Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De stille lach (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van De stille lach
Afbeelding van De stille lachToon afbeelding van titelpagina van De stille lach

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.79 MB)

Scans (18.40 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (0.70 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De stille lach

(1916)–Nico van Suchtelen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 346]
[p. 346]

Hagenau, 23 Nov. 19..
Aan Elisabeth van Rosande,
Parkstraat, Aarborg.

LIESBETH, ik was gedrukt in deze dagen, ik had een aanval van dien zelfden diepen weemoed dien ik vroeger, heel vroeger wel had. De ‘Waimoet sonder raide’ noemde dat een Aarborgsch, door hoogere gevoelens verontrust collectionneur der staatsloterij, die twaalf jaar geleden een zomer lang bij den boer van Boekerode op klompen kwam loopen, tot reddeloos herstel van zijn gezond-verstand. Of mijn weemoed werkelijk zoo zonder reden is weet ik niet. Ik heb mij willen wijsmaken dat het maar vage onbevredigdheid is over de ‘nutteloosheid’ van mijn maatschappelijk bestaan. Ach, dat was óók het schijn-argument voor mijn vlucht uit Oostwolde. Of wil ik misschien alleen om jóuwentwil iets ‘presteeren’; leeft er toch nog zoo'n heimelijke eerzuchtsdemon in me, die mij doet wenschen jou te evenaren en de wereld te toonen dat ik het ‘waard’ ben je lief te hebben? Moet ik je veroveren door eerst mijzelf een naam te veroveren? Als dichter misschien? Heeft je lof over mijn paar versjes mij dan toch opnieuw ijdel gemaakt? Het lijkt mij zoo kinderachtig. Je wéét immers hoe. lief ik je heb.

Of neen, je weet het nog altijd niet en ik ben alleen droevig omdat ik het je niet zeggen kan. Maar kom dan toch ook bij me; het is zoo wreed van je dat je mij laat stamelen van verre. Ik zàl het je kunnen zeggen, als je maar bij me bent; en dan zul je het begrijpen. Waarom huiver je terug voor je geluk, waar-

[pagina 347]
[p. 347]

om laat je het weer voorbij gaan? Waarom vertrouw je mij niet? Lieveling, denk je dat ik niet voel dat je bang voor me bent? Er is iets tusschen ons gekomen; je wilt me niet zien. Ben ik niet meer voor je wat je zei dat ik was en altijd blijven zou, nu drie weken geleden? Is het dan een ellendige illusie, een ijdel zelfbedrog van me dat je door mìj, door míjn liefde bent opgebloeid in nieuwe kracht, tot nieuw leven? Zooals ik door jou? Kom toch bij me, laat het me je zèggen dat je geluk, je rust, je veiligheid, voor de wereld en voor jezelf, alleen liggen in mijn liefde.

24 Nov. 's morgens.

Vergeef me Liesbeth als dit briefje je bedroeft. Ik weet het, het is leelijke twijfel en achterdocht van me. Ik beken het: ik heb gisteren de laffe gedachte gehad dat je dien charmanten sportbaron weer ontmoet had. Maar mijn God, ik heb ook den moed nog niet om te hopen dat jouw gevoel voor mij ooit zou kùnnen halen bij 't mijne voor jou. Dat maakt zoo droevig onbeholpen en onredelijk.

Probeer mijn twijfel, mijn verdriet te begrijpen. Ik was zoo eenzaam in mijn geestelijk kluizenaarschap. Bedenk toch wat het voor mij moest beteekenen toen ik in jou, - met een zekerheid die niet scheen te kùnnen bedriegen - een ziel herkende, mij zóó verwant dat ik al mijn ingeboren schuwheid en al mijn aangenomen geslotenheid voor je op zij kon zetten, dat ik met jou kon spreken als nooit nog met eenig wezen, dat ik jou heb kunnen vragen wat ik nooit van iemand ter wereld zou hebben verwacht: begrip, vertrouwen, meegevoel met alle bewegingen van mijn wezen. Dat gàf je me, Liesbeth.

En nu heeft de onrust mij besprongen of 't niet

[pagina 348]
[p. 348]

‘te mooi’ was, het gevoel dat ik mij een fantasie als waarheid heb opgedrongen; het armzalig gevoel van een half blinden bedelaar die opeens bang wordt dat een hem door een edelmoedigen toeval toegeworpen goudstuk maar een opgepoetste cent is. Ze wijken wel weer, die onrust, die twijfel, als ik zie hoeveel innigheid er toch in je briefjes lacht, ja tusschen de regels doorgluurt; maar ze keeren toch telkens weer terug. Lieveling, verzet je toch niet in jóuw eenzaamheid, in je koppige zelfgenoegzaamheid, tegen de volle overgave aan een geluk dat zoo klaarblijkelijk voor ons bestemd is.

O mijn God, dat droeve, moede glimlachje, waarmee je zult zeggen: Och Joost, dat zeiden ze immers allemaal.

 

Joost


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken