Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De stille lach (1916)

Informatie terzijde

Titelpagina van De stille lach
Afbeelding van De stille lachToon afbeelding van titelpagina van De stille lach

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.79 MB)

Scans (18.40 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (0.70 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De stille lach

(1916)–Nico van Suchtelen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 360]
[p. 360]

Hagenau, Hotel de l'Europe, 12 Dec. 19..
Aan Joost Vermeer,
Aarborgschedwarsstr. 12--2, Hagenau.

JOOST, ik ben weggegaan; ik vind 't vreeselijk je dit verdriet aan te doen, maar ik kan niet anders. Zooals onze verhouding was, is ze mij lief en is ze me volkomen genoeg. Als er verandering in kwam, zou dat voor mij vermindering beteekenen. Het lijkt heel hard, dat zoo koel te zeggen, tegen jouw verlangen in; maar ik wil wààr zijn tegenover je, even oprecht wil ik dat, als jij 't wilt tegenover mij. Daarom schrijf ik dit liever met harde woorden; als ik het zèggen moest, zou ik weer zwak en week, en dus oneerlijk worden. Er was tusschen ons van begin af aan een verrassend vlug raden en begrijpen van elkaars geestelijk leven; er is voor mij daarin een groote voldoening; maar absoluut geen leegheid, geen gemis daarnaast. Ik wil je natuurlijk niet inpraten, dat mijn leven zònder leegte is. Maar die is er niet, doordat jij me iets onthouden zoudt. Zie het toch te begrijpen: het is zoo, ik kan mijn heele wezen geen geweld aan doen om jou. Ik wil die leegte, die eenzaamheid dragen, alleen, vrij en zonder verwachting van vervulling. Ik vóel niet, dat jij die vervulling geven kunt en daarom wil ik het niet hopen.

O, versta dit toch niet verkeerd; ik wijs je liefde, je toewijding, immers niet af. Ik zeg niet eens, dat ik minder van jou houd dan jij van mij; dat denk jij maar in je verblindheid. Mijn genegenheid is alleen ànders. Die dagen van m'n tournée, toen ik niet komen durfde, heb ik zoo diep gevoeld, wat het

[pagina 361]
[p. 361]

bewustzijn van je teedere vriendschap voor mij beteekent. En ook deze laatste dagen hier. Geloof me Joost, jij bent me liever dan ooit iemand geweest is. Maar ik kan niet meer zoo kinderlijk liefhebben als jij; ik kan niet meer begeeren mijn leven te binden aan een ander mensch. Ik heb gehunkerd naar den man, dien ik als m'n gelijke zou kunnen erkennen en waardeeren, en dien heb ik eindelijk gevonden, die ben jij, Joost. Ja, je bent méér; maar ik kan tóch niet zeggen: aan jou wil ik mij geven, in jou wil ik opgaan, voor en door jou wil ik leven. Die illusie heb ik voor altijd verloren. Jij, lieve droomer, alles wil je vormen naar jóuw droom! Arme Joost, je bent 'n dichter, grooter en verdwaasder dan een van ons allen, want jij dicht met je lot en leven zelf, inplaats van in verzen. Waarom wil je die diepe genegenheid, die heel oprechte en vertrouwde vriendschap, die ik voor je voel, met geweld verwringen tot een fantasiebeeld van liefde die er nu eenmaal niet is. Als ik toegaf, dan.... ja, wat dan? Voel je niet, dat wij juist dàn van elkaar zouden vervreemden? Joost, dat zal jou weer wreed klinken, maar ik wéét het immers zeker voor mijzelf: na een jaar, eerder misschien al, zou jouw liefde, als ze niet ook al uitgedoofd was, mij irriteeren, misschien vervelen; ik kan niet voor een ander leven, in een ander opgaan, op den duur. En tijdelijk, als 'n korte vlaag van geluk, een voorbijgaande bedwelming, wil ik het niet, niet met jou, Joost, juist omdat je mij zoo lief bent. Geloof mij toch, ik ken mijzelf wèl, laat mij mijzelf blijven. Ik heb een soort rust gevonden, schrik mij daar niet uit op, het heeft zoolang geduurd, eer ik tot die klaarheid kwam. Je noemt het slecht en zwak, dat ik zoo geworden ben; daarmee doe je me bitter onrecht. Wij zijn beiden ‘anders dan de anderen’, maar zoodra

[pagina 362]
[p. 362]

we elkaar in onze liefde, in onze laatste poging tot liefde, hadden teleurgesteld, zoodra wij nog ééns in wanhoop gegrepen hadden naar 't geluk en ons daarbij hadden vérgrepen aan elkaar's ziel, zouden wij onherroepelijk tegenover elkaar staan als ‘toch 't zelfde’. Joost, spaar mij die grootste vernedering...

Als je mij dwingt mijzelf wijs te maken dat ik je lief heb, dat ik je zóu liefhebben, als ik maar eerst den moed had mijn ‘trots’ op te geven.... ach Joost, ik hèb het geprobeerd mij dat alles op te dringen. Maar goddank heb ik weerstaan. Want zelfopoffering zonder noodzaak van liefde is zelfmoord en jij, Joost, bent te groot om haar te aanvaarden.

Joost, jij hebt voor jou het hoogste gevonden; ik niet. Mijn hartstocht heeft uitgeraasd en de liefde is niet gekomen. Beklaag mij, noem mij rampzalig, maar eerbiedig mijn eerlijkheid. Eisch niet, dat ik nog eens, en nu in volle bewustheid, zal mistasten. Ik wil jou niet nog méér doen lijden. En voor mijzelf wil ik geen surrogaat, geen troost, geen bedwelming, geen nieuw zelfbedrog.

Je zult me blijven liefhebben zooals nu, dat weet ik. Ik geloof dat ik het verlang, ik weet, dat het mij ééns zal troosten over veel droeve herinnering. Maar nù ga ik er om weg. Ik kan de onrust, de begeerte in je oogen niet meer verdragen, en zij zullen er niet meer uit wijken. Ik houd van je, oprecht en diep, en ik ga heen met het wanhopig gevoel, dat ik je niet missen wil en toch verlaten moet. Als je ooit bij mij terug komt en eerlijk, met een vrij hart en oprechte oogen, kunt zeggen, dat je niet méér verlangt dan mijn vriendschap alleen.... O God, Joost, ik geloof niet, dat dat gebeuren zal.

Laat mij nu met rust. Over een poosje zal je inzien, dat ik goed deed. En jij zult sterk zijn en doen ‘wat

[pagina 363]
[p. 363]

je doen moet.’ Alle dingen die ons in het leven overkomen, dienen er toch maar toe om ons stiller, in ons zelf sterker en geduldiger te maken. Het is me soms net, of de kermis van het leven al wat verder van me af raakt, en ik kalmer begin te zien in de dingen om me heen, en de verwikkelingen van mijn eigen hart. Dat zal van mij nog wel voor het grootste deel inbeelding en zelfoverschatting zijn. Maar als ik ooit weer die groote gelatenheid in mij voel, dan zal ik denken aan jou en dankbaar weten, dat jij haar zeker nog veel dieper en inniger voelen moet. Dat zal mij troosten, meer nog dan de herinnering; aan die mooiste en waarachtigste oogenblikken van mijn leven die ik met jóu doorleefd heb. Dag Joost. Wees een man!

Liesbeth


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken