Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den wech des eeuwich levens (1622)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den wech des eeuwich levens
Afbeelding van Den wech des eeuwich levensToon afbeelding van titelpagina van Den wech des eeuwich levens

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.92 MB)

ebook (11.54 MB)

XML (2.25 MB)

tekstbestand






Vertaler

Gerardus Zoes



Genre

proza

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den wech des eeuwich levens

(1622)–Antonius Sucquet–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Voor-reden.

[pagina 625]
[p. 625]

IN de twee eerste boecken is gehandelt van den wech der beghinnende ende voort-gaende, ende van de hulpen in de selve. In dit boeck moet gehandelt worden van den wech der volmaeckte, ende hunne oeffeninghen. Want bynaer alle de oeffeningen zijn eenichsins eenen-iegelijcken gemeyn, gelijck alle deughden, maer de volmaeckte besitten ende oeffenen de selve volmaecktelijcker. Ick noeme volmaeckt; niet die soodanich gheheelijck zijn: wan wie is desen? Ia, seght S. Bernardus, niemant en is volmaect,Ga naar margenoot+ die niet en begeert volmaeckter te wesen: maer de ghene die grooten voordt-ganck hebben ghedaen in de deughdt, meest in oodtmoedicheyt ende liefde, die noem ick de volmaeckste.

Maer aen-ghesien de volmaecktheydt de volmaecktheydt meest gheleghen is inde liefde Godts, soo wordt hier meestendeel gehandelt van de selve, ende van 't ghene dat de Christene siele tot die bereydt. Ende dit is suyverheyt der herten, die door de Goddelijcke gratie verkreghen wordt met ghedurighe vernieuwinghe, met onder-soeckinge sijns selfs, ende met biechte. Ick hebbe geseyt door de Goddelijck gratie, want wie kan suyver maken, dat ontfanghen is van onsuyver saet? en is hy 't niet alleen, die ondersoeckt de herten ende nieren? Maer dit en is noch niet ghenoech, want na dat den spieghel der sielen ghesuyvert is, soo moet den selven verlicht worden van de Sonne der rechtveerdicheydt. Ende hoe sal dit bequamelijcker konnen geschieden dan niet dickwijls ten H. Sacrament te gaen ende aendachtelijcken te bemercken den ghecruysten Christus onsen alder-liefsten Heere?

[pagina 626]
[p. 626]

ende door een suyver voor-nemen in alle onse wercken, door welcke wy alle onse wercken tot Godt, ende de Goddelijcke goedtheyt, als eene seer aengename offerhande souden moghen stieren, ende hem beminnen in alle creaturen, ende alle creaturen in hem. Daer na klimt de siele opwaerts om dickwijls te hebben de Goddelijcke tegenwoordicheyt, ende zijnde in dien middach ende aensien van haren Schepper gewont, wordt sy ontsteken met d'eeuwighe liefde, eene liefde, door welcke sy hem niet alleenlijck en perst met seer minnelijcke om-helsinghen, maer treckt alle dinghen tot hem, sy siet alle dinghen in hem, ende siet hem alleen in alle dingen; sy en kent niet dan Iesum, ende dien ghecruyst, hem kent sy in de kinderen, een kindt, schoon boven alle kinderen der menschen; in de jongers eenen jongelinck groeyende in gratie by Godt ende de menschen; in de mans een volmaeckt man ende haren bruydegom. Als sy desen ghevonden heeft, na dat sy hem langh ghesocht heeft, lange begheert, ende met duysent versuchtinghen, gheroepen heeft, omhelst sy hem waer sy oock is, want sy doet, oft sy eet, oft sy drinckt, oft sy iet anders doet, sy doet het al om hem, die haer heeft bemindt: ende sy leeft, sterft, ende rust in hem: ick segghe sy rust door de ruste der beschouwinge, ende sy sit in de schoonheyt van den vrede, ende rijcke ruste, ende verwerft teeckenen der salicheydt, door dien den h. Gheest ghetuyghenisse gheeft, dat sy is een kint van den hemelschen Vader, den Vader der bermherticheyt ende van den Godt van alle troost.

margenoot+
Bern. epist. 34. ad Drog.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken