen geschikt naar verscheidene gemoedsgestalten, ziende meer op de eenvoudige Godzoekende zielen, dan op groote verstanden; daarom heb ik een' gemeenen en zachten trant van rymmaaten gekozen boven een' verheeven styl, daar ligt nu al te veel op gezien werd, hoewel dat het ook in zulke zedige stoffen niet veel te pas komt, weyl de eenvoudigen, die dit meest zoeken en zingen, door hooge tranten meer verdwerst, als geleerd werden.’ Ga naar eind31

Sommige dichters geven ook een verantwoording voor de keuze van rijmende teksten ter verspreiding van Gods leer. Ga naar eind32 Willemsens kleinzoon, die de postume uitgave van Sions Zielsbanketten verzorgde, argumenteerde in zijn ‘Voorreden van den Uitgeever aan den Leezer, ter aanpryzing van het heilig en Godsdienstig gezang’ dat van oudsher bewezen is dat teksten in dichtvorm ‘levendiger en vaster in het geheugen der eenvoudigen’ blijven hangen. Omwille van de eenvoudigen hielden de dichters de liedteksten kort en simpel. Ga naar eind33 Bovendien werden in voetnoten soms aanvullende verklaringen geschreven ‘om datse [=de teksten] sonder de selve vanden eenvoudigen niet wel en konnen verstaen werden.’ Ga naar eind34 De melodieën bij de liederen werden of gekozen uit de bekendste psalmwijzen, of uit het arsenaal van populaire wereldlijke liedjes.

Al deze hulp, zo voorzag de Middelburgse predikant C. Tuinman, zou toch wel eens niet toereikend kunnen zijn. Tuinman schrijft in het voorwoord van zijn bundel Mengel-Stoffe van veelerlei stichtelijke Gezangen: ‘Diepzinnige geleerdheid of verhevenheid van trant is hier niet: want mijns bedunkens komen die niet zeer te passe in Gezangen, welke voornamentlyk (zo ik my inbeelde) klaarheid en vloeyentheid vereischen. Of ik daar in eenigzints gelukkig geweest ben, staat aan 't bescheiden oordeel van U. U. E E. hoewel ik vreeze dat'er nu en dan nog al iets boven 't bereik der eenvoudige zal zijn.’ Ga naar eind35

De Eibergse predikant Willem Sluiter reikte zelfs voor de ongeletterden een oplossing aan om zijn bundels toch te gebruiken. Zijn advies vooral goed op te letten als een mede-gelovige de liedteksten ten gehore brengt, zal de liederen binnen het bereik van ook de allereenvoudigsten gebracht hebben. Ga naar eind36 Dat is tenminste Sluiters eigen ervaring geweest: ‘Men vind verscheiden eenvoudige luyden, die niet lesen of schryven konnen, den welken de geestelijke gesangen een groot behulp zijn, als sy die selve van anderen leeren en weten, ook dik-

[pagina 6]
[p. 6]

wijls veel daer uyt te verhalen en singen.’ Ga naar eind37

We kunnen constateren dat drukkers en dichters naar betaalbare en begrijpelijke liedbundels streefden. De vraag is nu of de kopers en gebruikers van deze boekjes ook werkelijk de ‘eenvoudigen’ onder de gelovigen waren. Ik vertaal de term ‘eenvoudigen’ hier naar de twee laagste groepen in de toenmalige samenleving, de brede burgerij en het gemeen. Ga naar eind38 Deze bevolkingsgroepen waren in de zeventiende-eeuwse Republiek relatief geletterd, maar dat betekent natuurlijk nog niet dat iedere gelovige boeken kocht of zelfs het vermogen tot lezen bezat. Ga naar eind39 Onderzoek naar inboedelinventarissen, de meest geraadpleegde bron voor informatie over boekenbezit, heeft aangetoond dat in de onderste laag van de sociale hiërarchie in de Republiek het bezitten van boeken niet erg gebruikelijk was. Ga naar eind40 Hierbij moeten twee kanttekeningen gemaakt worden. Ten eerste hadden de inboedels van het gewone volk in het algemeen een zo geringe waarde dat registratie niet noodzakelijk geacht werd. We kunnen door deze omstandigheid over het boekenbezit van deze bevolkingsgroep niet veel met zekerheid zeggen. Ten tweede moeten de gegevens over het boekenbezit met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden omdat het niet erg waardevolle ‘kerkgoed’ (bijbels, psalm- en prekenbundels, liedboekjes) in veel zeventiende-eeuwse inboedels niet of met zeer summiere aanduidingen beschreven werd. In boedelbeschrijvingen uit die periode staan vaak alleen maar opmerkingen als ‘liedboeken’, of ‘boeken, zowel klein als groot’. Ga naar eind41

Om deze twee redenen zijn uit de inventarissen minder ‘harde’ gegevens af te leiden dan men op het eerste gezicht zou denken, zeker met betrekking tot het boekenbezit onder het gemeen. Wel blijkt uit dit materiaal dat niet alleen de allereenvoudigsten de liedboeken kochten en bezaten. In de inboedels van Weesp, Medemblik, Maassluis en Doesburg worden de bundels van bijvoorbeeld Sluiter en Van Lodenstein aangetroffen bij artsen, burgemeesters, advocaten en predikanten. Een gedicht van Katharine Lescailje, een Amsterdamse dichteres die zich in hoge literaire kringen bewoog en een boekhandel dreef, toont aan dat ook de elite waardering had voor de stichtende werking van de liederen:

 
‘Ik weet dat uw [=Sluiters] godtvruchte Dichten
 
Die gy in overvloed verëert
 
De eenvouwdigheid alleen niet leert,
 
Maar hooger geesten kunnen stichten.’ Ga naar eind42

De belangstelling voor het calvinistische liedboek onder grote groepen van de bevolking had tot gevolg dat grote aantallen herdrukken verschenen. De Uytspanningen van Van Lodenstein werd tot in de achttiende eeuw zeker zestien keer herdrukt. Ook de bundels van bijvoorbeeld Sluiter en Ridderus werden telkens opnieuw uitgegeven. Bovendien werden in de achttiende eeuw talrijke bloemlezingen op de markt gebracht met selecties uit het werk van verschillende dichters, die gretig aftrek vonden. Het Bundeltje Uitgekipte Geestelyke Gezangen, waarvan mogelijk 34 drukken bestaan hebben, is daarvan het meest aansprekende voorbeeld.

Een verklaring voor de populariteit van de bundels bij grote groepen van de bevolking kan naar mijn idee gevonden worden in de specifieke eigenschappen van het lied. Het lied heeft door zijn gedeeltelijk orale karakter - toehoorders kunnen naar de teksten luisteren - een unieke plaats tussen mondelinge en schriftelijke communicatie. Het sloot om die reden goed aan bij de cultuur van de ongeletterden, die gebaseerd was op het van mond tot mond overdragen van kennis en nieuwtjes. Daarmee kon het zelfs voor de niet-lezende groep van de bevolking een communicatieve functie vervullen. Het horen zingen van toegankelijke teksten op bekende melodieën leidde al snel tot meezingen. En het meezingen tot het opnemen van de boodschap die de predikanten over wilden brengen. Meer ontwikkelde gelovigen kunnen in de samenzang de rol van intermediair vervuld hebben. Zo konden met de liederen in principe ook de allereenvoudigsten bereikt worden.

Er zijn aanwijzingen dat van jongs af aan iedereen kansen kreeg deze liederen te leren: de Amsterdamse schoolmeester Gerard de Jong, die in zijn jeugd van zijn moeder een ‘Sluiter’ kreeg, zong met zijn leerlingen in het eerste kwart van de achttiende eeuw uit de Uytspanningen van Van Lodenstein. Ga naar eind43 Op speciale bijeenkomsten voor de gelovigen buiten het kerkgebouw werd ook veel uit de liedboeken gezongen. Op deze manier moeten veel liederen overgedragen en bekend geworden zijn. Tijdens deze zogenoemde conventikels werd niet alleen gezongen maar, op voorstel van bijvoorbeeld Van Lodenstein, na afloop van het zingen tevens over de liedteksten gesproken. Ga naar eind44 Voor dit ‘conventikel’-gebruik wer-

[pagina 7]
[p. 7]

den zelfs specifieke bundels op de markt gebracht. D. Montanus, predikant in Sluis, maakt in het voorwoord van zijn Stemme des Gejuygs en des Heils Ga naar eind45 duidelijk dat zijn liederen geschreven zijn voor ‘de Heilige besondere-by-eenkomsten der Heiligen in Nederland’. Om de groepsvorming onder de gelovigen te bespoedigen, schetst hij de bedreiging van een gezamenlijke vijand, de ‘Weereld’: ‘Alleen en kan de Weereld niet verdragen H. byzondere by-een-komsten der vroome, tot heilige oeffeninge van t'samenspreeken, lesen des Woords, herhalen der Predicatien, uytstortingen der gebeden, zingen van Psalmen, Lof-zangen en geestelijcke Liedekens en zoo voorts, ter opscherpinge der liefde en goede Wercken. […] Alles is by de Weereld geoorlooft behalven recht Godtzaligh te zijn en te willen schijnen. O tijden! O zeden!’

Van Lodenstein merkt tenslotte in zijn voorwoord van de Uytspanningen nog op dat het samenzingen de bekering van de wereldlingen tot gevolg kan hebben: zij zullen het gezang horen en zich bezinnen, voorspelt hij. Zijn vertrouwen in de aantrekkingskracht van het lied was groot en werd door veel van zijn collega's gedeeld.



illustratie
De Amsterdamse drukker J. Kannewet verfraaide in de achttiende eeuw de Uytspanningen met titelprent. De Dom is, zij het in de verte, nog steeds te zien (foto UB Utrecht).


eind*
Dit artikel is tot stand gekomen als onderdeel van het project ‘Culturele systemen en cultuurparticipatie 1500-1700’ van het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur aan de Universiteit Utrecht. Ik wil mevr. Prof. Dr. M.A. Schenkeveld-van der Dussen en Dr. L.P. Grijp bedanken voor hun commentaar op een eerdere versie van dit artikel.

eind1
Het citaat is afkomstig uit het gedicht ‘Op de Uitspanningen van de Hr. Jodocus à Lodenstein’ van de ouderling A. Godart. Zie J. van Lodenstein, Uytspanningen, Utrecht 1676 (eerste druk).

eind2
Zie hiervoor B. Hofman, Liedekens vol gheestich confoort. Een bijdrage tot de kennis van de zestiende-eeuwse Schriftuurlijke lyriek, Hilversum 1993.
eind3
Zie hiervoor W.A.P. Smit, Dichters der Reformatie in de zestiende eeuw, Groningen/Batavia 1939, p. 30, 99-100.
eind4
J.R. Luth heeft er in ‘Daer wert om 't seerste uytgekreten…’. Bijdragen tot een geschiedenis van de gemeentezang in het Nederlandse Gereformeerde protestantisme c. 1550-c. 1852, Kampen 1986, op gewezen dat naast de psalmen een beperkt aantal gezangen toegestaan bleef (p. 128).
eind5
Zie voor een bibliografisch overzicht J. van der Haar, Schatkamer van de gereformeerde theologie in Nederland (c. 1600-c. 1800) enz., Veenendaal 1987, p. 73.
eind6
Zie onder andere Christelijcke Ghesangen tot Lof van onsen Heere ende Saligh-Maker Jesus Christus (…), Amsterdam 1627 (eerste druk).
eind7
Zij was als drukker actief tussen 1668 en 1689; ergens in die periode moet deze uitgave tot stand gekomen zijn. Zie M.M. Kleerkooper en W.P. van Stockum, De boekhandel van Amsterdam, voornamelijk in de 17e eeuw enz., 's-Gravenhage 1914-1916. Deel I, p. 386-387.
eind8
Een exemplaar hiervan is onder andere aanwezig in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.
eind9
Zie het pamflet Oprecht en Noodt-wendig Bericht Joannis Wtenbogaert. Op een bitter Schrift nu t'Enchuysen uytgegeven, metten Titul van Naerder Advis over de Conferentie tot Delf, etc.…, 's-Gravenhage 1615.
eind10
Naast Busschoffs bundel kunnen ook de Urania van D.P. Pers en de Stichtelijcke Bedenckingen, Stichtelijcke Tijdtcortinge en Onledige Ledicheit van J.C. Wits als vaak herdrukte liedboeken genoemd worden; de eerste drukken hiervan verschenen rond 1640.

eind11
Deze Utrechtse hoogleraar, voorman van de beweging van de Nadere Reformatie, pleitte er in zijn inaugurele rede De pietate cum scientia coniungenda voor de dichtkunst voortaan alleen nog aan God en het verspreiden van Zijn naam te wijden. Deze rede is vertaald en uitgegeven door A. de Groot onder de titel Inaugurele rede over Godzaligheid te verbinden met de wetenschap enz., Kampen 1978, p. 47 e.v.
eind12
Zie voor een (vrijwel volledig) bibliografisch overzicht van hun liedboeken A. Ros, ‘Een schatkamer van gereformeerde poëzie’, Documentatieblad Nadere Reformatie 16 (1992), p. 127-139. En voor aanvullende gegevens J. van der Haar, Schatkamer van de gereformeerde theologie in Nederland (c. 1600-c. 1800), Veenendaal 1987.
eind13
Ik gebruik hier de term ‘vroomheidsoffensief’ als specificering van de door B. Kruithof geïntroduceerde, algemenere term ‘beschavingsoffensief’, waarvan W. Frijhoff als omschrijving gegeven heeft: ‘In zo verre als de normerende instanties in de vroegmoderne periode hun eigen normstelsel als beschaafder beschouwden dan dat wat zij bestreden, kan dit normeringsoffensief ook als een beschavingsoffensief worden gekenschetst.’ Zie W. Frijhoff, ‘Ten geleide. Publieke beschavingsoffensieven in de vroegmoderne tijd’, Volkskundig Bulletin 11 (1985), p. 94.
eind14
Zie O.J. de Jong, W. van 't Spijker en H. Florijn, Het eigene van de Nederlandse Nadere Reformatie, Houten 1992, p. 11.
eind15
In de voorwoorden en opdrachten van de liedboeken wordt vaak de ‘jeugd’ aangesproken, een in zijn algemeenheid erg vage term. Vaak wordt deze groep verweten zich in de liefde te losbandig te gedragen. Ik neem aan dat dan ‘jongeren’ bedoeld worden, zo tussen de 14 en 20 jaar (zie M. Spies, Des mensen op- en nedergang, Amsterdam/Barneveld 1985, voor een overzicht van leeftijdsgroepen in de zeventiende eeuw).
eind16
Zie J. Boekholt, ‘Opdracht aen de Uytverkoorne. Na de voorkennisse Gods in Christo Jesu’ in zijn Innerlycke Ziel-Klachten, Amsterdam 1679. Overigens is het voor wat betreft de predikanten waarschijnlijk veelal bij klagen gebleven. H. Roodenburg heeft in Onder censuur. De kerkelijke tucht in de gereformeerde gemeente van Amsterdam, 1578-1700, Hilversum 1990, laten zien dat in ieder geval in Amsterdam weinig officiële acties tegen het zingen van wereldlijke liederen ondernomen zijn.
eind17
De volledige titel van dit liedboek luidt 't Nieuw Geestelijck Kruyt-Hof wesende als een tweede deel vande Syons Wijn-bergh bestaende in zedige Gesangen, Rijmen, en lees-stoffen. Alles uyt verscheyde Autheuren byeen ghestelt, Middelburg 1665.
eind18
Op. cit. (noot 17), p. 319.
eind19
Zie ‘Roem van Geestelyk Rym’ in W. Velingius, Zedige Ledigheid ofte Stichtelyk Tydverdryf. Leiden 1765 (zesde druk) (eerste druk 1691).
eind20
Amsterdam 1659. Het citaat is afkomstig uit het gedicht ‘Op den Titel’.
eind21
Het aanbieden van geestelijke teksten voor bestaande wereldlijke liedjes, met behoud van de melodie, wordt ook wel ‘substitutie’ genoemd; dit verschijnsel kwam bijvoorbeeld ook al bij de zestiende-eeuwse Souterliedekens voor. Zie L.P. Grijp, Het Nederlandse Lied in de Gouden Eeuw. Het mechanisme van de contrafactuur, Amsterdam 1991, p. 25.
eind22
Zie F. Ridderus, Dagelijksche Huys-Catechisatie (eerste uitgave van oefeningen met gezangen Rotterdam 1659).

eind23
De meeste zeventiende-eeuwse boeken werden door de drukkers ongebonden aangeboden, zodat de kopers zelf de uitvoering van de band konden bepalen. Veel ‘kerkgoed’ (bijbels, psalm- en liedboeken) was daarentegen alleen ingebonden te koop. Zie voor deze gegevens W. Heyting, ‘Het gereformeerde psalmboek en het boekenbedrijf’, in: Psalmzingen in de Nederlanden van de zestiende eeuw tot heden, Kampen 1991, p. 167.
eind24
De vijfde druk van de Uytspanningen verscheen bij de weduwen Clerck en De Groot, Utrecht/Amsterdam 1693, de tiende bij Kannewet, Amsterdam 1739.
eind25
De gegevens over het aantal bundels met muziek zijn gebaseerd op C.A. Höweler en F.H. Matter. Fontes hymnodiae neerlandicae impressi 1539-1700 enz., Nieuwkoop 1985, waarin slechts liedboeken met muzieknotatie opgenomen zijn. De informatie over het afdrukken van noten in de zestiende en zeventiende eeuw is afkomstig uit Heyting, Op. cit. (noot 23), p. 165-166.
eind26
Zie het voorwoord aan de ‘Christelijke Sangers’ van Willem Clerck voor de tweede druk van de Uytspanningen, Utrecht 1679.
eind27
Dit alles in tegenstelling tot de ‘nieuwe’ wereldse liedboeken voor de koopkrachtige jeugd die in het eerste kwart van de zeventiende eeuw verschenen waren: van groot formaat (4° oblong), rijk geïllustreerd met een zeer verzorgde typografie. Zie H. Meeus, ‘In dees spieghel zal de domme jeucht met vreucht leeren’, Zeventiende Eeuw 7 (1991), p. 127-143.
eind28
Zie voor gegevens over de prijs van boeken B. van Selm, ‘“… te bekomen voor een Civielen prijs.” De Nederlandse boekprijs in de zeventiende eeuw als onbekende grootheid’, Zeventiende Eeuw 6 (1990), p. 98-116, speciaal p. 105 en 108.
eind29
De bundel bevat liederen van onder andere P. Immens, P. van Sorgen en J. Kloeck. De oudste overgeleverde druk stamt uit 1706; op het titelblad van die druk staat echter dat het om een vermeerderde editie gaat. Het citaat is afkomstig uit de voorrede uit 1706.
eind30
Dergelijke beginselverklaringen komen in vrijwel alle liedboekjes voor. De hier geciteerde formulering is van de predikant J. Puppius, in het voorwoord voor de Geestelycke Lof-Sangen. Enkhuizen 1643.
eind31
De volledige titel van de bundel luidt: Sions Ziels-banketten uitgegeven met eene voorreden, ter aanpryzing van het heilig en godsdienstig gezang door J. Willemsen. Merkelyk verbeterd en vermeerderd met een Nieuw Aanhangsel van Mengeldichten. Geciteerd naar de derde (vermeerderde) druk. Middelburg 1752; de eerste druk stamt uit 1713. De gezangen zijn echter van eerder datum en werden uitgegeven door de kleinzoon van de hier geciteerde Willemsen.
eind32
Zie naast Willemsen ook F. Ridderus in het voorwoord van zijn Dagelijksche Huys-Catechisatie, Rotterdam 1659.
eind33
M.A. Schenkeveld-van der Dussen heeft in ‘Camphuysen en het “genus humile”’, in: Eer is het lof des deuchts. Opstellen over renaissance en classicisme aangeboden aan dr. F. Veenstra, onder red. van H. Duits e.a., Amsterdam 1986 (p. 141-153), laten zien hoe bewust de remonstrantse lieddichter Camphuysen rekening hield met zijn publiek en hoe zijn schijnbaar eenvoudige stijl op de regels van de retorica gebaseerd is.
eind34
Zie V. van Oosterwyck, voorwoord voor de Keur van H. Stoffen uyt Gods Woord, Delft 1656.
eind35
De volledige titel van deze bundel luidt Mengel-Stoffe van veelerlei stichtelijke Gezangen; op verscheide, zo oude als Nieuwe, Toonen en Psalmwyzen. Geciteerd naar de tweede druk, Utrecht 1709; de eerste druk verscheen in Middelburg 1699.
eind36
Zie het lied ‘Aen onse Gemeynte in Hupsel’ van W. Sluiter in Vreugd- en Liefde-Sangen. Geciteerd naar een druk uit 1717, Amsterdam (eerste druk 1671), p. 27:
 
‘Isser onder u een man
 
Die daer uyt yet lesen kan
 
Schikt u by hem op de bank aen
 
En hoort toe; of singt te saem
 
Zyt gy daertoe ook bequaem.’
eind37
Zie het voorwoord ‘Nodige onderwysinge en vermaninge aen de Christelijken Sanger ende Leser’ in Sluiters eerste bundel Psalmen, Lof-Sangen en Geestelike Liedekens uit 1661. Geciteerd naar een editie uit 1717, Amsterdam.
eind38
Zie B. van Selm, ‘Onderzoek naar volkslectuur in de vroegmoderne tijd’, in: Inzichten en vergezichten. Zes beschouwingen over het onderzoek naar de geschiedenis van de Nederlandse boekhandel, Amsterdam 1992, p. 65-66.
eind39
Zie B. van Selm, ‘Mogelijkheden en beperkingen van fondsreconstructie’, Op. cit., p. 28-31.
eind40
Zie B. van Selm, ‘Onderzoek naar volkslectuur in de vroegmoderne tijd’, Op. cit. (noot 38), p. 67-68.
eind41
Zie bijvoorbeeld de gegevens van de gemeenten Maassluis, Medemblik, Doesburg en Weesp, waarvan afschriften aanwezig zijn op het P.J. Meertens Instituut in Amsterdam. Met dank aan drs. H. Dibbets.
eind42
Zie K. Lescailje, ‘Weerklank aan den Eerwaarden Hooggeleerden Heere D. Wilhelmus Sluiter (…)’ in Tooneel- en Mengelpoëzy, Amsterdam 1721. Deel I, p. 328.
eind43
Zie G. de Jong, Een histories verhaal der voornaamste lotgevallen en byzonderste ontmoetinge raakende de perzoon, geboorte, opvoedinge en familie enz. Op rijm. Leiden, Ltk. 414, p. 81 (handgenummerd).
eind44
Zie Van Lodensteins voorwoord bij de Uytspanningen, Utrecht 1676.
eind45
De volledige titel luidt Stemme des Gejuygs en des Heils over 't Groote Interest van een Christen ofte Het deel van een geloovige: in Gezangen vervat. Geciteerd naar de derde druk, Amsterdam 1684.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • over Uyt-spanningen, behelsende eenige stigtelyke liederen

  • over Nieuwe lof-sangen en geestelijcke liedekens


auteurs

  • over Jodocus van Lodenstein

  • over Jacob Willemsen

  • over Jacobus Willemsen

  • over Carolus Tuinman

  • over Willem Sluiter

  • over Bernardus Busschoff